Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 17
(1995)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Passief en polyphonie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 InleidingIn de analyse van allerlei soorten teksten speelt het begrip ‘tekstperspectief’ sinds enige tijd een onmisbare rolGa naar eind1. Het begrip heeft zijn belangrijkste rol tot nu toe vooral gespeeld in de literatuurwetenschap, in het bijzonder de verhaal-analyse. In toenemende mate speelt het echter ook een rol in de analyse van andere soorten teksten. Het begrip heeft daarbij niet altijd dezelfde inhoud, en het is ook niet altijd helemaal duidelijk wat de relaties zijn tussen de varianten ervan. Om een paar voorbeelden te geven: in de grammatica hanteert Kuno (1987) een begrip ‘point of view’ ter beschrijving van parallellieën tussen anaforische relaties binnen en tussen zinnen. In de tekstwetenschap hanteren Spooren (1989) en anderen (Jaspers e.a. 1987, Spooren & Jaspers 1990) begrippen als ‘perspectief’, ‘afstand’ en ‘percolatie’, voor verschijnselen van tekstcoherentie, en stellen Sanders & Redeker (1993) verschillende ‘Mental Spaces’ voor om verschillende soorten van ‘subjectiviteit’ te beschrijven. Ondanks de verschillen is het duidelijk dat ‘perspectief’ een onmisbaar begrip is in de tekstanalyse. Maar een zekere verheldering, zowel conceptueel als empirisch, is wel heel nuttig. Nu willen wij hier suggereren dat er een interessante kijk op perspectief is te vinden in een benadering die in het Nederlandse taalgebied tot nu toe vooral in de argumentatiewetenschap belangstelling heeft getrokken (vgl. Van Eemeren en Grootendorst 1993 en de daar genoemde literatuur), nl. de linguïstische theorie over ‘polyphonie’ van de Franse taalkundige Ducrot - overigens zonder dat we dat hier voor elk perspectiefbegrip afzonderlijk kunnen beargumenteren. De polyphonie- of meerstemmigheidstheorie veronderstelt dat aan elke taaluiting een dialoog ten grondslag ligt (tussen twee of meer impliciete ‘stemmen’). Allerlei taalelementen duiden op de sporen van deze dialoog. In deze bijdrage willen tekstperspectief benaderen aan de hand van Ducrots polyphonie-theorie, en daarbij laten zien dat die ons een nuttig kader verschaft om een bepaald verschijnsel te analyseren, te weten de passief-constructie in het Nederlands. Als uitgangspunt kiezen we de behandeling van de begrippen perspectief en percolatie bij Spooren en anderen (vgl. Spooren en Jaspers 1990). Bekijk het volgende voorbeeld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De auteurs stellen dat de (inbeddende) matrix-zin hiervan een zgn. P-predikaat (‘P’ van ‘perspectief’Ga naar eind2) bevat, veronderstelt, dat ervoor zorgt dat de informatie dat het geregend heeft alleen geldig is in het daardoor geïntroduceerde perspectief, t.w. dat van de veronderstellingen van de Hij in kwestie. In eerste instantie zorgt het P-predikaat dus voor afstand tussen het perspectief van Hij en dat van de schrijver. De schrijver kan de informatie echter in meerdere of mindere mate overnemen, zodat een en ander ook (enige) geldigheid krijgt in zijn perspectief. Dat heet dan ‘percolatie’: informatie die ‘eerst’ als het ware alleen geldig is binnen één bepaald perspectief, sijpelt door naar een ander perspectief. Wat wij nu willen doen is dergelijke verschijnselen beschouwen in het termen van polyphonie, d.w.z. de geïnterpreteerde aanwezigheid van meer dan één sprekend subject in een taaluiting. Merk op dat we een groot deel van (1) gemakkelijk kunnen begrijpen als een herhaling van wat de Hij in kwestie zelf gezegd heeft, te parafraseren als: ‘Hij zegt: ‘Ik veronderstel dat het heeft geregend’’. In een schema zou dat zoals hieronder in schema 1 gerepresenteerd kunnen worden:
Schema 1
De schema's kunnen gezien worden als samenvattende representatie van de polyphone mechanismen die aan {U-2} ten grondslag liggen, waarbij de feitelijk gerealiseerde uiting tussen aanhalingstekens staat. ‘Spr’ staat voor spreker. De streep symboliseert het tijdsverloop: de uiting boven de streep kan gezien worden als mogelijk eerder gedane uiting ({U-l}). Onder de streep staat (op de ‘statusregel’) een representatie van de mogelijke bewerkingen die Spr-2 uitvoert om van {U-1} te komen tot {U-2}, de in het ‘nu’ gerealiseerde uiting, in de schema's op de regel daaronder. De delen van {U-2} die een bewerking representeren, dus die anders zijn dan in {U-l}, zijn ten behoeve van de analyse grafisch gemarkeerd. In een dergelijke analyse van (1) schrijven we Spr-2 alleen directe verantwoordelijkheid toe voor de (in het schema dus grafisch gemarkeerde) elementen van {U-2} waarvoor dat verplicht is: de deiktische elementen van de zgn. derde persoon.Ga naar eind3 Voor het overige begrijpen we de uiting zo dat de veronderstelde Spr-1 verantwoordelijk is voor de elementen ‘veronderstel’ en ‘dat het heeft geregend’. Spr-2 neemt die elementen rechtstreeks over in zijn eigen uiting. We willen daarom zeggen dat deze manier van begrijpen (dus met veel ‘herhaling’) overeenstemt met de manier die Spooren e.a. ‘percolatie’ noemen: de informatie-inhoud van de perspectieven van Spr-1 en Spr-2 is in hoge mate gelijk. Zo bezien is het dus heel gewoon om, zoals bij Ducrots opvatting van de polyphonie van de taaluiting, in elke uiting minstens een deel te interpreteren als weerspiegeling van wat een ander zegt, ten aanzien waarvan de huidige spreker dan zijn/haar positie bepaalt; de structuur van een taaluiting heeft zo principieel een dialogisch karakter. Tannen (1989) heeft er, werkend vanuit een ander kader, ook al op gewezen dat herhaling (met meer of minder lichte variaties) van de ene spreker door de andere van eminent belang | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is voor de verstandhouding tussen deelnemers aan communicatie, en voor het begrip van de betekenis van taaluitingen. Het is echter ook mogelijk om (lexicale) elementen waarvoor dat strikt genomen niet hoeft, toch ook geheel aan Spr-2 toe te schrijven. In schema bijvoorbeeld: Schema 2
Zo begrepen is Spr-1 verantwoordelijk voor een kleiner deel van {U-2} dan in schema 1, en daarmee correspondeert schema 2 in termen van Spooren e.a. met een geringere mate van ‘percolatie’: als we het predikaat ‘veronderstel’ niet lezen als een herhaling van {U-l}, maar als een kwalificatie van de kant van Spr-2, dan dringt de visie van Spr-1 minder sterk door in {U-2}; de informatie-inhoud van de beide perspectieven stemt niet zo erg overeen. Of een feitelijke lezer de ene of de andere manier van representeren zal kiezen, is dus iets dat niet door enig element van het taalprodukt zelf gestuurd wordt. Wel zal het natuurlijk vaak zo zijn dat uit een oogpunt van maximale coherentie van een tekst, de ene manier van verwerken beter is dan de andere; maar dat is dan dus een kwestie van context en van de lezer. Er zijn wel bepaalde linguïstische middelen, zoals modale hulpwerkwoorden, die een lezing met weinig percolatie (als in schema 2) af kunnen dwingen. Vergelijk bijvoorbeeld (2):
Dit is niet goed op zo'n manier te lezen dat het gebruik van het predikaat ‘veronderstellen’ voor rekening van Spr-1 zou komen. In een dergelijk geval wordt de uiting van Spr-1 door Spr-2 expliciet sterk gekwalificeerd, namelijk als hypothetisch, zodat {U-1} bepaald niet zonder meer doordringt bij de hoorder/lezer: percolatie wordt gehinderd. Eén theoretisch voordeel van deze analyse, geïllustreerd aan de hand van (1) en (2), is dat het verschijnsel dat Spooren e.a. ‘percolatie’ noemen standaard een ongemarkeerd geval is. Dat klopt o.i. met de intuïtie dat de hoorder/lezer van een zin met een P-predikaat als in (1) eigenlijk altijd uitgenodigd wordt om zich, in ieder geval tijdelijk voor die passage van de tekst, in de visie van het subject van de zin te verplaatsen. Het omgekeerde (geen percolatie) is het bijzondere geval en vereist speciale markering. Er zijn nog andere interessante theoretische aspecten, maar die zullen wij nu laten rusten. Wat wij nu verder willen laten zien is dat deze benadering ook toegepast kan worden op nog onontgonnen terreinen, en daar tot interessante analyses aanleiding geeft. Wij doelen hier op de passief-constructie. Het basis-idee is dat ook die grammaticale constructie op een bepaalde manier het verschil tussen de uiting van Spr-1 en Spr-2 groter maakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Het passiefStel, we hebben de volgende uiting (3). Wat kunnen we in polyphonie-termen zeggen over zo'n passief P-predikaat?
Welnu, het is niet waarschijnlijk dat de passieve vorm van ‘veronderstellen’ voor rekening van Spr-1 zou komen; {U-l} is bijvoorbeeld niet:
(4) is onwaarschijnlijk voor een {U-l} omdat een spreker door middel van een passief de handelende persoon, in dit geval ‘ik’, zichzelf, naar de achtergrond plaatst. Het is op zijn minst eigenaardig voor een spreker dat te doen bij een handeling die de ‘ik’ zelf geïnitieerd heeft, en waarmee de ‘ik’ ook zijn/haar eigen visie geeft. Het is, zoals we hierboven al opmerkten, gewoon om de lezer/hoorder uit te nodigen de visie van het subject over te nemen, en dan is het vreemd om je eigen visie te presenteren zonder jezelf in subjectspositie te zetten. Passieven met een eerste persoon agens (door mij) zijn dan ook zeldzaam, en vaak ook moeizaam (Cornelis, in voorber.). Het is derhalve veel plausibeler aan (3) de volgende uiting ten grondslag te leggen; in schema: Schema 3
De passieve formulering van {U-2} komt zo dus voor rekening van Spr-2, die daarmee afstand neemt van de handelende persoon van het veronderstellen. Het zou ook kunnen zijn dat aan (3) het volgende schema ten grondslag ligt: Schema 4
Op basis van alleen de {U-2} kunnen we, net als bij schema 1 en 2 hierboven, niet uitmaken of schema 3 of 4 de beste analyse is: we weten op basis van het taalprodukt niet hoeveel van de uiting toe is te schrijven aan Spr-1. Wat echter in allebei de gevallen geldt is dat het passief, en daarmee het op afstand plaatsen van de handelende persoon, voor rekening van Spr-2 komt. We gaan in de volgende analyses van polyphone passieven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
primair uit van het schema zoals in 3, omdat in schema 4 {U-2} slechts als ironische echo van {U-l} verstaan kan worden, en dus is schema 4 slechts voorstelbaar in specifieke contexten. Wat wil het nu zeggen dat er afstand is tussen spr-l en Spr-2? Zoals hierboven al aan de orde kwam, is het de gewone situatie dat een hoorder in een zin met een P-predikaat uitgenodigd wordt om zich in de visie van het subject van de zin te verplaatsen. In dit geval spreken we van weinig afstand: de lezer ervaart het subject ‘een beetje zoals zichzelf’: gesteld in dezelfde situatie, zou de lezer zichzelf kunnen voorstellen als agens. Dit is dus de gewone situatie bij actieve P-predikaten. Een passief P-predikaat zet de handelende persoon van het P-predikaat niet in subjectspositie, met als gevolg een omkering van de normale gang van zaken: de lezer wordt juist niet uitgenodigd om zich in het standpunt van de agens te verplaatsen, en dus ook om diens visie niet over te nemen. We bedoelen dus met afstand dat het niet de bedoeling van de schrijver is diens visie (als agens/Spr-1) op één lijn te stellen met die van Spr-2. (vgl. ook Kuno 1987). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 ToepassingenWe zullen nu de losse voorbeelden de rug toekeren en gaan kijken naar wat ‘passief en polyphonie’ kan betekenen in concrete teksten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld 1: De Golfoorlog
Dit eerste voorbeeld komt uit een artikel over de golfoorlog van de opinie-pagina van de Volkskrant, namelijk ‘De nieuwe wereldorde is de oude’ van Joris Cammelbeeck, Volkskrant 17-1-1991 (overgenomen uit Kamminga en Van den Brandt 1991). In dit artikel betoogt Cammelbeeck dat machtsverschillen binnen de VN ertoe leiden dat sommige resoluties wel en andere niet worden aangenomen, nageleefd en uitgevoerd. Bijvoorbeeld: waarom de ‘kwestie Koeweit’ wel zo hoog opgenomen, en de ‘Palestijnse zaak’ niet? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het tekstfragment (r. 9-16) lezen we als de visie van de Amerikanen: zij hebben het verband tussen die twee kwesties van de hand gewezen, staat er met een actief P-predikaat (van de hand wijzen, r. 9-11). In overeenstemming met wat we al eerder zagen, wordt de inhoud van dat predikaat moeiteloos geïdentificeerd met het Amerikaanse standpunt. Die Amerikanen voelden echter niets voor het Franse vredesplan. Dan komt het passieve P-predikaat (r. 13-16): ‘Want in dat plan werd gepleit...’. Door deze passieve formulering blijft de visie die we volgen die van de Amerikanen. Door het passief wordt namelijk voorkomen dat het Franse standpunt ‘percoleert’ naar het dominante perspectief. Het passief duidt op afstand tussen de dragers van dat perspectief (de Amerikanen) en de agens (de Fransen). Er is sprake van een flinke bewerking; een groot deel van de uiting komt voor rekening van Spr-2 (een groter deel dan in het actieve equivalent het geval geweest zou zijn). In schemaGa naar eind4: Schema 5
Wat dit geval complexer maakt, is dat we Spr-2 niet mogen vereenzelvigen met de schrijver. De schrijver geeft hier het Amerikaanse standpunt weer. De Amerikaanse stem is de dominante in deze alinea. Het is op het niveau van deze alinea niet rechtstreeks duidelijk of de schrijver de Amerikaanse visie overneemt. Dat is ook niet zo belangrijk: het kan goed zijn dat de schrijver een aantal visies de revue laat passeren, en pas op het einde duidelijk maakt waar hij zelf staat. Wat we hier mee willen zeggen is, in aanvulling op de percolatie-theorie van Spooren e.a., dat er hier percolatie naar het (op dat moment in de tekst) dominante perspectief plaatsvindt, niet noodzakelijkerwijs naar dat van de schrijver. De schrijver geeft hier de Amerikanen het woord, en houdt dat zo, de hele alinea lang. Ten opzichte van die dominante stem laat de schrijver de Franse minder sterk klinken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld 2: Een ProcesdossierHet passief kan ook goed gebruikt worden wanneer het de indruk van algemeenheid moet opwekken. Het gaat niet om de ene handelende persoon die de handeling heeft verricht, maar het is juist de bedoeling om bij de lezer/hoorder het beeld op te roepen dat iedereen hetzelfde gedaan zou kunnen hebbenGa naar eind5. Een voorbeeld: in juridische betogen kan het de bedoeling zijn dat de pleiter door laat schemeren dat niet alleen hij, maar iedereen op basis van dezelfde gegevens tot dezelfde conclusie zou komen. Hij zou dat kunnen formuleren als in (5) (uit: Schipper 1993):
Dit voorbeeld kunnen we nu, uitgaande van een {U-l} zonder P-predikaat (dus zoals in schema 2), als volgt in schema brengen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schema 6
Merk op dat de passieve {U-2} een extra bewerking veronderstelt ten opzichte van een mogelijke actieve versie. Het passief vergt een extra cognitieve operatie van Spr-2, waardoor het verschil tussen {U-l} en {U-2} groter wordt. Dit komt in het schema tot uitdrukking in het volume dat de ‘bewerkingsregel’ tussen {U-l} en {U-2} inneemt. Vergelijk daartoe schema 7: Schema 7
Bij de analyse zoals in schema 6 is weliswaar sprake van een verzwegen eerste persoon agens in de achtergrond, maar de uitgedrukte afstand tussen Spr-2 en en die agens is zeer groot: de agens is zo ver weg dat hij als het ware onzichtbaar is geworden. Daardoor wordt de lezer er dus niet toe uitgenodigd de zin te lezen vanuit de visie van de agens (de ‘ik’), en komt de weg vrij voor een algemene interpretatieGa naar eind6. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IntermezzoWat we tot nu toe hebben gezien zijn passieve P-predikaten. In het voorbeeld in het eerste tekstkader was de verzwegen agens niet gelijk aan de schrijver, in voorbeeld (5) wel. Generaliserend kunnen we over passieve P-predikaten het volgende verband formuleren: met een {U-2} waarin de veronderstelde uiting {U-l} door middel van een passief P-predikaat wordt verwoord, drukt Spr-2 afstand uit tot het in {U-l} door Spr-1 geuite. Als Spr-1 niet gelijk is aan Spr-2, wordt met het passief voorkomen dat de ingebedde ‘tegen’-informatie wordt vereenzelvigd met het dominante standpunt. Als Spr-1 en Spr-2 wel dezelfde persoon zijn, heeft dat als resultaat niet zozeer een schizofrene Spr-1/2, als wel een veralgemenend effect; het passief kan dan ingezet worden om te voorkomen dat een algemeen geldend argument te zeer wordt opgevat als de persoonlijke visie van de spreker/schrijver. In schema: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schema 8
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorbeeld 3: ingrijpenTot zover hebben we polyphonie en passief met elkaar in verband gebracht via passieve P-predikaten. We zijn echter van mening dat de rol van het passief in het laten klinken van andere stemmen zich niet beperkt tot P-predikaten. In het volgende en laatste voorbeeld is sprake van maar liefst drie stemmen, en een passief, maar niet van een P-predikaat. We willen met dit voorbeeld door Koen Koch, de Volkskrant, 27-8-1993) laten zien dat het passief ook op andere manieren het perspectief in een tekst kan beïnvloeden. In dit artikel gaat het eerst over de Barendrechtse recreanten die toekeken en niet in het water sprongen toen een meisje van een rubberboot viel en verdronk. In diezelfde tijd leefde het al dan niet interveniëren in Bosnië nogal, en daar gaat het artikel verderop op in.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee keer vlak achter elkaar staat er tussen aanhalingstekens ‘Er moet iets gedaan worden’, de eerste keer aan het verdrinkende meisje (r. 17), de tweede keer aan de situatie in Bosnië (r. 20/21). We horen het ze zeggen, we horen het misschien zelfs onszelf wel zeggen: ‘Kijk niet toe, help dat meisje, doe iets aan Bosnië!’. In beide gevallen is er uiteindelijk niemand die iets doet, en zeker wijzelf niet. Wij waren niet in Barendrecht, we doen niets aan Bosnië. Het gaat in beide gevallen om ‘dezelfde passiviteit, dezelfde symbolische activiteit om de schijn van betrokkenheid op te houden’, zo schrijft Koch. Deze schijnbare betrokkenheid en activiteit komen tot uitdrukking in twee opmerkelijke, parallelle passieven, ‘Er moet iets gedaan worden’, tussen aanhalingstekens. Deze formuleringen impliceren een handelende persoon, maar drukken tegelijkertijd afstand uit tot die handelende persoon: als wij zeggen dat er iets gedaan moet worden, drukken we daarmee eigenlijk uit dat IEMAND iets moet doen (uit zichzelf gebeurt er niets), maar dat WIJ het niet zijn die iets moeten doen. Er is dus afstand tussen degene die iets moet doen en wijzelf. Koch betrapt ons, buiten de aanhalingstekens, op het innemen van die afstand. In schema: Schema 9
Koch citeert ons, en laat direct daarop zien hoe hypocriet we zijn. En dat niet een keer, maar iets verderop staat het een tweede keer: ‘Er moet iets gedaan worden’. In eerste instantie zijn we geneigd om te lezen dat wij (inclusief Koch zelf) net zo hard roepen over Joegoslavië als over het verdrinkende meisje. De analyse van het tweede ‘Er moet iets gedaan worden’ is hetzelfde als die van het eerste (als in schema 9). Pas als we verder lezen, begrijpen we dat Koch in deze tweede uitspraak in de huid van de politici is gekropen. De eerste wij (in het schema) en ons (in {U-2}) zijn wijzelf, inclusief Koch; de tweede wij/ons zijn de politici. Bij het verder lezen van het artikel blijkt dus dat we, in termen van de schema's, de stem van Spr-1 de tweede keer aan iemand anders moeten toeschrijven dan de eerste. Dus ook de politici reageren op dezelfde manier: iemand moet iets doen, maar tegelijkertijd is er grote afstand tussen die iemand en onze politici. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op het moment dat we daar achterkomen, begrijpen we ook wat Koch wil zeggen: wij zijn hypocriet, maar dat krijgen we door de politici aangeleerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 SlotWat wij hebben willen laten zien is dat het passief een middel is dat het tekstperspectief beïnvloedt: het passief schept afstand tussen Spr-2 en de agens van {U-l}. Dat kan zijn tussen spr-l en Spr-2 (zoals bij P-predikaten), maar het kan ook anders liggen, zoals het laatste voorbeeld liet zien. In ieder geval kan een juist gebruikte passief de persuasieve kracht van een betoog beïnvloeden; het kan bijvoorbeeld de argumentatie versterken of verzwakken, maar ook de scherpte in een betoog tot zijn recht laten komen. We hebben ook laten zien dat de polyphonie-benadering een goed kader biedt om tekstperspectief te analyseren. Door impliciete dialogen te veronderstellen, wordt het mogelijk verschillende tekstperspectiefverschijnselen te representeren. Met name biedt deze aanpak een kader om de houding van de schrijver ten opzichte van de informatie in de uiting te analyseren. Percolatie van informatie vanuit een ingebedde zin naar het dominante of schrijversperspectief is één aspect van die houding, maar we hebben gezien dat meer, en misschien subtielere aspecten, zoals in het laatste voorbeeld, ook representeerbaar zijn. Een voordeel van deze aanpak is onzes inziens dat het mogelijk wordt, tekstperspectief in al zijn facetten op één overkoepelende wijze te benaderen. Uit nader onderzoek zal moeten blijken of dat daadwerkelijk het geval is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|