MacArthur, Charles A., Graham, Steve, & Jill Fitzgerald (eds.) (2008). Handbook of Writing Research. New York: Guilford Press. ISBN 9781593857509. Prijs $ 65,-. (481 pp.)
The handbook of Writing Research is een veelomvattend handboek met als doel een overzicht te bieden van belangrijke onderzoeksstromingen in de laatste 20 jaar. Hierbij richten ze zich vooral op onderzoek in educatieve settings, verricht bij leerlingen van de kleuterklas tot het hoger onderwijs. Ook een aantal Nederlandse onderzoekers hebben een bijdrage verzorgd.
Het boek is opgedeeld in vijf grote onderdelen: theorieën en schrijfmodellen, schrijfontwikkeling, instructiemodellen, schrijven en speciale groepen, methodologie en instrumenten voor de analyse van schrijfproducten en -processen. In deze review zal ik het boek in zijn geheel globaal voorstellen en zal ik bepaalde hoofdstukken iets meer toelichten.
In deel I ‘theorie en schrijfmodellen’ wordt aan de ene kant de geschiedenis van het schrijfprocesonderzoek beschreven en aan de andere kant de meer recente ontwikkelingen in sociaal-culturele theorieën en cognitieve modellen. Rijlaarsdam en Van den Bergh gaan in op de noodzaak om in schrijfmodellen meer aandacht te besteden aan processen die parallel gebeuren tijdens het schrijven. Zij beschrijven dat het niet alleen van belang is welke processen plaatsvinden, maar dat ook het moment waarop ze plaatsvinden een grote rol speelt in de tekstproductie. Hier sluit het hoofdstuk van Torrance en Galbraith mooi op aan. Zij koppelen de verschillende processen en strategieën bij het schrijven aan de rol van het werkgeheugen.
Het tweede deel ‘schrijfontwikkeling’ biedt een brede waaier aan invalshoeken om naar ontwikkeling te kijken. Dit onderdeel begint ook zoals het eerste deel met een kort historisch overzicht (Tolchinsky). Mc-Cutchen gaat vervolgens in op de fases in het schrijfproces (planning, generating en revision). Ze beschrijft welke cognitieve factoren hiermee samenhangen en hoe het groeiproces van novice naar expert verloopt. Berninger en Winn gaan een stap verder door die cognitieve processen te beschrijven aan de hand van recent onderzoek met neuro-imaging. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de invloed van genre, motivatie en self-efficacy. Ten slotte kijkt Shanahan ook breder naar de relatie tussen gesproken taal, lezen en schrijfontwikkeling.
Het derde deel rond ‘instructiemodellen’ begint met een meta-analyse van Graham waarin hij 39 onderzoeken naar instructies bij planning en reviseren betrekt. Een belangrijke kanttekening bij de beschreven effecten van de verschillende instructiemethodes is dat het belangrijk is om te kijken naar de interactie tijdens lessen die de beschreven methodes het meest efficiënt maken. Dit deel bevat ook reviews over de effecten van technologie op schrijven, een methode om grammatica aan te leren en een procesaanpak bij schrijfinstructies.
De aandacht van het vierde deel gaat voornamelijk naar ‘schrijven en speciale groepen’. De verschillende thema's hier zijn: culturele verschillen in de klas, de invloed van geslacht op schrijfontwikkeling en hoe om te gaan met studenten met leerstoornissen en meertalige studenten.
Het laatste deel gaat ten slotte in op methodologie en analyseprogramma's. In dit deel beschrijven Sanders en Schilperoord de relatie tussen tekststructuur en schrijfprocessen. Ze koppelen productdata aan procesdata. Daarnaast verleggen ze de focus van de oppervlaktestructuur van de tekst naar de linguistische structuur. Verder wordt er in dit deel een historisch overzicht gegeven van kwalitatieve onderzoekstechnieken, longitudinale studies en de (automatische) beoordeling van teksten.