| |
| |
| |
Bibliografie ‘Argumentatietheorie’ 1990 E.T. Feteris, R. Grootendorst en P. Houtlosser
Verantwoording
In deze bibliografie wordt een overzicht gegeven van publikaties over argumentatie die in 1990 zijn verschenen (boeken, boekbesprekingen en tijdschriftartikelen). Opgenomen worden theoretische beschouwingen, verslagen van empirisch onderzoek en praktisch gerichte publikaties. Bij de samenstelling is gebruik gemaakt van boekaankondigingen, periodiek verschijnende bibliografieën en tijdschriften waarin regelmatig artikelen over argumentatie worden gepubliceerd. Om een zo groot mogelijk aantal titels te kunnen opnemen, zijn de annotaties zo beknopt mogelijk gehouden.
Er is naar gestreefd de bibliografie zo compleet mogelijk te maken. Wie ervan verzekerd wil zijn dat er in toekomstige bibliografieën geen eigen publikaties over argumentatie ontbreken, wordt verzocht per titel een volledige titelbeschrijving plus een korte annotatie, indien mogelijk vergezeld van een origineel exemplaar of een overdruk, te sturen aan P. Houtlosser, Instituut voor Neerlandistiek, Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam.
Gebruikte afkortingen
AA |
Argumentation and Advocacy |
ARG |
Argumentation |
CM |
Communication Monographs |
IL |
Informal Logic |
JoP |
Journal of Pragmatics |
PhRh |
Philosophy and Rhetoric |
QJS |
Quarterly Journal of Speech |
TvT |
Tijdschrift voor Taalbeheersing |
* Met een asterisk aangeduide auteurs zijn ook afzonderlijk opgenomen |
| |
Alexy, Robert 1990
‘Problems of discursive rationality in law’. In: Archiv für Rechts- und Sozialphilosophie, Jhrg. 42, p. 174-179.
De auteur verdedigt de stelling dat juridische argumentatie een bijzondere vorm is van algemeen praktische argumentatie. Hij behandelt twee punten van kritiek op deze stelling: (1) dat juridische argumentatie op zichzelf, d.w.z. onafhankelijk van geïnstitutionaliseerde procedures, niet kan worden geïnterpreteerd als een vorm van praktisch redeneren en (2) dat geïnstitutionaliseerde procedures, en juridische procedures in het bijzonder, niet in termen van een algemene argumentatietheorie kunnen worden geanalyseerd.
| |
Alexy, Robert en Aleksander Peczenik 1990
‘The concept of coherence and its significance for discursive rationality’. In: Ratio Juris, vol. 3, no. 1, p. 130-147.
De auteurs betogen dat een theorie coherenter wordt naarmate de uitspraken die erin voorkomen een volmaakt ondersteunende structuur dichter benaderen. Zij bespreken tien criteria voor een volmaakt ondersteunende structuur en noemen drie problemen die aan het concept ‘coherentie’ kleven.
| |
Allen, Derek 1990
‘Critical study. Trudy Govier's Problems in argument analysis and evaluation’. In: IL, vol. 12, no. 1, p. 43-62.
Bespreking van Trudy Govier, Problems in argument analysis and evaluation, Dordrecht- Holland/Providence RI-U.S.A.: Foris, 1987.
| |
Allen, Mike en Nancy A. Burrell 1990
‘Resolving arguments accurately’. In: ARG, vol.4, no. 2, p. 213-221.
In dit artikel wordt verslag gedaan van een empirisch onderzoek naar de vraag hoe taal- | |
| |
gebruikers verschillen van mening over categorische syllogismen oplossen. De resultaten wijzen uit dat twee oplossingsstrategieën de voorkeur genieten: (a) argumenteren over wat de ingenomen positie oplevert en (b) een beroep doen op eerdere oplossingen.
| |
Aqueci, Francesco 1990
Lefunzioni del linguaggio secondo Pareto. P. Lang: Bern/New York/Frankfurt am Main.
De auteur karakteriseert Pareto's Sociologie in termen van J.-B. Grize als een natuurlijke logica van het sociale taalgebruik, waarin enerzijds een cognitieve en affectief-morele structuur kan worden onderkend, en anderzijds een logisch-argumentatieve structuur.
| |
Atienza, Manuel 1990
‘For a theory of legal argumentation’. In: Rechtstheorie, vol. 21, p. 393-414.
De auteur beschrijft een methode voor het analyseren van juridische argumentatie. Hij betoogt dat juridische argumentatie dient te worden gereconstrueerd als een dialoog waarin pro en contra argumenten naar voren worden gebracht. Ter illustratie geeft hij een reconstructie van de argumentatie in een zaak waarin relevantieproblemen ter discussie staan.
| |
Barth, E.M. 1990
‘In the service of human society: formal, informal, or anti-logical? The philosophy of the logician Evert Willem Beth (1908-1964)’. In: IL, vol. 12, no. 1, p. 1-10.
De auteur bespreekt Beths opvattingen over de rol van de logica in menselijke aangelegenheden. Zij bespreekt de rationeel-kritische functie van logica in de empirische en pragmatische onderzoekscomponent, de relatie van Beths werk met de dialogische logica en de betekenis van Beths werk voor het kritisch denken in het algemeen.
| |
Benoit, William L. en Pamela J. Benoit 1990
‘Aggravated and mitigated opening utterances’. In: ARG, vol. 4, no. 2, p. 171-183.
De auteurs bespreken vier typen gespreksopenende uitingen (beledigingen, bevelen, beschuldigingen en weigeringen zonder opgaaf van redenen) en vier varianten van deze typen met een verzachtend karakter (verzoeken, indicaties van gedeelde verantwoordelijkheid, herbevestigingen en weigeringen met opgaaf van redenen).
| |
Berkenbosch, R., S. Gerritsen en E. Viskil 1990
Bibliografie ‘Argumentatief schrijven’. In: TvT, jrg. 12, nr. 4, p. 321-325.
Geannoteerde bibliografie van publikaties over argumentatief schrijven. Bevat 32 titels.
| |
Bernstein, David 1990
‘A problem solving interpretation of argument analysis’. In: IL, vol. 12, no. 2, p. 79-86.
De auteur bespreekt een volgens hem belangrijke beperking van het standaardmodel voor het analyseren en beoordelen van argumentatie in het onderwijs in ‘critical thinking’. Hij betoogt dat deze beperking ten dele kan worden opgeheven door argumentatie op te vatten als onderdeel van een probleem-oplossingsproces.
| |
Berrendonner, Alain en Herman Parret (red.) 1990
L'interaction communicative. Bern, etc.: Peter Lang.
Bijdragen aan een colloquium over het thema ‘Cognitivisme versus pragmaticisme’, dat in februari 1988 gehouden werd te Bellagio, Italië. Met een inleiding van A. Berrendonner en bijdragen over argumentative interacties van H. Parret, die twee conceptuele benaderingen van de notie ‘strategie’ bespreekt (‘La rationalité stratégique’, p. 47-69), M-.J. Borel, over de noodzaak object en geschiedenis van de logica te plaatsen in een interactioneel perspectief (‘Logique et interaction, p. 89-108) en Alain Trognon, die de mogelijkheid bespreekt van een hypothese over normen met betrekking tot een gemeenschappelijke definitie van bepaalde typen debatten (‘Relations intersubjectives dans Ie débat’, p. 195-213).
| |
| |
| |
Bickenbach, Jerome E. 1990
‘The ‘artificial reason’ of the law’. In: IL, vol. 12, no. 1, p. 23-32.
De auteur bespreekt verschillende benaderingen van juridische argumentatie als een gecontextualiseerde vorm van redeneren. Hij werkt de van John Wisdom afkomstige opvatting uit dat het argumentatieproces niet als een keten van demonstratieve redeneringen moet worden gezien, maar als een proces dat de eigenschappen (re)presenteert die elk afzonderlijk bijdragen aan het ondersteunen van de conclusie.
| |
Black, John 1990
‘Explanation games: if he'd seen the sawdust ...’ In: Innovation Abstracts, vol. 12, no. 21.
De auteur bespreekt de waarde van verklaringsspelen als pedagogische techniek om studenten bekend te maken met hypothetisch-de-ductieve argumentatie. Doel van de techniek is vaardigheden te ontwikkelen in het formuleren en toetsen van hypothesen en, door middel van discussie, een meta-cognitief begrip van deze vaardigheden tot stand te brengen.
| |
Borel, M.-J. 1990
‘Argumentation et valeurs’. In: Revue de Théologie et de Philosophie, vol. 123, p. 159-178.
De auteur betoogt dat normen en waarden alleen onder bepaalde voorwaarden overdraagbaar zijn via taalgebruik. Zij beschrijft twee manieren waarop overdracht zou kunnen plaatsvinden. Slechts in een van die twee wordt volgens haar recht gedaan aan het idee van een dialoog, opgevat als een activiteit waarin de spreker overbrengt wat hij wil zeggen zonder dat expliciet te vermelden.
| |
Borillo, Mario 1990
‘A logical argumentation model for computer-assisted reasoning’. In: ARG, vol. 4, no. 4, p. 397-414.
De auteur introduceert een flexibele methodologie voor het opstellen van een theorie over mentale redeneerprocessen, die gebaseerd is op enkele lokale formele modellen, geïntegreerd in een globale strategie. Hij betoogt dat deze strategie een empirische systematische beschrijving mogelijk maakt van het redeneerproces als geheel.
| |
Borutti, Silvana (gastred.) 1990
‘Rhetoric in the history of philosophy’. ARG, vol. 4, no. 1, p. 1-124.
Themanummer over retorica en filosofie. Met een inleiding van Borutti en bijdragen van H. Joly over Plato (p. 5-33), O. Reboul*, G. Canzani over aspecten van eloquentie in het werk van Descartes (p. 53-68), L. Marin*, R. Gasché* over de stijlfiguur van de hypotyposis (p. 85-100), C. Sini over dialectica, retorica en schrijven (p. 101-108) en A. Tordesillas*.
| |
Bowles, George 1990
‘Propositional relevance’. In: ILL vol. 12, no. 2, p. 65-77.
De auteur geeft een definitie van de manieren waarop de premissen van een redenering (ir)relevant kunnen zijn voor de conclusie.
| |
Braet, A. 1990
‘Paradigma's in academisch debatteren’. In: TvT, jrg. 12, nr. 2, p. 81-92.
De auteur bespreekt drie toonaangevende Amerikaanse debatparadigma's: het traditionele stock issue paradigm, het tegenwoordig dominante policy paradigm van Lichtman en Rohrer en het daarmee concurrerende hypothesis testing paradigm van Zarefsky.
| |
Brassart, Dominique Guy 1990a
‘Retour(s) sur “Mir Rose” ou comment analyser et représenter le texte argumentatif (écrit)?’ In: ARG, vol. 4, no. 3, p. 299-332.
De auteur behandelt verschillende analyses en formaliseringen van dezelfde reclametekst, ‘Mir Rose’ van Jean-Michel Adam. Vervolgens stelt hij, uitgaande van de benaderingen van argumentatie van Toulmin en van Van Dijk, een eigen analyse en formalisering van ‘Mir Rose’ voor, waarvan de psychologische validiteit en plausibiliteit getoetst zou dienen te worden in experimentele lees- en onthoudtaken.
| |
| |
| |
Brassart, Dominique Guy 1990b
‘Explicatif, argumentatif, descriptif, narratif et quelques autres. Notes de travail’. In: Recherches, vol. 13, p. 21-59.
In dit artikel analyseert de auteur een aantal resultaten van onderzoek naar teksttypen. Hij gaat met name in op de relatie tussen explicatie en argumentatie.
| |
Brassart, Dominique Guy 1990c
‘Le développement des capacités discursives chez l'enfant de 8 à 12 ans. Le discours argumentatif écrit (étude didactique)’. In: Revue Française de Pédagogie, no. 90, p. 31-41.
Op basis van empirisch onderzoek stelt de auteur vast dat er drie ontwikkelingsfasen kunnen worden onderscheiden in het leren schematiseren van complexe argumentatieve teksten en zet hij uiteen welke specifieke didactische ingrepen het ontwikkelingsproces kunnen versnellen.
| |
Brossmann, Brent G. en Daniel J. Canary 1990
‘An observational analysis of argument structures: the case of Nightline’. In: ARG, vol. 4, no. 2, p. 199-212.
De auteurs doen verslag van een observationele analyse van transcripten van het programma Nightline, met het doel inzicht te krijgen in de conversationele argumentatie in beleidsdebatten. De resultaten wijzen uit dat de discussies in het programma meer samengestelde argumentatie bevatten, en minder enkelvoudige, convergente en geërodeerde, dan in vorige onderzoeken.
| |
Burbidge, John 1990
Within reason. A guide to non-deductive reasoning. Ontario: Broadview Press.
Uitgaande van de stelling dat analogie-argumentatie fundamenteel is in het redeneren, worden in dit leerboek methoden voorgesteld voor de analyse en evaluatie van niet-deductieve argumentatie, waaronder inductieve argumentatie, argumentatie op basis van verklaring en handelingsgerichte argumentatie.
| |
Burke, Richard J. 1990
‘Morally untenable beliefs’. In: PhRh, vol. 23, no. 3, p. 168-183.
De auteur betoogt dat sommige overtuigingen, in tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, wel degelijk ontoelaatbaar zijn, omdat ze handelingen uitlokken die bedreigend zijn voor groeperingen in de samenleving. Volgens hem moet het criterium voor sociale evaluatie van overtuigingen niet worden gebaseerd op epistemologische, maar op retorische overwegingen.
| |
Cassin, Barbara 1990
‘Bonnes et mauvaises rhétoriques: de Platon ‘à Perelman’. In: M. Meyer en A. Lempereur (red.), Figures et conflits rhétoriques, Bruxelles: Université de Bruxelles, p. 17-37.
De auteur bespreekt de tegenstelling tussen de ‘goede’ retorica van Plato's Phaedrus en de ‘slechte’ retorica van Gorgias. Zij geeft aan dat deze tegenstelling uiteindelijk heeft geleid tot het verdwijnen van retorica in eigenlijke zin, dat wil zeggen, zoals die door Aristoteles werd opgevat als tekhne waarvan de waarde noch van de intentie van de spreker noch van diens doel afhankelijk is.
| |
Cohen, Robin 1990
‘A processing model for the analysis of one-way arguments in discourse’. In: ARG, vol. 4, no. 4, p. 431-446.
De auteur introduceert een model voor het analyseren van argumentatie in alledaags taalgebruik. Eén van de bijzonderheden van het model is dat het proces van de interpretatie van één ononderbroken argumentatie van een spreker ermee beschreven kan worden. Het resultaat daarvan is de representatie van de onderliggende claim en van de ondersteuningsrelaties tussen de proposities van de argumentatie.
| |
Connor, Ulla 1990
‘Linguistic/rhetorical measures for international persuasive student writing’. In: Research in the Teaching of English, vol. 24, no. 1, p. 67-87.
| |
| |
Verslag van een onderzoek naar linguïstisch-retorische normen voor het analyseren en beoordelen van argumentatieve teksten van studenten. Het onderzoeksmateriaal bestond uit 150 essays van studenten uit drie Engelssprekende landen. De Toulmin-norm ‘beroep op geloofwaardigheid’ en de syntactische factor ‘abstracte’ versus ‘gesitueerde stijl’ worden aangewezen als de beste indicatoren van essayistische kwaliteit.
| |
Cooper, Martha 1990
PhRh, vol. 23, no. 4, p. 70-75.
Bespreking van F.H. van Eemeren, R. Grootendorst, J.A. Blair en C.A. Willard (red.), Argumentation: Across the lines of discipline/ Perspectives and approaches/Analysis and practices. Proceedings of the Conference on Argumentation 1986. PDA 3, 3a, 3b. Dordrecht/ Providence: Foris publications.
| |
Copi, Irving M. en Carl Cohen 1990
Introduction to logic. 8th ed. New York: MacMillan. (1st ed. 1953.)
Herziene druk van het klassieke leerboek over logica. De bespreking van drogredenen is opnieuw ingedeeld en uitgebreid. Een hoofdstuk over logica en recht is toegevoegd.
| |
Cox, J. Robert 1990
‘Memory, critical theory and the argument from history In: AA, vol. 27, no. l, p. 1-13.
De auteur bespreekt de functie van het geheugen in de kritische theorie, in het bijzonder in het werk van Herbert Marcuse, als basis voor kritische argumentatie. Historische argumentatie is volgens Marcuse een specifiek type discursieve vaardigheid, waarbij zaken die uiteengeplaatst zijn bij elkaar gebracht worden.
| |
DeLoach, Mark 1990
AA, vol. 26, no. 3, p. 130-132.
Bespreking van Dominic A. Infante, Arguing constructively, Prospect Heights, IL: Waveland Press, 1988.
| |
Donn, Mike 1990
‘Help in finding missing premises’. In: Teaching Philosophy, vol. 13, p. 159 e.v.
De auteur introduceert een methode voor het vinden van verzwegen argumenten, gebaseerd op de scenario-methode van Gerald Nosich. De auteur geeft een informele rechtvaardiging van zijn methode en demonstreert de toepasbaarheid ervan aan de hand van twee voorbeelden.
| |
Eemeren, F.H. van 1990
‘The study of argumentation as normative pragmatics’. In: Text, vol. 10, no. 1/2, p. 37-44.
De auteur bespreekt de vijf componenten van het onderzoek naar argumentatie (de filosofische, theoretische, analytische, empirische en praktische component) en geeft richtingen aan voor toekomstig onderzoek.
| |
Eemeren, F.H. van en R. Grootendorst 1990
‘Relevantie in argumentatieve teksten’. In: TvT, jrg. 12, nr. 3, p. 180-189.
De auteurs maken een onderscheid tussen interpretatieve en evaluatieve relevantie, die door middel van een systematische analyse met elkaar kunnen worden verbonden. Zij geven aan hoe relevantie pragma-dialectisch kan worden gekarakteriseerd aan de hand van het domein, het object en de aard van de (ir)relevantie. In een exemplarische reconstructie van een kort betoog laten zij zien hoe de analyse als brug kan fungeren tussen de interpretatie en de beoordeling.
| |
Eemeren, F.H. van, R. Grootendorst en B. Meuffels 1990
‘Valkuilen achter een rookgordijn’. In: TvT, jrg. 12, nr. l, p. 47-58.
Reactie op C. van Wijk, ‘Het leren begrijpen van argumentatie. Een reactie op empirisch onderzoek van Van Eemeren, Grootendorst en Meuffels’, in: TvT, jrg. 11, 1989, p. 280-292.
| |
Eemeren, Frans H. van en Pauline Slot (gastred.) 1990
TvT, jrg. 12, nr. 4, p. 241-328.
Themanummer over argumentatief schrijven. Met een inleiding van Frans H. van Eemeren en Pauline Slot (‘Gedachten achter schrijf- | |
| |
methodes’, p. 241-243) en bijdragen over argumentatief schrijven van Schellens en Steehouder*, Rijlaarsdam*, Douma en Geel*, Koetsenruijter en Slot*, Gerritsen en Snoeck Henkemans*, Oostdam, De Glopper en Eiting*, en een bibliografie over argumentatief schrijven van Berkenbosch, Gerritsen en Viskil*.
| |
Emmelot, Y.W. en R.J. Oostdam 1990
Onderwijs in argumenteren. Een vragenlijstonderzoek onder docenten Nederlands in het Voortgezet Onderwijs’. In: Levende Talen, nr. 453, p. 336-340.
De auteurs bespreken de resultaten van onderzoek dat werd uitgevoerd in het kader van het project ‘Beoordeling van het onderwijs in en het leren van argumentatieve vaardigheden’ aan de SCO. In dit onderzoek werd door middel van een enquête onder Nederlandse onderwijzers nagegaan wat de aard is van het onderwijs in argumentatieve vaardigheden op Nederlandse scholen.
| |
Ennis, Robert H. en Stephen P. Norris 1990a
‘Critical thinking assessment: status, issues, needs’. In: s. Legg en J. Algina (red.), Cognitive assessment of language and math outcomes, Norwood, NJ: Ablex, p. 1-42.
De auteurs bespreken de definitie van ‘critical thinking’, het onderscheid tussen toetsen en evalueren, aspect-specifieke en alomvattende denktoetsen, verschillende scoormethoden, onderwerpsgebonden toetsen en algemene-ontwikkelingstoetsen, kritisch denken en redeneren, en kritisch en creatief denken.
| |
Facione, Peter A. 1990
‘Thirty great ways to mess up a critical thinking test’. IL, vol. 12, no. 2, p. 106-112.
De auteur bespreekt de praktische aspecten van het ontwikkelen van een instrumentarium ter beoordeling van vaardigheden in ‘critical thinking’ op het eindexamen. Hij behandelt dertig fouten die vaak worden gemaakt bij het voorbereiden van een multiple-choice eindexamen in een ‘critical thinking’-cursus.
| |
Feteris, Eveline T. 1990
‘Conditions and rules forrational discussion in a legal process: a pragma-dialectical perspective’. In: AA, vol. 26, no. 3, p. 108117.
Aan de hand van een pragma-dialectische analyse van een civiel proces laat de auteur zien dat het juridisch proces beschouwd kan worden als een redelijke discussie, omdat er speciale aanvullende regels in gelden die garanderen dat de voorwaarden voor redelijke en efficiënte discussie vervuld zijn. De auteur beschrijft verschillende regels voor de Nederlandse civiele procedure en zij laat zien hoe die regels ervoor zorgen dat de normen voor redelijke discussies vervuld kunnen worden.
| |
Feteris, Eveline T. en Rob Grootendorst 1990
‘Bibliography of argumentation studies for 1987’. ISSA Newsletter, vol. 4, no. 1, p. 10-33.
Geannotateerde alfabetische bibliografie van artikelen en boeken over argumentatie die in 1987 zijn gepubliceerd. De bibliografie bevat 82 titels.
| |
Feteris, E.T, R. Grootendorst en p. Houtlosser 1990
‘Bibliografie ‘Argumentatietheorie’ 1987'. In: TvT, jrg. 12, nr. 2, p. 138-150.
Geannotateerde alfabetische bibliografie van artikelen en boeken over argumentatie die in 1987 zijn gepubliceerd. De bibliografie bevat 85 titels.
| |
Fisher, Alec 1990
‘Philosophy and transferable thinking’. In: Cogito, vol. 4, no. 2, p. 123-128.
De auteur betoogt dat er geen bewijs is voor de stelling dat onderwijs in filosofie hetzelfde is als het onderwijs in vaardigheden in ‘critical thinking’. Hij bespreekt in het kort de informele logica en het werk van Matthew Lipman.
| |
Freeman, James B. 1990
‘Walton's Informal logic: A handbook for critical argumentation.’ In: IL, Vol 12, no. 2, p. 87-105.
| |
| |
Bespreking van Douglas N. Walton, Informal logic: A handbook for critical argumentation, Cambridge: Cambridge University Press, 1989.
| |
Garver, Eugene 1990
‘Essentially contested concepts: the ethics and tactics of argument’. In: PhRh, vol. 23, no. 4, p. 251-270.
De auteur bespreekt de bruikbaarheid van het begrip ‘essentieel betwistbare concepten’. Hij betoogt dat het ontbreken van een duidelijk criterium met behulp waarvan kan worden vastgesteld of in een discussie sprake is van een essentieel betwistbaar concept, geen reden is om dat begrip te laten vallen.
| |
Geissner, Hellmut K. 1990
‘Für Leerer/innen der Trickkiste (über unredliche Argumente)’ In: E. Leupold und Y. Petter (red.), Interdisziplinare Sprachforschung und Sprachlehre, Tübingen: E.Narr-Verlag, p. 45-59.
De auteur beschrijft het gebruik van het concept ‘eristisch’ van Aristoteles tot Schopenhauer. Met name eristisch zijn volgens hem discussietrucs, die zich kunnen voordoen in (1) de gebruikte formuleringen, (2) de zaak waarover wordt gediscussieerd, (3) de procedure voor het op zich nemen van de bewijslast, (4) bedrieglijke redeneringen en (5) drogredenen.
| |
Gerritsen, S. en A.F. Snoeck Henkemans 1990
‘Verzwegen argumenten als probleem bij het schrijven van betogende teksten’. In: TvT, jrg. 12, nr. 4, p 299-308
In dit artikel staat de vraag centraal hoe een schrijver ervoor kan zorgen dat de lezer tot een correcte aanvulling van verzwegen argumenten kan komen. Eerst worden verschillende soorten begrijpelijkheidsproblemen besproken die als gevolg van verzwegen argumenten kunnen optreden. Vervolgens gaan zij na over welke middelen een schrijver kan beschikken om dergelijke problemen te voorkomen.
| |
Govier, Trudy 1990
A practical study of argument. 3rd edition. Wadsworth: Belmont, California.
Praktisch leerboek over het analyseren, evalueren en schrijven van betogen. Deze druk verschilt in de volgende opzichten van de vorige: (1) toegevoegd is een hoofdstuk over argumentatietechnieken bij het schrijven van essays, waarin wordt geprobeerd elementaire vaardigheden toe te passen bij langere teksten, (2) de discussie over inductieve argumentatie bevat meer over goede inductieve argumenten en minder over slechte. Verder is er naast aandacht voor het kritiseren, meer aandacht voor het construeren van argumenten.
| |
Gratton, Claude 1990
IL, vol. 12, no. 2, p. 117-120.
Bespreking van Chaïm Perelman, Rhétorique, Liege: Editions de l'Université de Bruxelles (zonder jaar).
| |
Grimshaw, A.D. (red.) 1990
Conflict talk: sociolinguistic investigations of arguments in conversations. Cambridge/New York: Cambridge University Press.
Bundel met bijdragen over argumentatie in conversaties, ingeleid en van een conclusie voorzien door A.D. Grimshaw. In het eerste deel staat het leren argumenteren centraal. In dit deel zijn bijdragen opgenomen van: W.A. Corsaro en T.A. Rizzo over geschillen in Amerikaanse en Italiaanse kleuterklassen (p. 21-66), D. Eder over serieuze en speelse geschillen tussen vrouwelijke adolescenten (p. 67-84), Ch. Goodwin over interstitiële argumentatie (p. 85-117) en s. Vichinich over de sequentiële ordening van afsluitingen in verbale conflicten in families (p. 118-137). In het tweede deel staan argumentatieve interacties van volwassenen centraal. In dit deel zijn bijdragen opgenomen van: T. Labov over ideologische thema's in rapportages over interraciale conflicten (p. 139-159), H. Mehan over ‘orakelredeneringen’ in een psychiatrisch onderhoud als verbale conflictoplossing (p. 160-177), J.M. Conley en W.M. O'Barr over regels en relaties in geschil- | |
| |
len over minder belangrijke claims (p. 178-196), S.U. Philps over de rol van de rechter als derde partij in Amerikaanse rechtszaken (p. 197-209), K. O'Donnell over conflicten in werknemers-werkgeversgesprekken (p. 210-240), D. Schiffrin over het in stand houden van een coöperatief zelfbeeld in argumentatieve discussies (p. 241-259) en D. Tannen over stilte als middel tot conflicthantering in fictie en drama (p. 260-280).
| |
Gross, Alan G. 1990
The rhetoric of science. Cambridge, MA: Harvard University Press.
De auteur betoogt dat wetenschappelijke kennis het resultaat is van een overtuigingsproces en daarmee analyseerbaar in termen van een neo-Aristoteliaanse retorica. Hij analyseert historische wetenschappelijke voorbeelden, zoals de originele Copernicaanse astronomie, de Newtoniaanse optica, de evolutietheorie, de bijzondere en de algemene relativiteitstheorie, en de moleculaire genetica.
| |
Hample, Dale en Judith M. Dallinger 1990
‘Arguers as editors’. In: ARG, vol. 4, no. 2, p. 153-169.
De auteurs betogen dat taalgebruikers redactionele criteria gebruiken om te beslissen of potentiële argumenten wel of niet zullen worden gebruikt. Deze criteria constitueren de normen voor wat effectieve en passende argumentatie is, en weerspiegelen algemene interactionele doelen. Een reeks empirische onderzoeken wijst uit dat de normen in drie klassen vallen: normen die te maken hebben met effectiviteit, normen die te maken hebben met persoonlijke omstandigheden van de discussianten en normen die te maken hebben met de kwaliteit van het betoog.
| |
Hansen, Hans V. 1990
‘An informal logic bibliography’. In: IL, vol. 12, no. 2, p. 155-184.
Alfabetische bibliografie over recente studies in de informele logica en de argumentatietheorie, met een index waarin 950 titels onder 25 trefwoorden zijn gerubriceerd.
| |
Henket, M.M. en P.J. van den Hoven 1990
Juridische vaardigheden in argumentatief verband. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Praktisch gericht leerboek waarin elementaire juridische vaardigheden worden behandeld in het kader van argumentatie in een juridisch betoog. Wat betreft de argumentatieve aspecten van juridische vaardigheden gaan de auteurs in op logische geldigheid, geldigheid in de praktijk, verzwegen argumenten, aanvaardbaarheid, elementen van een juridisch betoog, een argumentatiemodel, de wet als argument en enkele juridische redeneerwijzen.
| |
Hollihan, Thomas A. 1990
AA, vol. 26, no. 4, p. 160-164.
Bespreking van Charles A. Willard, A theory of argumentation, Tuscaloosa: University of Alabama Press, 1989.
| |
Holmquest, Anne 1990
‘The rhetorical strategy of boundary-work’. In: ARG, vol. 4, no. 3, p. 235-258.
De auteur gebruikt Gieryns concept ‘grenswerk’ om de centrale rol van de retorica in discussies bloot te leggen die gevoerd worden in het grensgebied van wetenschap en openbaar leven. Aan de hand van een analyse van de Tarasoff-zaak laat zij zien dat het retorisch proces van het veranderen van hindernissen ertoe bijdraagt dat de grens tussen wetenschap en het recht verschuift.
| |
Hoven, P, J. van de 1990
TvT, jrg. 12, nr. 1, p. 68-70.
Bespreking van Eveline T. Feteris, Discussieregels in het recht. Een pragma-dialectische analyse van het burgerlijk proces en het strafproces (dissertatie Universiteit van Amster-dam), Dordrecht: Foris, 1989.
| |
Johnson, Ralph H. 1990a
‘Hamblin on the Standard Treatment’. In: PhRh, vol. 23, no. 3, p. 153-167.
De auteur betoogt dat Hamblins aanval op de Standaardbenadering van drogredenen weliswaar accuraat is, maar niet in alle opzichten recht doet aan vernieuwingen die door de au- | |
| |
teurs van de Standaardbenadering zijn aangebracht. Vervolgens betoogt hij dat Hamblins eigen visie niet coherent is en dat, hoewel Hamblins boek een belangrijke inspiratie voor de studie van drogredenen heeft gevormd, het rijp is voor een herbeoordeling.
| |
Johnson, Ralph H. 1990b
‘Acceptance is not enough: a critique of Hamblin’. In: PhRh, vol. 23, no. 4, p. 271-287.
De auteur betoogt dat een groot aantal informele logici en theoretici van de ‘critical thinking’-beweging ten onrechte overtuigd zijn door Hamblins voorstel om aletische en en epistemologische criteria voor de beoordeling van argumentatie te vervangen door dialectische criteria. De auteur bespreekt Hamblins rechtvaardiging van dit voorstel en toont aan dat er ernstige bezwaren aan kleven.
| |
Katula, Richard 1990
AA, vol. 26, no. 3, p. 122-124.
Bespreking van John Chaffee, Thinking critically, 2de dr., Boston: Houghton Mifflin, 1988.
| |
Kaufer, David en Cheryl Geisler 1990
‘Structuring argumentation in a social constructivist framework: a pedagogy with computer support’. In: ARG, vol. 4, no. 4, p. 379-396.
De auteurs betogen dat wat in de regel als hogere-ordevaardigheid in het argumenteren wordt beschouwd, beter kan worden opgevat als systematische structuur voor het samenstellen en presenteren van informatie. Standaardtermen als ‘lijn van het betoog’, ‘synthese’, ‘analyse’ en ‘ontwerp’ kunnen volgens hen worden opgevat als aanduidingen van manieren om gegevens in een sociale context te construeren, op te slaan en toegankelijk te maken.
| |
Koertge, Noretta 1990
Curs de filosofia de la ciéncia. Translated by J. Beltran. Barcelona: Ediciones de la Magrana.
Catalaanse inleiding in de argumentatie- typen in hedendaagse wetenschappelijke verhandelingen. Behandeld worden: ethische discussies, toetsingslogica, onderzoekslogica en toegepaste logica. Verder bevat het boek uitgebreide voorbeeldanalyses van het werk van Galileo en Semmelweis.
| |
Koetsenruijter, w. en P. Slot 1990a
Het schrijven van betogen. Handleiding voor het opstellen van argumentatieve teksten. Leiden: Martinus Nijhoff.
De auteurs schenken aandacht aan de problemen die zich kunnen voordoen bij het schrijven van een betogende tekst. Er worden aanwijzigingen gegeven voor het zorgvuldig formuleren van een standpunt, het ordenen van argumenten op basis van de argumentatiestructuur, en de presentatie van standpunten en argumenten. De voorbeelden zijn voornamelijk ontleend aan teksten over kunst en cultuur.
| |
Koetsenruijter, w. en P. Slot 1990b
‘Schrijven op basis van een argumentatiestructuur’. In: TvT, jrg. 12, nr. 4, p. 290-298.
In dit artikel worden een aantal ideeën gepresenteerd over de wijze waarop de inzichten uit de pragma-dialectische argumentatietheorie toegepast kunnen worden in het onderwijs in het schrijven van betogende teksten.
| |
Kopperschmidt, Josef (red.) 1990
Rhetorik. Bd. 1: Rhetorik als Texttheorie. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft.
Bundel met bijdragen over retorica als tekst- produktietheorie. Eén aspect van deze tekst- produktietheorie is volgens de samensteller de argumentatieve dimensie van teksten. Retorica dient volgens hem te worden opgevat als wat historisch gezien het onderzoeksonderwerp van de argumentatietheoretie is geweest.
| |
Krabbe, Erik C.W. 1990
‘Inconsistent commitment and commitment to inconsistencies’. In: IL, vol. 12, no. 1, p.33-42
De auteur laat zien hoe met behulp van een dialogische logica het probleem van inconsistentie kan worden aangepakt. Daartoe gaat hij in op inzichten van Rescher, Brandon en Hamblin. | |
| |
Hij stelt voor een onderscheid te maken tussen drogredenen, zwakke argumentatie en dilemma's. Verder bespreekt hij enkele problemen met betrekking tot de classificatie van inconsistenties.
| |
Langsdorf, Lenore 1990
On the uses of language in working and idealized logic’. In: ARG, vol. 4, no. 3, p. 259-268.
Uitgaande van het onderscheid tussen contextinvariante proposities en contextafhankelijke uitspraken betoogt de auteur dat uitspraken in conversaties gemakkelijker te interpreteren zijn dan uitspraken in teksten, terwijl alleen de interpretatie van proposities in symbolische logica aanspraak kan maken op exactheid.
| |
Lumer, Christoph 1990a
Praktische Argumentationstheorie. Theoretische Grundlagen, praktische Begründung und Regeln wichtiger Argumentationsarten. Braunschweig: Friedr. Vieweg & Sohn Verlags-gesellschaft mbH.
De auteur bespreekt criteria voor de geldigheid en situationele adequaatheid van deductieve argumenten, voor de groei van kennis, voor interpretatieve generaliserende argumenten en voor praktische argumenten ter ondersteuning van waarde-oordelen. De criteria zijn gebaseerd op een epistemologische benadering waarin argumentatie wordt opgevat als een poging om de aangesprokene de kennis bij te brengen dat de verdedigde stelling waar is.
| |
Lumer, Christoph 1990b
‘Argumentation, Argumentationstheorie’. In: H.J. Sankühler, Europäische Enzyklopädie zu Philosophie und Wissenschaften, Hamburg: Meiner, vol. 1, p. 246-255.
De auteur verduidelijkt de betekenis van ‘argumentatie’ en schetst de doelen van een argumentatietheorie. Een aantal basisideeën over een epistemologische benadering van argumentatie worden uiteengezet. Ten slotte geeft hij een kritische bespreking van de theorieën van Perelman, Toulmin en Habermas.
| |
Lumer, Christoph 1990c
‘Begründung’. In: H.J. Sankühler, Europaische Enzyklopädie zu Philosophie und Wissenschaften, Hamburg: Meiner, vol. 1, p. 364-369.
De auteur analyseert de relatie tussen argumentatie en motivering. Hij betoogt dat argumenten een stelling ondersteunen, terwijl motiveringen gegeven worden van handelingen, normen, voorstellen, etc. Motiveringen kunnen volgens hem echter tot argumenten worden herleid door een verzwegen stelling aan te vullen.
| |
Lumer, Christoph 1990d
‘Der Philosophische Beitrag zur Verbesserung des Argumentierens: die Entwicklung von Gültigkeitskriterien für Argumentationen’. In: H. Paschen en L. Wigger (red.), Über die Bedingungen der Verbesserung des Argumentierens. Dokumentation der Tagung: ‘Bedingungen der verbesserung des Argumentatierens’ vom 27. und 28. April 1989 in Zentrum für interdisziplinare Forschung (ZiF) der Universităt Bielefeld, Bielefeld, p. 59-74.
Eerst betoogt de auteur dat de specifieke bijdrage van de filosofie aan de verbetering van argumentatie bestaat uit het ontwikkelen van geldigheidscriteria waarin zowel het sprekersperspectief als het luisteraarsperspectief worden verantwoord. Vervolgens zet hij enkele ideeën uiteen over het ontwikkelen van deze geldigheidscriteria. Ten slotte analyseert hij met behulp van zulke criteria een pedagogische argumentatie.
| |
Lyne, John 1990
‘The culture of inquiry’. In: QJS, vol. 76, no. 2, p. 192-208.
De auteur bespreekt de rationaliteitsconcepties van Rorty, D'Amico, West en Fuller vanuit een retorisch perspectief.
| |
Lyne, John en Henry F. Howe 1990
‘The rhetoric of expertise: E.O. Wilson and sociobiology’. In: QJS, vol. 76, no. 2, p. 134-151.
De auteurs bespreken een retorische benadering van wetenschappelijke expertise. Zij geven | |
| |
aan hoe experts zich van verschillende disciplinaire criteria kunnen bedienen en hoe paradigma's voor hen een strategische in plaats van een beperkende functie kunnen hebben.
| |
Makau, Josina M. 1990
Reasoning and communication: thinking critically about arguments. Belmont, CA: Wadsworth.
De auteur rechtvaardigt het belang van de analyse van argumentatie voor ‘critical thinking’ en zij schetst een pedagogische opzet voor het onderwijs in ‘critical thinking’-vaar- digheden. In negen hoofdstukken behandelt zij de traditionele concepten van presumptie, bewijslast, bewijzen, drogredenen, geldigheid e.a. in het kader van een jurisprudentieel model van redeneringen.
| |
Marin, Louis 1990
‘Rhetorics of truth, justice and secrecy in Pascal's text’. In: ARG, vol.4, no. l, p.69-84.
Uitgaande van een retorische definitie van filosofische teksten laat de auteur zien dat de tekst van Pascal een typisch voorbeeld van een filosofische tekst is. Desondanks heeft deze tekst volgens de auteur een geheel eigen retorisch karakter. Hij betoogt dat Pascals tekst wordt gekenmerkt wordt door een complexe logica van het geheime.
| |
Maris, C.W. 1990
Nederlands Tijdschrift voor Rechtsfilosofie en Rechtstheorie, jrg. 19, afl. 1, p. 137-141.
Bespreking van E.T. Feteris, Discussieregels in het recht. Een pragma-dialectische analyse van het burgerlijk proces en het strafproces. Dordrecht: Foris, 1989.
Marquage linguistique, inference et interpretation dans le discours. Cahiers de linguistique Française 11
Handelingen van het vierde colloquium over pragmatiek in Genève, gehouden van 16-18 oktober 1989. Met een inleiding van J. Moeschler (p. 5-11) en bijdragen over argumentatief taalgebruik van P.-Y. Raccah, over een ‘topische’ benadering van betekenisanalyse (p. 179-198), L. Perrin, over de argumentatieve functie van hyperbolen (p. 199-214), J.-C. Anscombre, over de aard van syllogismen in het gewone taalgebruik (p. 215-240), M. Frochot, over de cohesie van teksten door verbindingswoorden als ‘want’ en ‘dus’, gepercipieerd door kinderen van 8 en 10 jaar (p. 259-278) en E. Roulet, over ‘aprés tout’ (‘wel beschouwd’) als argumentatieve indicator (p. 329-343).
| |
McMurtry, John 1990
‘The mass media: an anatomy of their system of fallacy’. In: Interchange, vol. 21, no. 4, p. 49-67.
De auteur betoogt dat er een dieptestructuur van onredelijke redeneringen bestaat die werkzaam is op een niveau waarop het huidige instrumentarium van de logica niet van toepassing is, omdat (1) het drogredenkarakter van deze redeneringen niet in het beweerde, maar in het door de bewering uitgeslotene ligt, en (2) het drogredenkarakter niet is aan te wijzen in de premissen of de afleiding, maar gezocht moet worden in het ‘veld’ van het beweerde en het verzwegene als geheel.
| |
Missimer, C.A. 1990a
Good arguments. An introduction to critical thinking. Englewood Cliffs, N.J.: Prentice Hall.
Praktisch leerboek over argumentatie en ‘critical thinking’. De auteur definieert ‘critical thinking’ als het afwegen van alternatieve argumentaties op basis van hun bewijskracht. De auteur behandelt: discussie-onderwerpen, conclusies, redenen, alternatieve argumentatie, bewijzen, consistentie, gewaarborgde afleiding, aannamen, implicatie, prescriptie, definitie en onderscheiding. Tevens geeft zij een overzicht van de soorten bewijzen die in de verschillende disciplines gangbaar zijn, zoals een beroep op een beginsel, correlatie en het gecontroleerde experiment.
| |
Missimer, Connie 1990b
‘Perhaps by skill alone’. In: IL, vol. 12, no. 3, p. 145-154.
De auteur contrasteert de ‘karakterbenade- | |
| |
ring’ van ‘critical thinking’ -de opvatting dat bepaalde karaktereigenschappen noodzakelijk zijn om kritisch te kunnen denken en handelenmet de ‘vaardighedenbenadering’ -de opvatting dat iemand een kritisch denker is als hij de ‘critical thinking’-vaardigheden in praktijk brengt. Zij betoogt dat de ‘vaardighedenbenadering’, die door theoretici voor een belangrijk deel in diskrediet is gebracht, in feite de juiste benadering is.
| |
Murphy, Thomas 1990
AA, vol. 27, no. 1, p. 38-40.
Bespreking van Douglas N. Walton, Informal logic: a handbook for critical argumentation, Cambridge: Cambridge University Press, 1989.
| |
O'Keefe, D. 1990
Persuasion. Theory and research. Newbury Park, CA: Sage Publications.
Overzicht van theorieën over en empirisch onderzoek naar persuasieve uitingen. In deel 1 bespreekt de auteur de concepten ‘overtuiging’ (‘persuasion’) en ‘attitude’, en de procedures voor attitudemeting; in deel 2 vijf theoretische benaderingen van het begrijpen van overtuigingseffecten; in deel 3 onderzoek naar de factoren die de effectiviteit van persuasieve uitingen bepalen en in deel 4 onderzoek naar de vraag hoe en waarom individuen zich inspannen om anderen te beïnvloeden.
| |
Oostdam, R.J. 1990
‘Empirical research on the identification of singular, multiple and subordinate argumentation’. In: ARG, vol. 4, no. 2, p. 129-152.
De auteur bespreekt toetsen voor de identificatie van enkelvoudige, meervoudige en onder-schikkende argumentatie. Om de argumentatieve vaardigheden van leerlingen in verschillende afdelingen van het voortgezet onderwijs te meten werden verschillende subtoetsen geconstrueerd. De toetsconstructie werd gebaseerd op de theoretische benadering van argumentatie van Van Eemeren en Grootendorst. In het artikel wordt een verantwoording gegeven van een proeftoets van een van de drie subtoetsen.
| |
Oostdam, R.J. en Y.W. Emmelot 1990
‘Argumentatieleer en het schoolvak Nederlands Mn: Spiegel, jrg. 8, nr. 2, p. 61-80.
Verslag van een analyse van veelgebruikte leerboeken, waarin wordt vastgesteld in hoeverre argumentatie deel uitmaakt van het lesprogramma. Om informatie te verkrijgen over de status van argumentatie in het taalvaardigheidsonderwijs werd een enquête gehouden onder Nederlandse onderwijzers. De resultaten van de analyse en van de enquete worden in het artikel besproken.
| |
Oostdam, R.J., K, de Glopper en M.H. Eiting 1990
‘Het schrijven van betogende teksten; empirisch onderzoek naar problemen bij leerlingen uit het Voortgezet Onderwijs en enkele adviezen’. In: TvT, jrg. 12, nr. 4, p. 309-320.
De auteurs analyseren het concept ‘produktieve argumentatieve vaardigheden’. Zij ontwerpen een taxonomie van problemen die zich in de produktie van argumentatieve teksten kunnen voordoen en operationaliseren het begrip ‘produktieve argumentatieve vaardigheden’ in een aantal toetsen.
| |
Parks-Clifford, J.E. 1990
IL, vol. 12, no. 2, p. 113-116.
Bespreking van Brook Noel Moore en Richard Parker, Critical thinking: evaluating claims in everyday life, 2nd ed., Mountain View, CA: Mayfield Publishing Company 1989, Ie druk 1986.
| |
Pater, W. de 1990
‘Geschiedenis en systeem van de klassieke retorica. Enkele beschouwingen bij A. Leeman en A. Braet, Klassieke retorica’. In: TvT, jrg. 12, nr. 1, p. 29-39.
De auteur bespreekt het boek Klassieke retorica van Braet en Leeman. Hij gaat daarbij in het bijzonder in op de behandeling die Braet en Leeman geven van de aard en functie van tropen.
| |
Paul, Richard 1990
Critical thinking: what every person needs
| |
| |
to survive in a rapidly changing world. Rohnert Park, CA: Center for Critical Thinking and Moral Critique.
Thematisch geordende bundel van eerder gepubliceerde essays. In deel 1 wordt in vijftien essays besproken wat het doel en de inhoud van ‘critical thinking’ is. In deel 2 wordt in veertien essays nagegaan hoe ‘critical thinking’ dient te worden onderwezen. In deel 3 wordt in vijftien essays besproken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen Pauls benadering van ‘critical thinking’ en die van andere auteurs en wat andere disciplines aan ‘critical thinking’ kunnen bijdragen.
| |
Plantin, Christian 1990
Essais sur l'argumentation. Introduction Unguis tique à l'étude de la parole argumentative. Paris: Editions Kime.
In dit boek wordt argumentatie bestudeerd vanuit een linguïstisch perspectief. In acht hoofdstukken komen de volgende thema's aan de orde: (1) argumentatie in situaties, in het taalgebruik en in het taalsysteem, (2) de renaissance van de retorica in Noord-Amerika, (3) de oorsprong van argumentatie in de sofistiek, (4) typen argumentatief taalgebruik, (5) de logische benadering van argumentatie, (6) methoden en instrumenten van onderzoek, (7) praktisch onderwijs in argumentatie en (8) analyses van argumentatie.
| |
Putnam, Linda L., Steve R. Wilson en Dudley B. Turner 1990
‘The evolution of policy arguments in teachers’ negotiations’. In: ARG, vol. 4, no. 2, p. 129-152.
In dit artikel worden onderhandelingen geanalyseerd als een bepaald type beleidsdebat waarin argumentatie functioneert als een motiverende activiteit om een beleid te bepalen. De auteurs concluderen dat onderhandelaars zich op verschillende momenten in het overleg in bepaalde argumentatietypen specialiseren.
| |
Raccah, Pierre-Yves 1990
‘Modelling argumentation and modelling with argumentation’. In: ARG, vol. 4, no. 4, p. 447-483.
De auteur bespreekt de methodologische en de epistemologische grondslagen van een wetenschappelijke betekenistheorie, gebaseerd op de benadering van argumentatie van Ducrot en Anscombre. Hij presenteert een voorlopig model en geeft aan hoe het model de meeste argumentatieve kenmerken kan verantwoorden van zinnen die woordjes bevatten als ‘maar’, ‘weinig’ en ‘een beetje’ en hoe het model kan worden uitgebreid om zinnen te beschrijven die andere argumentatieve connectieven bevatten.
| |
Reboul, Olivier 1990
‘Rhétorique et dialectique chez Aristote’. In: ARG, vol. 4, no. 1, p 35-52
De auteur betoogt dat de retorica en de dialectica weliswaar verschillende disciplines zijn, maar ook overlappingen vertonen. Hij beschouwt de retorica als een toepassing van de dialectica op maatschappelijke discussies. Dialectica wordt daarmee opgevat als het intellectuele instrumentarium van de retorica, ter onderscheiding van de emotieve overtuigingsmiddelen.
| |
Rijlaarsdam, G. 1990
‘Doel- en publiekgerichte betogen schrijven op basis van informatie’. In: TvT, jrg. 12, nr. 4, p. 269-283.
Dit artikel bevat een beschrijving en verantwoording van een basiscursus betogende teksten schrijven (Schrijfboek, Rijlaarsdam 1987). Na een korte beschrijving van de cursus wordt ingegaan op een paar van de keuzes die in de cursus zijn gemaakt: keuzes met betrekking tot de vakinhoud (tekstaspecten en tekstwerking) en ten aanzien van de didactiek van het schrijven van betogen. Het artikel besluit met een evaluatie.
| |
Schellens, P.J. 1990
TvT, jrg. 12, nr. 2, p. 155-159.
Bespreking van I.M.A.M. Pröpper, Argumentatie en machtsuitoefening in onderzoek en beleid. Evaluatie-onderzoek naar de Wet In- vesteringsrekeninge en het gebruik ervan in het beleidsproces, dissertatie Universiteit Twente, Enschede 1989.
| |
| |
| |
Schellens, P.J. en M.F. Steehouder 1990
‘Vaste structuren en tekstmodellen als hulpmiddel bij het schrijven van een betogende tekst’. In: TvT, jrg. 12, nr. 4, p. 255-268.
De auteurs bespreken twee tekstschema's die een hulpmiddel vormen bij het plannen en structureren van een betogende tekst: de Probleemstructuur, een van de zogenaamde vaste structuren uit Steehouder e.a. 1984, en een Model voor een beleidsvoorstel uit Schellens & Verhoeven, 1988. De fundering van deze hulpmiddelen ligt volgens de auteurs in analytisch onderzoek naar de coherentie in teksten, in empirisch onderzoek van lees- en schrijfprocessen en in normatief onderzoek naar de argumentatieve verplichtingen in een betoog.
| |
Shahin, Kimary N. 1990
‘Argument as a Formulation-decision- decision ... sequence’. In: ARG, vol. 4, no. 3, p. 347-361.
Volgens de auteur worden problemen bij het analyseren van argumentatieve teksten en gesprekken gedeeltelijk veroorzaakt door gebrek aan overeenstemming in de gehanteerde definities. In dit artikel wordt de definitie van ‘informele argumentatie’ gebruikt om de basistructuur te bepalen van de argumentatie in een roman van Agatha Christie.
| |
Siegel, Harvey 1990
‘Must thinking be critical to be critical thinking?’. In: Philosophy of the Social Sciences, vol. 20, no. 4, p. 453-461.
Weerwoord op Finnocchiaro's kritische reactie op de analyse die de auteur in zijn boek Educating reason geeft van ‘critical thinking’.
| |
Soeteman, A., e.a. Huppes-Cluysenaer en L.K. van Zaltbommel 1990
Taalbeheersing voor juristen. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Op de praktijk gericht boek voor het onderwijs in juridische vaardigheden waarin ook aandacht wordt besteed aan de analyse van juridisch argumentatief taalgebruik. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de logische en de argumentatietheoretische aspecten van de analyse van argumentatief taalgebruik. Er wordt ingegaan op logica en recht, tekstanalyse, argumentatieleer en drogredenen. Elk hoofdstuk besluit met een aantal oefeningen. De antwoorden op de oefeningen zijn aan het einde van het boek opgenomen.
| |
Stutman, Randall K. en Sara E. Newell 1990
‘Rehearsing for confrontation’. In: ARG, vol. 4, no. 2, p. 185-198.
De auteurs gaan na hoe mensen beslissen om een confrontatie aan te gaan en wat de structuur en het aanloopproces van confrontaties behelzen. Grondige interviews met 75 ondervraagden en een vragenlijst die werd voorgelegd aan 99 anderen wijzen uit dat in confrontaties zowel strategische doelen als uitvoeringsdoelen worden nagestreefd.
| |
Suber, Peter 1990
‘A case study in Ad Hominem arguments: Fichte's science of knowledge’. In: PhRh, vol. 23, no. 1, p. 12-42.
De auteur betoogt dat Fichtes gebruik van het argumentum ad hominem binnen diens filosofische positie gerechtvaardigd is. Hij geeft Fichtes visie op de idealistische en de realistische positie weer en laat zien waarom vanuit Fichtes idealistische standpunt een ad rem beargumenteerde keuze tussen een van beide posities onmogelijk is.
| |
Tordesillas, Alonso 1990
‘Chaïm Perelman: justice, argumentation and ancient rhetoric’. In: ARG, vol. 4, no. 1, p. 109-124.
De auteur bespreekt Perelmans rehabilitatie van argumentatie in de klassieke retorica. Hij betoogt dat de notie ‘argumentatie’ door Perelman op verschillende manieren wordt gebruikt. Volgens de auteur reduceert Perelman de notie ‘argumentatie’ in zijn teksten tot een logische notie, waardoor hij van Aristoteles terug kan werken naar Plato en van Plato naar de retoren en de sofisten, wier taalgebruik wordt gedfinieerd als zelf-referentieel.
| |
| |
| |
Trapp, Robert (gastred.) 1990
‘The empirical study of argumentation’. ARG, vol. 4, no. 2, p. 125-234.
Themanummer over empirisch onderzoek naar argumentatie. Met een inleiding van Robert Trapp en bijdragen van L.L. Putnam, S.R. Wilson en D.B. Turner*, D. Hample en J. Dallinger*, W.L. Benoit en P.J. Benoit*, R.K. Stutman en D.J. Canary*, M. Allen en N.A. Burrell*, en R.J. Oostdam*.
| |
Trapp, R. en J. Schuetz (red.) 1990
Perspectives on argumentation. Essays in the honor of Wayne Brockriede. Illinois: Waveland and Press.
Essays opgedragen aan de in 1985 overleden Wayne Brockriede. De essays zijn over zes thema's verdeeld. In deel 1 bespreken W. Brockriede, J.W. Wenzel en R.E. McKerrow verschillende perspectieven op en posities ten opzichte van argumentatie. In deel 2 gaan R. Trapp, P.J. Benoit en W.E. Benoit, D.J. Canary, en F.H. van Eemeren en R. Grootendorst na hoe argumentatie in persoonlijke relaties geanalyseerd moet worden. In deel 3 beschouwen J.F. Klumpp, J.A. Blair, G.B. Walker en M.O. Sillars, R.L. Scott, en J. Blankenship argumentatie vanuit een sociaal perspectief. In deel 4 onderzoeken J.R. Lyne, W.R. Brown, J.A. Campbell, C.A. Willard en S. Bailin hoe argumentatie in filosofische en technische instituties functioneert. In deel 5 gaan K. Rasmussen en C. Capaldi, K. Chase, en J. Schuetz na welke rol argumentatie speelt buiten de traditionele instituties. In deel 6 bespreken D. Zarefsky en D. Hample het toekomstperspectief van onderzoek naar argumentatie.
| |
Ulrich, Walter 1990
AA, vol. 27, no. 1, p. 40-42.
Bespreking van Arend Soeteman, Logic in law: remarks on logic and rationality in normative reasoning, especially in law, Dordrecht etc.: Kluwer, 1989.
| |
Vidick, J.-L. (gastred.) 1990
‘Artificial intelligence’. ARG, vol. 4, no. 4, p. 379-483.
Themanummer over kunstmatige intelligentie. Met een inleiding van J.-L. Vidick en bijdragen van D. Kaufer en C. Geisler*, M. Borillo*, R. Reichman over het modelleren van dialogen met behulp van computers (p. 415-430), R. Cohen* en P.-Y. Raccah*.
| |
Waddell, Craig 1990
‘The role of pathos in the decision-making process: a study in the rhetoric of science policy’. In: QJS, vol. 76, no. 4, p. 381-401.
De auteur betoogt dat de aard van het publiek een sleutelfactor is in de overweging of een beroep op het gevoel in een bepaald geval passend is. Voorts wordt betoogd dat een hernieuwde aandacht voor retorische studies het publiek op een constructieve rol kan voorbereiden bij het bepalen van het wetenschapsbeleid.
| |
Walton, D.N. 1990a
Practical reasoning: goal-driven, knowledge-based, action-guiding argumentation. Savage, MD: Rowman & Littlefield.
De auteur bespreekt het verband tussen doelgericht handelen en coherent redeneren. In deel 1 zet hij de basisprincipes van het praktisch redeneren uiteen in deel 2 schetst hij een theorie van overwegingen die een rol spelen in doelgericht handelen en in deel 3 plaatst hij praktisch redeneren en doelgericht handelen in een interactieve context, waarin individuen door middel van vraag-antwoorddialogen gezamenlijk proberen een probleem op te lossen.
| |
Walton, Douglas N. 1990b
‘What is reasoning? What is an argument?’ In: The Journal of Philosophy, vol. 87, no. 8, p. 399-419.
De auteur gaat na of er een verschil is tussen redenering en argumentatie, en stelt vast in welk type logica elk van deze concepten een rol speelt. Hij onderscheidt twee typen redeneringen, theoretische redeneringen en praktische redeneringen. Vervolgens onderzoekt hij de functie van argumentatie in acht typen dialogen en geeft hij aan wat het verband is tussen redeneringen en argumentatie. Ten slotte betoogt hij dat de informele logica geschikter is dan de | |
| |
formele logica om normen te ontwikkelen voor adequate redeneringen en argumentatie.
| |
Weinstein, Mark 1990a
‘Towards an account of argumentation in science’. In: ARG, vol. 4, no. 3, p. 269-298.
De auteur bepleit een integratie van Toulmins functionele model van argumentatie, het Amsterdamse pragma-dialectische fase-model en ‘critical thinking’-criteria, om de normativiteit en veld-afhankelijkheid van wetenschappelijke argumentatie te kunnen verantwoorden. Het artikel besluit met enkele opmerkingen over de bewijslast en de afsluitingsfase van wetenschappelijke kritische discussies.
| |
Weinstein, Mark 1990b
‘Towards a research agenda for informal logic and critical thinking’. In: IL, vol. 12, no. 3, p. 121-144.
Op grond van de centrale plaats die ‘critical thinking’ en informele logica innemen in de hervorming van het onderwijs pleit de auteur voor een bemoeienis van de informele logica met verschillende domeinen van kennisverwerving. Hij besteedt aandacht aan de omstandigheden waarin de informele logica werd ontwikkeld, de theoretische vooronderstellingen die aan die discpline ten grondslag liggen en het educatieve kader waarin de informele logica is ingebed.
| |
Wijk, C. van 1990
‘Met 99.99 procent een beetje zwanger’. In: TvT, jrg. 12, nr. 1, p. 59-64.
Kritische reactie op F.H. van Eemeren, R. Grootendorst en B. Meuffels, ‘Valkuilen achter een rookgordijn’, in: TvT, jrg. 12,1990, p. 47-58.
| |
Willard, Charles A. 1990
‘Authority’. In: IL, vol. 12, no. 1, p. 11-22.
De auteur analyseert de rol van autoriteiten binnen vakgebieden. Hij betoogt dat men door afhankelijkheid van een autoriteit voor een dilemma wordt gesteld: het is rationeel om op basis van autoriteit te argumenteren en op de expertise van autoriteiten te vertrouwen, maar tegelijkertijd heeft respect voor autoriteiten het effect dat discussie en argumentatie bij voorbaat overbodig zijn.
| |
Williams, D.C. en M.D. Hazen (red.) 1990
Argumentation theory and the rhetoric of assent. Tuscaloo/London: University of Alabama Press.
Geselecteerde, door de auteurs bewerkte bijdragen van deelnemers aan de Biennial Wake Forest University Argumentation Conference, met een introductie van J.R. Cox. Het boek bevat vier delen. Deel 1, waarin de kritische functie van argumentatie centraal staat, bevat bijdragen van R.E. McKerrow over het concept ‘rechtvaardiging’ (p. 17-32) en van E. Croas-mun over realisme en retorica (p. 33-49). In deel 2, waarin descriptieve benaderingen van het overtuigen worden uiteengezet, zijn bijdragen bijeengebracht van J. Jasinski over vorm en kracht in retorica en argumentatie (p. 53-68), R.A. Lake over de geïmpliceerde betoger (p. 69-90), C. Kauffman en D.W. Parson over metafoor en presentie in argumentatie (p. 91-102) en M. Weiler over argumentatie in fictie (p. 103-116). Deel 3 bevat ‘case-studies’ van R.C. Rowland (p. 119-134) en C.A. Willard (p. 135-153). In deel 4 staat argumentatie als kritisch pleidooi centraal. Dit deel bevat bijdragen van J.A. Aune over marxisme en retorica (p. 157-172) en G.T. Goodnight over de retorische traditie, moderne communicatie en de basis van het overtuigen (p. 173-195).
| |
Wróblewski, Jerzy 1990
In: Archiv für Rechts- und Sozialphiloso phie, vol. 76, no. 4, p. 566-567.
Bespreking van Arend Soeteman, Logic in law. Remarks on logic and rationality in normative reasoning. Especially in law, Dordrecht/Boston/London: Kluwer, 1989.
|
|