| |
| |
| |
Lotte van Poppel en Roosmaryn Pilgram
Bibliografie argumentatietheorie 2007
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publicaties over argumentatie die in 2007 zijn verschenen (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen zijn theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publicaties. Bij de samenstelling is gebruikgemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels te kunnen opnemen, zijn de annotaties beknopt gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publicaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan ISSA Documentatiecentrum, Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
| |
Gebruikte afkortingen:
AA |
Argumentation & Advocacy |
ARGU |
Argumentation |
CM |
Communication Monographs |
CT |
Communication Theory |
DP |
Discourse Processes |
IL |
Informal Logic |
PC |
Pragmatics & Cognition |
PhRh |
Philosophy & Rhetoric |
QJS |
Quarterly Journal of Speech |
TvT |
Tijdschrift voor Taalbeheersing |
| |
Adler, Jonathan E. 2007
‘Asymmetrical analogical arguments’. In ARGU, jrg. 21, nr. 1, pp. 83-92.
In dit artikel laat Adler zien dat er sprake kan zijn van een asymmetrie binnen vergelijkingsargumentatie. Vervolgens verdedigt hij de stelling dat deze asymmetrie een belangrijke rol speelt bij het begrijpen van vergelijkingsargumenten.
| |
Birdsell, David S. & Leo Groarke 2007
‘Outlines of a theory of visual argument’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 103-113.
In dit artikel beschrijven de auteurs de hoofdlijnen van een theorie voor visuele argumenten.
| |
| |
| |
Blair, J. Anthony, Hans V. Hansen, Ralph H. Johnson & Christopher W. Tindale David M. Godden (Red.) 2007 Dissensus and the Search for Common Ground. Proceedings of the Seventh OSSA Conference. Windsor: University of Windsor (CD-rom).
In deze proceedings op CD-rom zijn artikelen opgenomen die zijn gepresenteerd op de conferentie die in juni 2007 in Windsor werd georganiseerd door de Ontario Society for the Study of Argumentation (OSSA). Vanuit verschillende benaderingen (formele en informele logica, (pragma-)dialectiek, klassieke en moderne retorica) worden in deze proceedings onder andere thema's als argumentatievormen, de bewijslast, drogredenen, common ground, stijlfiguren en politieke en juridische argumentatie behandeld.
| |
Braet, Antoine 2007a De anatomie van overtuigingskracht: Verzamelde lessen over klassieke en moderne toespraken (en enkele andere wervende genres). Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden.
In dit boek bundelde Braet tien van zijn eerder gepubliceerde artikelen en lezingen ter gelegenheid van de afsluiting van zijn loopbaan aan de Universiteit van Leiden. Op basis van de klassieke retorica bespreekt hij het taalvaardigheidsonderwijs Nederlands, analyseert hij moderne en klassieke toespraken en bespreekt hij betogen als reclameteksten en oorlogspropaganda.
| |
Braet, Antoine 2007b De redelijkheid van de klassieke retorica. Leiden: Leiden University Press
Braet beschrijft in dit boek de bijdrage van klassieke retorici aan de geschiedenis van de argumentatietheorie. Aan de hand van een analyse van drie representatieve klassieke werken geeft hij aan welke klassiek-retorische begrippen de voorlopers vormen van noties uit de moderne normatieve argumentatietheorie.
| |
Braet, Antoine 2007c Retorische kritiek: Overtuigingskracht van Cicero tot Balkenende. Den Haag: Sdu Uitgevers.
In dit boek biedt Braet een overzicht van de klassieke overtuigingsmiddelen. Hij legt daarmee een basis voor de analyse van de inhoud, opbouw, stijl en presentatie van zowel mondelinge als schriftelijke betogen.
| |
Braet, Antoine 2007d
‘The oldest extant rhetorical contribution to the study of fallacies (Cicero On invention, 1.78-96, and Rhetoric to Herennius, 2.31-46: Reducible to Hermagoras?)’. In PhRh, jrg. 40, nr. 4, pp. 416-433.
Braet concludeert in dit artikel dat er substantiële overeenkomsten zijn tussen de De Inventione en de Rhetorica ad Herennium in de wijze waarop verschillende typen argumentatieve fouten worden onderscheiden. Deze overeenkomsten wijzen op een traditie, waarvan Hermagoras deel uitgemaakt zou hebben en waarvan hij wellicht aan de basis heeft gestaan.
| |
Browne, Stephen H. 2007
‘Rhetorical criticism and the challenges of bilateral argument’. In PhRh, jrg. 40, nr. 1, pp. 108-118.
Aan de hand van Johnstones ‘bilaterale argument’ stelt de auteur manieren voor waarop men aan de eisen van het uiten van retorische kritiek kan voldoen.
| |
| |
| |
Carozza, Linda 2007
‘Dissent in the midst of emotional territory’. In IL, jrg. 27, nr. 2, pp. 197-210.
Carozza bespreekt geschillen die doordrenkt zijn van emotie. Ze breidt Gilberts emotional mode of argumentation uit om classificatie van verschillende typen emotionele argumenten mogelijk te maken.
| |
Corner, Adam & Ulrike Hahn 2007
‘Evaluating the meta-slope: Is there a slippery slope argument against slippery slope’. In ARGU, jrg. 21, nr. 4, pp. 349-359.
In dit artikel betogen Corner en Hahn dat Enochs visie op slippery slope argumenten onhoudbaar is. Enoch betoogt dat deze argumenten inherent onwenselijk zijn. Corner en Hahn bespreken de conceptuele en empirische tekortkomingen in Enochs redenering.
| |
Degano, Chiara 2007
‘Dissociation and presupposition in discourse: A corpus study’. In ARGU, jrg. 21, nr. 4, pp. 361-378.
In dit artikel combineert Degano verschillende theoretische en methodologische middelen voor de analyse van discussies. Ze kijkt daarbij in het bijzonder naar argumentatiestructuren.
| |
Dichy, Joseph 2007 ARGU, jrg. 21, nr. 2, pp. 197-203.
Bespreking van Maroun Aouad (2007). Averroès (Ibn Rušd), Commentaire moyen à la Rhétorique d'Aristote. Edition critique du texte arabe et traduction française. Paris: Vrin.
| |
Eemeren, Frans H. van, J. Anthony Blair, Charles A. Willard & Bart Garssen (Red.) Proceedings of the sixth conference of the International Society for the Study of Argumentation. Amsterdam: Sic Sat.
Deze proceedings, bestaande uit deel A-K en deel L-Z, omvat meer dan tweehonderd artikelen die gepresenteerd zijn op de zesde ISSA-conferentie (Amsterdam, juni 2006). De artikelen zijn geschreven vanuit verschillende academische tradities en achtergronden, en vertegenwoordigen een breed scala aan academische disciplines en benaderingen zoals taalbeheersing, (formele en informele) logica, (klassieke en moderne) retorica, filosofie, linguïstiek, discoursanalyse, pragmatiek, rechten, politicologie, psychologie, pedagogiek, theologie, en kunstmatige intelligentie.
| |
Eemeren, Frans H. van & Bart Garssen 2007
‘Kwantitatief empirisch onderzoek van argumentatie: Ter inleiding’. In TvT, jrg. 29, nr. 3, pp. 193-195.
In dit artikel, een introductie voor het themanummer van het Tijdschrift voor Taalbeheersing over empirisch argumentatieonderzoek, beschrijven de auteurs de vijf typen kwantitatief onderzoek die op dit gebied kunnen worden onderscheiden: persuasieonderzoek, conceptonderzoek, identificatieonderzoek, effectonderzoek en corpusonderzoek.
| |
Eemeren, Frans H. van, Bart Garssen & Bert Meuffels 2007
‘De conventionele deugdelijkheid van de pragma-dialectische discussieregels’. In TvT, jrg. 29, nr. 3, pp. 251-274.
| |
| |
De auteurs doen verslag van een onderzoeksproject waarin de conventionele deugdelijkheid van de pragma-dialectische discussieregels is onderzocht. Het blijkt dat de redelijkheidsnormen die gewone taalgebruikers toepassen bij de beoordeling van argumentatie grotendeels overeenkomen met de pragma-dialectische regels.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2007a
‘Countering fallacious moves’. In ARGU, jrg. 21, nr. 3, pp. 243-252.
Van Eemeren and Houtlosser zien drogredenen als ‘ontsporingen (derailments) van strategisch manoeuvreren’ die tegen een norm van kritische redelijkheid ingaan. In dit artikel betogen Van Eemeren en Houtlosser dat de partij die een dergelijke ontsporing bemerkt zodanig moet manoeuvreren dat de ontsporing wordt herkend en een ‘hersporing’ (re-railment) plaatsvindt waardoor de discussie kan worden voortgezet. Er dient, met andere woorden, een metadiscussie of subdiscussie gehouden te worden.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2007b
‘Kinship: The relationship between Johnstone's ideas about philosophical argument and the pragma-dialectical theory of argumentation’. In PhRh, jrg. 40, nr. 1, pp. 51-70.
De auteurs gaan na hoe Johnstones opvatting over het filosofisch argument zich verhoudt tot de pragma-dialectiek. In beide gevallen kunnen alleen argumenten ex concessis als deugdelijk worden beschouwd en beide hanteren een kritisch ideaal van geldigheid terwijl ze ook rekening houden met het persuasieve doel van argumenten.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2007c
‘The contextuality of fallacies’. In IL, jrg. 27, nr. 1 pp. 59-68.
In dit artikel tonen Van Eemeren en Houtlosser aan dat Waltons (and Walton and Krabbes) term dialogue type een mengeling is van empirische en normatieve ideeën. Vervolgens bespreken ze Waltons contextuele analyse van drogredenen als onrechtmatige dialectische verschuivingen en pleiten ze voor een alternatief waarin zowel empirische als normatieve dimensies in acht worden genomen.
| |
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser 2007d
‘The study of argumentation as normative pragmatics’. In PC, jrg. 15, nr. 1, pp. 161-177.
De auteurs pleiten voor een onderzoeksprogramma dat normatieve pragmatiek aanwendt om niet alleen de normatieve en beschrijvende aspecten van argumentatieonderzoek samen te kunnen brengen, maar ook retorische en dialectische perspectieven. Door gebruik van het concept strategisch manoeuvreren, dat verwijst naar het streven van discussianten om zowel dialectische als retorische doelen te verwezenlijken, kunnen de perspectieven gecombineerd worden.
| |
Eemeren, Frans H. van, Peter Houtlosser & A. Francisca Snoeck Henkemans 2007 Argumentative indicators in discourse:A pragma-dialectical study. Dordrecht: Springer.
Dit boek is het resultaat van een onderzoeksproject gericht op het identificeren en analyseren van woorden en uitdrukkingen die van direct belang zijn voor het op adequate wijze reconstrueren van argumentatieve discussies en betogen. Het is de Engelstalige versie van Argumentatieve indicatoren in het Nederlands: Een pragma-dialectische studie (2005, Amsterdam: Rozenberg Publishers).
| |
| |
| |
Finocchiaro, Maurice 2007
‘Arguments, meta-arguments, and metadialogues: A reconstruction of Krabbe, Govier, and Woods’. In ARGU, jrg. 21, nr. 3, pp. 253-268.
In dit artikel definieert Finocchiaro een meta-argument als een argument over één of meerdere argumenten, en een grondniveauargument als een argument dat geen meta-argument is. Vervolgens maakt hij van Krabbes metadialogische beschrijving een monolectische metaargumentatieve terminologie door vijf typen meta-argumenten te beschrijven die overeenkomen met analyses van o.a. Copi, Govier, Woods en Hudak.
| |
Gaipa, Mark 2007
‘A creative psalm of brotherhood’: The (de)constructive play in Martin Luther King's ‘Letter from Birmingham Jail’. In QJS, Vol. 93, No. 3, pp. 279-307.
De auteur bespreekt het schrijfproces van Kings Letter from Birmingham Jail en Kings figuurlijk taalgebruik in deze brief. De auteur tracht te laten zien dat beide essentieel zijn voor zowel Kings politieke strategie van geweldloos verzet als zijn argument tegen segregatie.
| |
Gibbons, Michelle G. 2007
‘Seeing the mind in the matter: Functional brain imaging as framed visual argument’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 175-188.
De auteur bespreekt de wijze waarop beelden van de hersenen waarin breinactiviteit is gemarkeerd, worden gebruikt als argument. Aan de hand van argument frames kan worden verklaard hoe en waarom zulke beelden in wetenschappelijke bladen verschijnen als complexe weergave van breinactiviteit en in kranten als visueel bewijs van gedachten.
| |
Gilbert, Michael A. 2007a
‘Natural normativity: Argumentation theory as an engaged discipline’. In IL, jrg. 27, nr. 2, pp. 149-161.
Volgens Gilbert refereert natuurlijke normativiteit aan de middelen waarmee sociale en culturele controles kunnen worden geplaatst in argumentatief gedrag. In dit artikel legt Gilbert natuurlijke normativiteit uit aan de hand van de pragma-dialectiek, de informele logica en de retorica. Ten slotte past hij de theorie toe op de Biro-Siegel challenge.
| |
Gilbert, Michael A. 2007b IL, jrg. 27, nr. 3, pp. 303-304.
Bespreking van Wayne C. Booth (2004). The rhetoric of rhetoric: The quest for effective communication. Malden, MA: Blackwell Publishing.
| |
Gordon, Thomas F., Henry Prakken & Douglas Walton 2007
‘The Carneades model of argument and burden of proof’. In Artificial Intelligence, jrg. 171, nr. 10-11, pp. 875-896.
Om de tekortkomingen in huidige kunstmatige argumentatiemodellen te ondervangen, hebben Gordon, Prakken en Walton het Carneades argumentatiemodel ontwikkeld waarmee argumenten kunnen worden geconstrueerd, geëvalueerd en gevisualiseerd. Dit model houdt rekening met de procedurele en dialogische aspecten van argumentatie, zoals verschuivende bewijslast en de rol van kritische vragen, en is vooral een aanwinst voor het modelleren van | |
| |
juridische argumentatie omdat de burden of production en de burden of persuasion afzonderlijk behandeld kunnen worden.
| |
Glenister Roberts, Kathleen 2007
‘Visual argument in intercultural contexts: Perspectives on folk / traditional art’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 152-163.
De auteur betoogt dat volkskunst een unieke vorm van visuele argumentatie is, waarmee de groepsidentiteit kan worden ondersteund. In dit artikel wordt de rol van volkskunst in visuele argumentatie verklaard aan de hand van de ontwikkeling van de kralensieraden van de Blackfeetindianen tussen 1895 en 1935.
| |
Godden, David M. & Douglas Walton 2007a
‘A theory of presumption for everyday argumentation’. In PC, jrg. 15, nr. 2, pp. 313-346.
Gebruikmakend van verschillende moderne modellen geven de auteurs een karakterisering van de aard, functie, structuur en kracht van presumptie.
| |
Godden, David M. & Douglas Walton 2007b
‘Advances in the theory of argumentation schemes and critical questions’. In IL, jrg. 27, nr. 3, pp. 267-292.
In dit artikel geven Godden en Walton een normatieve beschrijving van argumentatieschema's. Ze stellen dat de R.S.A cogency een verklaring biedt voor de kritische vragen die bij de verschillende typen argumentatieschema's horen en leggen uit wat de relatie is tussen deze kritische vragen en de bewijslast.
| |
Goddu, Geoff C. 2007a
‘Walton on argument structure’. In IL, jrg. 27, nr. 1, pp. 5-26.
In dit artikel pleit Goddu dat Waltons bespreking van het linked- / convergent- onderscheid incompleet is. Het uitwerken van de details van Waltons ideeën leidt altijd tot één van de volgende problemen: een ondeugdelijk theoretisch onderscheid of een deugdelijk theoretisch onderscheid dat onnodig is.
| |
Goddu, Geoff C. 2007b IL, jrg. 27, nr. 3, pp. 293-299.
Bespreking van Mark Vorobej (2006). A theory of argument. Cambridge: Cambridge University Press.
| |
Goodwin, Jean 2007a
‘Argument has no function’. In IL, jrg. 27, nr. 1, pp. 69-90.
Goodwin geeft in dit artikel een alternatief voor Waltons functional theory of argumentative pragmatics. Haar alternatief houdt rekening met de strategische manier waarop deelnemers normen opleggen om hun argumenten kracht bij te zetten.
| |
Goodwin, Jean 2007b
‘Theoretical pieties, Johnstone's impiety, and ordinary views of argumentation’. In PhRh, jrg. 40, nr. 1, pp. 36-50.
| |
| |
De auteur behandelt de problemen die docenten hebben bij het reageren op ideeën van studenten over argumenteren als vijandige en nutteloze bezigheid. Meestal beweren docenten dan dat argumenteren juist een alternatief voor geweld is en dat argumenten acceptabel kunnen zijn als ze niet persoonlijk zijn. Aangezien de filosoof Johnstone deze argumenten heeft weerlegd, stelt de auteur voor dat docenten benadrukken dat mensen door te argumenteren voor zichzelf kunnen opkomen, respect verdienen en anderen leren respecteren.
| |
Graaf, Anneke de, José Sanders, Hans Beentjes & Hans Hoeken 2007
‘De rol van identificatie in narratieve overtuiging’. In TvT, jrg. 29, nr. 3, pp. 237-250.
In dit artikel wordt verslag gedaan van empirisch onderzoek naar de mate waarin identificatie met personages de opinie van lezers beïnvloedt. Lezers blijken meer empathie te voelen voor personages vanuit wiens perspectief het verhaal is geschreven en hun standpunten ook eerder te accepteren.
| |
Hahn, Ulrike & Mike Oaksford 2007
‘The burden of proof and its role in argumentation’. In ARGU, jrg. 21, nr. 1, pp. 39-61.
Hahn en Oaksford stellen dat het doel in het recht is om praktische besluiten te nemen, terwijl het doel in een kritische discussie vaak simpelweg het vergroten of verminderen van geloof in een bepaalde propositie is. In dit artikel doen Hahn en Oaksford onderzoek naar de gevolgen die dit onderscheid heeft voor de rol van de bewijslast in argumentatie.
| |
Hample, Dale 2007
‘The arguers’. In IL, jrg. 27, nr. 2, pp. 163-178.
Hample pleit in dit artikel voor Brockriedes opmerking dat ‘argumenten niet in uitspraken zitten, maar in mensen’. Daadwerkelijke argumentatie komt exclusief tot stand door mensen (als producenten of ontvangers), nooit door bijvoorbeeld woorden op papier.
| |
Hansen, Hans V. 2007 IL, jrg. 27, nr. 3, pp. 299-302.
Bespreking van Harry J. Gensler (2006). Historical dictionary of logic. Lanham, Toronto and Oxford:The Scarecrow Press.
| |
Hansen, Hans V. & Robert C. Pinto (Red.) 2007 Reason reclaimed: Essays in honour of J. Anthony Blair and Ralph H. Johnson. Newport News, VA: Vale Press.
In dit boek zijn negentien artikelen van prominente onderzoekers bijeengebracht ter ere van Anthony Blair en Ralph Johnson. De artikelen behandelen onderwerpen als de dialectica, de bewijslast, drogredenen en de aard en reikwijdte van argumenten.
| |
Hatfield, Katherine L., Ashley Hinck, & Marty J. Birkholt 2007
‘Seeing the visual in argumentation: A rhetorical analysis of UNICEF Belgium's smurf public service announcement’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 144-151.
In dit artikel gebruiken de auteurs Blairs visuele argumentatietheorie om de Smurf-boodschap van algemeen nut van UNICEF uit 2005 te analyseren. Uit de analyse volgen enkele implicaties voor onderzoekers van argumentatie en retorica.
| |
| |
| |
Hauser, Gerard A. 2007
‘Vernacular discourse and the epistemic dimension of public opinion’. In CT, jrg. 17, nr. 4, pp. 333-339.
In dit artikel pleit de auteur voor een deliberatief model met betrekking tot de publieke opinie dat rekening houdt met uitwisselingen tussen gewone burgers. Hij betoogt dat de normen die gewone burgers hanteren voor het beoordelen van redeneringen en bewijzen, en hun manier van argumenteren de presupposities en rationaliteit van autoriteiten betwisten. Ten slotte betoogt de auteur dat internetcommunicatie nieuwe mogelijkheden voor informatieverstrekking en publieke participatie biedt.
| |
Hietanen, Mika 2007
‘The argumentation in Galatians’. In Acta Theologica, nr. 9, pp. 99-120.
Veel theologen hebben retorische en argumentatieve elementen in de Brief van Paulus aan de Galaten geanalyseerd, maar nog niet met behulp van moderne argumentatietheorie. Daarom pleit Hietanen in dit artikel voor een pragma-dialectische benadering van de Galaten om meer inzicht te krijgen in Paulus’ argumentatie.
| |
Hornikx, Jos 2007
‘Hoe goed zijn taalgebruikers in het selecteren van overtuigende evidentie?’. In TvT, jrg. 29, nr. 3, pp. 224-236.
De auteur presenteert onderzoek waarin de verwachting van gewone taalgebruikers over welke evidentietypen overtuigend zouden moeten zijn, werd vergeleken met de daadwerkelijke overtuigingskracht. De rangschikking van de evidentietypen bleek in grote mate overeen te komen.
| |
Hornikx, Jos & Hans Hoeken 2007
‘Cultural differences in the persuasiveness of evidence types and evidence quality’. In CM, jrg. 74, nr. 4, pp. 443-463.
De auteurs doen verslag van empirisch onderzoek naar culturele verschillen in de relatieve overtuigingskracht van evidentietypen. Uit twee experimenten onder Nederlandse en Franse respondenten blijkt dat er inderdaad een verschil is. Ook blijken de Nederlandse respondenten normatief sterke statistische en expertevidentie overtuigender te vinden dan zwakke vormen van die typen.
| |
Hoven, Paul van den 2007
‘Causale relaties: Een onomasiologische benadering’. In TvT, jrg. 29, nr. 2, pp. 97-134.
Op basis van twee tekstanalyses gaat de auteur na in hoeverre betogende teksten indicatoren bevatten die aangeven of er sprake is van een epistemisch of inhoudelijk causaal verband tussen (sub)standpunt en argument. Het blijkt dat de relaties vaak ongemarkeerd zijn en dat indicatoren vaker onderin de argumentatiestructuur voorkomen.
| |
Huspek, Michael 2007
‘Normative potentials of rhetorical action within deliberative democracies’. In CT, jrg. 17, nr. 4, pp. 356-366.
| |
| |
In dit artikel betoogt Huspek dat het bestuderen van de retorische praktijken van minderheidsgroepen uitnodigt tot een kritische revaluatie van Habermas’ discoursgebaseerde theorie van de publieke sfeer. Dit suggereert dat enige aanpassing van Habermas’ normatieve aanbevelingen voor deliberatieve democratieën op zijn plaats is.
| |
Innocenti Manolescu, Beth 2007
‘Shaming in and into argumentation’. In ARGU, jrg. 21, nr. 4, pp. 379-395.
Innocenti Manolescu introduceert in dit artikel een normatief pragmatisch model voor praktische redeneringen bij een shame appeal en betoogt dat de verklarende kracht van dit model de meer traditionele benadering voorbijstreeft.
| |
Jacquette, Dale 2007a
‘Deductivism and the informal fallacies’. In ARGU, jrg. 21, nr. 4, pp. 335-347.
In dit artikel pleit Jacquette voor een algemene thesis over de aard van drogredenen. Hij overweegt een aantal oplossingen voor Burleighs paradox over de deductieve validiteit van een hypothetische oplossing en legt vervolgens de dubbelzinnigheiddrogreden bloot die eraan ten grondslag ligt.
| |
Jacquette, Dale 2007b
‘Two sides of any issue’. In ARGU, jrg. 21, nr. 2, pp. 115-127.
De auteur onderzoekt in dit artikel de epistemologische voor- en nadelen van een situatie waarin slechts één discussiant de rol van zowel de voor- als tegenstander op zich neemt, ten opzichte van een situatie waarin onafhankelijke discussianten ieder een kant van de zaak bekijken. Hij concludeert dat er geen verschil tussen de situaties is zolang de discussianten maar de oprechte intentie hebben de waarheid te vinden.
| |
Jansen, Henrike 2007a
‘Refuting a standpoint by appealing to its outcomes: Reductio ad absurdum vs. argument from consequences’. In IL, jrg. 27, nr. 3, pp. 249-266.
Jansen concludeert in dit artikel dat reductio ad absurdum (RAA)-argumentatie niet kan worden getypeerd door een specifieke inhoud, maar moet worden gezien als een argumentatievorm. Daarnaast geeft ze tips voor het onderscheiden van RAA-argumentatie en argumentatie op basis van gevolgen.
| |
Jansen, Henrike 2007b
‘Zwijgen als conversationele implicatuur: Over het nut van een Griceaans perspectief op wetsinterpretatie’. In TvT, jrg. 29, nr. 2, pp. 171-183.
De auteur betoogt dat een Griceaanse benadering wel verheldert hoe de interpretatie van rechtsregels verloopt, maar dat juridische inzichten noodzakelijk blijven voor de analyse en evaluatie van juridische argumentatie.
| |
Jenks, Rod 2007
‘The sounds of silence: Rhetoric and dialectic in the refutation of Callicles in Plato's Gorgias’. In PhRh, jrg. 40, nr. 2, pp. 201-215.
Jenks concludeert dat Callicles niet als stroman gezien moet worden in Plato's Gorgias en dat de argumentatie van Socrates tegen de positie van Callicles zowel compleet als coherent is.
| |
| |
| |
Johnstone, Henry W. 2007
‘The philosophical basis of rhetoric’. In PhRh, jrg. 40, nr. 1, pp. 15-26.
De auteur bespreekt de filosofische basis van retorica en stelt dat retoriek de mens van het dier onderscheidt.
| |
Jørgensen, Charlotte 2007
‘The relevance of intention in argument evaluation’. In ARGU, jrg. 21, nr. 2, pp. 165-174.
In dit artikel pleit Jørgensen ervoor dat het overwegen van de intenties van een redenaar van belang is voor zowel het produceren als het evalueren van retorisch discours. Ze presenteert een standard of fairness die het critici mogelijk maakt om de intenties van een redenaar mee te nemen in de evaluatie van zijn argumentatie.
| |
Kienpointner, Manfred 2007
‘Revolutionary rhetoric: Georg Büchner's Der Hessische Landbote (1834) - A case study’. In ARGU, jrg. 21, nr. 2, pp. 129-149.
De auteur analyseert en evalueert de argumentatieve en stilistische structuur van Der Hessische Landbote van Georg Büchner (1813-1837). Hij pleit ervoor dat propagandistische teksten als deze geëvalueerd worden vanuit retorisch perspectieven en op basis van normen voor redelijke discussies.
| |
Kjeldsen, Jens E. 2007
‘Visual argumentation in Scandinavian political advertising: A cognitive, contextual, and reception oriented approach’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 124-132.
In dit artikel wordt nagegaan hoe visuele argumenten in een Deense politieke advertentie geïdentificeerd moeten worden en hoe het publiek ze reconstrueert.
| |
Kloosterhuis, Harm 2007
‘Strategisch manoeuvreren met taalkundige argumenten in rechterlijke uitspraken’. In TvT, jrg. 29, nr. 2, pp. 159-170.
In dit artikel laat de auteur zien hoe rechters door strategisch te manoeuvreren een interpretatief besluit zo proberen te presenteren en onderbouwen dat het zowel redelijk als aanvaardbaar overkomt. De auteur richt zich op uitspraken met taalkundige argumenten waarin het strategisch manoeuvreren ontspoort en drogredelijk wordt.
| |
Kock, Christian 2007a
‘Dialectical obligations in political debate’. In IL, jrg. 27, nr. 3, pp. 223-247.
De auteur tracht in dit artikel aannemelijk te maken dat politieke debatten een opzichzelfstaand domein vormen binnen argumentatie. De auteur concludeert dat een redenaar binnen dit domein goede tegenargumenten dient te bespreken en moet aantonen waarom de argumenten voor zijn standpunt toch sterker zijn.
| |
Kock, Christian 2007b
‘Is practical reasoning presumptive?’. In IL, jrg. 27, nr. 1, pp. 91-108.
Kock concludeert in dit artikel dat argumentwaardering noodzakelijkerwijze subjectief is. Volgens hem is dit het geval omdat het in praktische redenering om een voorstel draait, niet om een propositie.
| |
| |
| |
Kock, Christian 2007c
‘Norms of legitimate dissensus’. In IL, jrg. 27, nr. 2, pp. 179-196.
In dit artikel bespreekt de auteur legitieme dissensus: aanhoudende onenigheid tussen redelijke discussianten die redelijk discussiëren. Op basis van de ethische en politieke filosofie stelt hij een aantal normen voor die gelden voor de evaluatie van legitieme dissensus.
| |
Korevaart, Korrie, Henrike Jansen & Jaap de Jong 2007 Het woud van de retorica: Bundel voor Antoine Braet bij zijn afscheid van de opleiding Nederlandse taal en cultuur van de Universiteit Leiden. Leiden: Stichting Neerlandistiek Leiden.
Deze bundel voor Antoine Braet verscheen ter gelegenheid van zijn afscheid van de opleiding Nederlandse taal en cultuur van de Universiteit Leiden. Voor deze bundel schreven zijn collega's en studenten artikelen over de rol van de retorica in hun eigen onderzoek.
| |
Krabbe, Erik C.W. 2007a
‘On how to get beyond the opening stage’. In ARGU, jrg. 21, nr. 3, pp. 233-242.
De auteur betoogt in dit artikel dat er in de pragma-dialectische openingsfase onenigheid kan ontstaan tussen de discussiepartijen. Hij stelt dat een succesvolle openingsfase echter ook het geschil kan oplossen zonder dat er een argumentatiefase aan te pas hoeft te komen. De auteur geeft daarom een aantal maatregelen die de openingsfase verlichten zonder de argumentatiefase overbodig te maken.
| |
Krabbe, Erik C.W. 2007b ARGU, jrg. 21, nr. 1, pp. 101-113.
Bespreking van James B. Freeman (2005). Acceptable premises: An epistemic approach to an informal logic problem. Cambridge: Cambridge University Press.
| |
Krabbe, Erik C.W. & Jan Albert van Laar 2007
‘About old and new dialectic: Dialogues, fallacies, and strategies’. In IL, jrg. 27, nr. 1, pp. 27-58.
Krabbe en Van Laar bespreken in dit artikel de overeenkomsten en verschillen tussen de oude en nieuwe dialectiek. Aan de hand een vergelijking van dialoogtypen, drogredenen en strategieën laten ze zien dat de oude dialectiek in verscheidene opzichten de nieuwe dialectiek voorspelt.
| |
Kraus, Manfred 2007
‘From figure to argument: Contrarium in Roman rhetoric’. In ARGU, jrg. 21, nr. 1, pp. 3-19.
In dit artikel bestudeert Kraus de logische vorm van het contrarium, een type argument uit de Romeinse retorica. De auteur betoogt dat het persuasieve effect van dit type argument afhankelijk is van de validiteit van de schijnbare onverenigbaarheid van de majorpremissen, wat juist het zwakke punt van het argument lijkt.
| |
Laar, Jan Albert van 2007
‘Pragmatic inconsistency and credibility’. In ARGU, jrg. 21, nr. 3, pp. 317-334.
Van Laar onderzoekt in dit artikel of de beschuldiging van pragmatische inconsistentie dialectisch verantwoord kan zijn in argumentatieve discussies. Hij concludeert dat dit inderdaad het geval is onder speciale omstandigheden en het gezien kan worden als een strategische | |
| |
manoeuvre waarmee een discussiepartij probeert zijn dialectische en retorische doelen in overeenstemming te brengen.
| |
Lagerwerf, Luuk 2007
‘Irony and sarcasm in advertisements: Effects of relevant inappropriateness’. In Journal of Pragmatics, jrg. 39, nr. 10, pp. 1702-1721.
Lagerwerf doet verslag van twee studies naar de effecten van ironie in reclame en sarcasme in publieke informatie. Ironische reclame blijkt meer te worden gewaardeerd wanneer de ongepastheid in de boodschap correct wordt geïnterpreteerd als ironie. Ironie en sarcasme lijken de informatieoverdracht echter in de weg te staan: het belang van de maatschappelijke thema's in de sarcastische boodschappen werd negatief gewaardeerd.
| |
Mackenzie, Jim 2007
‘Equivocation as a point of order’. In ARGU, jrg. 21, nr. 3, pp. 223-231.
In dit artikel bespreekt de auteur wat een taalgebruiker moet doen wanneer hij geconfronteerd wordt met dubbelzinnig taalgebruik dat leidt tot een directe inconsistentie. De auteur betoogt dat zo'n taalgebruiker een point of order moet maken waarin hij op de inconsistentie wijst.
| |
May, Matthew S. 2007 QJS, Vol. 93. No. 4, pp. 470-473.
Bespreking van Bryan Garsten (2006). Saving persuasion:A defense of rhetoric & judgment. Cambridge, MA: Harvard University Press.
| |
Mazzi, Davide 2007
‘The construction of argumentation in judicial texts: Combining a genre and a corpus perspective’. In ARGU, jrg. 21, nr. 1, pp. 21-38
Dit artikel heeft als doel het belang van een linguïstische component in de analyse van juridische discussies te benadrukken. Mazzi concludeert dat het verschil tussen continentaal Europese en Engelse / Ierse uitspraken hoofdzakelijk de generieke zet ‘het beargumenteren van de zaak’ betreft, en betoogt dat het werkwoord to hold in alle typen rechtsuitspraken als meta-argumentatieve operator functioneert.
| |
Meuffels, Bert 2007
‘Strategisch manoeuvreren in empirisch perspectief’. In TvT, jrg. 29, nr. 3, pp. 207-223.
De auteur doet verslag van een aantal empirisch onderzoeken waaruit volgens hem is gebleken dat de notie van redelijkheid onder gewone taalgebruikers in grote mate overeenkomt met de redelijkheidsnormen uit de pragma-dialectiek en dat zij discussiezetten alleen overtuigend vinden als deze ook redelijk zijn.
| |
Nabi, Robin L., Emily Moyer-Guseé & Sahara Byrne 2007
‘All joking aside: A serious investigation into the persuasive effect of funny social issue messages’. In CM, jrg. 74, nr. 1, pp. 29-54.
In dit artikel bespreken de auteurs empirisch onderzoek naar het effect van humor op de overtuigingskracht van boodschappen. Humoristische boodschappen blijken zorgvuldig (maar niet kritisch) te worden verwerkt en als irrelevant beschouwd voor meningvorming. McNaughton, Melanie Joy 2007
| |
| |
‘Hard cases: Prison tattooing as visual argument’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 133-143. In dit artikel wordt betoogd dat tatoeages in gevangenissen als visuele argumenten kunnen dienen. Via tatoeages kunnen gevangenen argumenten en ideeën uitdrukken die ze, bij gebrek aan face-to-face dialogen, anders niet zouden kunnen uiten.
| |
Oenbring, Raymond 2007 PhRh, jrg. 40, nr. 4, pp. 441-444
Bespreking van Thomas Habinek (2005). Ancient rhetoric and oratory. Malden, MA: Black-well.
| |
Olmos, Paula 2007
‘Making it public: Testimony and socially sanctioned common grounds’. In IL, jrg. 27, nr. 2, pp. 211-227.
Olmos analyseert testimony als een bron die beschikbaar is voor een redenaar in de specifieke gemeenschap waarin hij handelt. Ze betoogt dat discours, om als bruikbare testimony te dienen, altijd overeen moet komen met de specifieke sociale regels.
| |
O'Keefe, Daniel J. 2007a
‘Persuasieve effecten van strategische manoeuvres: Bevindingen naar aanleiding van metaanalyses van empirisch onderzoek naar persuasieve effecten’. In TvT, jrg. 29, nr. 3, pp. 196-206.
Op basis van meta-analytisch onderzoek concludeert de auteur dat er bijna geen verschil in overtuigingskracht wordt gemeten tussen manoeuvres waarbij een zelfde argument of een serie argumenten op verschillende wijze wordt voorgelegd, noch tussen manoeuvres waarbij inhoudelijk verschillende argumenten worden gebruikt.
| |
O'Keefe, Daniel J. 2007b
‘Potential conflicts between normatively-responsible advocacy and successful social influence: Evidence from persuasion effects research’. In ARGU, jrg. 21, nr. 2, pp. 151-163.
O'Keefe bespreekt verscheidene empirische resultaten die vragen oproepen over normatief wenselijk argumentatief gedrag. Volgens de auteur laten deze resultaten zien dat de analyse van zulk gedrag problematisch is.
| |
Oswald, Steve 2007
‘Towards an interface between pragma-dialectics and relevance theory’. In PC, jrg. 15, nr. 1, pp. 179-201.
In dit artikel wordt onderzocht of inzichten uit de relevantietheorie in de pragma-dialectiek geïntegreerd kunnen worden. Er wordt nagegaan in hoeverre de pragma-dialectiek ideeën over de cognitieve mechanismen van betekenis- en meningvorming kan opnemen.
| |
Pfau, Michael W. 2007
‘Who's afraid of fear appeals? Contingency, courage and deliberation in rhetorical theory and practice’. In PhRh, jrg. 40, nr. 2, pp. 216-237.
Op basis van inzichten uit de klassieke retorica geeft Pfau in dit essay een normatieve analyse van fear appeals. Hij stelt een theorie voor van ‘civic fear’ appeals die een positieve bijdrage kunnen leveren aan discussies.
| |
| |
| |
Pineda, Richard D. & Stacey K. Sowards 2007
‘Flag waving as visual argument: 2006 immigration demonstrations and cultural citizenship’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 164-174.
Naar aanleiding van de demonstraties in de VS in 2006 over de aanpak van immigratie, onderzoeken de auteurs hoe het zwaaien met nationale vlaggen kan functioneren als visueel argument. Zij concluderen dat het tonen van vlaggen een manier is om de culturele en nationale identiteit uit te dragen en een manier om standpunten van anderen te weerleggen.
| |
Pingree, Raymond J. 2007
‘How messages affect their senders: A more general model of message effects and implications for deliberation’. In CT, jrg. 17, nr. 4, pp. 439-461.
Pingree introduceert een algemeen model voor het vaststellen van de effecten van boodschappen op zenders en ontvangers. Volgens Pingree biedt dit model een aantal testbare verklaringen voor de causale mechanismen die een rol spelen in beraadslaging, geeft het een betere basis voor het onderscheid tussen beraadslaging en argumentatieve discussies, en biedt het praktische tips om open beraadslaging te stimuleren.
| |
Pinto, Robert C. 2007 ARGU, jrg. 21, nr. 1, pp. 93-100.
Bespreking van Maurice A. Finocchiaro (2005). Arguments about arguments: Systematic, critical and historical essays in logical theory. New York: Cambridge University Press.
| |
Reed, Chris A., Douglas Walton & Fabrizio Macagno 2007
‘Argument diagramming in logic, law and artificial intelligence’. In Knowledge Engineering Review, jrg. 22, nr. 1, pp. 87-109.
De auteurs geven een overzicht van de ontwikkeling van argument diagramming in verschillende disciplines. Zij beginnen met de analyse van een argument diagram van een voorbeeld van alledaagse argumentatie. Vervolgens doen zij uit de doeken hoe argument diagrams zijn toegepast voor analyses in juridische argumentatie, filosofie en kunstmatige intelligentie.
| |
Smith, Valerie J. 2007
‘Aristotle's classical enthymeme and the visual argumentation of the twenty-first century’. In AA, jrg. 43, nr. 3 / 4, pp. 114-123.
Smith pleit in haar artikel voor een brede opvatting van Aristoteles’ enthymeem, zodat visuele communicatie als argumentatie kan worden opgevat en onderzoek naar visuele persuasie aan geloofwaardigheid wint.
| |
Stewart, Craig O., Leslie D. Setlock & Susan R. Fussell 2007
‘Conversational argumentation in decision making: Chinese and U.S. participants in face-to-face and instant-messaging interactions’. In DP, jrg. 44, nr. 2, pp. 113-139.
De auteurs doen verslag van een onderzoek naar de invloed van cultuur en communicatiemedium op de complexiteit van de argumentatie en de soorten uitspraken die worden gedaan. In het experiment werd de face-to-face communicatie en communicatie via een chatprogramma van Chinese en Amerikaanse proefpersonen getest.
| |
| |
| |
Vos, Johan S. 2007
‘Paul and sophistic rhetoric: A perspective on his argumentation in the Letter to the Galatians’. In Acta Theologica, nr. 9, pp. 29-52.
In dit artikel geeft Vos een sofistisch retorische analyse van Paulus’ argumentatie in de Brief van Paulus aan de Galaten. Hij vergelijkt deze benadering met enkele andere, zoals ‘Platonische’ modellen en een model dat een ‘(neo)sofistische’ kijk met een rhetoric of power combineert, en bespreekt wat deze betekenen voor Paulus’ theologie.
| |
Walton, Douglas 2007a
‘A bibliography of Douglas Walton's published works, 1971-2007’. In IL, jrg. 27, nr. 1, pp. 135-147.
Deze bibliografie, opgesteld door David Godden, is gebaseerd op de publicatielijst in het curriculum vitae van Douglas Walton. Het is gepubliceerd met de toestemming van prof. Walton.
| |
Walton, Douglas 2007b Dialog theory for critical argumentation. Amsterdam / Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.
In dit boek betoogt Walton dat kritische argumentatie binnen elektronische communicatie op het internet het best weergegeven kan worden met een dialoogmodel voor reasoned argument. In dergelijke dialoogargumentatie argumenteren de twee partijen door omstebeurt vragen te stellen, antwoorden te geven en claims te onderbouwen. Ze proberen hun geschil te beslechten door een geordende conversatie die deels competitief (adversarial) en deels coöperatief (collaborative) is.
| |
Walton, Douglas 2007c Media argumentation: Dialectic, persuasion, and rhetoric. Cambridge: Cambridge University Press.
Walton laat in dit boek zien hoe recent ontwikkelde concepten binnen de argumentatietheorie kunnen worden ingezet voor het identificeren, analyseren en evalueren van mediaargumentatie. Elk hoofdstuk biedt oplossingen voor problemen die centraal staan bij het begrijpen, analyseren en bekritiseren van media-argumentatie.
| |
Walton, Douglas 2007d
‘Metadialogues for resolving burden of proof disputes’. In ARGU, jrg. 21, nr. 3, pp. 291-316.
De auteur draagt in dit artikel een oplossing aan voor het probleem van het analyseren van de bewijslast in argumentatie. Op basis van Krabbes onderzoek naar metadialogen bespreekt de auteur drie klassieke gevallen van bewijslastgeschillen.
| |
Walton, Douglas & Fabrizio Macagno 2007
‘The fallaciousness of threats: Character and ad baculum’. In ARGU, jrg. 21, nr. 1, pp. 63-81.
In dit artikel bespreken de auteurs de dialooggebaseerde analyse van het argumentum ad baculum. Ze tonen aan dat dialooggebaseerde modellen van redelijke argumentatie voldoende kunnen verklaren wat er problematisch is aan het kwaadaardige gebruik van dreigementen in sommige ad baculum-argumenten.
| |
| |
| |
Winkels, Radboud (Red.) 2007 Proceedings the eleventh International Conference on Artificial Intelligence and Law (ICAIL’07). New York: ACM Press.
Deze proceedings bevat enkele tientallen papers van de ICAIL die 4 tot 8 Juni 2007 werd gehouden aan de Stanford Law School in de Verenigde Staten. Thema's als evidential reasoning, het modelleren van (juridische) argumentatie, argumentatiestructuur, game theory en informatievergaring passeren de revue.
| |
Woods, John 2007a
‘Agendas, relevance and dialogic ascent’. In ARGU, jrg. 21, nr. 3, pp. 209-221.
Woods betoogt dat een dialoog gezien kan worden als metadialoog in zoverre het een relatie van irrelevantie heeft met zijn grondniveautegenhanger. De irrelevantie waarover Woods spreekt, bestaat uit een drietal subconcepten: strategische relevantie, agendarelevantie en on-overbodigheidrelevantie (irredundancy-relevance).
| |
Woods, John 2007b
‘Lightening up on the ad hominem’. In IL, jrg. 27, nr. 1, pp. 109-134.
In dit artikel betoogt de auteur dat de conclusie van een ad hominem (het in twijfel trekken van de capaciteiten van de tegenpartij) dit argument niet tot een drogreden in de traditionele zin maakt. Hij geeft aan dat het opmerkelijk is dat de ad hominem kan functioneren als een weerlegging waarin wordt gezocht naar support van de opponent, en bestudeert verschillende evaluaties van zulke gevallen.
|
|