den Boom bespreekt in ‘Net als in de film’ de inburgering van de term ‘close encounters’ uit de film Close Encounters of the Third Kind.
In nummer 12 bespreekt Ton den Boon de opzwepende taal van de populaire website GeenStijl, die zich kenmerkt door grove termen (kleuterneuker voor ‘pedofiel’), nieuwe uitdrukkingen (lutser voor ‘mislukkeling’) en opzettelijke spellingfouten (sgolier, heaumeau). De spottende stijl, die zich steeds meer verspreid op internet, speelt in op de onderbuikgevoelens en creëert volgens Den Boon bovendien een soort community. René van Stipriaan bericht over de introductie van een zoekmachine die het mogelijk maakt te zoeken in de Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren (www.dbnl.org). Hij stelt vast dat de zoekmachine, zoals Nicoline van der Sijs in haar proefschrift voorspelde, inderdaad veel tijd bespaart en veel mogelijkheden biedt voor de etymologie. De redactie van Onze Taal zet het meest spraakmakende taalnieuws van 2007 op een rij en enkele vooraanstaande taalgebruikers geven hun mening over de hoogte- en dieptepunten op taalgebied van dat jaar. Jaap de Jong spreekt met Frank Westerman, schrijver van literaire non-fictieboeken El negro en ik (2005) en Ararat (2007), over taalcreativiteit, zintuiglijk schrijven en het belang van de eerste zin. In Etymologica behandelt Nicoline van der Sijs enkele woorden, zoals fiets en maillot, die ten onrechte worden beschouwd als eponiemen (woorden die afstammen van een persoonsnaam).
Het eerste nummer van 2008 staat in het teken van begrijpelijke taal. Carel Jansen en Leo Lentz bespreken de ontwikkeling van leesbaarheidsformules en software om de begrijpelijkheid van teksten te bepalen. Zij juichen deze ontwikkeling toe, maar waarschuwen voor valse beloftes van software-producenten en benadrukken daarom het belang van kwaliteitscontroles. Frank Jansen bekritiseert de simpele taaladviezen van actiegroepen, zoals Plain English Campaign, die zich inzetten voor eenvoudig taalgebruik en pleit voor cursussen over specifieke tekstsoorten en les in het lezen van ingewikkelde teksten. Jan Renkema vergelijkt enkele originele wetsartikelen met de herschreven tekst uit het recent verschenen De Grondwet in eenvoudig Nederlands en de versie uit De wet in gewoon Nederlands. Hij concludeert dat ‘wetsartikelen niet moeten worden vereenvoudigd, maar worden toegelicht’, omdat de begrijpelijkheid van de taal ten koste gaat van de juridische precisie. Naar aanleiding van de roep om een begrijpelijkere Troonrede, beschrijft Jaap de Jong de ontwikkeling die het taalgebruik in de toespraak heeft doorlopen. De taal zou nu juist begrijpelijker zijn dan voorheen en verdere vereenvoudiging zou niet passen bij de gelegenheid. In de serie over het Bargoens verklaart Ewoud Sanders dit keer hoe het woord goochem, afgeleid van het Hebreeuwse chochom voor ‘wijs’, in de algemene taal is opgenomen. Ton den Boon presenteert tien nieuwe woorden die vorig jaar voor het eerst opdoken, waaronder bokitoproof, dat in december de verkiezing ‘Het woord van het jaar 2007’ won. Jan Erik Grezel spreekt met scholieren en andere betrokkenen over het belang en de beperkingen van de Citotoets en over de formulering van de vragen. Marc van Oostendorp doet verslag van een debat, georganiseerd door de Nederlandse Taalunie, over de opkomst van het Engels in Nederland en Vlaanderen. Riemer Reinsma onderzoekt de herkomst en betekenis van carnavalsplaatsnamen in Nederland, zoals Kruikenstad (Tilburg), Oeteldonk (Den bosch) en Keiespellersdurp (Helvoirt). Vaak gaan deze namen terug op spotnamen.
Lotte van Poppel