| |
| |
| |
Peter Houtlosser
Bibliografie Argumentatietheorie 2002
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publicaties over argumentatie die in 2002 zijn verschenen (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen zijn theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publicaties. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels te kunnen opnemen, zijn de annotaties beknopt gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publicaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan P. Houtlosser, Leerstoelgroep Taalbeheersing, Argumentatietheorie en Retorica, Universiteit van Amsterdam, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
Gebruikte afkortingen |
AA |
Argumentation and Advocacy |
ARG |
Argumentation |
IL |
Informal Logic |
PhRh |
Philosophy and Rhetoric |
TvT |
Tijdschrift voor Taalbeheersing |
* De bijdragen van met een asterisk aangeduide auteurs zijn onder de auteursnaam beschreven.
Adler, Jonathan E. 2002
Belief's own ethics. Cambridge, Mass.: MIT Press.
Deze monografie handelt over de ethische kwaliteit van de overtuigingen die mensen erop nahouden: wat moet men geloven en waarom? De auteur kritiseert de standaardopvatting dat men alleen moet geloven wat rationeel, prudent, ethisch of persoonlijk bevredigend is en dat de mate waarin men iets gelooft moet afhangen van de evidentie die er voor de betreffende overtuiging bestaat. De auteur is van mening dat deze opvatting op een verkeerde analyse van het begrip ‘overtuiging’ berust. Volgens hem kan men sommige dingen helemaal niet geloven. In het boek worden de implicaties van deze stelling besproken voor de rationaliteitstheorie, de argumentatietheorie, de pragmatiek, de religiefilosofie, de ethiek en de sociaal-cognitieve psychologie.
| |
| |
Asquith, Peter D. 2002
IL, vol. 22, no. 1, pp. 85-92.
Bespreking van Wright, Larry (2001). Critical thinking. An introduction to analytical reading and reasoning. New York: Oxford University Press.
Augoustinos M., A. LeCouteur & A.J. Soyland 2002
‘Self-sufficient arguments in political rhetoric: Constructing reconciliation and apologizing to the Stolen Generations’. In: Discourse & Society, vol. 13, no. 1, pp. 105-142. De auteurs analyseren de retorische structuur van een toespraak van de Australische premier over de behandeling van de inheemse bevolking. Ze gaan met name in op diens gebruik van de begrippen ‘saamhorigheid’, ‘cultuur’ en ‘natie’.
Belle, William van, Leon Horsten & Walter Schaeken 2002
‘Redeneren met conditionele zinnen’. In: TvT, jrg. 24, nr. 2, pp. 106-119.
In dit artikel wordt een interdisciplinair onderzoeksproject uiteengezet voor de studie van conditionele uitingen en conditionele connectieven. Het interdisciplinaire karakter van het project komt tot uitdrukking in het gebruik dat wordt gemaakt van inzichten uit de logisch onderzoek naar niet-monotone defaultinferenties, het cognitief-psychologisch onderzoek naar het dagelijkse redeneren en de pragma-linguïstische studie van niet-monotone inferenties.
Benoit, William L. & LeAnn M. Brazal 2002
‘A functional analysis of the 1988 Bush-Dukakis presidential debates’. In: AA, vol. 38, no. 4, pp. 219-233.
De auteurs passen de zogenoemde Functional Theory of Political Campaign Discourse toe op de presidentiële debatten tussen George Bush sr. en Michael Dukakis in 1988. Ze geven een beschrijving van de retoriek in de verkiezingscampagne en onderzoeken de functie van het ‘campagnediscours’. Daarbij wordt met name aandacht geschonken aan het effect van uitingen van bijval en van zelfaanprijzingen.
Blair, J. Anthony 2002
AA, vol. 39, no. 1, pp. 77-80.
Bespreking van Eemeren, F.H. van (ed., 2000). Crucial concepts in argumentation theory. Amsterdam:Amsterdam University Press.
Bohl, Jesse 2002
‘What shall we do with traditional logic?’ In: IL, vol. 22, no. 1, pp. 47-60.
De auteur betoogt dat het moeilijk is een doorslaand argument te geven waarom moderne logica de voorkeur zou verdienen boven de traditionele Aristotelische logica. Hij pleit voor een radicaal empirische opvatting van logica waarin alleen een criterium van interne consistentie geldt en de voorkeur voor de ene boven de andere logica uitsluitend afhangt van de bruikbaarheid ervan in de analyse en beoordeling van argumentatie.
Boone, Daniel 2002a
‘The Cogent Reasoning Model of informal fallacies revisited’. In: IL, vol. 22, no. 2, pp. 93-111.
In dit artikel wordt een bijstelling gegeven van en enige empirische ondersteuning verleend aan het eerder door de auteur gepresenteerde Deugdelijk-redenerenmodel dat ten doel heeft een adequate beoordeling van drogredenen mogelijk te maken. Tevens beziet de auteur of zijn model aan de door Ralph Johnson ontwikkelde criteria voor een adequate beoordeling van drogredenen voldoet.
| |
| |
Boone, Daniel 2002b
IL, vol. 22, no. 2, pp. 187-190.
Bespreking van McKay, Thomas (2000). Reasons, explanations and decisions. Guidelines for critical thinking. Belmont, CA: Wadsworth/Thomson Learning.
Braaksma, Martine H. 2002
Observational learning in argumentative writing. Dissertatie Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Graduate School for Teaching and Learning.
Dit proefschrift heeft ten doel inzicht te geven in de theorie en de effecten van de leren-door-observeren-didactiek voor leerlingen in de basisvorming bij het leren schrijven van argumentatieve teksten. Hiertoe doet de auteur verslag van een post-hocstudie, twee experimentele studies en een casestudie, vergelijkt zij haar resultaten met die van eerder uitgevoerde onderzoeken en bespreekt de implicaties van haar resultaten voor de onderwijspraktijk.
Braet, Antoine 2002
‘De gemeenschappelijke toop in Aristoteles’ Rhetorica: voorloper van het argumentatieschema’. In: TvT, jrg. 24, nr. 3, pp. 181-197.
Aan de hand van een interpretatie van Aristoteles’ omschrijving van het enthymeem als een redenering waarin de impliciete major premisse een gemeenschappelijke toop bevat, betoogt de auteur dat het enthymeem kan worden gezien als een symbiose van een logische redeneervorm en een argumentatieschema.
Campolo, Christian & Dale Turner 2002
‘Reasoning together: Temptations, dangers, and causations’. In: ARG, vol. 16, no. 1, pp. 3-19.
De auteurs betogen dat slechts een gematigd optimisme op zijn plaats is over de rol van argumentatie in het bereiken van intersubjectieve overeenstemming over de juistheid van een antwoord op een onderzoeksvraag: zinnen en logische verbanden daartussen corresponderen slechts tot op zekere hoogte met het begrip van (verbanden tussen) standen van zaken.
Campolo, Christian & Dale Turner (eds.) 2002
ARG, vol. 16, no. 1, pp. 1-131.
Themanummer over argumentatie en de verwoording daarvan. Met een inleiding van de gastredacteuren (p. 1-2) en bijdragen van Campolo & Turner*, Michael Gilbert*, Larry Wright*, Michael Scriven*, John Woods*, Maeve Cooke* en Kurt Knutting*.
Chambliss, Marilyn J. & P. Karen Murphy 2002
‘Fourth and Fifth Graders Representing the Argument Structure in Written Texts’. In: Discourse Processes, vol. 34, no. 1, pp. 91-115. De auteurs rapporteren over onderzoek waarin werd aangetoond dat, anders dan eerder onderzoek deed vermoeden, lagere-scholieren bij het weergeven van de discursieve structuur van de argumentatie in een tekst niet alleen het zinsniveau maar ook het hogere tekstuele niveau in de weergave betrekken. De factoren die hierbij een rol speelden worden besproken.
Cheng, Martha S. & Barbara Johnstone 2002
‘Reasons for reason-giving in a public opinion survey’. In: ARG, vol. 16, no. 4, pp. 401-420.
De auteurs rapporteren over onderzoek naar het verschijnsel dat geënqueteerden vaak ongevraagd redenen geven voor de antwoorden die ze op de enquêtevragen geven. Onderzocht werd om wat voor vragen en antwoorden het in zulke gevallen gaat, wat voor redenen er worden gegeven en hoe en waarom die redenen worden gegeven.
| |
| |
Chici, Graciela Marta 2002
‘The Greek roots of the ad hominem-argument’. In: ARG, vol. 16, no. 3, pp. 333-348. In dit artikel gaat de auteur na hoe het hedendaagse onderscheid tussen de verschillende varianten van het argumentum ad hominem zich verhoudt tot het onderscheid dat Aristoteles in de verschillende versies van deze argumentatievorm aanbracht. Tevens gaat zij na in hoeverre Aristoteles in elk van die versies een drogreden zag.
Clement, Kevin C. 2002
‘When is genetic reasoning not fallacious’. In: ARG, vol. 16, no. 4, pp. 383-400.
De auteur betoogt dat genetische argumentatie, waarin een opvatting beoordeeld wordt op basis van zijn herkomst of genese, niet per se drogredelijk is. Soms zijn de redenen die in dit type argumentatie worden aangevoerd volgens de auteur niet alleen genetisch maar ook logisch relevant, met name in de variant waarin het bestaan van een opvatting als een reden wordt beschouwd om aan te nemen dat die opvatting juist is. Overigens nodigt deze variant volgens de auteur op zijn beurt uit tot een drogredelijke genetische weerlegging.
Cohen, Daniel H. 2002
‘Informal logic & the surprise exam’. In: IL, vol. 22, no. 2, Teaching Supplement, pp. 22-27.
De auteur schetst de mogelijke voordelen (zoals een betere voorbereiding door studenten) en nadelen (zoals een grotere ongerustheid bij studenten) van een verrassingsexamen. Empirisch onderzoek waarin wordt gedifferentieerd tussen typen studenten wordt aanbevolen.
Cooke, Maeve 2002
‘Argumentation and transformation’. In: ARG, vol. 16, no. 1, pp. 79-108.
De auteur analyseert argumentatie als onderdeel van een context-overstijgende cognitieve transformatie. Argumentatie kan in het transformationele proces een ondersteunende rol spelen, maar elke transformatie vooronderstelt het bestaan van een argumentatie-onafhankelijke realiteit.
Cummings, Louise 2002a
‘Hilary Putnam's dialectical thinking: An application to fallacy theory’. In: ARG, vol. 16, no. 2, pp. 197-229.
De auteur betoogt dat alle bezwaren tegen de drogredentheorie kunnen worden gereduceerd tot het bezwaar dat door Hilary Putnam is geformuleerd tegen de positivistische rationaliteitstheorie: dat van de principiële onbegrijpelijkheid van de betreffende theorie. Aan de hand van een analyse van de wijze waarop in de regel de drogreden van de cirkelredenering wordt geanalyseerd, pleit zij voor een post-theoretische benadering van de drogredenproblematiek en voor het opstellen van richtlijnen voor een dergelijke benadering.
Cummings, Louise 2002b
‘Justifying practical reason: What Chaïm Perelman's New Rhetoric can learn from Frege's attack on psychologism’. In: PhRh, vol. 35, no. 1, pp. 50-76.
De auteur betoogt dat de wijze van theoretiseren die Perelman in het ontwikkelen van zijn nieuwe retorica aan de dag legt een metafysisch uitgangspunt heeft en daarom problematisch is. Volgens haar zwabbert Perelman op een zelfde manier heen en weer tussen een onwetenschappelijke en een wetenschappelijke opvatting van het praktische redeneren als Frege dat deed tussen een Kantiaanse en een wetenschappelijke opvatting van logica.
Cummings, Louise 2002c
‘Reasoning under uncertainty:The role of two informal fallacies in an emerging scientific inquiry’. In: IL, vol. 22, no. 2, pp. 113-136.
| |
| |
De auteur onderzoekt in hoeverre bepaalde argumentatiewijzen die traditioneel als drogredelijk worden gezien desondanks epistemische ondersteuning kunnen verlenen aan wetenschappelijk onderzoek, met name doordat ze een redeneerheuristiek kunnen bieden in de initiële fase van het onderzoek.
Daems, Frans 2002
TvT, jrg. 24, nr. 3, pp. 258-262.
Bespreking van Braaksma, Martine H. (2002). Observational learning in argumentative writing. Diss. Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Graduate School for Teaching and Learning.
Douven, Igor 2002
‘Testing inference to the best explanation’. In: Synthese, vol. 130, no. 3, pp. 355-377. De auteur betoogt dat een discussie tussen wetenschappelijk realisten en wetenschappelijk anti-realisten over de aanvaardbaarheid van de redeneervorm die bekend staat als de inferentie van de beste verklaring, in weerwil van de heersende opvatting dat een rationele oplossing onmogelijk is, op een rationele manier kan worden beslecht.
Eemeren, Frans H. van 2002
‘Democracy and argumentation’. In: Controversia, vol. 1. no. 1, pp. 69-84.
Dit artikel is een pleidooi voor een vorm van participatie-democratie waarin adequate dialectische procedures waarborgen dat er redelijke discussies kunnen worden gevoerd. Om de kans te vergroten dat de geschillen die dergelijke discussies noodzakelijk maken ook werkelijk kunnen worden opgelost, moet er volgens de auteur daarnaast ook voldoende aandacht worden geschonken aan het ontwikkelen van argumentatievaardigheden, het bijbrengen van een kritische attitude en het creëren van de juiste sociale en politieke omstandigheden.
Eemeren, Frans H. van (ed.) 2002
Advances in pragma-dialectics.Amsterdam: Sic Sat.
In deze bundel zijn bijdragen opgenomen van een internationaal gezelschap auteurs die werken in het pragma-dialectische paradigma. De essays zijn in vijf thema's ondergebracht. Het eerste thema is de verhouding tussen kritische redelijkheid en redelijkheid in de argumentatieve praktijk (Van Eemeren & Houtlosser; Jacobs & Aakhus;Van Eemeren & Meuffels; O'Keefe;Van Rees; Garssen). Het tweede thema is het bereik van de pragma-dialectische theorie (Jackson; Aakhus; Groarke), het derde de linguïstische manifestatie van argumentatieve gebondenheden (Krabbe; Houtlosser; Snoeck Henkemans), het vierde de rol van (inter)persoonlijke en contextuele aspecten in de analyse van argumentatief taalgebruik (Weger; Polcar; Hample) en het vijfde de conventionele kenmerken van geïnstitutionaliseerde argumentatieve praktijken (Feteris; Plug, Alford; Brashers, Maas & Neidig;Aldrich).
Eemeren, Frans H. van & Peter Houtlosser (eds.) 2002
Dialectic and rhetoric. The warp and woof of argumentation analysis. Argumentation Library 6. Dordrecht: Kluwer Academic.
Deze bundel over de verhouding tussen dialectica en retorica in de klassieke, middeleeuwse, vroeg-moderne en hedendaagse argumentatietheorie bevat een inleiding van de redacteuren en bijdragen van Jeroen A.E. Bons over de persuasieve en rationele aspecten van het pre-aristotelische enthymeem, Erik C.W. Krabbe over de theoretische en praktische verhouding tussen retorica en dialectica in de Grieks-klassieke tijd, Hanns Hohmann over de verhouding tussen dialectica en retorica in de geschriften van enkele juridische auteurs uit de vroegrenaissance, Michael Leff over de retorische grondslagen van de dialectiek, Edward | |
| |
Schiappa over de persuasieve en normatieve aspecten van definities, Jean Goodwin over dialectische en retorische opvattingen van statuskwesties, Fred J. Kauffeld over de mogelijkheden voor een taalhandelingstheoretische intergratie van normatieve en persuasieve aspecten van statuskwesties, Scott Jacobs over de retorische functionaliteit van dialectisch onaanvaardbare discussiezetten en Frans H. van Eemeren en Peter Houtlosser over strategisch manoeuvreren als middel om zowel retorische als dialectische doelen te bereiken.
Eemeren, Frans van, Bart Garssen & Bert Meuffels 2002
‘De rol van presumpties bij het ontduiken van de bewijslast’. In: TvT, jrg. 24, nr. 2, pp. 120-145.
In dit artikel wordt verslag gedaan van twee experimenten waarin werd vastgesteld dat gewone taalgebruikers milder oordelen over een ontduiking van de bewijslast naarmate het standpunt van de partij die de bewijslast ontduikt meer presumptie heeft.
Eggs, Ekkehard (ed.) 2002
Topoï, discours, arguments. Stuttgart: Franz Steiner Verlag.
Dit Franstalige boek bevat vijf theoretischanalytische essays over het gebruik van topen in argumentatieve teksten. Ruth Amossy vestigt de aandacht op de veelheid aan doxastische aspecten van alledaags taalgebruik, Sylvie Bruxelles analyseert verbale interacties met behulp van een instrumentarium waarin de semantische inzichten van Ducrot en inzichten uit het ethnomethodologische interactionisme zijn gecombineerd, Marc Dominicy geeft een toepassing van de topische benadering op epideictische teksten, Ekkehard Eggs pleit voor een reconstructie van de dialectische topiek ten behoeve van het analyseren van de inferentiële en linguïstische structuur van de ‘flexibele logica’ die naar zijn mening aan verbale communicatie ten grondslag ligt en Christian Plantin maakt gebruik van het concept ‘topos’ om de vinger te leggen op de eigen-aardigheden van argumentatieve sequenties.
Epstein, Richard L. 2002
Five ways of saying ‘therefore’. Arguments, proofs, conditionals, cause and effect, explanations.Wadsworth:Thomson Learning.
Dit boek biedt een theoretisch en pedagogisch instrumentarium voor het onderwijs in argumentatie. Uitgaande van een normatieve definitie van deugdelijke argumentatie bespreekt de auteur de verhouding tussen argumentatie en het wiskundig bewijs, tussen conditionele uitspraken en gecondenseerde inferenties, tussen oorzaak-gevolgrelaties en inferenties waarin een claim op basis van zo'n relatie uit een andere claim wordt afgeleid en tussen verklaringen en inferenties.
Feteris, Eveline F. 2002a
‘A pragma-dialectical approach of the analysis and evaluation of pragmatic argumentation in a legal context’. In: ARG, vol. 16, no. 3, pp. 349-367.
In dit artikel wordt nagegaan hoe pragmatische argumentatie in een juridische context kan worden geanalyseerd en beoordeeld. Na een bespreking van de argumentatietheoretische en rechtskundige literatuur over pragmatische argumentatie presenteert de auteur een pragma-dialectisch analyse- en beoordelingsmodel en past zij dit toe in een exemplarische analyse van de argumentatie voor een uitspraak van de Hoge Raad.
Feteris, Eveline T. 2002b
‘Filosofische achtergronden van een pragma-dialectisch instrumentarium voor de analyse en beoordeling van pragmatische argumentatie’. In: TvT, jrg. 24, nr. 1, pp. 14-31.
| |
| |
De auteur wil laten zien dat filosofische inzichten argumentatietheoretici kunnen helpen een verantwoording te bieden van het gebruik van pragmatische argumentatie in discussies en het nader invullen van het instrumentarium voor het analyseren en beoordelen van pragmatische argumentatie. Argumentatietheoretici kunnen op hun beurt met behulp van dit instrumentarium filosofen meer inzicht bieden in de samenhang tussen pragmatische en andere soorten argumentatie.
Feteris, E.T. & P. Houtlosser 2002a
‘Bibliography argumentation studies 2000’. In: ARG, vol. 16, no. 2, pp. 231-246.
Bibliografie van studies over argumentatie die in 2000 zijn gepubliceerd.
Feteris, E.T. & P. Houtlosser 2002b
‘Bibliografie argumentatietheorie 2001’. In: TvT, jrg. 24, nr. 3, pp. 237-257.
Bibliografie van studies over argumentatie die in 2001 zijn gepubliceerd.
Finocchiaro, Maurice A. 2002
‘Elementary logic from an advanced standpoint’. In: IL, vol. 22, no. 2, Teaching Supplement, pp. 9-22.
De auteur beschrijft een door hem ontwikkeld college argumentatietheorie en geeft inzage in de opdrachten die hij de studenten bij elk van de drie in het college behandelde boeken (Salmons Logic, Finocchiaro's editie van Galileo on the world systems en Van Eemeren et al.'s Fundamentals of argumentation theory) geeft.
Freeman, James B. 2002
IL, vol. 22, no. 1, pp. 73-84.
Kritische bespreking van Govier, Trudy (1999). The philosophy of argument. Newport News, VA:Vale Press.
Garssen, Bart 2002
ARG, vol. 16, no. 2, pp. 259-262.
Bespreking van Keinpointner, Manfred (1996). Vernünftig argumentieren. Regeln und Techniken der Diskussion. Reinbek bei Hamburg: Rowohlt.
Gauthier, Gilles 2002
‘L'Argumentation éditorial: le cas des quotidiens québécois’. In: Studies in Communication Science, vol. 2, no. 2, pp. 21-46. In dit artikel staan de aard en de structuur van argumentatie in hoofdredactionele commentaren in dagbladen centraal. De auteur stelt een interpretatiebeginsel op dat kan worden gebruikt om te bepalen of een uitspraak in een hoofdredactioneel commentaar een argument is of niet en om eenmaal geïdentificeerde argumenten te preciseren. Het artikel besluit met een analyse van een corpus hoofdredactionele argumentaties.
Gilbert, Michael 2002
‘Effing the ineffable:The logocentric fallacy in argumentation’. In: ARG, vol. 16, no. 1, pp. 21-32.
De auteur betoogt dat een eenzijdige concentratie op de discursieve aspecten van linguïstische communicatie het zicht vertroebelt op de wijze waarop informatie wordt overgedragen en begrepen. Als linguïstische communicatie daarbij ook nog uitsluitend als rationele communicatie wordt opgevat, wordt, zo meent de auteur, al snel de logocentrische drogreden begaan.
Glopper, Kees de 2002
ARG, vol. 16, no. 2, pp. 247-251.
Bespreking van Fisher, Alec & Scriven, Michael (1997). Critical thinking. Its definition and assessment. Edgepress: CA, USA/Centre for Research in Critical Thinking: Norwich, UK.
| |
| |
Goddu, G.C. 2002a
‘The most important and fundamental distinction in logic’. In: IL, vol. 22, no. 1, pp. 1-17.
De auteur betoogt dat het niet van belang en ook niet nodig is onderscheid te maken tussen deductieve en inductieve geldigheid. Inductieve geldigheid speelt bij de beoordeling van argumentatie sowieso geen rol: als geldigheid het gevergde criterium is, speelt alleen deductieve geldigheid een rol; als niet geldigheid maar deugdelijkheid gevergd wordt, speelt noch deductieve noch inductieve geldigheid een rol.
Goddu, G.C. 2002b
IL, vol. 22, no. 2, pp. 181-186.
Bespreking van Fisher, Alec (2001). Critical thinking. Cambridge: Cambridge University Press.
Goodnight, G. Thomas (ed.) 2002
Arguing communication & culture. Selected papers from the Twelfth NCA/AFA Conference on Argumentation.Vol. I & II. Washington: NCA.
In deze congresbundel is een selectie opgenomen uit de bijdragen aan het 12e NCA/AFA argumentatiecongres dat in augustus 2001 in Alta, Utah, werd gehouden. Naast de keynotespeech van Katherine Palczewski (‘Argument in an off-key’) zijn in het eerste deel 42 bijdragen opgenomen, onderverdeeld in twee semi-plenaire secties (‘Directions of research in argumentation: A symposium’ en ‘Spotlight on cultural/critical studies of argument’) en drie sessie-secties (‘Reason's ideals and institutions’, ‘Argument, gender and diversity’ en ‘Argument as communication’). In het tweede deel zijn 40 bijdragen opgenomen, onderverdeeld in drie sessie-secties (‘Controversies in law and society’, ‘Reason and the nation’ en ‘Circulating public culture’).
Govier, Trudy 2002
‘Should a priori analogies be regarded as deductive arguments?’ In: IL, vol. 22, no. 2, pp. 155-157.
Dit artikel is een reactie op een artikel van Bruce Waller in de vorige jaargang van Informal Logic waarin Waller volgens de auteur het perspectief van de analysator verwart met dat van de taalgebruiker en daardoor ten onrechte aanneemt dat een analogie-argumentatie altijd een impliciete premisse bevat die de redenering geldig maakt.
Gratton, Claude 2002
‘Premise, conclusion, and conditional indicators’. In: IL, vol. 22, no. 2, Teaching Supplement, pp. 5-9.
De auteur verschaft materiaal om studenten vaardigheden bij te brengen in het identificeren van premissen, conclusies en conditionele zinnen.
Groarke, Leo 2002
‘Johnson on the metaphysics of argument’. In: ARG, vol. 16, no. 3, pp. 277-286.
De auteur reageert op Ralph Johnsons niet-deductivistische, verbale opvatting van argumentatie die volgens Johnson tegelijkertijd tegemoet komt aan het bezwaar van een te rigoreuze inperking (die kenmerkend is voor de deductivistische opvatting) en een te brede uitwaaiering (die ontstaat als ook visuele argumentatie in de analyse wordt geïncludeerd) maar die volgens de auteur om precies de omgekeerde redenen zowel te breed is als te smal.
Hansen, Hans Vilhelm 2002a
‘An exploration of Johnson's sense of ‘argument’. In: ARG, vol. 16, no. 3, pp. 263-276.
De auteur geeft definities van en formuleert gebruikscondities voor twee typen argumentatie: (a) premisse-conclusierela- | |
| |
ties en (b) verbale pogingen om een verschil van mening op te lossen. Vervolgens doet hij hetzelfde voor argumentatie in de opvatting van Ralph Johnson, die de auteur als een mengvorm van de door hemzelf onderscheiden typen beschouwt, en geeft hij kritiek op Johnsons eigen definitie.
Hansen, Hans Vilhelm 2002b
‘The straw thing of fallacy theory: The Standard Definition of ‘fallacy’‘. In: ARG, vol. 16, no. 2, pp. 133-155.
De auteur betoogt dat er geen bewijs is dat de door Hamblin als standaarddefinitie gepresenteerde definitie van een drogreden als een argument dat geldig lijkt maar het niet is door auteurs van logische werken en logische leerboeken in brede kring werd aangehangen.
Herrick, James 2002
AA, vol. 38, no. 4, pp. 284-286.
Bespreking van Makau, Josina M. & Debian L. Marty (2001). Cooperative argumentation: A model for deliberative community. Prospect Heights, IL:Waveland Press.
Hinck, Edward A. & Shelley S. Hinck 2002
‘Politeness strategies in the 1992 vice-presidential and presidential debates’. In: AA, vol. 38, no. 4, pp. 234-250.
De auteurs presenteren een analyse van politieke debatten waarin een centrale rol wordt toegekend aan beleefdheid. Ze definiëren verschillende typen strategieën die ten doel hebben gezichtsverlies te voorkomen, gaan na welke sociale factoren er voor zorgen dat de ernst van gezichtsbedreigende handelingen verschillend wordt beoordeeld en onderzoeken de wijze waarop in een debat tot eensgezindheid wordt gekomen.
Hitchcock, David 2002a
‘A note on implicit premisses’. In: IL, vol. 22, no. 2, pp. 159-160.
Reactie op Goddu 2002 waarin de auteur Goddu's reconstructie van een verzwegen premisse in een bepaalde argumentatie aanvecht en meer algemeen stelt dat verzwegen premissen geen verzwegen premissen zijn maar inferentie-licensiërende regel.
Hitchcock, David 2002b
‘The practice of argumentative discussion’. In: ARG, vol. 16, no. 3, pp. 287-298.
De auteur amendeert Ralph Johnsons opvatting van ‘argumentatie’. Onder ‘argumentatie’ verstaat Johnson volgens de auteur eigenlijk een argumentatieve discussie, maar dit komt ten onrechte niet in zijn analyse tot uitdrukking.
Hoven, Paul van den 2002a
‘Hoogspanning. Enige argumentatietheoretische overwegingen naar aanleiding van een oud arrest’. In: TvT, jrg. 24, nr. 1, pp. 32-49.
De auteur geeft een op inzichten uit de Searleaanse taalhandelingstheorie en de Griceaanse rationaliteitstheorie stoelende verklaring voor de kennelijke discrepantie tussen de presentatie van een argumentatie door de Hoge Raad in het elektriciteitsarrest van 1921 en de interpretatie van die argumentatie door een de rechtsgeleerde aan wie was gevraagd op de argumentatie te reageren.
Hoven, Paul van den 2002b
TvT, jrg. 24, nr. 4, pp. 348-352.
Bespreking van Kloosterhuis, Harm (2002). Van overeenkomstige toepassing. De pragmadialectische reconstructie van analogie-argumentatie in rechterlijke uitspraken. Diss. Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
| |
| |
Hustinx, Lettica & Hans Hoeken 2002
‘De relatieve overtuigingskracht van anekdotische, statistische, causale en autoriteits-argumentatie’. In: TvT, jrg. 24, nr. 3, pp. 226-236.
De auteurs beschrijven een experiment waarin werd nagegaan wat de relatieve effectiviteit is van een anekdotisch, een statistisch en een causaal argument en een autoriteitsargument als ondersteuning van een standpunt over de waarschijnlijkheid van het optreden van een bepaald gevolg. Anekdotische argumentatie werd verondersteld het minst effectief te zijn. Als verklaring voeren de auteurs de aard van het verdedigde standpunt aan.
Ikuenobe, Polycarp 2002
‘In search of criteria for ‘fallacies'and ‘begging the question’. In: ARG, vol. 16, no. 4, pp. 421-441.
De auteur legt zich niet neer bij de traditie en betoogt dat het nodig is alsnog aan te tonen dat ‘begging the question’ een epistemische drogreden is waarin een onbewezen conclusie als bewezen wordt voorgesteld. Hij doet dit en betoogt vervolgens dat er geen adequate criteria voorhanden zijn om deze drogreden te identificeren.
Jacobs, Scott 2002
‘Maintaining neutrality in dispute mediation: Managing disagreement while managing not to disagree’. In: JoP, vol. 34, nos. 10-11, pp. 1403-1426.
De auteur bespreekt drie tactieken die bemiddelaars in discussies die worden gevoerd om een geschil op te lossen gebruiken om tegelijkertijd hun neutraliteit in het geschil te bewaren en de discussie in een procedureel wenselijke richting te sturen.
Johnson, Ralph H. 2002
‘Manifest rationality reconsidered: Reply to my fellow symposiasts’. In: ARG, vol. 16, no. 3, pp. 311-331.
De auteur reageert op de commentaren die door Groarke, Hansen, Hitchcock en Tindale in deze aflevering van Argumentation op zijn boek Manifest Rationality (2000) zijn gegeven. Hij gaat met name in op de kritiek op zijn definitie van argumentatie en op de verhouding tussen logica, dialectica en retorica.
Kingsbury, Justine 2002
‘Teaching argument construction’. In: IL, vol. 22, no. 1, Teaching Supplement, pp. 1-5. Voorstel voor een methode voor het onderwijs in het construeren van een argumentatie.
Kloosterhuis, Harm 2002
Van overeenkomstige toepassing. De pragma-dialectische reconstructie van analogie-argumentatie in rechterlijke uitspraken. Dissertatie Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Thela Thesis.
In dit proefschrift wordt uitgaande van een functionele analyse van analogie-argumentatie een pragma-dialectisch instrumentarium voor de analyse en beoordeling van juridische analogie-argumentatie ontwikkeld. Vervolgens wordt aangegeven hoe dit instrumentarium kan worden toegepast bij de interpretatie van bestaande rechtsregels en bij het opvullen van zogenoemde leemten, waarna ten slotte wordt ingegaan op de complexe structuur van analogieargumentatie bij de constructie van een rechtsregel in de context van een leemte.
Knutting, Kurt 2002
‘Legal practices and the reason of law’. In: ARG, vol. 16, no. 1, pp. 109-131.
De auteur verwerpt de traditionele ‘regelgeleide’ opvatting van juridische argumentatie ten faveure van een Kuhniaanse opvatting waarin juridische argumentatie wordt gesitueerd in de context van gedeelde achtergrondkennis en competenties. | |
| |
Juist in een dergelijke opvatting wordt het volgens de auteur mogelijk de betreffende achtergrondcondities kritisch te bekijken.
Krabbe, Erik C.W. 2002
TvT, jrg. 24, nr. 1, pp. 62-66.
Bespreking van Eemeren, F.H. van & R. Grootendorst (2000). Kritische discussie. Amsterdam/Meppel: Boom.
MacKenzie, Jim 2002
ARG, vol. 16, no. 4, pp. 507-514.
Bespreking van Pinto, Robert C. (2001). Argument, inference and dialectic. Dordrecht: Kluwer.
Marello, Carla 2002
ARG, vol. 16, no. 2, pp. 255-258.
Bespreking van Bondi, Marina (1998, ed.). Forms of argumentative discourse. Per un analisi linguistica dell'argomentare. Bologna: CLUEB.
Mendelson, Michael 2002
Many sides. A Protagorean approach to the theory, practice, and pedagogy of argument. Argumentation Library 5. Dordrecht: Kluwer Academic.
In dit boek staan de historische, theoretische, praktische en pedagogische aspecten van de zogenoemde antilogica (het Griekse equivalent van de Romeinse controversia) centraal, een systeem van dialogische argumentatieprocedures dat zijn oorsprong vindt in het relativisme van Protagoras. De rode draad in het boek is het idee dat de antilogica een cruciale rol kan spelen in het huidige ‘pluriforme’ tijdsgewricht en bij uitstek geschikt is om leerlingen en studenten te onderwijzen in het argumenteren en discussiëren. Na een bespreking van de filosofische herkomst en de aard van de antilogica, beschrijft de auteur de geschiedenis van de antilogica in de werken van de Griekse en Romeinse retorici. Geënt op de Quintilianus’ visie op de antilogica ontwerpt hij vervolgens een programma voor het onderwijs in ‘antilogische’ argumentatie.
Miller, Shane 2002
‘Conspiracy theories: Public arguments as coded social critiques. A rhetorical analysis of the TWA flight 800 conspiracy theories’. In: AA, vol. 39, no. 1, pp. 40-56.
In dit artikel wordt een retorisch-kritische analyse gegeven van samenzweringstheorieën die circuleerden na het neerstorten van een TWA-vliegtuig in 1996. De factoren die aan het ontstaan van samenzweringstheorieën bijdragen worden besproken alsmede de rol die het Internet tegenwoordig in de verspreiding van die theorieën speelt.
Pfau, Michael 2002
‘The subtle nature of presidential debate influence’. In: AA, vol. 38, no. 4, pp. 251-261. In dit artikel worden de effecten presidentiële debatten op televisiekijkers belicht. Die effecten worden volgens de auteurs niet in de laatste plaats veroorzaakt door de manier waarop de debatterenden in het debat ‘relationeel’ met elkaar omgaan en door de manier waarop ze elkaar schertsenderwijs portretteren.
Plantin, Christian 2002
‘Argumentation studies and discourse analysis:The French situation and global perspectives’. In: Discourse Studies, vol. 4, no. 3, pp. 369-394.
De auteur geeft een overzicht van de ontwikkelingen in de Franstalige studie van argumentatie. Hij gaat daarbij met name in op de complexe relatie die de Franstalige studie van argumentatie onderhoudt met de gespreksanalyse.
Rees, Agnès van 2002
‘Dissociatie: een dialogische techniek’. In: TvT, jrg. 24, nr. 2, pp. 89-105.
De auteur onderzoekt in welke dialogische | |
| |
contexten de Perelmaniaanse techniek van het dissociëren kan worden gebruikt, wat de consequenties van het gebruik van deze techniek zijn voor het proces van het oplossen van een verschil van mening en welke retorische effecten ermee kunnen worden bereikt.
Rehg, William 2002
‘The argumentation theorist in deliberative democracy’. In: Controversia, vol. 1. no. 1, pp. 18-42.
De auteur zet zijn opvatting uiteen over de wijze waarop argumentatietheoretici een bijdrage zouden kunnen leveren aan de kwaliteit van de maatschappelijke discussie. Actief zijn in het hoger onderwijs biedt daarvoor naar zijn idee een betere gelegenheid dan een positie innemen als intellectueel. Als besluit schetst hij een pedagogisch model dat moet garanderen dat de aangeleerde vaardigheden ook buiten de opleiding toepasbaar zijn.
Ricco, Robert B. 2002
‘Analyzing the roles of challenge and defense in argumentation’. In: AA, vol. 39, no. 1, pp. 1-22.
De auteur onderzoekt de rol die uitdagingen en verdedigingen spelen in alledaagse argumentatie. Hij onderscheidt verschillende soorten uitdagingen en manieren waarop de gesprekspartner op zo'n uitdaging kan reageren, en gaat na wat van beide de invloed is op het patroon van de argumentatie die zich vervolgens ontwikkelt.
Schwarze, Steve 2002
‘Rhetorical traction: Definitions and institutional arguments in judicial opinions’. In: AA, vol. 38, no. 3, pp. 131-150.
In dit artikel worden de definitie-argumenten en de institutionele argumenten onderzocht die zijn gebruikt in Amerikaanse rechtszaken over het beheer van wildreservaten. De auteur gaat met name in op het gebruik van ambigue termen in het federale beleid en onderzoekt op welke wijze deze termen de gebruiker retorisch voordeel kunnen bezorgen.
Scriven, Michael 2002
‘The limits of explication’. In: ARG, vol. 16, no. 1, pp. 47-57.
De auteur betoogt dat het vaak nuttig is om in een argumentatie een verzwegen premisse te reconstrueren, maar dat soms ten onrechte wordt aangenomen dat de gereconstrueerde argumentatie dezelfde categorische conclusie dient te hebben als de oorspronkelijke argumentatie en dat een argumentatie soms op niets anders berust dan hetgeen in de argumentatie expliciet tot uitdrukking is gebracht.
Siegel, Harvey 2002
ARG, vol. 16, no. 3, pp. 369-382.
Bespreking van Goldman, Alvin I. (1999). Knowledge in a social world. Oxford: Clarendon Press.
Slade, Christina 2002
‘Reasons to buy: The logic of advertisements’. In: ARG, vol. 16, no. 2, pp. 157-178.
De auteur betoogt dat, anders dan het cliché wil, reclame-uitingen helemaal niet moeten worden opgevat als uitingen die aan irrationele gevoelens appelleren. Reclame-uitingen hebben in het algemeen een zeer ingewikkelde argumentatiestructuur die bij uitstek een rationele reconstructie vergt om te kunnen zien hoe men precies te werk is gegaan in het aanprijzen van het betreffende product.
Slob, Wouter H. 2002a
Dialogical rhetoric: An essay on truth and normativity after postmodernism. Argumentation Library 7. Dordrecht: Kluwer Academic.
Dit boek handelt over de consequenties van de teloorgang van het objectieve- | |
| |
waarheidsbegrip voor de normativiteit die nodig is om ondeugdelijke en deugdelijke argumentatie van elkaar te onderscheiden. Na een historische uiteenzetting over de ontwikkelingen in de epistemologie en de filosofie van de logica laat de auteur zien waarom ook de dialectische logica niet zonder meer een alternatief biedt voor het normativiteitsprobleem. Om dit probleem het hoofd te bieden is in zijn opvatting een dialogisch-retorisch perspectief nodig, waarvan hij in het boek de contouren schetst en de bruikbaarheid aangeeft in een analyse van drogredenen en een behandeling van het probleem van de incommensurabiliteit.
Slob, Wouter H. 2002b
‘How to distinguish between good and bad arguments: Dialogico-rhetorical normativity’. In: ARG, vol. 16, no. 2, pp. 179-196.
In dit artikel wordt betoogd dat het intersubjectieve geldigheidsbegrip uit de dialectische logica geen goed alternatief kan bieden voor het objectieve geldigheidsbegrip uit de monologische logica maar dat een dialogisch-retorisch geldigheidsbegrip dat wel kan.
Smith, Chris & Ben Voth 2002
‘The role of humor in political argument: How ‘strategy’ and ‘lockboxes’ changed a political campaign’. In: AA, vol. 39, no. 2, pp. 110-129.
In dit artikel over de rol van humor in politieke argumentatie gaat de auteur in op de veranderde verhouding in de Verenigde Staten tussen politici en comedians en op de retorische effecten van grappenmakerij.
Sopory, Pradeep & James Price Dillard 2002
‘The persuasive effects of metaphor: A meta-analysis’. In: Human Communication Research, vol. 28, no. 3, pp. 382-419.
Met behulp van een meta-analytisch onderzoek bevestigen de auteurs de hypothese dat metaforen een persuasieve werking kunnen hebben. Deze uitkomst wordt volgens hen het beste verklaard door de theorie die stelt dat metaforen een structurerende werking hebben. Het meeste effect heeft een eenvoudige metafoor, die nieuw is, een vertrouwd fenomeen betreft en aan het begin van de persuasieve tekst wordt gebruikt.
Tannen, Deborah 2002
‘Agonism in academic discourse’. In: JoP, vol. 34, nos. 10-11, pp. 1651-1669.
De auteur pleit voor een alternatieve wijze van discussiëren in wetenschappelijke discussies die de agonistische wijze van discussiëren, waarin de gesprekspartner als een tegenstander wordt gezien, zou moeten aanvullen, zoniet grotendeels zou moeten vervangen. Dit om de ethiek van wetenschappelijke discussies te vergroten en het persoonlijke leed van sommige betrokkenen te verkleinen.
Tindale, Christopher W. 2002
‘A concept divided: Ralph Johnson's definition of argument’. In: ARG, vol. 16, no. 3, pp. 299-309.
De auteur betoogt dat Ralph Johnsons opvatting van argumentatie niet adequaat is, omdat er een strijdigheid is tussen de vijf verschillende eigenschappen die in die opvatting aan argumentatie worden toegekend.
Tyaglo, Alexander V. 2002
‘How to improve the convergent argument calculation’. In: IL, vol. 22, no. 1, pp. 61-71.
In dit artikel wordt een mechanische methode toegelicht voor het identificeren van ‘convergente’ argumentatie en het onderscheiden van zulke argumentatie van ‘linked’ argumentatie.
| |
| |
Veerman, Arja, Jerry Andriessen & Gellof Kanselaar 2002
‘Collaborative argumentation in academic education’. In: Instructional Science, vol. 30, no. 3, pp. 155-186.
In het kader van het ontwerpen van leertaken die collaboratieve argumentatie genereren, hebben de auteurs zich in de drie studies waarover dit artikel rapporteert geconcentreerd op de relatie tussen het stellen van vragen en het argumenteren in drie verschillende collaboratieve leertaken onder gevorderde studenten in het hoger onderwijs.
Vorobej, Mark 2002
ARG, vol. 16, no. 2, pp. 251-255.
Bespreking van Walton, D.N. (1997). Appeal to expert opinion. Arguments from authority. University Park: Penn State Press.
Walton, Douglas N. 2002a
Legal argumentation and evidence. University Park, PA: Penn State Press.
Deze monografie handelt over argumentatie in het recht. Uitgaande van een opvatting van het recht als een dynamische, regelgeleide, doelgerichte conversatie en een dialogisch model voor de identificatie, analyse en beoordeling van argumentatie in juridische contexten, tracht de auteur met behulp van pragmatische plausibiliteitscriteria betekenis te geven aan bepaalde sleutelbegrippen in het recht, zoals ‘relevantie’ en ‘bewijskracht’.
Walton, Douglas N. 2002b
‘Are some modus ponens arguments deductively invalid?’ In: IL, vol. 22, no. 1, pp. 19-46. De auteur betoogt dat in de praktijk niet alle argumenten die de modus ponens-vorm bezitten garanderen dat de conclusie uit de premissen kan worden afgeleid. Hij pleit daarom voor het onderscheiden van een redeneervorm die hij defeasible modus ponens noemt.
Walton, Douglas 2002c
‘The sunk costs fallacy or argument from waste’. In: ARG, vol. 16, no. 4, pp. 473-503.
De auteur presenteert een model voor de beoordeling van een vorm van argumentatie die in de economie neerkomt op het redeneren op basis van gedane investeringen en in de argumentatietheorie bekend staat als het ‘argument van verspilling’. Het model wordt ontwikkeld aan de hand van een aantal case studies en inzichten uit de argumentatietheorie.
Weber, Todd Bernard 2002
‘The moral dilemmas debate, deontic logic, and the impotence of argument’. In: ARG, vol. 16, no. 4, pp. 459-472.
De auteur betoogt dat theoretische argumentatie slechts een bescheiden rol kan spelen in het oplossen van morele dilemma's: vaker worden zulke dilemma's door filosofen tegemoet getreden met een intuïtieve opvatting over hoe volgens hen de wereld moreel gezien in elkaar steekt.
Weinstein, Mark 2002
IL, vol. 22, no. 2, pp. 161-180.
Kritische bespreking van Pinto, R.C. (2001). Argument, inference, and dialectic. Dordrecht: Kluwer Academic.
Willard, Charles A. 2002
ARG, vol. 16, no. 4, pp. 505-506.
Bespreking van Tindale, Christopher W. (2000). Acts of arguing. A rhetorical model of argument. Albany, NY: State University of New York Press.
Winkler, Carol 2002
‘Manifest destiny on a global scale: The U.S. war on terrorism’. In: Controversia, vol. 1. no. 1, pp. 85-105.
Met behulp van het instrumentarium voor het identificeren van controverses dat Kathryn Olson en Thomas Goodnight | |
| |
hebben ontwikkeld analyseert de auteur de retorische strategie van de Amerikaanse regering onder George Bush jr. inzake de behandeling van de vermeende terroristen die na de oorlog in Afghanistan op het eiland Guantanamo gevangen werden gehouden.
Woods, John 2002
‘Speaking your mind: Inarticulateness constitutional and circumstantial’. In: ARG, vol. 16, no. 1, pp. 59-78.
In dit artikel over verzwegen premissen stelt de auteur dat in het geval waarin iemand niet in staat blijkt zich nader te verklaren, van een gebrek aan verwoordingskracht kan worden gesproken, dat idealiter verholpen dient te worden. De auteur behandelt verschillende strategieën die daartoe kunnen bijdragen en geeft aan wat de beperkingen van die strategieën zijn.
Worthington, Debra L. & David G. Levasseur 2002
‘Charity and the American jury: Exploring the relationship between plaintiff 's needbased arguments and juror verdicts in medical malpractice suits’. In: AA, vol. 39, no. 1, pp. 23-39.
De auteurs onderzoeken de oorzaak van de negatieve reacties van jury's op argumentatie op basis van behoeftevervulling van eisers in rechtszaken over medische misstanden.
Wright, Ian 2002
‘Critical thinking in the schools: Why doesn't much happen?’ In: IL, vol. 22, no. 2, pp. 137-154.
De auteur gaat na waarom er in weerwil van het belang dat de meeste mensen aan kritisch denken hechten en ondanks de inspanningen van diegenen die in de afgelopen jaren het onderwijs in kritisch denken hebben gepropageerd, het kritisch denken op maar zeer weinig middelbare scholen een plaats in het reguliere curriculum heeft gevonden.
Wright, Larry 2002
‘Reasoning and explaining’. In: ARG, vol. 16, no. 1, pp. 33-46.
In een regelgeleid perspectief vertonen verklaringen en rechtvaardigingen volgens de auteur van dit artikel een relationeel patroon waarin ze min of meer systematisch met hun object verbonden zijn. Inzicht in dergelijke patronen levert volgens hem tevens inzicht op in de aard en de beperkingen van het begrip ‘argumentatie’.
Young, Marylin J. & Michael K. Launer 2002
‘The final days:The development of argumentative discourse in the Soviet Union’. In: ARG, vol. 16, no. 4, pp. 443-458.
De auteurs rapporteren in dit artikel over historisch-kritisch onderzoek naar de rol van argumentatie voor en na de sociopolitieke veranderingen die zich sinds het eind van de jaren ‘80 in de Sovjet-Unie hebben voltrokken. Ze vergelijken de mediarapportage in de Sovjet-Unie over het neerschieten van een Koreaans vliegtuig in 1983 en de nucleaire ramp in de kerncentrale in Chernobyl in 1986 met de mediarapportage over recentere rampen, zoals de ondergang van de Kursk-onder-zeeër.
|
|