wordt gebruikt bij de interpretatie van communicatie aangehaald, en worden, naast andere verschillen, variaties in de mate waarin en de wijze waarop culturen beleefdheid uitdrukken genoemd.
Het vierde hoofdstuk inventariseert de overeenkomsten en verschillen tussen Nederland en Vlaanderen. Onze Zuiderburen blijken onder meer hoger te scoren dan wij op Hofstedes dimensies machtsafstand, masculiniteit en onzekerheidsvermijding. Maar hoewel in een feminiene cultuur, zoals de Nederlandse, persoonlijke verhoudingen belangrijker worden gevonden dan geld, en in een cultuur met hoge onzekerheidsvermijding, zoals de Vlaamse, regels nu juist weer erg belangrijk worden gevonden, zijn voor de Belg relaties toch weer belangrijker dan regels. Hoe dan ook, we blijken beide (althans volgens sommige onderzoekingen) erg individualistisch.
In het vijfde hoofdstuk worden verschillen en overeenkomsten geschetst tussen de twee in het vorige hoofdstuk besproken culturen en andere Europese culturen (binnen en buiten Europa). De Angelsaksische (‘de Angelsaksische culturen zijn lagecontext-maatschappijen, op Groot-Brittanië na dat een wat hogere context heeft’), de Germaanse, de Noordse, de Romaanse culturen en die van Turkije worden aan de cultuurproef onderworpen. In een volgend hoofdstuk ondergaan de Aziatische, Arabische en Afrikaanse culturen hetzelfde lot.
Het slothoofdstuk, Omgaan met cultuurverschillen, beschrijft de stadia waarin interculturele communicatieve competentie wordt verworven, van ontkenning tot integratie, en de cultuurschok die mensen die voor langere tijd in het buitenland verblijven, ervaren.
Zoals uit bovenstaande samenvatting moge blijken, schrikken de auteurs niet terug voor enige generalisatie en simplificatie. Hoewel ze hier en daar plichtsgetrouw memoreren dat men ‘behoedzaam moet zijn met stereotypering’ en dat er niet altijd controleerbaar empirisch onderzoek ten grondslag ligt aan de typeringen, lijken ze zich zelf over het algemeen aan deze waarschuwingen weinig gelegen te laten liggen.
De hoofdmoot van het boek vormt de beschrijving van cultuurverschillen. Over communicatie of over interculturele communicatie is er weinig te vinden. Het blijft vaak bij algemeenheden en anekdotiek: in Duitsland hecht men veel waarde aan academische titulatuur, in Zuid-Europese culturen schudt men de handen twee tot drie keer stevig, maar in Noord-Europa blijft het bij één vrij slappe korte handdruk, de kinnewip betekent in Italië iets anders dan in Frankrijk. Er wordt nauwelijks verwezen naar de inmiddels toch aardig gegroeide stapel literatuur over wat er interactioneel en communicatief gebeurt wanneer mensen uit verschillende culturen met elkaar communiceren. En de lezer die zijn interculturele communicatieve competentie hoopte te vergroten, komt met dit boek ook niet echt verder. Het slothoofdstuk doet niet wat de titel belooft, en de vele, op zich aardige, voorbeelden en oefeningen waarmee het boek is doorspekt, zijn vooral gericht op het vergroten van begrip voor en bewustwording van cultuurverschillen. Beter intercultureel communiceren leer je er niet van. Daarvoor is het verband tussen cultuur en communicatie, het openingscitaat ten spijt, te weinig doorzichtig gemaakt.
M.A. van Rees