in de Oudheid. Het Stijlboek NRC Handelsblad biedt uitkomst: de piramide van Cheops in Gizeh, het mausoleum in Halicarnassus, de kolossus van Rhodos, de hangende tuinen van Babylon, de tempel van Artemis in Efeze, de tronende Zeus van Phidias in Olympia en de vuurtoren op het eiland Pharos bij Alexandrië. Talloze bouwwerken zijn later het ‘achtste wereldwonder’ genoemd.
Anders dan de titel doet vermoeden, besteedt het Stijlboek dus niet enkel aandacht aan stijlkwesties; de samenstellers Ewoud Sanders en Koos Metselaars bespreken uiteenlopende zaken: de journalistieke normen waaraan de krant zich houdt, onderwerpen die de ambachtelijke kant van het vak belichten, encyclopedische ingangen en taal-, stijl-, en spellingkwesties.
Nieuwe uitgaven van het Stijlboek verschenen respectievelijk in 1988, 1995 en 2000. De laatste uitgave is niet alleen verspreid onder de medewerkers van NRC Handelsblad, maar is ook voor het eerst op de markt gebracht.
De auteurs beogen met het Stijlboek de ‘interne consistentie’ te vergroten van de artikelen in NRC Handelsblad. Het werk is dan ook in eerste instantie geschreven voor de redacteuren van deze krant. En dat blijkt: het bevat een hoog wij-gehalte. Onder ‘et cetera’ staat bijvoorbeeld: ‘Wij schrijven bij voorkeur: enzovoorts [...]’.
Het werk bevat 5400 ingangen in slechts 317 pagina's. De auteurs wilden dan ook beknopt zijn: redacteuren willen snel antwoord op hun vragen.
Een voorbeeld van journalistieke normen: onder ‘bronvermelding’ wordt uitgelegd wanneer een bron vermeld wordt, hoe en waar. Zo worden bij wetenschappelijke berichtgeving bij voorkeur de wetenschappers zelf benaderd, en wordt informatie gehaald uit hun vakpublicaties in gerenommeerde tijdschriften. Wat de ambachtelijke kant van het vak betreft: onder het uitgebreide lemma ‘nieuwsbericht’ is bijvoorbeeld te lezen dat een nieuwsbericht in de tegenwoordige tijd is geschreven en geen kennis van het voorafgaande veronderstelt bij de lezer. In de encyclopedische ingangen worden uiteenlopende items besproken als ‘bijbelboeken’, ‘dioxine’ en ‘OPEC’.
De auteurs houden zich in eerste instantie bij de taal-, stijl-, en spellingkwesties aan de richtlijnen uit het Groene Boekje, maar dat die niet zaligmakend zijn wordt al snel duidelijk. Zo is te lezen bij woorden die eindigen op -iaans, zoals Edwardiaans en keynesiaans: ‘[...] Het Groene Boekje is zeer inconsequent in het toekennen van hoofdletters aan woorden die eindigen op -iaans.’ Geregeld zijn dit soort kritische noten te lezen. Ze werken verfrissend en relativerend, en pleiten voor de samenstellers.
Nog een pluspunt: de selectie van woorden die problemen opleveren bij de spelling is niet willekeurig. Van Dale Lexicografie onderzocht met de Spellingcorrector een volledige jaargang NRC's (20.000.000 woorden). Dit resulteerde in een lijst met 700 woorden waarvan de schrijfwijze afweek van die in de woordenboeken van Van Dale. Woorden die het vaakst verkeerd gespeld werden zijn: onder meer (ondermeer is fout), maffia (alleen Italianen schrijven mafia), dan wel (danwel is niet correct), zo nodig (zonodig is fout) en naoorlogs (niet na-oorlogs omdat de a en de o geen botsende klinkers zijn).
Het is overigens wel jammer dat in het Stijlboek niet wordt aangegeven welke woorden afkomstig zijn uit de lijst die Van Dale Lexicografie samenstelde. Dat zou met name redacteuren en andere tekstschrijvers extra alert kunnen maken op de juiste schrijfwijze. En het is ook wat onhandig dat er één alfabetische lijst gevormd is van bovengenoemde vier onderdelen. Bundeling per rubriek zou overzichtelijker zijn.
Het Stijlboek biedt ongetwijfeld hou-