Tekst[blad], jrg 12, nr. 3.
Karel van der Waarde gaat na hoe het komt dat medicijnbijsluiters nog steeds slecht leesbaar zijn. De oorzaak is volgens hem gelegen in de wetgeving die alle geneesmiddelen over één kam scheert. Rita Stiekema geeft tips over hoe bestanden op de computer op te slaan. Guido Rijnja wijst op het belang van een goede naamgeving van overheidsdossiers. Er ontstaan veel problemen doordat beleidsmakers van werktitels ook maar de definitieve naam maken. Felix van der Laar beschrijft hoe men in Antwerpen de letter A in logo's en slogans uitbuit (‘Wat kan ik voor A doen’). Maurice Vandebroek bejubelt de slaviste en etymologe Nicoline van der Sijs. Bart Bartstra demonstreert hoe met de matrixmethode nieuwe woorden zijn te verzinnen. Lettica Hustinx bespreekt haar onderzoek naar de invloed van het vertelperspectief op de mate waarin lezers worden meegesleept in het verhaal. Het onderzoek wijst uit dat een verhaal verteld vanuit het ik-perspectief iets meeslepender is dan een verhaal verteld door een auctoriale verteller. Edwin Lucas spreekt kunsthistorica Aukje Vergeest over museumteksten. Vergeest is voor duidelijke teksten die de museumbezoeker helpen maar niet sturen: ‘de bezoeker moet eerst kijken dan lezen’. Nicole Loorbach, Joyce Karreman en Michaël Steehouder rapporteren over hun onderzoek naar motiverende elementen in gebruiksaanwijzingen.
De gebruiksaanwijzingen waarin in het bijzonder rekening wordt gehouden met ‘relevantie’ en ‘zelfvertrouwen’ bleken effectiever te zijn dan andere. Margot van Mulken spreekt tot slot adviseuse Floor Basten, die een eigen onderzoeksinstrument ontwikkelde om de taal in organisaties te analyseren. Ze confronteert haar opdrachtgevers ‘met hun eigen taal’.