Onze Taal, jrg. 77, nrs. 2/3, 4 en 5
Nummer 2/3 van Onze Taal staat in het teken van het congres dat op 8 december 2007 werd gehouden ter ere van het 75-jarige bestaan van het Genootschap. Het nummer opent met de toespraak van Prinses Laurentien over de maatschappelijke veranderingen die het taalgebruik en -begrip hebben beïnvloed, zoals de vrijere toegang tot informatie via internet en de interactie met talen als Engels, Turks en Marokkaans. Op basis van een oud notulenboek verhaalt Jaap de Jong over het ontstaan en de ontwikkeling van het Genootschap Onze Taal, dat in 1931 werd opgericht door leken om de Nederlandse taal te zuiveren van germanismen. Hoewel leden nu nog veel behoefte lijken te hebben aan bewaking van de taal, ziet De Jong het Genootschap liever als vraagbaak die zo nodig discussies aanzwengelt en in de toekomst het taalonderwijs meer stimuleert. Marc van Oostendorp doet verslag van zijn onderzoek naar de uitspraak van de r-klank in het Nederlands. Hij vergeleek kersttoespraken van koningin Beatrix en constateerde dat de r aan het eind van een woord nu bijna niet meer te horen is. Aangezien mensen hun uitspraak aan elkaar aanpassen, verwacht Van Oostendorp dat de slot-r volledig zal verdwijnen. Ewoud Sanders wijst in zijn lezing op de mogelijkheden die de computer en het internet bieden voor taalonderzoek. Databases, cd-rom's, zoekmachines en online woordenboeken maken onderzoek naar woorden en uitdrukkingen beter, sneller en voor iedereen toegankelijk. Reinier Salveda betoogt dat in het landelijk taalbeleid twee- of meertaligheid het uitgangspunt zou moeten zijn, net als in Friesland. De Nederlandse Taalunie, opgericht om het Nederlands te bevorderen, heeft nu te beperkte invloed om het taalbeleid vorm te geven. Joop van der Horst stelt dat er grote onzekerheid heerst over de veranderingen in de Nederlandse taal, zoals ook blijkt uit het boek ‘De toekomst van het Nederlands’. Volgens hem duiden die veranderingen op een (taal)cultuuromslag: de taalnormen verwijderen zich van de normen uit de Renaissance (zoals het vastleggen van spelling en grammatica, het belang van nationale talen en dat van boekeneruditie), maar dit hoeft niet negatief te zijn. Tot slot bericht Onze Taal dat Kees van Kooten en Wim de Bie zijn benoemd tot ereleden van het Genootschap. Zij ontvingen het boekje ‘En wel hierom... Kees van Kooten en Wim de Bie en hun invloed op het Nederlands’ dat speciaal voor de bekroning was samengesteld.
In het hoofdartikel van nummer 4 bespreekt Peter-Arno Coppen het gebruik van catchphrases. Deze woorden en zinnen, veelal bekend van televisie, zoals ‘I'll be back’ en ‘Goeiesmorgens’, zijn volgens Coppen een vorm van intertekstualiteit: ze worden gebruikt om saamhorigheid te creëren door te verwijzen naar gemeenschappelijke kennis of interesse. Jan Erik Grezel interviewt de Amerikaanse taalkundige William Labov die stelt dat taalverandering nog steeds moeilijk te verklaren is. Volgens Labov moet afwijkend taalgebruik niet bestraft worden, maar is leesonderwijs in de standaardtaal essentieel. Docenten moeten bovendien rekening houden met de leesproblemen die veroorzaakt worden door het verschil tussen de uitspraak en de schrijfwijze van woorden. Carla van Esch betoogt dat het gebruik