| |
| |
| |
Praktische publikaties over schrijven R. Berkenbosch, I. van der Geest, S. Gerritsen en E. Viskil
Verrept, S. & Janssen, Th. (1991). Tweeluik schriftelijke communicatie; I. Strategisch corresponderen. Houten/Antwerpen: Bohn Stafleu Van Loghum. ISBN 9031312010, prijs f55,00, 249 pagina's.
Boeken over zakelijke correspondentie zijn in ruime mate voorhanden. Bij een nieuw boek op dit gebied is het dus belangrijk na te gaan of het iets toevoegt aan wat er al is. Dat doet Strategisch corresponderen van Stijn Verrept en Theo Janssen zeker. Het boek is in ieder geval meer bij de tijd dan andere Nederlandse boeken over correspondentie. Daarnaast is het ook vollediger: in geen ander correspondentieboek wordt zo uitgebreid ingegaan op het schrijven van nietroutinematige zakelijke brieven en worden daarvan zoveel voorbeelden gegeven.
Strategisch corresponderen bestaat uit twee delen. Het korte en algemene eerste deel bestaat hoofdzakelijk uit een overzichtelijke behandeling van de briefconventies: opmaak, adressering, datering, referteregel, aanhef, afsluiting, enzovoort. Dit eerste deel blijft hier verder buiten beschouwing. Het omvangrijke tweede deel zal ik hieronder wel bespreken. Dat deel bestaat uit vier hoofdstukken waarin achtereenvolgens de goodwillbrief (h 5), de persuasieve brief (h 6), de onaangenaamnieuwsbrief (h 7) en de aangenaamnieuwsbrief (h 8) aan de orde komen.
Kenmerkend voor een goodwillbrief is volgens de auteurs ‘dat deze met geen ander doel wordt opgesteld dan de gunstige gezindheid bevorderen tegenover de schrijver en wat hij vertegenwoordigt’ (p.46). Om dat te bereiken is het noodzakelijk dat de brief een oprechte en persoonlijke indruk maakt. Opzichtige vleierij dient daarom vermeden te worden en van het versturen van voorgedrukte kaartjes zonder persoonlijk element - ‘Van harte gefeliciteerd met uw verjaardag, de Personeelsdienst’ - is volgens Verrepten Janssen weinig resultaat te verwachten.
Hoe moet het dan wel? Dat wordt vooral verduidelijkt met een groot aantal voorbeeld-brieven. Voor de lezers is het handig dat de auteurs deze voorbeeldbrieven, en ook de voor-beelden in de andere hoofdstukken, niet voor zichzelf laten spreken, maar steeds voorzien van een puntsgewijs en zeer gedetailleerd evaluerend commentaar.
Het zesde hoofdstuk, waarin de persuasieve brief behandeld wordt, beslaat maar liefst 90 (van de 249) pagina's. De persuasieve brief blijkt een veelomvattende categorie te zijn. Verkoopbrieven behoren bijvoorbeeld tot dit genre, maar ook soorten als de maanbrief, de sollicitatiebrief en ‘het verzoek om overplaatsing’. Weliswaar hebben dit soort brieven inderdaad met elkaar gemeen dat ze erop gericht zijn de lezer ergens van te overtuigen, maar doordat ze allemaal in één hoofdstuk behandeld worden, wordt dit hoofdstuk wel erg onoverzichtelijk. Daarnaast is het ook onevenwichtig van opzet. Bij sommige soorten wordt eerst uitgebreid ingegaan op dingen als een staps-gewijze voorbereiding en het uiterlijk en de lengte van de brief, terwijl in andere gevallen de lezer vrijwel meteen met becommentarieerde voorbeelden wordt geconfronteerd.
De behandeling van de onaangenaam - nieuwsbrieven is veel toegankelijker. De auteurs laten zien dat onaangenaam nieuws, bijvoorbeeld een klacht of een annulering, bijna altijd volgens eenzelfde stramien gepresenteerd kan worden: een op z'n minst neutrale maar liever nog positieve opening, een presentatie van de argumentatie voor het onaangename nieuws, het onaangename nieuws zelf en ten slotte een positieve afsluiting. Op die manier ontstaat, zoals Verrept en Janssen het aanduiden, een positieve klem.
Vooral de adviezen die gegeven worden voor een positieve opening en dito slot, zijn de | |
| |
moeite waard. Origineel is bijvoorbeeld de suggestie om desnoods de brief te openen met een cliché wanneer er eigenlijk niets positiefs te melden valt. Bijvoorbeeld: ‘Wij hebben uw brief d.d. 12 december in goede orde ontvangen’. Voor wat betreft het slot wijzen de auteurs onder andere op de mogelijkheid om het niet te laten bij een kille afwijzing, maar de lezer een alternatief te bieden. Zo zou een brief aan een lezer die geen grote levering op krediet kan krijgen, als volgt afgesloten kunnen worden (p.200): ‘Wij stellen u dus voor om kleinere partijen aan te kopen, tegen contante betaling. Ze zullen binnen drie dagen na ontvangst van uw order geleverd worden en u geniet meteen 4% korting’.
Bij het opstellen van aangenaam-nieuws - brieven verdient volgens de auteurs ‘de directe methode’ in de meeste gevallen de voorkeur. Die methode houdt in dat het aangename nieuws prominent in de opening van de brief vermeld wordt, gevolgd door een aantal bijko-mende gegevens en een positieve afsluiting. Hoe deze methode toegepast kan worden in specifieke gevallen (aanstellingsen bevorderingsbrieven, positieve reacties op klachten en verzoeken) wordt in hoofdstuk 8 met wederom een groot aantal voorbeelden geïllustreerd.
Voor gebruik in opleidingen (een aparte docentenhandleiding met oefeningen is beschikbaar) is Strategisch corresponderen goed geschikt, zij het dat in een opleidingssituatie niet uitsluitend met dit boek volstaan kan worden. Dat de auteurs zich beperken tot nietroutinematige brieven, heeft namelijk als consequentie dat standaardcorrespondentie er in dit boek nogal bekaaid vanaf komt. Zoals de auteurs echter ook zelf al opmerken (p.40), kunnen de meeste zaken in organisaties via routinebrieven worden afgehandeld. In veel gevallen kan een correspondent volstaan met het versturen van een standaardbrief, of met het combineren van bouwstenen/standaardalinea's. Wie als toekomstige correspondent het noodzakelijke inzicht wil verwerven in de voordelen en de risico's van gestandaardiseerde correspondentie, moet daartoe een andere bron raadplegen.
Voor zelfstudie is het boek eveneens goed bruikbaar, althans wanneer de lezer over voldoende tijd beschikt om de hoofdstukken intensief te bestuderen. Onder die voorwaarde is het niet erg bezwaarlijk dat vooral het omvangrijke zesde hoofdstuk nogal overbelast en onoverzichtelijk is. Dat wordt wel bezwaarlijk wanneer men het boek primair als naslagwerk zou willen gebruiken. In dat geval is veel eigen zoekwerk en heenen-weer-geblader noodzakelijk en zal het gemis aan registers en puntsgewijze samenvattingen van de belangrijkste adviezen duidelijk merkbaar zijn.
[R.B.]
| |
Soudijn, K. (1991). Scripties schrijven in de sociale wetenschappen. Houten: Bohn Stafleu VanLoghum. ISBN 90 313 1096 4, prijs 35,00, 192 pagina's.
Het schrijven van een scriptie die prettig leest, van het begin tot het eind helder is en geen overbodige informatie bevat, is voor veel studenten een lastige opgave. Ze hebben moeite met het inschatten van de eisen die aan hun scriptie worden gesteld, met het verzinnen en uitwerken van een probleemstelling en met het aanbrengen van een duidelijke en herkenbare structuur in het verhaal.
In Scripties schrijven in de sociale wetenschappen, het eerste boek op dit gebied in de gamma-wetenschappen, behandelt de psycholoog Karei Soudijn de eisen die aan scripties over met name psychologische onderwerpen worden gesteld en bespreekt hij hoe bij het schrijven van zo'n scriptie het best te werk kan worden gegaan. Scripties schrijven bestaat uit 18 hoofdstukken van gemiddeld 10 à 15 pagina's, die worden afgesloten met een reeks bondig geformuleerde adviezen. Er wordt ingegaan op het proces van het schrijven van een scriptie, het vaststellen van het onderwerp, de probleemstelling en de doelstelling van de scriptie, het structureren van de tekst, het gebruik van literatuur, de te hanteren schrijfstijl en de moeilijkheden die studenten bij het schrijven | |
| |
ondervinden. Facetten van het scriptieschrijven die meer op het gebied van de methodologie liggen, zoals het kiezen of ontwikkelen van een geschikt onderzoeksdesign, worden niet behandeld.
Soudijn besteedt uitgebreid aandacht aan de middelen waarmee een schrijver een duidelijke, doorzichtige structuur in zijn scriptie kan aanbrengen. Al vanaf het tweede hoofdstuk benadrukt hij dat het voor lezers belangrijk is de lijn van de scriptie snel te kunnen ontdekken en die in de rest van de scriptie te kunnen vasthouden. Om dit te bereiken moet een scriptieschrijver zo snel mogelijk (bij voorkeur in de eerste alinea's van de inleiding) duidelijk maken welk probleem in de scriptie centraal staat en moet hij proberen de stof op zo'n manier te ordenen dat er een logisch verhaal van probleemstelling naar conclusie ontstaat. Zaken die de aandacht van de lezer te veel van de lijn van het verhaal afhouden (zoals historische overzichten en opsommingen die niet direct met de probleemstelling verband houden), zouden niet in de scriptie opgenomen moeten worden.
Voor het formuleren van de probleemstelling adviseert Soudijn uit te gaan van een algemeen probleem en dat te herleiden tot één of meer specifieke probleemstellingen. De scriptieschrijver doet er goed aan te laten zien hoe de probleemstellingen zich tot het algemene probleem verhouden en er bij het formuleren van de probleemstellingen steeds rekening mee te houden wat de conclusies van de scriptie zullen zijn. Als een scriptieschrijver op deze manier te werk gaat, moet het hem in principe lukken een strak verband tussen de problemen en de conclusies aan te brengen, wat de eerste stap is naar het verkrijgen van een duidelijke en doorzichtige structuur.
In de hoofdstukken over het indelen en structureren van scripties behandelt Soudijn een aantal in de psychologische literatuur gangbare hoofdstuken paragraafindelingen en bespreekt hij verschillende structuren die aan een scriptie ten grondslag kunnen liggen. Hij benadrukt dat gangbare indelingen (bijvoorbeeld: inleiding, methode, resultaten, discussie) niet al te rigide moeten worden gehanteerd. Als van een gangbare indeling wordt afgeweken raadt hij echter wel aan te verantwoorden waarom dit gebeurt; de lezer kan dan zijn verwachtingen over de tekst bijstellen. De beste structuur voor een scriptie is volgens Soudijn de zandloper-structuur. De scriptie begint dan breed, bijvoorbeeld met de introductie van het algemene probleem, is in het middendeel specifiek, en eindigt weer breed, bijvoorbeeld met een bespreking van mogelijkheden tot verder onderzoek. Als in het middendeel verschillende benaderingen met elkaar worden vergeleken, raadt Soudijn aan voor dat gedeelte een sinaasappel-structuur te gebruiken; de verschillende benaderingen worden dan als de partjes van een sinaasappel naast elkaar geplaatst.
In de hoofdstukken over het gebruik van literatuur gaat Soudijn in op de manier waarop literatuurverwijzingen in de tekst moeten worden gegeven, hoe - in de psychologie - een goede literatuurlijst wordt opgesteld en hoe in andere vakken dan de psychologie van literatuur gebruik wordt gemaakt. Hij behandelt daarbij de eisen die door de American Psychological Association (APA) aan literatuur-verwijzingen en literatuurlijsten worden gesteld. Bovendien gaat Soudijn in op het gebruik van literatuur voor het opstellen van een bruikbare probleemstelling en het zoeken van literatuur.
Scripties schrijven is een goed, zo niet voortref-felijk, boek. Het bevat een grote hoeveelheid zinnige adviezen en is inspirerend geschreven. Door de goede verdeling van de informatie en de afwisseling tussen uitleg en voorbeelden leest het bovendien gemakkelijk. De voorbeelden, waarvan er veel een anekdotisch karakter hebben, zijn interessant en maken goed duidelijk waar het Soudijn precies om gaat. Het sterkste punt van het boek is de nadruk die wordt gelegd op het belang van helderheid, concreetheid en gestructureerdheid. Zonder zelf in overgestructureerdheid te vervallen en zonder drammerig te worden, slaagt Soudijn erin duidelijk te maken hoe belangrijk het is een scriptie helder te structureren. De aanwijzingen die hij geeft voor het verkrijgen van zo'n structuur zijn | |
| |
begrijpelijk, zinvol en uitvoerbaar. Het ontbreken van te veel ‘open deuren’ en te veel ‘harde’ regels die maar één benaderingswijze suggereren, maakt bovendien dat het boek ook voor intelligente, eigenzinnige studenten als een leidraad bij het schrijven van hun scriptie kan fungeren. Scripties schrijven is een schrijf-handleiding die een beroep doet op verstand en vaardigheid.
Hoe goed het boek in veel opzichten ook is, er zijn een aantal zaken die wellicht nóg beter hadden gekund. Een eerste punt is dat de inhoudsopgave voor iemand die het boek nog niet heeft gelezen niet overal even duidelijk is. Sommige van de in de inhoudsopgave gebruikte termen (trechter, zandloper, sinaasappel) doen wat vreemd aan en de paragraafindeling lijkt niet altijd adequaat gehanteerd: aanduidingen die verschillende niveaus representeren, zijn soms als paragraaftitels achter elkaar geplaatst. Een tweede punt is dat een aantal adviezen beter had kunnen worden verantwoord wanneer de auteur zich (meer) had verdiept in de recente psycholinguïstische literatuur over schrijven. Bij de behandeling van verschillende soorten tekstschema's had de auteur er bijvoorbeeld op kunnen wijzen dat goede schrijvers vaak goede planners zijn en dat die goede planners bij het schrijven gebruik maken van de schema's die zij van een bepaalde tekstsoort kennen. Een derde punt is dat er nog meer aandacht had kunnen worden besteed aan de probleemstellingen, doelstellingen en conclusies van scripties. Veel studenten weten vaak wel dat zij een probleemstelling moeten opstellen, maar slagen er niet altijd in een goede probleemstelling te formuleren. De auteur had hierop kunnen inspelen door methoden te bespreken voor het formuleren, preciseren en specificeren van probleem-stellingen.
Deze bezwaren doen echter weinig af aan de kwaliteiten van Soudijns boek. Scripties schrijven is een voortreffelijk boek om studenten (uit de sociale wetenschappen én andere disciplines) vertrouwd te maken met de eisen die aan scripties worden gesteld, ze inzicht te geven in de problematiek van het opstellen van probleemstellingen, doelstellingen en conclusies en ze te leren hoe een scriptie helder en over-zichtelijk kan worden gestructureerd.
[E.V.]
| |
Nederhoed, p. (1990). Rapporteren met tabellen, grafieken, diagrammen en schema's. Houten/Deurne: Bohn Stafleu Van Loghum. ISBN 90 368 0221 o, prijs f 38,00, 133 pagina's.
Rapporteren met tabellen, grafieken, diagrammen en schema's is een boek van Peter Nederhoed over het gebruik van illustraties in teksten. Tabellen, grafieken en andere illustraties kunnen de effectiviteit van een tekst aanzienlijk vergroten. In sommige teksten zijn ze volgens Nederhoed zelfs onmisbaar: ‘Statistische gegevens zonder tabellen, grafieken en diagrammen, zijn als sportuitslagen zonder competitie - standen.’ Voor veel schrijvers blijkt het echter niet altijd eenvoudig om een goede illustratie te kiezen en die op een toegankelijke manier te presenteren. Het boekje van Nederhoed is bedoeld om schrijvers te helpen bij het selecteren, construeren en presenteren van hun illustraties. Daarnaast is het boekje bestemd voor lezers. Het moet hen in staat stellen de vele illustraties waarmee zij dagelijks worden geconfronteerd, gemakkelijker correct te interpreteren en te evalueren.
Na een kort inleidend hoofdstuk worden in hoofdstuk 2 enkele algemene eisen gepresenteerd en aanwijzingen gegeven voor het gebruik van illustraties. Een van de basiseisen aan illustraties is dat ze ‘integer’ zijn. Er mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van ‘statisculatie’: manipulatie met statistische gegevens. Dit wordt geïllustreerd met mooie voorbeelden van trucs die zorgen voor een veel te positieve of negatieve voorstelling van zaken, doordat ze de curve in een lijngrafiek ten onrechte pijlsnel omhoog of omlaag laten schieten. Wel mag een schrijver de waarheid af en toe een handje helpen, maar waar precies de grens ligt, maakt Nederhoed niet goed duidelijk. In hetzelfde hoofdstuk worden aanwijzingen gegeven voor | |
| |
de keuze, de presentatie en de plaats van een illustratie. Zo geeft Nederhoed aan dat tabellen een opschrift en andere illustraties een onderschrift moeten krij gen en dat het beter is illustraties niet pal boven - of pal onderaan een pagina te plaatsen.
In de volgende hoofdstukken worden de verschillende soorten illustraties stuk voor stuk besproken. Hoofdstuk 3 gaat over tabellen. Voor het plaatsen van getallen in de kolommen en regels van een statistische tabel en zelfs voor het afronden van getallen worden veel nauwkeurige aanwijzingen gegeven. In hoofdstuk 4 bespreekt Nederhoed allerlei soorten grafieken. Een hiervan is de lijngrafiek, waarop bijvoorbeeld de grillige koers van de dollar in een bepaalde periode kan worden uitgezet. Diagrammen - illustraties met staven, kolommen of cirkels - zijn te vinden in hoofdstuk 5. Cirkeldiagrammen blijken zeer goed bruikbaar voor een breed algemeen publiek, omdat ze minder ‘statistisch’ aandoen. De inkleuring van kolommen is een vak apart: ‘Zet arceringen altijd in een hoek van 45% ten opzichte van de basis en altijd in dezelfde richting. Anders kunnen er vreemde optische effecten ontstaan.’ In het laatste hoofdstuk worden kort verschillende schema's behandeld. Een grappig huistuin-en-keuken-voorbeeld is hier het stroomschema van ‘de ochtendgang’: het loopt van ‘wekker gaat’ en ‘schud echtgenoot’ via allerlei pijlen naar ‘ga naar het werk’.
Rapporteren met tabellen, grafieken, diagrammen en schema's geeft een gedegen overzicht van veel voorkomende illustraties. Het boekje biedt een schrijver meer dan voldoende keuze-mogelijkheden voor illustraties in zijn tekst. Voor de vormgeving, invulling en afwerking van illustraties zijn in het boekje veel handige tips te vinden. Daarnaast zijn de voorbeeld - illustraties zeer verhelderend; bij elk type tabel, grafiek, diagram of schema is er ten minste één opgenomen. Aardig is dat Nederhoed zijn adviezen ook op andere manieren visualiseert. Zo meldt hij dat het opschrift van een tabel niet in hoofdletters geschreven mag worden; ‘Die zijn moeilijk te lezen, OMDAT ZE ALLEMAAL DEZELFDE HOOGTE HEBBEN.’
Een belangrijke vraag is natuurlijk of iemand uit het overzicht het soort illustratie kan selecteren dat voor zijn doel het meest geschikt is. Ik denk dat de meeste schrijvers daar met Nederhoeds aanwijzingen wel in zullen slagen, maar dat dat niet in alle gevallen eenvoudig zal zijn. De selectie zou door kleine aanpassingen nog wat vergemakkelijkt kunnen worden. Zo kunnen aan het begin van ieder hoofdstuk de plusen minpunten van het te behandelen type illustratie op een rijtje gezet worden. Nu gebeurt dat vreemd genoeg alleen in hoofdstuk 3 en 4. Ook is het mogelijk sommige selectieadviezen preciezer te formuleren. Weinig concreet is bijvoorbeeld het advies om voor een publiek van ‘verbaliseerders’ - mensen die door aard en opleiding zeer verbaal zijn ingesteld - voor een eenvoudige illustratie te kiezen. Een algemeen minpuntje van het boek is dat het hier en daar nog wat afwerking behoeft. De nummering van hoofdstuk 1 en paragraaf 2.2 ontbreekt bijvoorbeeld.
Nederhoed is erin geslaagd om complexe, technische materie op een begrijpelijke manier te presenteren. Misschien zal niet iedere lezer precies snappen hoe een lijngrafiek met logaritmische schaal is opgebouwd, maar dat is ook niet nodig. Het is in ieder geval duidelijk voor degenen die ermee moeten werken. De toegankelijkheid en vele praktische tips maken Rapporteren met tabellen, grafieken, diagrammen en schema's tot een goed boek, waar een schrijver die illustraties in zijn tekst wil opnemen erg veel aan zal hebben.
[I.v.d.G.]
| |
Stiller, L. (1991). Schrijven met WordPerfect. Rapporten, handleidingen, scripties ... Deventer/Antwerpen: KluwerTechnische Boeken. ISBN 90 201 2481 1, prijs f44,50, 220 pagina's.
Louis Stiller geeft in de inleiding van zijn boek Schrijven met WordPerfect aan welk doel het boek heeft: het boek is enerzijds geen poging de handleiding van WordPerfect te verbeteren en | |
| |
het is anderzijds ook geen doorsnee schrijfboek. Schrijven met WordPerfect probeert ‘een brag te slaan tussen de inzichten op schrijfgebied en de mogelijkheden van WordPerfect’ (p.VI) Dit doel heeft Stiller bereikt: Schrijven met WordPerfect is een grondig boek, waarin uitgebreid wordt ingegaan op de vele mogelijkheden van de tekstverwerker, telkens gekoppeld aan inzichten over schrijfproces en - produkt.
Stiller geeft in zijn boek ook een beschrijving van het lezerspubliek dat hij op het oog heeft. Stiller gaat uit van een publiek dat enige tekstverwerkingskennis en schrijfkennis heeft en dat zeer gemêleerd van samenstelling is, van wetenschappelijk medewerkers tot makers van technische handboeken. Schrijven met Word-Perfect is bedoeld om 's avonds en in het weekeinde te gebruiken voor zelfstudie, maar het moet ook gebruikt kunnen worden als naslagwerk tijdens het werken met de computer. Deze beschrijving die Stiller geeft van het beoogde publiek en van de gebruiksmogelijkheden van zijn boek geeft goed aan voor wie het boek geschikt is.
Stiller ontziet de lezers van Schrijven met WordPerfect niet: het boek is niet met opzet simpel gehouden. Integendeel: er wordt zo uitgebreid ingegaan op allerlei toepassingen van WordPerfect dat zelfs de geoefende Word Perfectgebruiker er nog wat van kan opsteken.
In afzonderlijke hoofdstukken behandelt Stiller telkens een onderdeel van het schrijfproces: ‘Voorbereiding’, ‘Formuleren’ en ‘Tekstredactie’. Daarnaast bevat het boek nog een hoofdstuk over vormgeven, drie uitstekende en nuttige bijlagen (onder andere een ‘typografische woordenlijst’) en een goed register.
In ieder hoofdstuk presenteert Stiller de informatie op drie verschillende manieren: in de lopende tekst, in de marges en in aparte kaders. In de lopende tekst bespreekt Stiller wat een bepaald onderdeel van het schrijfproces inhoudt, waarna hij vervolgens uitlegt welke functies van de tekstverwerker bij dat onderdeel van dienst kunnen zijn. Zo gaat hij bij het onderdeel ‘materiaal verzamelen’ in op functies van WordPerfect 5.1 waarmee materiaal bijeen gebracht kan worden zoals bloken verplaatsfuncties; vervolgens besteedt hij aandacht aan aanvullende mogelijkheden zoals WP Library en het maken van tekstarchieven; ten slotte bespreekt hij andere programmatuur die het verzamelen van materiaal vergemakkelijkt, zoals zoeken indexeringsprogramma's, hypertextprogramma's en CD-Rom's.
In de marges vermeldt Stiller onder het kopje ‘Tip’ allerlei handigheidjes van WordPerfect. Bij het behandelen van het onderwerp ‘corrigeren’ geeft hij op die manier bijvoorbeeld de tip dat je snel terug kunt gaan naar waar je even tevoren stond in het document door twee keer achter elkaar op Ctrl-Home te drukken.
In aparte kaders ten slotte neemt Stiller allerlei illustraties, voorbeeldmateriaal en overzichten op. Hij citeert in die kaders een deskundige over een bepaald schrijfonderwerp, toont hoe een scherm eruit hoort te zien bij het uitvoeren van een bepaalde handeling of geeft lijsten in de trant van ‘Tien veel gemaakte fouten bij het schrijven met de tekstverwerker’.
Het accent in Stillers boek ligt al met al meer bij het tekstverwerken dan bij het schrijven: Stiller lijkt daar wat beter in thuis dan in de theorie over schrijven. Zijn kennis van WordPerfect is enorm uitgebreid en zijn wijze van overbrengen erg duidelijk, maar waar het over schrij ven gaat, bevat het boek nogal wat slordigheidjes. Stiller duidt bijvoorbeeld de onderdelen van het schrijfproces telkens met andere benamingen aan en soms zijn de adviezen van deskundigen die geciteerd worden in kaders in tegenspraak met de adviezen die Stiller zelf geeft in de lopende tekst.
Echt ernstig zijn deze kleine theoretische tekortkomingen echter niet, omdat het boek wel zo'n beetje alles behandelt wat er over schrijven te zeggen valt en het daardoor al met al toch een goed inzicht geeft in alle aspecten van het schrijven. De kleine tekortkomingen van het boek worden ook goedgemaakt doordat Stillers uitleg over schrijven steeds goed aansluit bij de werkpraktijk van schrijvers. Een voorbeeld is Stillere tip een bestand dat door medeschrijvers | |
| |
is vervuild met allerlei problematische codes te schonen door er een ASCII-bestand van te maken (Ctrl-F5,l): de meeste ongewenste codes worden dan gedeleerd. Dit advies getuigt van een goed inlevingsvermogen in de problemen die zakelijke schrijvers in de praktijk ondervinden bij het schrijven met de tekstverwerker.
Wie computerangst heeft, kan beter een ander boek kopen dan Schrijven met WordPerfect. Het boek is gericht op lezers die er niet tegen opzien zich nader in WordPerfect te verdiepen en die het leuk vinden het programma optimaal te leren gebruiken bij het schrijven. Schrijven met WordPerfect zal die lezers als naslagwerk, studieen oefenboek zeker goede diensten bewijzen.
[S.G.]
| |
Boef, H.J. (1991). Rapportenwijzer. Apeldoorn: Auctor. ISBN 90 71844 44 7, prijs f24,50, 136 pagina's.
De Staatsuitgeverij heeft met Renkema's Schrijfwijzer veel succes geboekt. Wellicht heeft dat uitgeverij Auctor ertoe geïnspireerd een heuse ‘wijzerserie’ uit te brengen. Die serie bestaat uit vijf deeltjes van elk ongeveer 140 pagina's. Rapportenwijzer van H.J. Boef is een van die deeltjes. Het is bedoeld als ‘leidraad en vraagbaak’ (p.6) en bestemd voor zowel studenten als schrijvers in de beroepspraktijk. De titel lijkt op die van Renkema's standaardwerk, maar verder gaat elke vergelijking mank.
De inhoud van Rapportenwijzer kan als volgt kort weergegeven worden. In hoofdstuk 2 presenteert Boef een aantal elementaire stijladviezen over voorzetselketens, de lijdende vorm, spelling, interpunctie, zinslengte en zinsbouw, alinea's en hoofdstuk en paragraafindeling. In hoofdstuk 3 wordt een aantal vormge - vingskwesties aangestipt: bladen zetspiegel, reproduktiemethodes, lettertypes, illustraties, enzovoort.
Het schrijfproces wordt door Boef opgesplitst in vier fasen die in de hoofdstukken 4 tot en met 8 kort worden toegelicht. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op drie manieren om tijdens de studiefase gegevens te verzamelen: literatuurstudie, enquêtes en interviews. In hoofdstuk 5 behandelt Boef heel kort een aantal bekende indelingsprincipes waarmee de verzamelde informatie in de ontwerpfase gerubriceerd zou kunnen worden. Adviezen voor de redactiefase dat wil zeggen: het schrijven van de hoofdtekst en eventuele ‘bijteksten’ als voorwoord en samenvatting - staan centraal in hoofdstuk 6. De controlefase (h 7) ten slotte, dient volgens Boef te bestaan uit een inhoudelijke, taalkundige en technische controle.
In Rapportenwijzer wordt heel veel aangestipt, maar slechts weinig goed uitgewerkt. Dat is gedeeltelijk een gevolg van het feit dat het boekje over zeer uiteenlopende soorten teksten gaat. In het inleidende hoofdstuk maakt Boef een onderscheid tussen informatieve, instructieve, overtuigende en activerende rapporten. Uit de voorbeelden die bij elke soort gegeven worden, ontstaat al snel de indruk dat volgens Boef bijna elke zakelijke tekst als een rapport bestempeld kan worden. Genoemd wordt: een verslag van wetenschappelijk onderzoek, een rapport over de toename van het voetbal-vandalisme, een scriptie over de rol van de vrouw in de middeleeuwen (p. 17), een handleiding bij apparatuur, een instructieboekje bij een auto (p. 18), een rapport over de kwartaalomzet van een bedrijf, een advies inzake de invoering van een ander beloningssysteem (p.20), ultimatums in arbeidsconflicten, een zwartboek over misstanden (p.21), enzovoort.
Wie goede adviezen wil geven over inhoud, structuur, formulering en vormgeving van zulke uiteenlopende teksten - en dan ook nog in één boekje van 140 pagina's - maakt het zichzelf niet gemakkelijk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit boekje te veel blijft steken in oppervlakkigheden, opendeur-adviezen en aanwijzingen die ook al in heel veel andere boekjes en handleidingen te vinden zijn. Met dat verschil dat die aanwijzingen in menige andere publikatie veel uitvoeriger worden toegelicht en | |
| |
met veel meer voorbeelden worden geïllustreerd dan in Rapportenwijzer. Zo wordt de alineaindeling behandeld in slechts drie pagina's met welgeteld één voorbeeld. Nog summierder is de behandeling van argumentatie. Het is niet noodzakelijk om in een schrijfhandleiding in te gaan op argumentatie, maar wie dat wel doet, moet daar meer ruimte voor reserveren dan de anderhalve pagina in paragraaf 6.3.1 van Rapportenwijzer. In die paragraaf is zelfs geen enkel voorbeeld opgenomen.
Voor schrijvers met enige ervaring, en dus ook studenten die al enigszins gevorderd zijn, heeft Rapportenwijzer weinig te bieden - en zeker niets nieuws. Voor wie nog geen enkele ervaring heeft met het schrijven van zakelijke teksten, lijkt Rapportenwijzer mij iets beter geschikt. Het zou bijvoorbeeld gebruikt kunnen worden in onderwijs voor beginnende studenten, al zal de docent dan wel bereid moeten zijn aanvullend voorbeeldmateriaal en oefeningen te verstrekken die specifiek zijn toegesneden op de teksten die zijn studenten moeten leren schrijven.
[R.B.]
| |
Verhoeven, G. & Wekking, M. (1991). Succesvol formuleren. Een adviesen oefenboek voor professionele schrijvers. Groningen: Wolters - Noordhoff. ISBN 90 01 90263 4, prijs 29,50, 151 pagina's.
Succesvol formuleren van Gerard Verhoeven en Monique Wekking is, zoals de titel aangeeft, een boek over formuleren dat bedoeld is voor professionele schrijvers. Het bevat uitleg over de eisen die aan formuleringen kunnen worden gesteld, adviezen voor het gebruik van formuleringen en oefeningen waarmee een lezer kan nagaan in hoeverre hij deze adviezen in de praktijk kan brengen. Uitleg en oefenstof zijn van elkaar gescheiden: in het eerste deel van het boek, dat als titel Formuleeradviezen heeft, wordt uiteengezet waar een schrijver rekening mee moet houden als hij woorden gebruikt, zinnen formuleert en alinea's indeelt, in het tweede deel, Formuleeroefeningen, wordt de oefenstof gepresenteerd. Na de oefeningen volgt een lijst met woordverklaringen en een register.
Opvallend is de strakke indeling van het boek. Het adviesgedeelte bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt de woordkeuze behandeld, in het tweede de zinsbouw en in het derde de alineaopbouw. In elk hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan correctheid, helderheid, aantrekkelijkheid en passendheid. Het oefengedeelte is op nagenoeg dezelfde manier gestructureerd als het adviesgedeelte; er is alleen een hoofdstuk toegevoegd met cases.
De meeste adviezen die in Succesvol formuleren worden gegeven, zijn niet helemaal nieuw. Veel adviezen zijn ook in andere schrijfboeken te vinden en een aantal zal zelfs wel bij de meeste schrijvers bekend zijn. De manier waarop de adviezen zijn opgesteld, wekt de indruk dat de auteurs ernaar hebben gestreefd zoveel mogelijk ‘harde’ regels te geven. Zo adviseren zij in de paragraaf over correcte woordkeuze persoonlijke voornaamwoorden die een geslacht specificeren (hij, zij, hem, haar) te vermijden wanneer wordt terugverwezen naar zaken of abstracta en raden zij in de paragraaf over de helderheid van zinsbouw aan nooit een erg lange bijzin te gebruiken vooraf-gaand aan een hoofdzin. Er komen in het boek echter ook adviezen voor die meer het karakter hebben van een waarschuwing of van een constatering dat iets in bepaalde omstandigheden beter niet op een bepaalde manier kan worden geformuleerd.
In het deel Formuleeroefeningen worden twee soorten oefeningen aangeboden: kleine oefeningen die direct aansluiten bij de paragrafen van het eerste deel en cases die op de stof van het gehele eerste deel betrekking hebben. De oefeningen zijn redelijk kort gehouden. Er wordt de opdracht gegeven zinnen te verbeteren, aan te geven waarom een formulering correct of incorrect is en korte passages te herschrijven. De cases hebben betrekking op situaties die in de werkelijkheid kunnen voorkomen. De lezer wordt bijvoorbeeld gevraagd een brief te her- | |
| |
schrijven, een technische tekst eenvoudiger te maken en advertenties opnieuw te formuleren.
Succesvol formuleren is in veel opzichten een zinvol en nuttig boek. De uitleg is helder en de adviezen, die kort en krachtig zijn geformuleerd, zullen weinig aanleiding geven tot misverstanden. De auteurs zijn erin geslaagd de eisen die aan goede formuleringen worden gesteld netjes op een rij te zetten. Dat daarbij soms zaken worden behandeld die bij veel schrijvers bekend mogen worden verondersteld, lijkt onvermijdbaar. Aardig is het dat Verhoeven en Wekking de eisen die zij in verschillende hoofd-stukken geven met elkaar verbinden. Zij laten bijvoorbeeld zien dat de eis van helderheid soms op gespannen voet staat met de eis van correctheid of die van aantrekkelijkheid. De oefeningen zijn over het algemeen duidelijk en ze zijn niet te moeilijk of te makkelijk.
Niet alles wat over het boek kan worden gezegd is positief. Door de strakke en consequente indeling en de onpersoonlijke stijl waarin de uitleg is gesteld, is het boek een beetje saai en oninspirerend. Na een uurtje in het boek gelezen te hebben, zal vermoedelijk bij weinig lezers de behoefte ontstaan om ‘fijn zelf iets te gaan formuleren’. Wie behoefte heeft aan zakelijkheid en degelijkheid zal dit echter geen belangrijk bezwaar vinden.
Bezwaarlijker is het dat de adviezen die worden gegeven niet altijd direct uit de uitleg volgen. De adviezen lijken bijvoorbeeld vaak ‘harder’ dan ze op grond van de uitleg zouden mogen zijn. Sommige adviezen zijn ook een beetje schools. Dat geldt bijvoorbeeld voor het advies niet steeds dezelfde inhoudswoorden te gebruiken. Waarom wordt er in plaats daarvan niet uitgelegd in welke gevallen het goed is hetzelfde woord te gebruiken en in welke gevallen beter van synoniemen gebruik kan worden gemaakt? Zoals Karei van het Reve op zo'n grappige manier heeft laten zien is de regel gebruik niet steeds hetzelfde woord niet meer dan een idéé reçue; er zijn heel wat gevallen waarin het opvolgen van de regel afschrikwekkend proza oplevert.
Jammer is het dat de uitleg hier en daar (vooral in het begin van het boek) erg kortaf en weinig diepgravend is. De professionele schrijvers voor wie het boek bedoeld is, zullen vermoedelijk meer behoefte hebben aan reflectie en zullen zeker geïnteresseerd zijn in de complicaties die sommige adviezen opleveren. Jammer is het ook dat de auteurs geen aandacht besteden aan stijlfiguren. In een boek over formuleren - dat bedoeld is voor professionele schrijvers - verwacht men uitgelegd te krijgen in welke gevallen metaforische taal kan worden gebruikt, hoe bijvoorbeeld indirecte verzoeken kunnen worden gedaan en hoe de formuleringen kunnen worden ‘versierd’.
Het ontbreken van ‘versieringstechnieken’ en diepgravende uiteenzettingen wekt de indruk dat de ondertitel van het boek verkeerd gekozen is. In plaats van Een adviesen oefenboek voor professionele schrijvers had deze titel beter kunnen luiden: Een adviesen oefenboek voor schrijvers van zakelijke teksten. Professionele schrijvers, die per definitie gevorderde schrijvers zijn, zullen met de meeste zaken die in het boek worden uitgelegd wel bekend zijn en zullen meer behoefte hebben aan verdieping en uitleg van complexe formuleringskwesties. Wanneer de ondertitel wordt veranderd - en dus een andere doelgroep wordt gekozen -, kunnen veel kritische kanttekeningen die bij het boek te maken zijn, worden gerelativeerd. Voor nietprofessionele schrijvers van zakelijke teksten is Succesvol formuleren namelijk een zeer nuttig boek. Veel van wat over het formuleren van dit soort teksten kan worden gezegd, wordt er duidelijk en overzichtelijk in behandeld.
[E.V.]
|
|