Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 15
(1993)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||
Het presenteren van informatiebronnen op beeldscherm
| ||||||||||||||||||
1 InleidingIn veel werksituaties bestaat de taak uit het vergelijken, integreren en becommentari.ren van verschillende informatiebronnen, vaak in de vorm van teksten, met behulp van een personal computer (PC). Zo beoordeelt een medewerker van een verzekerings-maatschappij een claim op grond van meerdere documenten, waarvan een aantal electronisch beschikbaar zijn. Een student die een scriptie aan het schrijven is, verzamelt, vergelijkt en integreert verschillende tekstbronnen. Sommige daarvan zijn beschikbaar via computer-systemen en dat zal in de toekomst in toenemende mate het geval zijn. Papier blijkt echter in deze situaties nog steeds een belangrijke rol te spelen. Vaak wordt nog gewerkt met papieren afdrukken van de teksten die in eerste instantie electronisch beschikbaar zijn. De oorzaak hiervan moet gedeeltelijk gezocht worden bij de kwaliteit van de beeldschermen. Deze kwaliteit wordt echter steeds beter en hoeft op zich geen belemmering te vormen om deze papierfase over te slaan (voor uitstekende overzichts-artikelen over de vergelijking van beeldscherm presentatie versus papier presentatie, zie Mills & Weldon, 1986; Oborne & Holton, 1988; Dillon, McKnight & Richardson, 1990; Dillon, 1992; verder De Bruijn, De Mul & Van Oostendorp, 1992; zie echter ook Van Kruiningen, dit nummer). Een grotere belemmering dan de geringe beeldscherm kwaliteit wordt waarschijnlijk gevormd door de gebruikers-interface. Met gebruikers-interface bedoel ik hier vooral de manier waarop de interactie tussen de gebruiker en het (eigenlijke) computersysteem geregeld wordt en dat betreft zaken als de wijze waarop de dialoog tussen de gebruiker en computer gevoerd wordt (zie onder anderen Van Berkel & Lappenschaar in dit nummer), maar ook de wijze waarop gegevens ingevoerd worden en gegevens e.d. op beeldscherm afgebeeld worden. In dit opzicht is een applicatie die door Erickson en Salomon (1991) ontwikkeld wordt, erg interessant. Zij bespreken een eerste fase van een project om een informatiesysteem te maken voor gebruikers die geen specialist zijn op het gebied van het | ||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||
raadplegen van databases. Zij hebben daarbij accountants op het oog, die gewend zijn grote hoeveelheden tijdschriften, rapporten, memo's en andere documenten door te nemen. De manier van werken van accountants sluit op verschillende punten niet goed aan bij de manier waarop ‘electronische’ informatie doorgaans beschikbaar is. Het snel doorkijken van een tekst, het maken van notities en het systematisch bewaren van de geselecteerde informatie wordt in de bestaande electronische systemen als lastig ervaren. Erickson en Salomon zijn bezig met het implementeren van een systeem dat onder andere deze problemen moet ondervangen, bijvoorbeeld door het inbouwen van goede faciliteiten om aantekeningen in te voeren, bepaalde passages op te zoeken en belangrijke informatie gestructureerd op te slaan. Empirische gegevens over het gebruik van dit systeem zijn (helaas) nog niet beschikbaar. Dat geldt ook voor een vergelijkbaar, interessant project van de Medische Informatica Groep van de Universiteit van Manchester (Wilson, 1991). In dit project gaat het om een systeem dat informatie van patiënten kan bijhouden en tegelijkertijd ondersteuning biedt bij beslissingen van de arts. Met het systeem is het bijvoorbeeld mogelijk verschillende soorten gegevens uit de medische ‘records’ van de patiënt (grafisch) weer te geven en het stelt de arts in staat nieuwe data van de patiënt in te voeren. Ook van dit project zijn (nog) geen empirische gegevens beschikbaar over de wijze waarop het systeem functioneert. Een belangrijk aspect van dit soort systemen en de ontwikkelde gebruikers-interfaces betreft de wijze waarop de verschillende informatiebronnen, bijvoorbeeld de teksten die door de gebruiker geraadpleegd worden, het best op het beeldscherm gepresenteerd kunnen worden. Bij al deze systemen vormt dat een belangrijk aspect waarover echter vrijwel geen empirisch onderzoek bestaat. Deze bijdrage zal hierop ingaan; meer specifiek zal het gaan om de wijze waarop informatie op een computerbeeldscherm het best kan worden gepresenteerd bij een taak die bestaat uit het vergelijken en integreren van gegevens uit verschillende informatiebronnen. | ||||||||||||||||||
2 VenstersysternenEr bestaan vele manieren om informatie afkomstig uit verschillende bronnen op het beeldscherm te presenteren. Een manier is alle beschikbare bronnen gelijktijdig af te beelden, zij het in kleine vensters (‘windows’), omdat de ruimte nu eenmaal beperkt is. Dit zullen we ‘simultane’ vensters noemen. Zie Figuur 1a.
Figuur 1: Verschillende typen venster systemen
| ||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||
Een andere manier is slechts één venster tegelijk te tonen, waardoor meer informatie per venster gepresenteerd kan worden, maar hetgeen wel van de gebruiker vergt dat h/zij heen en weer springt tussen vensters. Deze vensters noemen we ‘alternerende’ vensters. Zie Figuur lb. (Zie verder Bly & Rosenberg, 1986; Billingsley, 1988). Wanneer de taak van de gebruiker bestaat uit het vergelijken en integreren van informatie, lijken beide benaderingen hun voordelen te hebben, maar ook hun nadelen. Alternerende vensters kunnen groter zijn, en zo een beter overzicht geven van elke informatiebron afzonderlijk, maar het vergelijken en integreren van informatie uit de verschillende vensters verloopt moeizamer. Een voordeel van simultane vensters is dat het vergelijken en integreren van informatie uit verschillende vensters gemakkelijker zou kunnen verlopen, maar deze vensters bieden minder overzicht binnen een venster en gaan vaak gepaard met een grotere complexiteit in bediening (Bury, Davies & Darnell, 1984; Card, Pavel & Farell, 1984; Card & Henderson, 1987). | ||||||||||||||||||
3 Experiment 13.1 IntroductieIn een eerste experiment heb ik twee verschillende manieren van het presenteren van tekstuele informatie uit meerdere bronnen vergelekenGa naar eind1. In een conditie werden drie tekstbronnen simultaan in drie kleine schermen afgebeeld (zie Figuur 2a). Ieder venster toonde slechts 5 tekstregels van de informatieve teksten die in totaal elk 34 regels lang waren. De drie vensters konden onafhankelijk van elkaar ‘gescrolled’ worden.
Figuur 2: Verschillende presentatiewijzen van tekstinformatie
In de andere conditie was steeds maar een (groter) venster zichtbaar en kon met bepaalde toetsen worden overgeschakeld naar een ander venster (zie Figuur 2b). Deze zg. ‘alternerende’ conditie lijkt op een traditioneel computerbeeldscherm waarbij maar een tekst tegelijk wordt gepresenteerd. De proefpersonen konden de gegeven venster-configuraties niet wijzigen. De taak van de proefpersonen bestond uit het lezen van de drie tekstbronnen die | ||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||
eenzelfde onderwerp behandelden. We gebruikten encyclopedische teksten over verschil-lende soorten dieren, zoals de ‘Specht’. De proefpersonen werd verzocht zich te verplaatsen in de rol van samensteller van een nieuwe encyclopedie, die op basis van de drie gegeven tekstbronnen een nieuwe tekst moet samenstellen. Zij werden ook geïnstrueerd de consistentie van de te lezen informatie in de gaten te houden en de ontdekte inconsistenties te noteren in het aantekeningen-venster (zie Figuur 2). Een indicatie van het gemak waarmee men informatie kan integreren, kan verkregen worden door na te gaan hoe inconsistenties in teksten door de lezer worden verwerkt (zie bijvoorbeeld Epstein, Glenberg & Bradley, 1984). Met het oog hierop hebben we inconsistenties in de teksten opgenomen. Twee typen inconsistente informatie-eenheden werden in de teksten aangebracht. Ten eerste, paren inconsistentie-eenheden die strijdig zijn met elkaar binnen een tekst. Deze noemen we ‘Binnen’ inconsistenties. Ten tweede, inconsistente informatie-eenheden tussen twee teksten. Deze noemen we ‘Tussen’ inconsistenties. Bijvoorbeeld, in een tekst over het aantal jongen van de Specht wordt beweerd: ‘Daarin legt ze op zijn hoogst twee eieren’ en later volgt ‘Het kroost bestaat meestal uit wel 5 tot 6 snaveltjes’. Dit is een Binnen-inconsistentie. De Tussen-inconsistenties waren gebaseerd op dezelfde strijdige informatie, maar de leden van elk inconsistentie-paar bevonden zich dan in twee verschillende teksten. | ||||||||||||||||||
3.2 HypothesenWe verwachtten aan de ene kant dat Binnen-inconsistenties in een tekst vaker en in minder tijd ontdekt zouden worden bij alternerende vensters dan bij simultane vensters, en aan de andere kant, dat Tussen-inconsistenties vaker en sneller bij simultane vensters ontdekt zouden worden. Alvorens over te gaan naar de resultaten, wil ik kort iets zeggen over de methode (zie voor details verder De Mul, Van Oostendorp & White, 1991). | ||||||||||||||||||
3.3 MethodeDe (veertig) proefpersonen waren studenten. Voor elk onderwerp, zoals bijvoorbeeld de Specht, waren er drie informatieve teksten geconstrueerd, steeds 34 regels lang. Elke proefpersoon kreeg over vier onderwerpen (steeds drie) teksten te lezen. Deze onderwer-pen waren: de Specht, de Olifant, de Neushoorn en de Vleermuis. Elk onderwerp bevatte 6 paren inconsistenties. Bij de binnen-inconsistenties bevonden de leden van een incon- sistentie-paar zich binnen een tekst, met minstens vijf regels ertussen (dat is het aantal regels van een simultaan venster) en ten hoogste 17 regels ertussen (dat is het aantal regels in een alternerend venster). Bij een simultaan venster was een binnen-inconsistentie dus niet in een keer binnen een venster zichtbaar. Als tussen-inconsistentie werden de tegenstrijdige helften van een inconsistentie-paar elk in een andere tekst geplaatst. In beide (simultane en alternerende) presentatie condities konden de proefpersonen de ontdekte inconsistenties in een aantekeningen-venster noteren (zie Figuur 2a en 2b). De maximale presentatie duur was 12 minuten per onderwerp. | ||||||||||||||||||
3.4 ResultatenIn Figuur 3a is het gemiddelde aantal ontdekte inconsistenties in elk van de vier condities (Binnen- en Tussen-inconsistenties in de Alternerende en Simultane conditie) weergegeven. | ||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||
Figuur 3: Aantal ontdekte inconsistenties en efficiëntie
Er was geen significant effect van Venster Type (simultaan versus alternerend), Type Inconsistentie (binnen- versus tussen-inconsistentie), noch een interactie-effect (p>.05). Wanneer echter het aantal ontdekte inconsistenties en de detectie-tijd werden gecombineerd tot één, meer omvattende maat, namelijk een maat voor efficiëntie, was er een significant hoofd-effect van Venster Type (F(1,38)=5.54, p<.05). Zie Figuur 3b. Bij deze efficiëntie maat wordt het aantal ontdekte inconsistenties aangepast voor de benodigde tijd om ze te vinden (aantal/tijd X 1000). De conditie met alternerende vensters was efficiënter dan de simultane venster conditie, dat wil zeggen, de alternerende venster conditie had gemiddeld minder tijd nodig om een inconsistentie te ontdekken. Ook hier werd geen effect van Type Inconsistentie, noch een interactie-effect gevonden (p>.05). | ||||||||||||||||||
3.5 Discussie en ConclusieDe conclusie die uit dit eerste experiment getrokken kan worden is dat de alternerende venster-presentatie wat efficiënter is. Dat wil zeggen, proefpersonen met alternerende vensters hadden per ontdekte fout minder tijd nodig. We moeten echter niet al te overhaast de conclusie trekken dat een simultane venster-configuratie helemaal niet werkt. We gebruikten in dit experiment alleen tekst informatie die voor de proefpersonen (studenten WO) niet al te veeleisend was. Het is voorstelbaar dat simultane vensters meer profijt opleveren wanneer de taak uit moeilijker informatie bestaat. Bijvoorbeeld, het verwerken van numerieke informatie kan het werkgeheugen zwaar belasten vanwege de noodzaak deze continu te herhalen, hetgeen een belangrijke bottle-neck voor een goede prestatie op de taak kan vormen. Onder deze omstandigheden kan een simultane venster-presentatie nuttig zijn doordat dan de noodzaak tot herhaling vermindert. De veronderstelling is dus dat, wanneer moeilijke informatie uit verschillende informatiebronnen precies vergeleken en geïntegreerd moet worden, simultane venster-configuraties beter zijn dan alternerende. En omgekeerd, bij het vergelijken en integreren van moeilijke informatie binnen een informatiebron, kunnen opnieuw alternerende vensters beter zijn. Deze vragen worden in het tweede experiment onderzocht, waarvan ik hier slechts het belangrijkste bespreek. | ||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||
4 Experiment 24.1 InleidingIn dit experiment bestond in het licht van het voorafgaande de informatie uit menukaarten met gerechten van verschillende prijs. De taak van de proefpersonen bestond uit het samenstellen van een maaltijd die aan eisen wat betreft het soort gerecht en het totaal te besteden bedrag voldeed, en het antwoord in het aanteken-venster te typen. Een menukaart had een onderverdeling in drie categorieën: voorgerechten, hoofdgerechten en nagerechten. Informatie uit deze categorieën werd in simultane of in alternerende schermen gepresenteerd. Zie Figuur 4a en 4b voor een voorbeeld bij simultane resp. alternerende venster-presentatie.
Figuur 4: Een voorbeeld van verschillende venster-presentaties met menukaarten
Een alternerende venster-configuratie liet, bijvoorbeeld, de voorgerechten zien (zie Figuur 4b); door op een functie-toets te drukken konden de proefpersonen tussen vensters heen en weer springen om de andere informatiebronnen te zien, de hoofdgerechten en nagerechten. Elke bron bevatte 10 items. De simultane venster-configuratie (zie Figuur 4a) liet alle drie de bronnen tegelijk zijn, maar van elk slechts een klein deel (2 items van de 10). Vergelijkbaar met de tussen- en binnen-inconsistenties uit het eerste experiment werden nu ‘tussen’- en ‘binnen’-categorie opdrachten geconstrueerd. De bedoeling van deze opdrachten was proefpersonen expliciet informatie tussen hetzij binnen verschillende categorieën te laten vergelijken. Bij bovenstaande menukaart was een ‘Tussen’ categorie opdracht bijvoorbeeld: ‘Stel een menu samen dat bestaat uit vis als voorgerecht, lamsvlees als hoofdgerecht, en fruit als dessert, voor het totaalbedrag van 40 gulden’. Een ‘Binnen’ categorie opdracht was ‘Kies drie voorgerechten die bestaan uit twee kaasschotels en, voor een persoon vis, voor het totaalbedrag van 25 gulden’. Een correcte oplossing zou hier bijvoorbeeld zijn a01, a02 en a03. Merk op dat de proefpersonen de informatie semantisch dienen te verwerken (bijvoorbeeld, letten op het soort gerecht), de informatie tussen of binnen vensters moeten vergelijken en dat ze soms de prijzen van | ||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||
kandidaat-gerechten in het werkgeheugen dienen vast te houden, voordat ze hun uiteindelijke keus kunnen intypen. De hypotheses zijn opnieuw (1) dat een simultane vensterpresentatie het oplossen van ‘tussen’-opdrachten vergemakkelijkt, en (2) dat een alternerende venster-presentatie het oplossen van de ‘binnen’-opdrachten vergemakkelijkt. | ||||||||||||||||||
4.2 MethodeDe (veertig) proefpersonen waren studenten. Hetzelfde soort vensters werd gebruikt als in het eerste experiment. Vier typen restaurants (Grieks, Frans, Chinees en Thais) werden met behulp van de menukaarten op het scherm gepresenteerd. Elke informatie-categorie op deze menukaarten bestond uit 10 items. Ieder item omvatte de naam van het gerecht, een korte omschrijving en de prijs. De tijdslimiet was nu 10 minuten per restaurant. De opdrachten werden op papier aangeboden, zes opdrachten per restaurant. De proefpersonen moesten hun antwoord, bestaande uit een combinatie van drie codes die betrekking hadden op de drie gerechten, in het aanteken-venster intypen. | ||||||||||||||||||
4.3 ResultatenIk presenteer hier kort de belangrijkste resultaten. Figuur 5a toont het gemiddeld aantal correcte oplossingen in de vier condities (Binnen- en Tussen-opdrachten in de alternerende en simultane venster-configuratie respectievelijk). Een correcte oplossing moest voldoen aan semantische voorwaarden en aan numerieke voorwaarden, nl. een afwijking van ten hoogste twee gulden van het genoemde totaalbedrag.
Figuur 5: Aantal correcte oplossingen en efficiëntie van oplossing
Er was een significant effect van Type Probleem (Binnen- versus Tussen-opdrach-ten)(F(1,32)=11.88, p<.005) en een zwak interactie-effect (F(1,32)=3.03, p=.09). Het bleek dat de Binnen-opdrachten gemakkelijker waren dan de Tussen-opdrachten, en de Tussen-opdrachten werden wat beter opgelost in de simultane conditie dan in de alternerende conditie. We hebben opnieuw ook de efficiëntie bepaald, dat wil zeggen, het aantal juiste oplossingen gecorrigeerd voor de tijd die nodig was om ze te vinden (aantal/ tijd(sec) X 1000). Figuur 5b toont de gemiddelden. Er was een significant effect van Type Probleem (F(1,32)=29.72, p<.001) en een significant interactie-effect (F(1,32)=5.39, p<.05). Binnen-opdrachten werden efficiënter opgelost en, belangrijker, de Tussenop- | ||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||
drachten werden efficiënter in de simultane conditie opgelost dan in de alternerende conditie. | ||||||||||||||||||
5 Dicussie en conclusieDe taak met tekstuele informatie werd efficiënter uitgevoerd bij gebruikmaking van een alternerende manier van presenteren van de informatie, zoals we zagen in het eerste experiment. Deze tekstinformatie was waarschijnlijk voor de lezers in termen van werkgeheugen-belasting niet al te hoog. In het tweede experiment is de taak en ook de aard van de aangeboden informatie gewijzigd. De taak bevatte nu minder makkelijk-te- onthouden informatie en de proefpersonen moesten expliciet problemen oplossen terwijl ze van deze informatie gebruik maakten. Onder deze omstandigheden lieten simultane vensters inderdaad een voordeel zien wanneer informatie uit verschillende vensters vergeleken en geïntegreerd moest worden. Dit ondersteunde de eerste hypothese. Wat betreft de tweede hypothese vonden we geen ondersteuning. Binnen-opdrachten werden niet beter noch meer efficiënt opgelost met de alternerende venster-presentatie. Een reden voor dit ontbreken van steun voor de tweede hypothese kan een mogelijk plafond effect geweest zijn. Binnen-opdrachten bleken nogal makkelijk te zijn; het gemiddeld aantal oplossingen was 5.2 uit maximaal 6. Het belangrijkste punt van deze twee experimenten is dat de effecten van de venster presentatiestijl taak-afhankelijk zijn. Dat wil zeggen, afhankelijk van de aard van informatie en van wat men moet doen met de informatie. Deze taak-specifieke resultaten bepleiten een ‘functionaliteit’ van de gebruikers-interface die gebruikers in staat stelt de manier waarop vensters worden gepresenteerd, aan te passen. Bij de meeste moderne ‘operating’ systemen met een grafische gebruikers-interface, bijvoorbeeld Apple Macintosh, OS/2 en MS-Windows, is dat ook het geval. Het selecteren van de juiste configuratie is echter een extra taakbelasting voor gebruikers. Het zou in dit licht nuttig zijn als een applicatie in ieder geval een goede ‘default’ configuratie zou hebben om mee te beginnen, maar dat vergt een adequaat begrip van de taak. Het is moeilijk of zelfs onmogelijk voor het systeem om deze informatie op voorhand te hebben. Zelfs gebruikers zelf kunnen problemen hebben met deze metacognitieve kennis (Baker & Brown, 1984). De uitkomsten van dit onderzoek illustreren nogmaals dat het verhogen van de productiviteit of van de prestatie bij het uitvoeren van taken met de computer niet slechts een technisch probleem is, het is ook een (meta)cognitief probleem. Het hier gepresenteerde onderzoek heeft een beperkte reikwijdte. Ik zie het als een eerste stap voor het zinvol verrichten van onderzoek in meer complexe situaties. Enkele van de situaties die mij (uiteindelijk) voor ogen staan, zijn in de inleiding kort aangeduid; bijvoorbeeld het vervaardigen van papers/scripties door studenten op de PC waarbij electronisch opgeslagen informatie geraadpleegd wordt. Een ander voorbeeld is het produceren van teksten op de PC door journalisten, onder gebruikmaking van al bestaande tekstfragmenten of databases. Bij dergelijk onderzoek wordt de kwaliteit van de vervaar-digde teksten belangrijk. Tevens wordt van belang hoe gebruikers met dergelijke pro-grammatuur en interfaces (kunnen) omgaan. Het voordeel is dan dat een realistischer taak wordt gebruikt dan in de hier beschreven experimenten. Bovendien neemt de reikwijdte van het onderzoek toe; niet alleen het lezen van informatie op beeldscherm, maar ook het produceren van teksten evenals de gebruiksvriendelijkheid van de computeromgeving worden onderwerp van onderzoek. | ||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||
Bibliografie
|
|