Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 1
(1896)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
De Nederlandsche volkszang.Daar ruischen klaagstemmen naar alle zijden. Zij uiten alle een zelfde klacht: De Nederlandsche Volkszang staat op een laag peil! Sommigen zoeken de oorzaak in de muzikale ontwikkeling van het Nederlandsche volk. ‘De Nederlanders zijn niet muzikaal’, zeggen zij. Anderen wijten de fout aan gebrek aan volks- en vaderlandsche zangen. Als om die klacht op eenmaal te stillen, komt men van verschillende zijden met volkszangen aandragen. Reeds in Mei 1895 schreef T.A.V.E.N.U.Ga naar voetnoot(1) in haar Meialflevering een wedstrijd uit voor een volkslied met melodie. Een loffelijk streven voorwaar, maar.... dichter en componist zijn zelden in éen persoon vereenigd, daarom ware het beter geweest dat T.A.V.E.N.U. eerst had uitgeschreven voor een lied en dan voor een compositie van het bekroonde gedicht. Twee leden van het Utrechtsche Studentencorps gaven gedicht en compositie voor een volkslied: Willemien. Luitenant Clockener Brousson gaf een omwerking van zijn verzameling voor ‘Janmaat en Soldaat’, zoodat die bundel nu ook voor het gansche volk kan dienen. | |
[pagina 242]
| |
De prijs van den bundel ligt onder ieders bereik. Ook de heer E.J. Boneschanscher gaf bij de uitgeversfirma Kluwer en C° te Deventer een verzameling liederen in het licht met Nederlandschen tekst naar Heim's Volksgezangen. De melodiën zijn over liet algemeen bekend; de twee-en-veertigste druk, die het oorspronkelijk werkje beleefde, doet zulks dan ook reeds vermoeden. Men treft onder andere, composities aan van Frans Abt, C.M. von Weber en Mendelsohn-Bartholdy. In de overzetting van den Duitschen tekst is de vertaler vrij goed geslaagd. Zijn de verzen niet altijd even vloeiend, over het algemeen hebben zij dat gebrek niet. Bovendien was het geen gemakkelijke taak, die gedichtjes voor Nederland te bewerken. Van ‘Stille Liefdesmart’ lees ik liever de vertaling van Frans de Cort uit des Knaben Wunderhorn, een verzameling door Uhland uitgegeven. Mijn schat is weg, naar den vreemde heen,
Ik weet niet, ik weet niet, waarom ik ween,
Misschien is hij dood, en stijf en stom
Dus breng ik mijn dagen zoo treurig om,
van Fr. de Cort klinkt veel vloeiender dan: Ach, hij, dien ik bemin, is op reis sedert lang
En nu slaat mij het harte menigmaal zoo bang;
Misschien is hij dood en ligt in eeuw'ge rust
En die gedachte dooft mijn’ levenslust
uit de vertaling van Heim's Volksgezangen. Ook geeft De Cort 5 strophen in plaats van drie. Hetzelfde geldt voor Groet uit de vertaalde Volksgezangen en Zooveel liedjes als er klinken van Fr. de Cort: beide vertalingen van het Duitsche volkslied: So viel Stern'am Himmelstehn. Een en ander doet echter niets af aan de geschiktheid van den bundel voor zangvereenigingen en huisgezin. Den vertaler veel succes! | |
[pagina 243]
| |
Voor volkszangen is de bundel echter minder bruikbaar. Er zijn onder de vijftig nummers, die het bundeltje vormen, slechts 3 als Volksliederen geschikt: Nederland; Verlangen naar het Vaderland en het Vaandel. De lustige melodie van Ferdinand Huber bij de woorden van Veedrijven; de melodie van Frans Abt bij de woorden van Schipperslied, gevoegd bij de drie bovenvermelde zangen maken het boekje niet tot een bundel volkszangen. Dat de Nederlandsche volkszang op zeer lagen trap staat is een feit, doch wat daarvan de oorzaak is, niet gemakkelijk uit te maken. Dat ons volk niet muzikaal is, zou ik niet durven beweren. Ons volk uit zich niet, het is stug, op koel af. Misschien verklaart dit het gebrek aan geestdrift, die er noodig is, om een goeden volkszang te bezitten. ‘Niet muzikaal’ is wat veel gezegd. Wij bezitten geen Volkszangen. Maar wat is dan ons Wilhelmus, ons Vlaggenlied van den ijveraar voor onzen volkszang Dr Heye, ons In naam van Oranje doet open de poort. En is dan Da Costa's Zij zullen ons niet hebben geen echt nationaal lied? Zou er ooit een krachtiger gezongen worden? Men behoeft het nu juist niet met den geheelen inhoud eens te zijn, om het tot de geschikte vaderlandsche liederen te rekenen. Welnu dit zijn er slechts enkele uit de reeks, die wel is waar niet groot is, doch die toch weerspreekt, dat wij geen volkszangen bezitten. De meeste der vaderlandsche liederen vindt men in een werkje, uitgegeven bij de firma D. Noothoven van Goor te Leiden. De eerste bundel van bedoelde uitgave draagt tot opschrift: Gezelschapsliederen, of uitgezochte verzameling van 74 Nederlandsche zangen met de in gebruik zijnde melodieën. | |
[pagina 244]
| |
De tweede bundel wordt aangekondigd door: Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 58 Nederlanclsche zangen enz. Bij 19 melodieën vindt men hier de pianopartij. De boekjes zijn zeer oud. Of ze nog verkrijgbaar zijn, durf ik niet met zekerheid zeggen, doch zoo dat niet het geval is, ware door een herdruk dier bundeltjes, waarvan de inhoud zeker niet verouderd is, onze Volkszang gebaat; want de beide deeltjes bevatten keur van liedjes. Vele werden mij als kind geleerd, de melodieën speelde ik later op de piano. Ik schatte ze altijd boven andere zangen en tot heden toe is mij geen verzenbundel bekend, die schoonere en betere volkszangen geeft dan de bovengenoemde verzamelingen. Een volksuitgave van een vijftigtal der meest geschikte zou reeds een mooien bundel volkszangen geven, dien ik dan zou wenschen aangevuld te zien met: Te Waterloo en Onze Leus van Frans De Cort, benevens Nederland en Het Vaandel uit Heims VolksgezangenGa naar voetnoot(1). Johanna Diepenhorst. |
|