Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 25
(2003)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||
Francisca Snoeck Henkemans
| |||||||||||||||||||
1. Aanwijzingen voor de reconstructie van de vergelijkingsrelatieAan elke argumentatie ligt een argumentatieschema ten grondslag waarmee een specifieke rechtvaardigingsrelatie wordt gelegd tussen het argument en het standpunt. Binnen de pragmadialectische benadering worden drie hoofdklassen van argumentatieschema's onderscheiden: de argumentatie kan gebaseerd zijn op een causale relatie, op een vergelijkingsrelatie of op een kentekenrelatie.Ga naar eind1 Een centrale vraag bij de beoordeling van een betoog is of de argumentatieschema's die door de verdediger van een bepaald standpunt worden gebruikt correct zijn toegepast. Voor elk type argumentatie gelden specifieke beoordelingsnormen: afhankelijk van het soort rechtvaardigingsrelatie dat door de protagonist van een bepaald standpunt gelegd wordt, zijn verschillende kritische vragen relevant. Wie gebruik maakt van een bepaald argumentatieschema, zet daarmee de eerste stap van een dialectische toetsingsprocedure die inhoudt dat bepaalde vormen van kritiek bestreden moeten worden om het standpunt met succes te kunnen verdedigen.Ga naar eind2 De verdediger van een bepaald standpunt kan anticiperend op de te verwachten kritiek een bepaald vervolg aan zijn argumentatie geven waarin hij op relevante tegenwerpingen ingaat. In een geëxternaliseerde discussie zullen de reacties van de tegenstander betrekking hebben op de voor het schema in kwestie relevante beoordelingskwesties. Niet alleen de presentatie van de argumentatie zelf, maar ook de kritische reacties van de tegenstander en het vervolg dat de spreker of schrijver aan zijn argumentatie geeft kunnen daarom aanwijzingen verschaffen over de aard van de relatie tussen argument en standpunt.2 Het onderzoek naar aanwijzingen die gebruikt kunnen worden bij de reconstructie van het type argumentatie maakt deel uit van een breder onderzoekproject naar argumentatieve indicatoren dat ik samen met Frans van Eemeren en Peter Houtlosser uitvoer. Het onderzoekproject naar argumentatieve indicatoren wordt binnen het theoretische kader van de | |||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||
pragma-dialectische benadering van argumentatie uitgevoerd. Doel van het project is op systematische wijze de verbale middelen te beschrijven waarmee in het Nederlands een argumentatieve functie van taalgebruik tot uitdrukking kan worden gebracht, deze middelen te classificeren in termen van het ideaalmodel voor kritische discussies en de voorwaarden te identificeren waaronder de verschillende soorten middelen een bepaalde argumentatieve functie kunnen vervullen. In het argumentatieve indicatorenproject wordt aandacht besteed aan alles wat voor een analytisch overzicht van een betoog of discussie en daarmee voor de beoordeling van het betoog of de discussie van belang is, zoals het geschiltype, de argumentatiestructuur en de gebruikte argumentatieschema's.Ga naar eind3 Per discussiefase wordt nagegaan welke woorden en uitdrukkingen als indicator kunnen fungeren van de in die fase relevante zetten en van de relaties tussen de zetten. Ook de context wordt bij het onderzoek betrokken: aanwijzingen zijn niet alleen te vinden in de presentatie van de zet of van de relatie zelf, maar ook in wat eraan voorafgaat en in het vervolg dat de ene partij of de andere partij aan de discussie geeft.
In dit artikel wordt nagegaan van welke aanwijzingen in de verbale presentatie een analysator die vanuit dialectisch perspectief werkt, gebruik kan maken bij het reconstrueren van vergelijkingsargumentatie. Ik zal eerst een karakterisering geven van de vergelijkingsrelatie. Uitgaande van deze karakterisering zal ik vervolgens verantwoorden waarom bepaalde uitdrukkingen een aanwijzing kunnen zijn voor de vergelijkingsrelatie of aspecten daarvan en in welke uitspraken uit het schema van de vergelijkingsrelatie deze aanwijzingen kunnen voorkomen. Ik onderscheid drie typen aanwijzingen: 1) aanwijzingen in de presentatie van de relatie, 2) aanwijzingen die ontleend kunnen worden aan de manier waarop de antagonist de argumentatie kritiseert en 3) aanwijzingen in de manier waarop de protagonist op deze kritiek reageert of (in het geval van een impliciete discussie) anticipeert door aanvullende argumenten naar voren te brengen. Ten slotte zal ik een aantal problemen behandelen die bij het reconstrueren van het argumentatieschema gebaseerd op een vergelijkingsrelatie kunnen optreden. | |||||||||||||||||||
2. Karakterisering van de vergelijkingsrelatieKenmerkend voor argumentatie gebaseerd op een vergelijkingsrelatie is volgens Van Eemeren en Grootendorst (1992) dat iemand een ander probeert te overtuigen door te laten zien dat iets overeenkomsten vertoont met iets anders: The argumentation is presented as if there were a resemblance, an agreement, a likeness, a parallel, a correspondence or some other kind of similarity between that which is stated in the argument and that which is stated in the standpoint. (1992, p. 97) Van Eemeren, Grootendorst en Snoeck Henkemans (1995, p. 89) geven het volgende algemene schema voor vergelijkingsargumentatie: Voor X geldt Y, | |||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||
Met behulp van dit argumentatieschema kan bijvoorbeeld aannemelijk worden gemaakt dat een bepaald oordeel over X op zijn plaats is, omdat Z ook op een dergelijke manier kan worden beoordeeld, en Z in relevante opzichten met X overeenkomt:
De vergelijking wordt niet alleen aangewend om een bepaald oordeel te rechtvaardigen, maar ook wel om een voorspelling te doen, zoals in voorbeeld (2):
Er zijn een aantal subtypen van vergelijkingsargumentatie. Een eerste subtype is de analogie of figuurlijke vergelijking. Anders dan bij de gewone vergelijking zijn de vergeleken zaken uit verschillende gebieden of domeinen afkomstig. De vergelijking heeft dan ook niet zozeer betrekking op een overeenkomst in concrete eigenschappen, maar op de wijze waarop de eigenschappen van de ene zaak en van de andere zaak zich tot elkaar verhouden.Ga naar eind4 Zo wordt in voorbeeld (3) met behulp van analogie-argumentatie het standpunt verdedigd dat het weinig zin heeft om onderzoek te doen in grotten, mijnen en boorschachten als het erom gaat meer te weten te komen over het binnenste van de aardbol. Deze manier van werken is volgens de auteur net zo zinloos als het verwijderen van de schil van een appel om te weten te komen hoeveel pitjes erin zitten:
Vergelijkingsargumentatie wordt niet alleen gebruikt om te verdedigen dat iets op een bepaalde manier gezien of behandeld moet worden omdat dit in een vergelijkbaar geval ook zo gebeurt, maar ook om kritiek te leveren op de argumentatie van een tegenstander. Govier spreekt in dit verband van ‘the negative use of logical analogy’. Zij beschrijft deze techniek als volgt: The negative use of logical analogy is found in the technique of refuting arguments by citing parallel flawed arguments. If two arguments are fundamentally similar as to structure, and the first is flawed, that refutes the second. (1987: 59) | |||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||
Het negatieve gebruik van vergelijkingen (dat wil zeggen: als aanvalstechniek) is een tweede subtype van vergelijkingsargumentatie. Een derde subtype van vergelijkingsargumentatie is argumentatie waarin een beroep wordt gedaan op het rechtvaardigheidsbeginsel. In dergelijke argumentatie wordt aannemelijk gemaakt dat een bepaalde persoon (of een bepaald geval) op een bepaalde manier behandeld moet worden door te verwijzen naar de regel dat mensen die zich in dezelfde situatie bevinden op dezelfde wijze behandeld moeten worden (of dat vergelijkbare gevallen eenzelfde behandeling vergen). Het is de vergelijkbaarheid van de gevallen, in combinatie met de conventionele aanvaardbaarheid van het principe ‘gelijke monniken, gelijke kappen’ die aan deze vorm van argumentatie zijn overtuigingskracht verleent.
Bij vergelijkingsargumentatie kunnen de volgende kritische vragen worden gesteld:
Wil de vergelijkingsargumentatie deugdelijk zijn, dan moeten de eerste vraag bevestigend beantwoord kunnen worden en de tweede ontkennend. Voor de verschillende subtypen van vergelijkingsargumentatie moeten deze vragen soms enigszins worden aangepast of worden aangevuld met andere vragen. Zo moet de antagonist zich bij de beoordeling van analogie-argumentatie niet op de concrete eigenschappen van de vergeleken zaken richten, maar nagaan of er op een abstracter niveau overeenkomst is tussen de vergeleken gevallen. | |||||||||||||||||||
3. Aanwijzingen in de presentatie van vergelijkingsargumentatieUitdrukkingen waarmee de vergelijkingsrelatie wordt aangeduidEr zijn een aantal uitdrukkingen waarmee expliciet kan worden aangegeven dat twee personen of zaken met elkaar te vergelijken zijn. Dit zijn in de eerste plaats uitdrukkingen waarin afleidingen van het werkwoord ‘vergelijken’ voorkomen. Een van de betekenissen van ‘vergelijking’ is volgens het WNT ‘het naast elkaar stellen van verschillende personen of zaken om aan te geven dat er zekere overeenkomsten tussen bestaan’. Andere termen waarmee aangegeven kan worden dat er tussen zaken of personen overeenkomsten bestaan, zijn bijvoorbeeld ‘equivalent’ (gelijkwaardig) of ‘parallel’ (in dezelfde richting gaande, in aard overeenkomende, gelijk) en ‘doen denken aan’ (herinneren aan, gelijken op). De uitdrukkingen in het volgende lijstje zijn voorbeelden van manieren waarop een van de twee argumentatieve uitspraken uit het argumentatieschema van vergelijking, de uitspraak ‘X is vergelijkbaar met Z’, kan worden verwoord: - X is te vergelijken met Z | |||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||
In de voorbeelden (4) tot (6) komen dergelijke uitdrukkingen voor:
In voorbeeld (4) trekt Malsagov een vergelijking met de situatie in Kosovo om aannemelijk te maken dat er een humanitaire ramp dreigt in Ingoesjetië. In voorbeeld (5) verdedigt Alan Clark het standpunt dat het volkomen natuurlijk was dat de Engelse supporters ‘een beetje recalcitrant werden’ door een vergelijking te trekken tussen de functie van de voetbalwedstrijden heden ten dage en die van de middeleeuwse steekspelen. In voorbeeld (6) ten slotte, wordt een vergelijking getrokken met een andere campagne die weinig effect gesorteerd heeft - de campagne tegen zwartwerken - om aannemelijk te maken dat ook de campagne tegen het kopiëren van cd's zinloos zal zijn.
Er zijn ook uitdrukkingen die weliswaar niet expliciet tot uitdrukking brengen dat er sprake is van een vergelijkingsrelatie, maar die toch een sterke aanwijzing vormen voor het feit dat er in de argumentatie van een dergelijke relatie tussen zaken of personen wordt uitgegaan. Zo kan er op een overeenkomst tussen twee zaken of personen gewezen worden door het gebruik van het voegwoord van vergelijking ‘als’. Volgens het WNT dient dit voegwoord om de twee termen van een vergelijking te verbinden en heeft het in dat geval de volgende betekenis: Het zegt dan ongeveer hetzelfde als gelijk, doch in zwakkere opvatting, daar gelijk meer bepaald te kennen geeft, dat men de beide termen gelijkstelt, terwijl als op zich zelf, niet voorafgegaan van enige versterkende uitdrukking, eenvoudig strekt om een overeenkomst aan te wijzen. Als gaat vaak vergezeld van ‘zo’, of van andere woorden die de gelijkstelling of overeenkomst tot uitdrukking brengen, zoals ‘even’, ‘evenzo’, ‘net’, ‘dezelfde’ en ‘hetzelfde’. In combinatie met als geven deze uitdrukkingen aan dat er tussen twee zaken overeenkomsten bestaan. Wanneer dergelijke uitdrukkingen voorkomen in de argumentatie is dit een sterke aanwijzing dat de argumentatie op een vergelijkingsrelatie is gebaseerd: | |||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||
- X is (doet) hetzelfde als Z In de voorbeelden (7) en (8) komen deze uitdrukkingen voor:
| |||||||||||||||||||
Uitdrukkingen die verwijzen naar een aspect van de vergelijkingsrelatieNaast de al genoemde uitdrukkingen waarmee kan worden aangegeven dat er een vergelijking wordt getrokken tussen twee zaken, zijn er ook uitdrukkingen waarmee op een indirectere manier kan worden aangegeven dat er een vergelijking wordt gemaakt tussen personen, situaties of zaken. In dergelijke uitdrukkingen wordt een bepaald aspect van de vergelijkingsrelatie benadrukt. Het gaat het hierbij om uitdrukkingen waarmee een bepaalde overeenkomst tussen personen of zaken wordt aangeduid, zonder dat expliciet wordt aangegeven dat er een vergelijking getrokken wordt. De volgende uitdrukkingen zijn hier voorbeelden van: - ook Dergelijke uitdrukkingen kunnen zowel in het standpunt als in het argument ‘Voor Z geldt Y’ voorkomen en vormen in beide gevallen een aanwijzing dat er wel eens van vergelijkingsargumentatie sprake zou kunnen zijn. | |||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||
In de voorbeelden (9) tot (12) worden een aantal van deze uitdrukkingen gebruikt:
In voorbeeld (9) verdedigt Kalpoe het standpunt dat als de pinksterdagen worden afgeschaft voor bepaalde categorieën personeel, dit ook voor het in scholen werkzaam personeel moet gelden. In voorbeeld (10) wordt betoogd dat het niet verantwoord is om veel producten met (op zich gezonde) onverzadigde vetten te kiezen, net zomin als het verantwoord is om veel producten met verzadigde vetten te kiezen: in beide gevallen geldt dat een teveel aan vet ongezond is. De auteur van voorbeeld (11) vindt dat ouders en opvoeders hun verantwoordelijkheid moeten nemen als ze kinderen toegang tot internet geven. Ter ondersteuning gebruikt hij een analogie. In voorbeeld (12) wordt het (impliciete) standpunt verdedigd dat het niet terecht is dat de media alleen kritiek hebben geuit op de commissaris van de koningin. Dit omdat andere betrokken evenveel blaam treft. De auteur doet hiermee dus impliciet een beroep op het rechtvaardigheidsbeginsel dat gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. | |||||||||||||||||||
Uitdrukkingen waarmee subtypen van de vergelijkingsrelatie kunnen worden aangeduida. Figuurlijke vergelijking en negatieve vergelijkingsargumentatie De hiervoor behandelde voorbeelden (8) en (11) waren analogieën of figuurlijke vergelijkingen. Dezelfde indicatoren die ter aanduiding van gewone vergelijkingen kunnen worden gebruikt kunnen dus ook in figuurlijke vergelijkingen voorkomen. Daarnaast is er ook een uitdrukking die bij uitstek geschikt lijkt te zijn voor het aanduiden van figuurlijke vergelijkingen: het voegwoord van wijze alsof. Het WNT geeft de volgende omschrijving van het gebruik van alsof: Alsof wordt gebezigd aan het hoofd van een bijzin, behelzende een ondersteld geval, waarmee de inhoud van de hoofdzin wordt vergeleken, om de wijze aan te duiden van de handeling of het voorval, daarin vermeld. [...] Het onderstelde geval, dat tot vergelijking dient, wordt uit de aard der zaak aangemerkt als iets dat in werkelijkheid niet bestaat, maar alleen in schijn zich voordoet. Van Es en Caspel (1975: 165) noemen als een van de betekenisschakeringen van zinnen met alsof ‘die van een irreële vergelijking of een onderstelde (maar niet waar gebleken) overeenkomst.’ Het gaat bij alsof dus om een niet-reële vergelijking van de wijze waarop gebeurtenissen plaats- | |||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||
vinden of handelingen worden uitgevoerd en dat maakt deze uitdrukking een geschikte indicator voor figuurlijke vergelijkingen. In de voorbeelden (13) en (14) wordt alsof gebruikt als indicator van een figuurlijke vergelijking:
Ook bij negatieve vergelijkingsargumentatie, die wordt gebruikt om iemands argumentatie te bekritiseren, wordt de indicator alsof wel gebruikt. Er wordt dan een vergelijking mee geïntroduceerd tussen de argumentatie van de tegenstander en een ander argument dat onhoudbaar of absurd is. Het irreële karakter van het argument dat met alsof wordt ingeleid heeft dan betrekking op de onhoudbaarheid, aperte onjuistheid of absurditeit van dat argument:
Naast de indicator alsof wordt voor de aanduiding van negatieve vergelijkingsargumentatie vaak een vast stramien gebruikt: eerst wordt met behulp van uitdrukkingen van gelijkstelling of overeenkomst (‘dat is hetzelfde als’, ‘dat is net zoiets als’, ‘ook’, ‘als’) een vergelijkingsrelatie aangeduid. Vervolgens wordt een uitdrukking gebruikt waarmee een negatief oordeel wordt uitgesproken over de wijze van argumenteren die tot onderwerp van de vergelijking dient. Dit negatieve oordeel is soms expliciet geformuleerd (‘Schei nou toch uit’). In andere gevallen wordt de uitdrukking ‘(dan is het/zeg je) toch ook niet’ gebruikt om duidelijk te maken dat men in het analoge geval niet de conclusie zou trekken die in de bekritiseerde argumentatie wel getrokken wordt. In de volgende voorbeelden van negatieve vergelijkingsargumentatie treffen we dit patroon aan:
| |||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||
In voorbeeld (16) veegt Patijn het argument van de seksexploitanten dat ze de vrouwen aan wie zij een kamer verhuren niet in dienst hebben en dat het daarom niet aan hen is om te controleren of die vrouwen wel een verblijfsvergunning hebben van tafel: zo'n manier van redeneren is net zo onacceptabel als wanneer een koffieshophouder meent dat hij niet hoeft in te grijpen als er iemand in zijn zaak drugs verkoopt, omdat hij niets met die persoon te maken heeft. Volgens Patijn is de exploitant in alle gevallen verantwoordelijk voor wat er in zijn pand gebeurt, ongeacht de vraag of er sprake is van een dienstverband. In voorbeeld (17) meent een vrouwelijke gedelegeerde dat het niet goed zou zijn wanneer de partijleden afstand nemen van Kohl nu hij beschuldigd is van illegale fondswerving voor de CDU. Wanneer de partij zo zou reageren, zou dat te vergelijken zijn met je vader het huis uitzetten wanneer hij in de tuin van de buren de kersenboom heeft omgehakt, een handelwijze die evenmin te billijken zou zijn.
b. Vergelijkingsargumentatie gebaseerd op het rechtvaardigheidsbeginsel In de voorbeelden (9) en (12) was sprake van vergelijkingsargumentatie waarin een beroep werd gedaan op het rechtvaardigheidsbeginsel. Ter aanduiding van dit type argumentatie kunnen dus in ieder geval de algemene indicatoren worden gebruikt waarmee op een overeenkomst tussen twee zaken of personen wordt gewezen. Daarnaast zijn er ook een paar uitdrukkingen die specifiek zijn voor argumentatie gebaseerd op het rechtvaardigheidsbeginsel: - X moet net zo behandeld worden als Z Deze uitdrukkingen zijn een aanwijzing dat er sprake is van vergelijkingsargumentatie gebaseerd op het rechtvaardigheidssbeginsel, omdat er òf expliciet mee wordt uitgedrukt dat twee gevallen op dezelfde manier behandeld dienen te worden (‘X moet net zo behandeld worden als Z’), òf mee wordt aangegeven dat een bepaald gedrag ten opzichte van X als consequentie heeft dat dit gedrag ook voor Z moet gelden (‘X, dan ook Z’), òf omdat ermee wordt aangeduid dat een niet-gelijke behandeling inconsequent zou zijn (Waarom wel X, en niet Z?). In de volgende voorbeelden komen deze uitdrukkingen voor:
| |||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
4. Aanwijzingen in de kritiek en het vervolg op vergelijkingsargumentatieDat er sprake is van vergelijkingsargumentatie blijkt soms uit het gebruik van bepaalde uitdrukkingen waarmee expliciet wordt aangegeven dat een bepaalde vergelijking niet deugdelijk is. Voorbeelden van dergelijke uitdrukkingen zijn: - De analogie/vergelijking is gezocht In de voorbeelden (21) en (22) komen deze uitdrukkingen voor:
Ervan uitgaande dat Jamie Shea de slagvelden van Kosovo vergelijkt met de ‘killing fields’ van Cambodja om daarmee de ernst van de situatie in Kosovo en de slechtheid van Milosevic aan te tonen (voorbeeld 21), kan de kritiek dat wat in Kosovo gebeurt niet te vergelijken is met de situatie in Cambodja in de jaren zeventig als kritiek op de door Shea gebruikte vergelijkingsargumentatie worden gezien. In voorbeeld (22) verdedigt Knape het (impliciete) standpunt dat het beter is om patiënten door anesthesisten onder narcose te laten brengen dan door niet-anesthesisten, omdat de kans om te overlijden in het laatste geval, zo blijkt uit Brits onderzoek, vijfmaal groter is. Muller is van mening dat dit standpunt niet te handhaven is, omdat de situatie in Engeland, waar Knape zich op heeft gebaseerd, niet te vergelijken is met die in Nederland. De Nederlandse ziekenhuizen zijn veel beter uitgerust dan de Nederlandse. | |||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||
Afgezien van de expliciete aanwijzing dat er kritiek wordt geleverd op vergelijkingsargumentatie, zijn er in deze voorbeelden ook aanwijzingen te vinden in de manier waarop de antagonist zijn kritiek motiveert. In voorbeeld (21) blijkt uit de formulering ‘maar benadert nog niet de verschrikkingen van het Cambodja van de jaren zeventig’ dat de antagonist van mening is dat de vergeleken zaken niet vergelijkbaar zijn (eerste kritische vraag). In voorbeeld (22) lijkt de tweede kritische vraag aan de orde te worden gesteld: de Britse ziekenhuizen zijn slecht uitgerust, terwijl dat voor de Nederlandse ziekenhuizen niet geldt. Er is dus een relevant verschil tussen de vergeleken zaken. In voorbeeld (23) komt ook weer een expliciete aanwijzing voor kritiek op een vergelijkingsrelatie voor: ‘U vergelijkt appels met peren’. Daarnaast is de uitdrukking ‘Dat is Amerika’ al een aanwijzing, omdat daarmee geïmplicateerd wordt dat de situatie in Amerika verschilt van die in Nederland (tweede kritische vraag). Dit contrast wordt nog verder versterkt door de opmerking: ‘Wij vinden het in elk geval heel vervelend’.
Dat er sprake is van een relevant verschil tussen de vergeleken zaken wordt in voorbeeld (23) alleen gesteld en niet met argumenten aannemelijk gemaakt. Dat laatste gebeurt wel in voorbeeld (24):
In voorbeeld (24) wordt aannemelijk gemaakt dat de vergelijking tussen westerse landen en Afrika en Zuid-Amerika op het punt van het nemen van maatregelen tegen de ‘milenniumbug’ niet opgaat: de computerdichtheid is ‘veel minder groot dan hier’ en de infrastructuur van de technologie van deze landen is onvergelijkbaar met die van de westerse landen (eerste kritische vraag). En dat zijn belangrijke verschillen (tweede kritische vraag), of zoals de auteur het zelf formuleert: ‘That makes a difference, en niet zo'n beetje ook’. Daarnaast is ook niet helemaal zeker of het argument dat er daar veel minder geld is besteed wel houdbaar is: misschien heeft het bedrijfsleven aldaar nog veel gedaan en is dat alleen niet bekend geworden. | |||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||
Andere uitdrukkingen waarmee iemand die reageert op de argumentatie van de andere partij kan duidelijk maken dat hij van mening is dat er relevante verschillen bestaan tussen de vergeleken zaken zijn: - Het verschil is Twee van deze uitdrukkingen komen in het volgende voorbeeld voor:
In voorbeeld (26) verweert Grass zich tegen de kritiek op zijn roman Ein weites Feld waarin hij zijn verzet tegen de Duitse eenwording na de val van de muur onderbouwde door dit streven naar eenwording te vergelijken met Bismarcks streven om één groot Duits rijk te stichten. Critici beschuldigen Grass er onder meer van dat hij ‘alles over één kam heeft geschoren’. Deze kritiek komt erop neer dat Grass zaken waartussen te weinig overeenkomsten bestaan gelijk heeft gesteld (eerste kritische vraag). Grass verdedigt zich door uit te leggen dat hij geen letterlijke vergelijking op het oog had, maar alleen een figuurlijke. Het ging hem er niet om aan te tonen dat ‘precies dezelfde gebeurtenissen’ in de twee vergeleken periodes plaats hadden gevonden, maar alleen dat er ‘overeenkomstige verwachtingen en gedragingen’ waren. De kritiek op zijn analogie is dus volgens hem niet relevant omdat de kritiek zich op de concrete eigenschappen van de vergeleken zaken richt in plaats van op de manier waarop die eigenschappen zich tot elkaar verhouden in de twee vergeleken gevallen:
In voorbeeld (26) is het niet alleen de kritiek op Grass’ argumentatie die een indicatie vormt dat hij gebruik heeft gemaakt van een vergelijkingsrelatie in zijn argumentatie, maar ook de manier waarop hij zich vervolgens tegen deze kritiek verdedigt. Ook in gevallen waarin de kritiek niet expliciet naar voren is gebracht, kan het vervolg dat de protagonist van een bepaald standpunt (in anticipatie) op mogelijke kritiek op zijn vergelijkingsargumentatie geeft, soms toch aanwijzingen opleveren. Ik zal dit aan de hand van een voorbeeld illustreren. | |||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||
In voorbeeld (27) wordt (impliciet) het standpunt verdedigd dat in Rusland had moeten worden ingegrepen, omdat eerder ook in Servië werd ingegrepen. Deze op het rechtvaardigheidsbeginsel gebaseerde vergelijkingsargumentatie is aangeduid met de vaak bij dergelijke argumentatie gebruikte uitdrukking ‘waarom wel (tegen) X en niet (tegen) Z’. Dat er van vergelijkingsargumentatie sprake is, blijkt ook uit het vervolg dat de auteur aan zijn argumentatie geeft: hij maakt met behulp van aanvullende argumentatie aannemelijk dat de situatie in die beide landen in relevante opzichten overeenkwam. De overeenkomst zelf wordt aangeduid met de uitdrukking niet alleen.... maar ook. Met terwijl geeft de auteur vervolgens aan dat er een tegenstelling bestaat tussen het eerste deel van de zin en het tweede. In dit geval bestaat er een tegenstelling tussen wat men normaal gesproken zou verwachten - dat men gelijke gevallen alleen geen gelijke behandeling geeft als ze in een relevant opzicht van elkaar verschillen - en het feit dat er in de situatie in kwestie geen sprake was van een dergelijk verschil. De auteur anticipeert dus op de tegenwerping ‘Maar was de situatie in Servië niet in relevante opzichten anders dan die in Rusland?’
| |||||||||||||||||||
5. Het gebruikmaken van indicatoren van vergelijkingsargumentatie bij de reconstructieEen aantal van de indicatoren van vergelijkingsargumentatie die in dit artikel zijn besproken, werd ook al in eerdere pragma-dialectische publicaties genoemd.Ga naar eind5 Wat ik eraan heb toegevoegd is een verantwoording van het feit dat ze als aanwijzing voor vergelijkingsargumentatie of voor bepaalde subtypen daarvan kunnen dienen. Dit heb ik gedaan door te laten zien dat de uitdrukkingen in kwestie de vergelijkbaarheid van bepaalde gevallen, of in ieder geval overeenkomsten tussen zaken of personen tot uitdrukking brengen en in andere gevallen bepaalde aspecten van de vergelijkingsrelatie in het algemeen of van specifieke subtypen hiervan aanduiden. Daarnaast zijn er ook uitdrukkingen waarmee de relevante kritische vragen bij vergelijkingsargumentatie aan de orde gesteld kunnen worden, of waarmee duidelijk gemaakt kan worden dat men op deze kritische vragen anticipeert. Om tot een verantwoorde reconstructie te komen, is het niet voldoende om alleen op één van de behandelde indicatoren af te gaan. In de eerste plaats moet natuurlijk vastgesteld worden of er wel van argumentatie sprake is. Veel van de behandelde indicatoren kunnen ook in niet-argumentatief taalgebruik voorkomen. Een voorbeeld is de uitdrukking ‘X is te vergelijken met Z’ die bijvoorbeeld ook deel kan uitmaken van een beschrijving, zoals blijkt uit voorbeeld (28):
Wil de uitdrukking ‘is te vergelijken met’ op een vergelijkingsargumentatie wijzen, dan moet hij voorkomen in een argumentatie en wel in de majorpremisse. Want ook als er wel sprake is van argumentatie, maar de uitdrukking in het standpunt voorkomt, is deze uitdrukking geen aanwijzing dat er sprake is van vergelijkingsargumentatie, zoals blijkt uit voorbeeld (29), dat op een causale relatie is gebaseerd (‘het feit dat er een gigantische com- | |||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||
puter nodig is voor het kraken van betalingen via Internet leidt ertoe dat de kans dat een cracker dergelijke betalingen kraakt heel klein is’):
Een ander probleem is dat sommige uitdrukkingen een aanwijzing voor meer dan één type argumentatie kunnen zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de (niet in dit artikel behandelde) uitdrukking ‘Kijk maar naar’, die zowel een aanwijzing kan zijn voor vergelijkingsargumentatie als voor voorbeeldargumentatie (een subtype van kentekenargumentatie). De uitdrukking ‘Kijk maar naar’ verschaft daarom op zichzelf beschouwd nog niet voldoende duidelijkheid over de vraag of er van vergelijkings- of van voorbeeldargumentatie sprake is. Om een verantwoorde keuze te kunnen maken, moet nader gekeken worden naar de verschillen tussen deze twee typen argumentatie. Garssen (1997) brengt Perelmans categorie ‘voorbeeld’ onder in twee verschillende rubrieken van de pragma-dialectische typologie. Wanneer het voorbeeld dient om uit één of meer waarnemingen een algemene regel af te leiden, is er sprake van argumentatie gebaseerd op een kentekenrelatie en wel van het subtype ‘voorbeeldargumentatie’. Wanneer het voorbeeld niet gebruikt wordt om een algemene, generaliserende uitspraak te verdedigen, maar dient ter verdediging van een specifiek geval, is er volgens Garssen sprake van vergelijkingsargumentatie (76). Een belangrijk verschil tussen voorbeeldargumentatie en vergelijkingsargumentatie is dus het bereik van het standpunt: is het standpunt een generaliserende uitspraak of heeft het standpunt betrekking op een specifiek geval? Aan de hand van dit criterium is het mogelijk om in een concreet geval te beslissen of de argumentatie als gebaseerd op een kentekenrelatie of op een vergelijkingsrelatie moet worden gereconstrueerd. Aan de hand van de volgende twee voorbeelden zal ik dit laten zien:
| |||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||
In voorbeeld (30) wordt het standpunt verdedigd dat de tijd nu rijp is voor het opengooien van gedempte grachten. Wat niet geheel duidelijk is, is of het standpunt specifiek op de situatie in Amsterdam slaat (in Amsterdam is de tijd nu rijp voor het opengooien van gedempte grachten) of dat er een algemenere uitspraak mee wordt gedaan (in Nederland is de tijd nu rijp voor het opengooien van gedempte grachten). In het eerste geval zou er sprake zijn van argumentatie gebaseerd op een vergelijkingsrelatie (‘In Amsterdam is de tijd nu rijp voor het opengooien van gedempte grachten, want in Utrecht en Breda overweegt men dat ook te doen (en de situatie in Utrecht en Breda is vergelijkbaar met die in Amsterdam)’). In het tweede geval van voorbeeldargumentatie (‘De tijd in Nederland is nu rijp voor het opengooien van gedempte grachten, want dat wordt in Utrecht en Breda op dit moment overwogen (en dat dit in Utrecht en Breda wordt overwogen wijst erop dat de tijd er rijp voor is’). Voorbeeld (31) is een voorbeeld van vergelijkingsargumentatie. Het standpunt luidt: ‘Het jaarlijks peilen van de taalvaardigheid en rekenvaardigheid van de Nederlandse schooljeugd zal dramatische bijeffecten hebben’. Deze voorspelling, die op een specifiek geval betrekking heeft, wordt verdedigd door een vergelijking te trekken met de situatie in Engeland, waar het invoeren van landelijke toetsen tot didactisch onverantwoorde praktijken heeft geleid.
De in dit artikel behandelde typen indicatoren zijn een hulpmiddel bij de analyse van de relatie waarop de argumentatie is gebaseerd, maar voor een verantwoorde reconstructie moet, zoals ik met de voorbeelden in deze paragraaf heb laten zien, ook nagegaan worden in welke uitspraken uit het schema voor vergelijkingsargumentatie de uitdrukking voorkomt en of de uitdrukking in kwestie op die plek wel een indicator van vergelijkingsargumentatie kan zijn. Daarnaast is het belangrijk om nadere criteria te ontwikkelen om typen argumenten die lastig uit elkaar te houden zijn, beter van elkaar te kunnen onderscheiden. In het geval van vergelijkingsargumentatie en voorbeeldargumentatie is het bereik van het standpunt in ieder geval ook een belangrijke aanwijzing bij de reconstructie. | |||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|