in zooverre als zij meer dan een Nederlander er toe bewogen heeft om de Hollandsche muziek door middel van dit blad meer prominent onder de aandacht van ons publiek te brengen. Dezer dagen ontvingen wij van het algemeen Nederlandsch verbond tot verbreiding der Nederlandsche Taal (Brussel) het tweede deel van het ‘Nederlandsche Liederboek’ uitgegeven door het Willems-Fonds te Gent, België, bevattende het beste en eigenaardigste van wat door dichters en komponisten uitNoord enZuid werd voortgebracht, zooals verhalende liederen, minneliederen, luimige liederen, studenten-, kinder- en matrozenliederen. Een groot deel van den Ínhoud is voor ons van weinige beteekenis, maar vele van die vaderlandsche liedjes zullen door alle volken die Hollandsch verstaan, en dus ook door het onze, zeer genoten worden. Twee minneliederen van W.F.G. Nicolai, den komponist van het Vrijstaatsche Volkslied, zijn alleen den prijs van het boek waard. Als onze jonge kerels zich die liederen aanschaffen en ze goed voordragen, dan zou het al heel koele nooiens moeten zijn die hen zoo maar onverschillig kunnen afwijzen. Integendeel, het is eer te verwachten dat onze jonge dames zelve smaak in Hollandsche muziek zullen krijgen en geen ander zingen waar dit verholpen kan worden.
De secretaris van het Nederlandsch Verbond, de heer H. Meert, schrijft ons dat het ‘Liederboek’ grooten opgang in de Nederlanden gemaakt heeft en dat het eerste deel spoedig uitverkocht was, zoodat er binnenkort een tweede uitgave van zal verschijnen.
Verder hebben wij de ontvangst te erkennen van een aantal Hollandsche zangstukken ons toegezonden door den heer W.G. Schmidt, van Schmidtsdrift, waaronder