Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 25
(2003)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bas Andeweg en Jaap de Jong
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingHoe doorbreek je de stilte die valt nadat de dagvoorzitter je het woord heeft gegeven? Je kunt op duizend manieren beginnen, maar welke kies je? Wat moet je bereiken tijdens die essentiële eerste minuten en welke middelen zet je daarvoor in? Cicero (1989: 199-200) verbaast zich al ‘over de flodderaars die aan de inleiding geen enkele zorg besteden’; Quintilianus (2001:200) acht een - zorgvuldig gepresenteerd - exordium van groot belang: ‘het is ook de slechtste stuurman, die al bij het uitvaren tegen de kade op botst.’ En ook de eigentijdse presentatieadviseur Van der Meiden (1991: 61) raadt sprekers af om ‘haastig door de inleiding heen [te] rennen, om zo snel mogelijk de probleemstelling aan te pakken en vervolgens die breed gaan uitmeten.’ Een goed exordium lijkt niet alleen een zaak van gewicht, maar ook een delicate kwestie. Nederlandse ingenieurs vinden een pakkende inleiding maken de lastigste taak bij het houden van presentaties. Deze sprekende professionals die zo'n 17 keer per jaar een presentatie houden mogen dit dan lastig vinden (Andeweg, De Jong e.a. 2000: 85), maar hoe zit het met de professionele sprekers die tientallen keren per jaar een voordracht verzorgen. Minister Annemarie Jorritsma hield wel 150-200 speeches per jaar (Snoek 2001: 159). En welke steun is er in de strijd om een goed exordium te verwachten van de adviesboeken die gericht zijn op het schrijven en houden van toespraken? Er is een lange traditie van adviesboeken waarin auteurs hun lezers aanraden hoe ze de inleiding van hun toespraken moeten aanpakken. Aan het begin van deze traditie staan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klassieke retorici zoals de auctor ad Alexandrum, Aristoteles, de auctor ad Herennium, Cicero en Quintilianus. Zij kennen aan het begin van een toespraak specifieke communicatieve functies toe. Aanbevolen wordt aan het begin de aandacht (attentum) van de luisteraar te vangen, de welwillendheid (benevolum) van het publiek voor de spreker te verhogen, en duidelijk te maken (docilem) wat de luisteraar kan verwachten in de voordracht. Opvallend is dat Aristoteles (3,14, 6) de docilemfunctie centraal stelde: de kern van de zaak of het hoofdstandpunt geven. Voor een ideaal, rationeel publiek hoefde je eigenlijk niet veel werk van aandacht en welwillendheid te maken. Omdat de meeste publieken echter minder ideaal zijn, heeft hij toch ook maar adviezen voor beide andere functies gegeven. Cicero en Quintilianus legden in hun adviezen juist veel meer nadruk op het trekken van de aandacht en vooral op verkrijgen van welwillendheid, waarvoor een uitgebreide topiek ontwikkeld is. De drieslag iudicem attentum, benevolum et docilem parare heeft de eeuwen getrotseerd tot in de 20e eeuw, want in een (beperkt) aantal adviesboeken is deze drieslag nog steeds terug te vinden (bijvoorbeeld Oskamp en Geel 1999, Van der Spek 1999). Het benadrukken van een deel van de functies lijkt echter vaker voor te komen: vergelijk bijvoorbeeld Steehouder e.a. (2001) die met name de attentum- en docilemfunctie in de inleiding behandelen. De technieken die door de twintigste-eeuwse adviseurs gegeven worden, zijn over het algemeen goed beschrijfbaar binnen de klassiek-retorische functies.
Voor de antieken vormde de spreekpraktijk van beroemde politieke sprekers, zoals Pericles, Demosthenes en ook wel Cicero, de basis voor de vele retorische adviezen. Moderne Nederlandse adviesboekschrijvers lijken in de keuze van voorbeelden veel minder gebruik te maken van speeches van hedendaagse professionele sprekers, zoals onze ministers en staatssecretarissen. Betekent dit dat de adviezen losgezongen zijn van de Nederlandse toespraakpraktijk, of andersom dat deze toespraakpraktijk zich weinig gelegen laat liggen aan de expertise van de adviseurs? In dit artikel staan drie vragen centraal: in hoeverre is de moderne inleidingspraktijk in termen van het klassiek-retorische en moderne arsenaal aan inleidingstechnieken te beschrijven? Welke geadviseerde inleidingstechnieken hanteren professionele speechschrijvers? En welke klassieke inleidingsfuncties (met name attentum, benevolum & docilem parare) worden er met deze technieken vervuld?
Tot de meest productieve en professionele sprekers in Nederland behoren de bewindspersonen: ministers en staatssecretarissen. Zij schrijven hun talrijke speeches zelden zelf; hiervoor hebben ze speechschrijvers in dienst. Onze onderzoeksvragen hebben we daarom op deze groep gericht. Er is eerst een analysemodel opgesteld op basis van de klassieke retorica, aangevuld met inleidingsadviezen uit de moderne adviesliteratuur, daarmee wordt nagegaan met welke technieken de sprekers welke functies in deze speeches pogen te vervullen. Het artikel eindigt met een korte discussie over het gebruikte model. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 OnderzoeksopzetVoor de keuze van het hier geanalyseerde corpus hebben we gebruik gemaakt van een onderzoek onder alle Nederlandse departementale speechschrijvers (N=29) dat we in het voorjaar van 2001 uitvoerden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het doel van dat onderzoek was het in kaart brengen van de opvattingen van de Nederlandse departementale speechschrijvers. Het beroep van speechschrijver in de Nederlandse context is nog jong. In een interview met een tweetal speechschrijvers in 1995 gaat het nog om redigeren van speeches die door ambtenaren geschreven werden (Mulder 1995). Enigszins meewarig beschrijven in 1997 de nieuwe beroepsbeoefenaren de situatie voordat zij de arena betraden: ‘Vroeger trokken ze [de beleidsambtenaren] een nota uit de kast, schreven er dan ‘Beste heren’ boven en ‘dank u wel’ er onder en dat was het dan’.Ga naar eind1 En ook: ‘Als een beleidsmedewerker een verhaal goed opschrijft, zijn we niet nodig. Maar dat komt maar heel zelden voor’.Ga naar eind2 Enkele jaren later ontstaat op de verschillende ministeries meer en meer de constructie dat er aparte schrijvers voor deze taak worden aangesteld.Ga naar eind3 De volgende vragen waren o.m. in ons onderzoek aan de orde.
Het onderzoek bestond ondermeer uit een enquête onder alle schrijvers (N=29; response 72%) en een aanvullende focusgroepbijeenkomst. In de vragenlijst werden over de twee recentste speeches van de schrijvers concrete vragen gesteld. Gevraagd werd beide speeches bij de vragenlijst te voegen. Hieruit hebben we vervolgens het corpus samengesteld dat in de onderhavige studie geanalyseerd wordt. In totaal werd de helft (21 speeches) in het corpus opgenomen, waarbij gekozen is voor een maximale spreiding in sprekers. De speeches zijn te typeren als beleidstoespraken van Nederlandse bewindspersonen. De speeches worden meestal gehouden op uitnodiging, naar aanleiding van een speciale gebeurtenis, bijvoorbeeld: de opening van een congres of gebouw, het in ontvangst nemen van een onderzoeksrapport of de uitreiking van een prijs. Ze hebben een beleidsmatig, licht persuasief karakter, dit wil zeggen dat de spreker de gelegenheid te baat neemt om het beleid van de eigen organisatie nog eens voor het niet-vijandige publiek - en de vaak meeluisterende pers - uiteen te zetten. Van elke speech werd de inleiding bepaald. Bij de analyse van toespraken blijkt dat sprekers/speechschrijvers zelden zelf de inleiding zichtbaar in de tekst aangeven (vergelijk voor een zelfde resultaat De Jong en Andeweg 2000); wel hebben de speechschrijvers in de enquête aangegeven wat in hun ogen de inleidingsgrens was. In de onderhavige analyse hebben wij de inleidingsgrens bepaald door (een combinatie van) verschillende eigenschappen van de tekst te hanteren:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Het exordiummodelWat zou een spreker moeten bereiken in de inleiding van een toespraak? Welke technieken staan tot zijn beschikking volgens de klassieke en moderne adviseurs? Eerst is op basis van een bronnenstudie van klassieke adviesteksten nagegaan welke inleidingstechnieken de antieken adviseerden om de drie door hen onderscheiden inleidingsfuncties te realiseren. Deze lijst met technieken vormde het uitgangspunt voor een uitgebreide literatuurstudie naar de 20e-eeuwse adviesboeken. Uit een overzicht van de adviesboeken uit die eeuw is met behulp van een deskundigenpanel een selectie van de toonaangevende boeken (42 boeken) samengesteld. Vervolgens is in die selectie nagegaan welke klassieke adviezen repertoire hebben gehouden en welke nieuwe moderne adviezen het arsenaal hebben verrijkt.Ga naar eind4 Dit leverde een uitvoerige lijst op met aanbevolen technieken (zie tabel A). Deze functioneert in het onderzoek als een model om de gebruikte inleidingstechnieken en de daaraan gekoppelde functies in beeld te brengen.Ga naar eind5 In de tabel zijn de technieken naar hun hoofdfunctie geordend. Binnen de functiecategorie worden voor de historische duidelijkheid eerste alle klassieke adviezen opgesomd (ook de adviezen die niet meer in de 20e-eeuwse adviesboeken voorkomen) en daarna de moderne adviezen (bovenaan de adviezen die het meest frequent genoemd worden; onderaan die het minst genoemd worden). De benevolumtechnieken zijn onderverdeeld in vier klassieke topen: ab nostra persona (stof die afgeleid is van de eigen persoon), ab adversariorum persona (afgeleid van de persoon van de tegenstander), ab iudicum persona (afgeleid van het publiek) en a causa (van de zaak). Uit de tabel blijkt dat vergeleken met de groei aan attentumtechnieken, de aanwas aan benevolum- en docilemtechnieken in de 20e eeuw gering was.
Over de functie van de verschillende technieken wordt niet altijd hetzelfde gedacht. Aan een klassieke attentumtechniek als het belang van het onderwerp benadrukken worden bijvoorbeeld ook benevolumfuncties toegeschreven zoals het opbouwen van een verstandhouding met het publiek (door het gemeenschappelijke belang te benadrukken: ab iudicum persona: Morse 1983;Van der Spek 1995; Janssen e.a. 1989) en het motiveren van het publiek voor het onderwerp (a causa: Korswagen 1988;Van der Spek 1995). In de hier beschreven analyse wordt steeds uitgegaan van de hoofdfunctie van de techniek. Sommige technieken in de tabel - met name benevolumtechnieken - worden in de 20e eeuw niet meer geadviseerd voor de inleiding. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de veranderde context voor de adviezen. Behandelden de antieken de voorschriften vooral, maar niet alleen, in het licht van een juridische context, de moderne adviseurs lijken zich vooral op een algemene situatie te richten en zeker niet meer exclusief op de rechtszaal. Specifieke adviezen voor het juridisch pleidooi komen in de 20e eeuw eigenlijk nauwelijks voor (Broekers-Knol en Van Klink 2000).
Met behulp van het exordiummodel (tabel 1) kan op efficiënte wijze worden nagegaan welke beproefde technieken een spreker/speechschrijver gebruikt. Het model scherpt de blik voor het voorkomen van varianten op deze technieken en maakt de onderzoeker alert op mogelijke nieuwe inleidingstechnieken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1: Overzicht inleidingstechnieken
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De analyse beperkte zich tot de tekst zelf; de spreeksituatie - waaronder ook nonverbale uitingen van de spreker - blijft buiten beschouwing. In de praktijk blijkt dat sprekers zelden precies de tekst volgen en dus veranderingen in bijvoorbeeld de inleiding van de tekst aanbrengen die op dat moment beter passen in de situatie van het optreden (vergelijkVeltman 2002). De tekst zelf bevatte anderzijds signalen die door de luisteraars niet of op een andere manier zijn waargenomen (alinea-indelingen; paragraaftitels; cursiveringen). Deze worden in de analyse wel in de overweging meegenomen. In principe werd alle aanwezige tekst van de inleiding benoemd.Ga naar eind6 Het kon daarbij voorkomen dat een techniek vaker in een inleiding wordt gebruikt (bijvoorbeeld verschillende vergelijkingen of metaforen). De betrouwbaarheid van de analyse is vergroot door deze afzonderlijk door twee onderzoekers uit te laten voeren. Verschillen in techniekanalyse (‘is deze passage een voorbeeld of een anekdote?’) konden zo na discussie - op basis van de bewijscitaten - worden geslecht.Ga naar eind7 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 ResultatenWat leverden de analyses op? De lengte van de inleiding was gemiddeld 19% van de gehele toespraak (sd 12,4) en varieerde tussen de 5,2% en 50,5%.Ga naar eind8 De moderne adviseurs zijn het onderling niet eens over de optimale lengte van een inleiding (variatie tussen 5% en 20%, met een kleine meerderheid die een lengte van 10% adviseert), maar in vergelijking met deze adviezen is de gevonden inleidingslengte dus aan de hoge kant. Ook is eenderde van de speechinleidingen langer dan 25% van de speech met een uitschieter naar zelfs 50,5%.Ga naar eind9 In een eerder onderzoek in een vergelijkbaar corpus vonden we een gemiddelde lengte van 13,1 % en een variatie tussen 2,8 en 38,3% (De Jong en Andeweg, 2000). Vaak bleek de vastgestelde inleidingslengte te verschillen van de lengte die de speechschrijvers zelf in de enquête aangaven. In de helft van de gevallen viel onze schatting langer uit, wat meestal veroorzaakt leek te worden door een definitiekwestie: wij vatten zoals gezegd de partitio (of het bruggetje) bij de inleiding,Ga naar eind10 terwijl de speechschrijvers dit onderdeel niet meer tot de inleiding rekenden: Het juryrapport staat uitvoerig stil bij de betekenis van het IIAV, de omvangrijke collecties en de vele activiteiten die worden ondernomen. En niet te vergeten, de vanzelfsprekendheid waarmee dat gebeurt. Vanzelfsprekendheid. Daar wil ik graag met u over spreken. [Het onderstreepte deel werd door de speechschrijver niet meer tot de inleiding gerekend] | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Attentum parare: de aandacht trekken en richtenIn de onderzochte inleidingen wordt op uiteenlopende manieren geprobeerd de aandacht van de luisteraars te trekken en te richten. In tabel 2 is een overzicht opgenomen van de aangetroffen technieken. Van elke techniek wordt aangegeven in hoeveel speeches deze voorkomt en hoe frequent de techniek in het corpus als geheel voorkomt; een techniek kan immers in een inleiding meerdere malen voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2: Aangetroffen attentumtechnieken in 21 speeches
Het corpus bevat vijf speeches met vier of meer aandachtstechnieken. De enige toespraak zonder herkenbare aandachtstechnieken is vooral rijk aan op welwillendheid gerichte technieken (het danken en prijzen van een commissie). In alle andere toespraken kwamen een of meer aandachtstechnieken in de inleiding voor.
De aanheftechniek en de techniek van de uitdagende bewering worden in ruim 40% van de speeches toegepast. De aanheftechniek wordt meestal onopvallend, clichématig toegepast: ‘Dames en heren’ is de doorgaans gebruikte vorm, een enkele keer uitgebreid tot ‘Majesteit, Excellenties, dames en heren’ (Van Aertsen; speech 17). Niet meer en vogue is het meer aandachtrekkende ‘uitputtend intro-gedrag’ dat Van der Meiden beschrijft: Zeer geachte heer burgemeester dezer stede, zeer geachte bestuurderen dezer illustere vereniging, hooggeachte dames en heren genodigden, die door uw aanwezigheid deze bijeenkomst luister bijzet, zeer geachte dames en heren van deze vereniging, gewenste toehoorders, ik groet u allen zeer! (Van der Meiden 1991: 154) In twee gevallen zorgt een afwijkend gebruik van de aanheftechniek voor een mogelijk sterkere aandachtsprikkel. Minister Herfkens opent haar speech met ‘Leden van de jury’; pas enkele zinnen verder blijkt dat het hier een citaat betreft uit een vorige speech: een bewust én de aandacht prikkelend effect. Staatssecretaris Remkes herhaalt tijdens zijn inleiding de aanhef ‘Dames en heren’ waardoor een extra appèl op de luisteraars gedaan wordt.
De techniek van de uitdagende bewering wordt vaak vergezeld door prikkelende statistieken en scherpe contrasten. Uit het woningbehoefte-onderzoek blijkt dat in 2010 vijfenzestig procent van de huishoudens een eigen woning wil. Terwijl op dit moment nog maar iets meer dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de helft van de mensen - Nederland hoort daarmee tot de achterhoede in Europa - een eigen woning heeft! (Remkes; speech 8) De vraagtechniek komt in bijna 30% van de speeches voor. Er worden verschillende vormen van de techniek gebruikt. Zo stelt staatssecretaris Remkes (VROM) een echte vraag aan zijn publiek, waarop hij een antwoord wil: Mag ik u een vraag stellen: wie van u hier heeft een koopwoning? Wilt u uw hand opsteken? Dank u wel [...] Ik durf zo op het oog te stellen dat het hier gaat om veel meer dan de helft. Daarmee bent u dus niet representatief voor Nederland. (Remkes; speech 8) Maar ook de quaestio (een opeenvolgende reeks van vragen) en de subiectio, de vraag die zowel door de spreker wordt opgeworpen als beantwoord, komen voor. Een voorbeeld van de subiectio: Wat dacht u dat het grootste risico voor hen vormt? Dat is lawaai. (Hoogervorst; speech 14) De technieken vergelijking/metafoor en citaat worden in ongeveer gelijke mate gekozen (19%). De vergelijking/metafoor worden soms uitgesponnen tot een beeldverhaal, waarbij het moeilijk blijkt om een beeldbotsingGa naar eind11 te voorkomen: Maar in die begintijd voelde ik me nog wel eens een roepende in de woestijn als ik over dat onderwerp sprak. Die tijd is echt voorbij. Ik voel me langzamerhand alsof ik deel uitmaak van een groot koor. En van een woestijn is ook al lang geen sprake meer. We bevinden ons niet in een dorre vlakte, maar juist in uiterst vruchtbaar gebied. (Ybema; speech 1) Een citaat kan de aandacht trekken door de treffende formulering; men kan tegelijk de geciteerde autoriteit tot bondgenoot maken. Wanneer we praten over de betekenis van religie in de Nederlandse traditie, kom ik onvermijdelijk uit bij Erasmus. Ik denk in het bijzonder aan zijn beroemde boek Lof der Zotheid. Daarin trekt de auteur van leer tegen wat hij ziet als machtsmisbruik door de kerk van Rome. Hij hekelt de pausen van zijn tijd en ook de intellectuelen die hen steunen en die - ik citeer - ‘allerlei motieven bedenken, om met goed fatsoen het dodelijk staal te kunnen hanteren en zijn medemens tussen de ribben te steken, wat voor hen blijkbaar absoluut geen afbreuk doet aan Christus’ gebod van naastenliefde’. (Van Boxtel; speech 17) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een tijdschrift las ik dat Schiphol al een ‘metropool zonder inwoners’ genoemd wordt - een aardige typering. (Korthals; speech 5) Ook de aandachtstechnieken anekdote en het belang van de zaak benadrukken komen met enige regelmaat voor (14%). Secretaris-Generaal Borghouts opent zijn speech over klachtenafhandeling met een anekdote: Een paar weken terug las ik iets opmerkelijks. Het stond in de krant, u zult het ook gezien hebben. Het ging om een kwestie waar we jaren niets van gehoord hadden, namelijk de kwestie Aantjes. Ik doel op het bericht dat de historicus De Jong erkent dat hij in 1978 fouten heeft gemaakt in deze zaak, dat hij te kort door de bocht ging bij het presenteren van zijn bevindingen. Dat het 22 jaar heeft geduurd voordat De Jong zoiets zegt, geeft aan hoe moeilijk het is om fouten toe te geven. En dat geldt niet alleen voor personen, dat geldt ook voor organisaties - die immers uit mensen bestaan. (Borghouts; speech 6) De techniek het belang van de zaak benadrukken wordt onder meer gebruikt door staatssecretaris Verstand-Bogaert van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het congres ‘Arbeitsmarktpolitik im Zentrum Europas ein Ländervergleich’ als zij zegt: Het is goed dat wij in Europa van elkaar weten waar we mee bezig zijn. Daardoor kunnen we van elkaar leren. Dat is belangrijk, zeker als het gaat om aan elkaar grenzende landen en regio's. (Verstand-Bogaert; speech 4) De aandachtstechnieken Belang van het onderwerp benadrukken, iets geestigs presenteren, overige stijlmiddelen, het (historische) voorbeeld en beeld- en geluidseffecten komen incidenteel voor. Het valt met name op dat de meest geadviseerde twintigste-eeuwse aandachtstechniek, de anekdote, in dit corpus relatief weinig voorkomt. Overigens zijn er de verschillen met verwante technieken als (historische) voorbeelden en iets geestigs presenteren soms gering. Eenmaal worden, door staatssecretaris Remkes, sheets gebruikt (techniek: beeld- en geluidseffect). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Benevolum parare: de welwillendheid voor spreker en zaak vergrotenTabel 3 bevat een overzicht van de gebruikte benevolumtechnieken.
Tabel 3: Aangetroffen benevolumtechnieken* (N=21)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meer dan de helft van de toespraken bevat een vorm van vleien en prijzen van (een deel van) het publiek.Ga naar eind12 Dat gebeurt doorgaans in de vorm van complimenteren en bedanken. Het complimenteren is het uitspreken van een positief waardeoordeel over de ander of over diens ‘zaak’. Een compliment is een vorm van beleefdheid die niet per se erg uitgebreid behoeft te zijn.
De complimentpassages in het corpus verschillen enigszins van aard. In sommige passages staat de persoon van de spreker zelf sterk op de voorgrond. Meneer Dijkstra, dames en heren, Ik stel het zeer op prijs hier vanmorgen te zijn tijdens dit lustrumcongres van de VBDO. (Ybema; speech 1) Blijkbaar is de lof er in gelegen dat de luisteraar zich vereerd moet voelen, omdat de spreker uitspreekt dat hij graag bij de luisteraars aanwezig is. Deze realisering van de techniek doet door zijn beknoptheid clichématig en weinig overtuigend aan.
De compliment-uitwerking in het volgende voorbeeld is uitgebreider: U laat zien dat u gericht bent op de wensen van uw afnemers. En dat is iets wat ik bijzonder waardeer. Want zo'n oriëntatie op de partijen aan het einde van de keten is voor de agrosector van eminent belang. (Brinkhorst; speech 10) Het complimentje van de bewindspersoon wordt hier versterkt door informatie te geven over de afweging die ten grondslag ligt aan het positieve oordeel. De spreker is meer publiekgericht door het expliciet gebruikte u. De uitwerking lijkt daardoor geslaagder; het gaat er immers om iets hoffelijks te zeggen over die ander. Het kan uitgebreider en ook - vinden we - geloofwaardiger: Zeven jaren was de vereniging in Rijswijk gevestigd. Dat moeten zeven vette jaren zijn geweest. Niet voor niets bent u uit uw jasje gegroeid. Het is loon naar werken. Dat weet ik uit ervaring. Want als het over pensioenen gaat dan bent u er als de kippen bij om de belangen van de bedrijfstakpensioenfondsen te behartigen. Dikwijls met succes omdat de vereniging uitstekende contacten heeft met sociale partners en politieke partijen. Over lobbyen hoef ik u met andere woorden niets meer te leren.(Hoogervorst; speech 7) Het lijkt interessant om na te gaan in hoeverre de uitgebreidheid van het compliment de waardering ervoor positief beïnvloedt.Ga naar eind13
Bedanken is een taalhandeling die door de betrokken bewindspersonen regelmatig gebezigd wordt. Zij krijgen zaken aangeboden (rapporten en dergelijke), waarvoor dan dank behoort te worden uitgesproken. Van Dale (1984) typeert dank als ‘Goede gezindheid jegens iemand van wie men iets goeds ondervonden heeft en het blijk daarvan’. Er is in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
definitie sprake van een tweeledigheid: enerzijds de gezindheid van de spreker en anderzijds datgene wat de ander deed om die gezindheid op te wekken. Van Eijk (1987) stelt dat een te kort bedankje in de meeste gevallen niet op zijn plaats is. Er is onderscheid te maken in korte - clichématige - dankwoorden, waar meestal geen van de elementen van het bedanken wordt uitgewerkt en in geëlaboreerde dankwoorden, waar een of beide elementen van de dank worden geconcretiseerd.Ga naar eind14 Een voorbeeld van een kort - clichématig - dankwoord is: Ik ben de Bank Nederlandse Gemeenten dankbaar dat zij dit congres heeft georganiseerd. (Vliegenthart; speech 21) Er is hier geen onderbouwing van het dankwoord. De luisteraar herkent het als een cultureel bepaalde uiting die bij de spreeksituatie hoort of kan horen. Dankwoorden zijn verder te onderbouwen door een toelichting toe te voegen: Mevrouw Sorgdrager, mevrouw Brinkgreve, mevrouw Yerli, mijnheer Ouwerkerk en mijnheer Schnabel, ik ben u zeer erkentelijk voor uw werk. U hebt zich met veel enthousiasme aan een niet eenvoudige opdracht gewaagd: kiezen uit bijna 30 inzendingen. (Van der Ploeg; speech 3) Een verder geëlaboreerd dankwoord is te vinden in het volgende voorbeeld: Eerst wil ik de heer Oosting en de leden van zijn commissie, én degenen die de commissie hebben ondersteund van harte bedanken voor hun inzet de afgelopen maanden. U heeft vorig jaar zonder veel mitsen en maren een grote verantwoordelijkheid op u willen nemen: het verrichten van onafhankelijk onderzoek naar de vreselijke ramp die Enschede en zijn inwoners heeft getroffen. Aan dit onderzoek heeft u vele maanden intensief gewerkt. Aan de hand van uw rapport en de daarin opgenomen conclusies en aanbevelingen zullen de noodzakelijke gevolgtrekkingen worden verbonden en lessen worden geleerd. Door overheden, bedrijven en burgers. (De Vries; speech 15) Het bedanken van de commissie wordt geconcretiseerd door een aantal opmerkingen over de zwaarte en het belang van de taak die de commissie zonder morren heeft uitgevoerd. De toevoegingen hadden ook niet gemaakt kunnen worden. (Werkt immers niet iedere commissie hard en verrichten ze niet alle belangrijk werk; zeker als ik ze - als bewindspersoon - zelf geïnstalleerd hebben?) De benevolumtechniek bedanken komt in ons corpus vooral in de meer geëlaboreerde vorm voor.
Een spreker die suggereert één te zijn met het publiek en een ‘wij-gevoel’ weet te creëren, zal eerder serieus genomen worden dan een vreemde. Een op de zeven inleidingen bevat de techniek van het gemeenschappelijke benadrukken. Minister Van Boxtel bindt het publiek samen door op gemeenschappelijke kennis te wijzen en mensen die die kennis ontberen te diskwalificeren: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik hoef voor dit gezelschap niet meer te spreken over de uitgangspunten van het grotestedenbeleid. U kent mijn visie op de complete stad - u helpt deze tenslotte te realiseren -, u kent de drie pijlers waarop het grotestedenbeleid is gebaseerd en het idee van de integrale aanpak. Als dat niet zo is, zit u mogelijk in de verkeerde zaal. In ieder geval heeft u dan een belangrijke ontwikkeling gemist. (Van Boxtel; speech 20) Minister DeVries spreekt over ‘ons’, een beproefd middel om gezamenlijkheid te bewerkstelligen: De vuurwerkramp van Enschede is onuitwisbaar in ons geheugen gegrift. De slachtoffers, de doden en gewonden, de ongelofelijke verwoesting zullen ons altijd bijblijven. (De Vries; speech 15) Het eigen ethos versterken door zichzelf betrouwbaar voor te stellen (eigenlijk de meest geadviseerde benevolumtechniek) komt zelden voor. Zo verwijst minister Herfkens (speech 13) naar een toespraak van haarzelf van veertien jaar geleden om na te gaan hoe actueel die nog is (zeer actueel). MinisterVan Boxtel (speech 20) gebruikt een klassieke frase (‘u heeft mij gevraagd...’) om te suggereren dat hij niet op eigen gezag weer het sprekersgestoelte bestijgt om over dit onderwerp te spreken: U heeft mij gevraagd hier te spreken over de stand van zaken van het grotestedenbeleid. De techniek Publiek bang maken of juist geruststellen komt slechts in een enkel gevallen voor. Zo stelt staatssecretaris Remkes zijn luisteraars (grotendeels woningeigenaren) in zijn inleiding gerust met: Laat ik voorop stellen dat het rijk zich wat mij betreft de komende jaren blijft inzetten voor de bevordering van het eigen woningbezit met ook de hypotheekrenteaftrek als belangrijke financiële faciliteit. (Remkes; speech 8) en roept minister Korthals een schrikbeeld op: Op Schiphol zijn steeds meer mensen bij elkaar op een relatief kleine oppervlakte en dat schept mogelijkheden voor malafide figuren. Daarnaast kan de enorme goederenstroom aantrekkingskracht uitoefenen op criminelen. We moeten er voor waken dat zij zich niet als een kind in de snoepwinkel wanen. (Korthals; speech 5) Ook de benevolumtechniek van het prijzen van de eigen partij komt in het corpus voor; Borghouts opent een bijeenkomst over klachtenbehandeling met het complimenteren van zijn eigen departement: Onze afdeling publieksvoorlichting heeft daar aan de lopende band mee [met onterechte klachten] te maken - en toch blijven ze netjes.(Borghouts; speech 6) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een vijfde deel van de toespraken wordt helemaal geen gebruik gemaakt van benevolumtechnieken.
De overige benevolumtechnieken zijn niet aangetroffen. De relatief belangrijke klassieke, maar ook in de 20e eeuw nog wel geadviseerde, benevolumtechniek de indruk wekken improviserend te spreken is niet gesignaleerd in het corpus. Het is natuurlijk denkbaar dat sprekers echt improviseren aan het begin van de toespraak, wat dan uit de aard der zaak niet zichtbaar is in de door ons bestudeerde tekst van de toespraak. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Docilem parare: het luisteren, begrijpen en onthouden vergemakkelijkenTabel 4 bevat een overzicht van de aangetroffen docilemtechnieken.
Tabel 4: Aangetroffen docilemtechnieken [N=21]
Het weergeven van de kern van de zaak wordt in de helft van de speeches toegepast en neemt verschillende vormen aan. Veel sprekers kiezen voor de vorm van een standpunt. De spreker kan zich bij het gebruik van deze techniek meer of minder in de kaart laten kijken. Korthals geeft zijn standpunt expliciet aan met de woorden mijn stelling: Dat brengt mij tot mijn stelling voor vandaag. Voor mij is duidelijk dat de rechtshandhaving op Schiphol gelijke tred moet houden met de groei van Schiphol. (Korthals; speech 5) Remkes herhaalt zijn standpunt gedurende de inleiding en preciseert deze aan het eind: [begin van de inleiding:] Ik vind daarom dat woningcorporaties, gemeenten, makelaars, financiële instellingen, huurdersorganisaties en het rijk - kortom: u en ik - onze uiterste best moeten doen aan de woonwensen van de burger tegemoet te komen. [eind inleiding:] In mijn verdere verhaal wil ik u laten zien hoe het rijk het eigen woningbezit wil bevorderen. En ik wil u - en vooral de vertegenwoordigers van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woningcorporaties onder u - oproepen om samen met mij die doelstelling van 65 procent eigen woningbezit in 2010 te realiseren. (Remkes; speech 8) Staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij kiest voor de vorm van een algemene stellende uitspraak door af te zien van het gebruik van formuleringen als ik vind en ik wil u laten zien hoe...: Waar het nu om gaat is het opkrikken van de kwaliteit van het landelijk gebied. Of om het anders te zeggen: het platteland moet mooier, leuker en natuurlijker worden. Het agrarische natuur- en landschapsbeheer speelt daarin een belangrijke rol. (Faber; speech 12) De moderne inleidingstechniek het aangeven van het onderwerp komt drie keer voor in het corpus. Hierbij ontbreekt een doelstelling of standpunt, maar wordt wel expliciet een aanduiding van het speechonderwerp gegeven. Staatssecretaris Van der Ploeg: Vanzelfsprekendheid. Daar wil ik graag met u over spreken. (Van der Ploeg; speech 3) In zeven speeches wordt geen expliciete doel- of onderwerpsaanduiding gegeven.
De aankondiging van de hoofdpunten van de speech (partitio) kan variëren in de mate van volledigheid. 43% procent kent geen aankondiging van de structuur van het verhaal, slechts 15% bevat een informatieve complete structuuraankondiging. Remkes sluit zijn speechinleiding af met een complete partitio: Waar ligt de sleutel tot 65 procent eigen woningbezit in 2010? Voor het antwoord daarop, zal ik ingaan op drie vragen: 1. Welke twee belangrijke hobbels komen we tegen op weg naar 65 procent eigen woningbezit? 2. Welk gereedschap hebben we om die hobbels uit de weg te ruimen? 3. Hoe kunnen we samen dat gereedschap zo goed mogelijk ter hand nemen? (Remkes; speech 8) Een incomplete aankondiging naar het eerstvolgende deel van de speech komt vaker voor (43%). Destijds in Berlijn vergeleek ik het werk van de internationale financiële instellingen met een dokterspraktijk en ik stelde vier ernstige tekortkomingen vast. Het loont de moeite ze nog eens na te lopen en te kijken waar we nu staan. [Herfkens speech 13 vervolgt haar behandeling van de tekortkoming met een niet aangekondigd deel over maatregelen later in haar speech] Soms is de aankondiging alleen maar een bruggetje naar het eerst volgende onderdeel: Eerst even over de portfolio. (Faber; speech 12) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik neem de gelegenheid te baat om kort stil te staan bij de veiligheidssituatie in de wereld. (De Grave; speech 19) De narratiotechniek komt in eenderde van de speeches voor. Het is het middel waarmee de spreker de noodzakelijke achtergrondinformatie geeft zodat het publiek het verhaal goed kan volgen. Die informatie kan bestaan uit een beknopte behandeling van de aanleiding, de achtergrond of de korte voorgeschiedenis van het onderwerp van de speech. Herfkens schetst - pittig formulerend en daarmee tevens de aandacht van het publiek prikkelend - de achtergrond bij het thema van de dag: Vandaag is hier in Utrecht weer een tribunaal. Nog steeds gaat het over schulden. Nog steeds staan de meeste ontwikkelingslanden, waaronder de armste, zwaar in het rood. Nog steeds gaat betaling van rente en aflossing ten koste van bijvoorbeeld sociale investeringen. Dertien jaar later, geen stap verder? Dat is gelukkig niet waar. (Herfkens; speech 13) Van der Ploeg verklaart in een enkele zin waarom hij in zijn speech het begrip ‘vanzelfsprekendheid’ centraal zet: Het juryrapport staat uitvoerig stil bij de betekenis van het IIAV, de omvangrijke collecties en de vele activiteiten die worden ondernomen. En niet te vergeten, de vanzelfsprekendheid waarmee dat gebeurt. (Van der Ploeg; speech 3) In drie gevallen hanteert de spreker geen van de onderscheiden docilemtechnieken. Staatssecretaris Faber opent een slotdebat met de inleiding. Een stuk grond in cultuur brengen betekende tot voor kort: heide-, bos- of zandgrond ontginnen en geschikt maken voor de landbouw. Nu betekent het eerder het omgekeerde: landbouwgrond uit productie nemen om er heide, bos of een zandverstuiving van te maken. Zelfs de zogenaamde ruige natuur moeten wij vandaag de dag in cultuur brengen. Anders hebben we helemaal geen ruige natuur meer in ons kleine, dichtbevolkte land. (Faber: speech 11) Betekent dit dat Faber de luisteraar geen houvast geeft over het onderwerp van haar speech? Nee. In deze inleiding wordt wel in de vorm van een prikkelende stelling (attentumtechniek) de tegenstelling natuur-cultuur gebruikt die een van de thema's is van haar speech, maar er ontbreekt een expliciete onderwerpsaanduiding (bijvoorbeeld: Het onderwerp van mijn speech is...; Ik wil vandaag spreken over...). Zolang de spreker niet uitdrukkelijk uitsluitsel geeft, blijft het onzeker waarover de speech zal gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 InleidingsfunctiesWelke inleidingsfuncties worden in deze speechinleidingen gerealiseerd? We onderscheiden drie functies, deze kunnen in principe in zeven verschillende combinaties (of alleen) in een inleiding voorkomen. Elke aangetroffen techniek realiseert een inleidingsfunctie.Ga naar eind15 Tabel 5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toont in de variantenkolom in geabstraheerde vorm de volgorde van de verschillende inleidingstechnieken per speech. De verschillende attentumtechnieken worden met een a weergegeven, de benevolumtechnieken met een b en de docilemtechnieken met een d. Dit levert dus een overzicht op van de varianten van de mogelijke functiecombinaties.
Tabel 5: Functie(combinatie) in speechinleidingen (N=21)
Uit de tabel blijkt dat niet iedere combinatie even vaak voorkomt. De combinatie abd komt - in verschillende volgorden - in bijna driekwart van de gevallen voor. Verder valt op dat in het corpus geen enkele variant vaker dan één keer voor komt.Ga naar eind16 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6 Conclusies en discussieIn dit onderzoek hebben we drie vragen willen behandelen op basis van de speechinleidingen die de ministers ‘in de tas’ mee krijgen om uit te spreken. We staan straks stil bij de waarde van het toegepaste exordiummodel om de moderne inleidingspraktijk te beschrijven. Maar eerst gaan we in op de geadviseerde inleidingstechnieken die professionele speechschrijvers hanteren en de klassieke inleidingsfuncties die met deze technieken worden vervuld.
Attentumtechnieken worden in bijna elke inleiding toegepast. Professionele sprekers en hun speechschrijvers zullen niet snel hun beleidskwesties aansnijden als ze niet eerst de aandacht van hun publiek hebben proberen te winnen. Dit sluit aan bij het onderzoek onder de betrokken speechschrijvers (enquête en focusgroepbijeenkomst) waaruit bleek dat ze aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dacht trekken de meest essentiële inleidingsfunctie vinden. Gebruik wordt gemaakt van een grote variëteit aan zowel klassieke (belang van het onderwerp benadrukken, vergelijking) als moderne aandachtstechnieken, met een meerderheid van moderne technieken (uitdagende bewering, vraag en citaat). Het valt op dat aandachtstechniek anekdote die in de 20e eeuw het meest geadviseerd wordt, slechts incidenteel voorkomt in het corpus. Uit het parallel lopend onderzoek naar opvattingen van speechschrijvers blijkt dat de schrijvers zelf de anekdote in dit corpus als een van de meest gebruikte technieken noemen. De anekdote is in onze opvatting een korte, snedige en afgeronde vertelling (zie ook Edens 1979). Het lijkt er op dat een deel van de speechschrijvers een lossere definitie hanteert van de anekdotetechniek. Zo werd het onderstaande voorbeeld door de speechschrijver van de staatssecretaris van defensieVan Hoof als anekdote gekarakteriseerd, waar wij eerder een uitgewerkte vergelijking zien. Een ander beeld dat de titel ‘Spel zonder Grenzen’ oproept, is dat van het immens populaire tv-programma in de jaren zeventig, waar veel Nederlanders voor thuis bleven. Een vast onderdeel van de uitzending was de zeephelling, waar de deelnemers uit alle macht tegenop krabbelden. Vaak mislukten de pogingen omdat ze tevergeefs houvast zochten en eindigde de klauterpartij weer aan de voet van de helling. Andere bezienswaardige onderdelen speelden zich af boven een waterbak. Voor je het wist ging er iemand kopje onder ging. In het Spel zonder Grenzen dat materieelverwerving heet, zijn er soms van die momenten dat ik mij op een zeephelling waan of het gevoel heb dat een nat pak dreigend dichtbij is. (Van Hoof; speech 18) Ook als we een minder strikte definitie van de anekdote zouden hanteren, blijft dit aantal achter bij de verwachting. Inzet van sheets of Powerpoint (beeld- en geluidseffecten) komt slechts eenmaal voor. Dit komt overeen met wat speechschrijvers zeggen over het gebruik van deze middelen: ‘het is niet chique, niet des ministers’. Alleen wanneer bewindspersonen daar zelf sterk voorstander van zijn (zoals ministerVermeend van Sociale Zaken) of wanneer in een speech het verduidelijken van cijfers centraal staat, wordt deze techniek toegepast.Ga naar eind17
Het gebruik van benevolumtechnieken beperkt zich voornamelijk tot het vleien en prijzen van de luisteraars. Ook uit de enquête onder de betrokken speechschrijvers komt naar voren dat dit aspect van de benevolumfunctie belangrijk is. In een eerder onderzoek op basis van een breder corpus (naast ruim eenderde speeches van bewindspersonen ook partijpolitieke speeches en speeches van verenigingsbestuurders, hoogleraren en vorsten) bleek het voorkomen geringer (De Jong en Andeweg 2000). Vergeleken met dat corpus blijkt bovendien dat de ethostechniek - zichzelf betrouwbaar voorstellen - juist veel minder voorkomt. De speechschrijvers verklaren dit als volgt: ‘het is niet noodzakelijk omdat iedereen de bewindspersoon al kent’ en ‘wat in het bedrijfsleven soms op overdreven wijze gebeurt met behulp van organogrammen is ongebruikelijk bij bewindspersonen. Als het doel is een boodschap over te brengen, dan past het minder om over jezelf te praten’.Ga naar eind18 Het percentage speeches zonder gebruik van benevolumtechnieken (20%) is in beide corpora hetzelfde. De verschillen duiden erop dat de onderlinge verhouding van voorkomende benevolumtechnieken corpusafhankelijk is. Nader onderzoek hiernaar lijkt gewenst. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De enige moderne benevolumtechniek van het bedanken van de inleider komt in de uitgeschreven speeches niet voor. Het is evenwel voorstelbaar dat de bewindspersoon in de praktijk enige geïmproviseerde opmerkingen maakt tegen of over degene die haar of hem inleidt.Ga naar eind19
Het gebruik van docilemtechnieken dient om de luisteraar te helpen de speech goed te verwerken. Maximale dienstverlening door zowel het hoofdstandpunt of de belangrijkste doelstelling aan te geven als de luisteraar duidelijk te maken uit welke onderdelen de speech zal bestaan, komt beperkt voor. De reeds eeuwen durende discussie over de voor- en nadelen van de structuuraankondiging heeft in de 20e eeuw bij een merendeel van de adviseurs tot een positief partitioadvies geleid. De techniek is voor hen een onbetwist middel bij informatieve toespraken, lezingen, met niet-controversiële inhoud (Zelko & Dance 1968), van een zekere lengte (Van Cooth en Lans 1909;Pereboom 1989), over een vrij gecompliceerd onderwerp (Van Eijk 1986), in gevallen waar effectbejag ongepast is (Van der Spek 1995). Hierbij wordt de structuuraankondiging onmisbaar geacht om het verhaal goed te kunnen volgen en onthouden. Bezwaren zijn er wel bij persuasieve, op overtuiging gerichte toespraken en bij korte speeches. De speechschrijvers blijken in de praktijk weinig te kiezen voor een volledige structuuraankondiging; ze zien liever helemaal af van deze richtingaanwijzerGa naar eind20 of hanteren de beperktere vorm van het ‘bruggetje’. Gevraagd naar hun opvattingen hierover bleek een duidelijke verdeeldheid in de groep. Een structuuraankondiging wordt door een groot deel van de speechschrijvers saai gevonden en afhankelijk gesteld van de ingewikkeldheid van de stof:‘bij een moeilijk verhaal is en structuuraankondiging gewenst. Bij een eenvoudige speech is dat te zwaar aangezet.’ Volgens enkele anderen is een structuuraankondiging ‘altijd van belang. Het kan in twee zinnen. Vaak kun je door de drie deelonderwerpen te noemen al drie kamertjes in de hoofden van de luisteraars openen.’Ga naar eind21
In hoeverre beperkt zich de reikwijdte van de resultaten tot het onderzochte, relatief kleine corpus? Er is sprake van een grote mate van homogeniteit in de sprekerspopulatie (Nederlandse bewindspersonen) en inhoudelijk gezien in de betrokkenheid op overheidsbeleid. De observaties lijken daarmee representatief voor deze bijzondere populatie van 200 speeches gemiddeld per jaar per departement.
Voor de analyse van de inleidingen is een exordiummodel ontwikkeld. Hoe bruikbaar is dit model? Het model maakt de keuze duidelijk die professionele speechschrijvers maken uit het exordiale potentieel van topen en technieken. Enerzijds levert het een descriptie op in termen van technieken en daaraan mogelijk gekoppelde functies. Anderzijds wordt daarmee duidelijk gemaakt welke beproefde technieken niet worden ingezet en welke functies dus niet worden nagestreefd. Dit is waardevol omdat het analyseresultaat een beeld geeft van de exordiumstijl van een bepaald corpus en inzicht biedt in patronen en koppelingen tussen functies en middelen. Een normatieve afweging of een concrete inleiding voldoende of onvoldoende de inleidingsfuncties realiseert volgt niet automatisch uit het model. Dat kan ook niet, omdat contextuele aspecten van de speech - waar, wanneer, door wie en vooral voor wie de speech met welke voorgeschiedenis en bedoelingen is gehouden - buiten de analyse blijven. De analysemethode levert in principe altijd een geanalyseerde tekst op. De methode gaat voorbij aan de mogelijkheid dat een speech géén inleiding zou kunnen hebben. Een moge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijkheid die bijvoorbeeld door de antieken nadrukkelijk opengehouden wordt.Ga naar eind22 De criteria die deze klassieke adviseurs hiervoor soms geven hebben zonder uitzondering met de context van de speech te maken, een context die nu juist buiten onze analyse bleef. In de analyse bleek echter regelmatig dat het moeilijk was de inleiding als zodanig te benoemen. Vooral het voorkomen van relatief omvangrijke passages die we achteraf als narratio-elementen benoemd hebben, riepen soms de vraag op of er überhaupt wel sprake was van een inleiding. Sommige speechschrijvers blijken de term inleiding niet te hanteren. Ze noemen het begin van een speech de opening en bedoelen hiermee slechts de eerste - aandachttrekkende - alinea.
Hoe zouden ten slotte de inleidingen van de moderne speechschrijvers beoordeeld worden door de vaders van de klassieke retorica, Aristoteles, Cicero en Quintilianus? De speechschrijvers houden zich in grote lijnen aan het klassiek-retorisch inleidingsadvies door aan alle drie de functies aandacht te besteden. Het relatief geringe enthousiasme voor de docilemfunctie en de tegelijk sterke nadruk op de aandachtsfunctie zouden Aristoteles enige zorgen hebben gebaard. Cicero en Quintilianus zouden bij de eenzijdige realisering van de benevolumfunctieGa naar eind23 door deze Bataafse logografen waarschijnlijk vooral de wenkbrauwen hebben gefronst.Ga naar eind• | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage Lijst met speeches
|
|