Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 12
(1990)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 284]
| |||||||
Het schrijven van betogende teksten voor een groot publiek
| |||||||
1 Populariserende en niet-populariserende tekstenWie een tekst leest, wil allereerst de inhoud daarvan begrijpen. Het begrijpen van de inhoud gaat vooraf aan het beoordelen van de aanvaardbaarheid ervan. Het schrijven van een begrijpelijke tekst stelt de schrijver in alle gevallen voor de taak problemen op te lossen: de tekst moet bijvoorbeeld grammaticaal correct zijn en overzichtelijk opgesteld. Daarnaast moet de schrijver een schatting maken van het kennisniveau van zijn lezers. Een te hoge schatting zal doorgaans niet bevorderlijk werken op de begrijpelijkheid voor de beoogde lezersgroep. Een te lage schatting kan de aanvaardbaarheid nadelig beïnvloeden. De lezer kan, in dit laatste geval, denken dat de schrijver hem te weinig serieus neemt of van minder intellectueel niveau acht. Een tekst die te veel voor de lezer overbodige uitleg bevat, werkt nog extra irritatie in de hand doordat hij te veel leestijd vraagt.Ga naar eindnoot1 In principe heeft een schrijver die teksten voor vakgenoten schrijft de minste problemen met de schatting van het kennisniveau van de lezers. Hij mag ervan uitgaan dat zij, net als hijzelf, op de hoogte zijn van de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied en bovendien beschikken over een hoeveelheid ervaring, zodat verwijzingen naar in de vakbladen gevoerde discussies tussen vakgenoten, verworpen stellingnames en grensverleggende bijdragen van beroemde vakgenoten moeiteloos gemaakt kunnen worden. Daarnaast bestaat er zoiets als een niet officieel gedefinieerd, maar in de praktijk door vele, zo niet alle, vakgenoten gehanteerd wetenschappelijk register waarin de schrijver zijn tekst kan schrijven. Een afleiding van het wetenschappelijk schrijven vormen artikelen op opiniepagina's van kranten of artikelen in door vele hoog opgeleiden gelezen weekbladen als Intermediair. De lezers van artikelen in die media zijn dan veelal weliswaar geen vakgenoten, maar wel academici en mensen met een HBO-opleiding, die gewend zijn teksten met een gemiddeld hoog abstractieniveau te lezen. Een schrijver van teksten voor een groot publiek ziet zich wat betreft de begrijpelijkheid van zijn tekst voor meer moeilijkheden geplaatst. Het volgende voorbeeld mag dit verduidelijken: Een kernfysicus moet, op verzoek van de redactie van de wetenschapsbijlage van De Volkskrant een artikel schrijven over de vraag hoe kernsplitsing in zijn werk gaat, in het kader van een themanummer over de wenselijkheid van het bouwen van nieuwe kerncentrales. Bij het beschrijven van de ingewikkelde processen die bij kernsplitsing een rol spelen zal hij zich, doordat hij voor een dagblad met een grote, divers samengestelde | |||||||
[pagina 285]
| |||||||
lezersgroep schrijft, moeten richten op leken, hetgeen erop neerkomt dat hij moet aansluiten bij hun kennisniveau. Wat is ‘het kennisniveau van de lezer’? De schrijver kent de lezer van De Volkskrant immers niet. Van het gemiddelde niveau van zijn kennis kan hij zich hoogstens een voorstelling maken. De wetenschapper ziet zich daarom voor de niet geringe taak gesteld te bepalen wat de gemiddelde lezer van de wetenschapsbijlage wel en wat hij niet weet. Het is mogelijk dat een wetenschapper die aan leken moet uitleggen hoe kernsplitsing in zijn werk gaat, in eerste instantie tot de conclusie komt dat dit niet mogelijk is zonder ook veel andere begrippen en processen uit te leggen. Als hij, zoals dat gewoonlijk gebeurt, van de redactie een gelimiteerd aantal woorden heeft gekregen (een aantal van 3000 woorden voor een artikel is in een krant al bijzonder veel), moet hij weloverwogen keuzes maken. Deze keuzes zullen er meestal op neerkomen dat de beschrijving van een ingewikkeld proces voor een lekenpubliek zozeer vereenvoudigd moet worden dat een aantal aspecten niet aan bod komt. Het gaat hier om aspecten waarvan de schrijver vaststelt dat ze voor het beoogde lezerspubliek te specialistisch of te abstract zijn. De schrijver van een dergelijk artikel kan op grond daarvan, na overweging van het beoogde doel van het artikel in relatie tot de kennis die hij bij de lezers bekend veronderstelt, besluiten dat hij niet verantwoordelijk wil zijn voor een zo vereenvoudigde weergave van een ingewikkeld proces. Hij moet wel voor ogen houden dat het in maatschappelijk opzicht noodzakelijk kan zijn dat ook mensen zonder natuurkundige kennis zich een oordeel vormen over kernsplitsing. Hoe kunnen anders ‘brede maatschappelijke discussies’ over zulke zaken als de bouw van nieuwe kerncentrales op een enigszins zinvolle manier gevoerd worden? Dit betekent dat een kernfysicus die een artikel over kernsplitsing in een krant schrijft, wellicht zijn aandachtspunten moet verleggen van een beschrijving van het proces van de splitsing zelf naar de gevaren die eraan kleven, de veiligheid van reactoren en andere zaken die hij als deskundige beter dan leken kan overzien. | |||||||
2 Naess over populariserenOver het populariseren heeft de Noorse filosoof Ame Naess een aantal behartigenswaardige dingen geschreven. Om het belang van de popularisering te benadrukken verwijst Naess naar debatten waarin collectieve beslissingen genomen moeten worden op politiekmaatschappelijk terrein. Willen zulke debatten met vrucht gehouden kunnen worden, dan zullen formuleringen in de vaktaal, en in het bijzonder de technische in engere zin, veranderd en in de omgangstaal omgewerkt moeten worden. ‘Zulke veranderingen eisen een opleiding en vakkennis, waarover maar weinig vaklieden beschikken.’ Volgens Naess is er sprake van een populariserende presentatie van een onderwerp als deze ‘om begrepen te kunnen worden, in vergelijking met een vakkundige presentatie van hetzelfde onderwerp, minder vakkennis, minder oplettendheid en minder intentiediepteGa naar eindnoot2 vergt en een kleinere woordenschat vooronderstelt.’ (Naess 1978, p. 55.) Belangrijk voor de praktijk van het populariseren is de door Naess geformuleerde notie dat precisie aan de kant van de afzender géén precisie in de overdracht garandeert. En juist het laatste is van belang bij intermenselijke communicatie. (1978, p. 54.) Als voorbeeld geeft Naess het gebruik van vakjargon. Wie dat gebruikt ten overstaan van een lekenpubliek, kan erop rekenen dat hij niet begrepen wordt. Ter bevordering van dat begrip zullen populariseringen daarom vakinhoudelijk vrijer, en daarom vanuit het standpunt van de vakman onpreciezer van inhoud zijn. Wat heeft een niet-vakman tenslotte aan een vakmatig zeer precieze weergave, die hij niet kan begrijpen? | |||||||
[pagina 286]
| |||||||
Naess betoogt dat popularisering, in vergelijking met de vakkundige presentatie, voor het beoogde (leken)publiek niet noodzakelijk tot deprecisering leidt. Een adequate popularisator vermijdt, met andere woorden, uitwijdingen over zaken die te veel voorkennis vragen van het lekenpubliek waarvoor zijn popularisering bestemd is. Een dergelijke popularisering zal waarschijnlijk bij de vakman onprecies overkomen. Dezelfde popularisering daarentegen brengt de leek op een begrijpelijke en voor hem precieze manier op de hoogte van de zaken die hij volgens de popularisator moet weten om bijvoorbeeld aan de hierboven genoemde collectieve beslissingen te kunnen deelnemen.
Naess wijst op het problematische aspect van het schrijven voor een groot publiek, gezien het gevaar dat de (vanuit de vakman gezien) vergaande vereenvoudiging tot een tekst leidt die niet langer zinvol is (1978, p. 56), en dus tot een vulgarisering in plaats van een maatschappelijk relevante popularisering leidt. Naess beperkt zich tot de hier genoemde algemene noties over populariseren. Op het de facto realiseren van de popularisering, gaat hij verder niet in. Zo blijft bijvoorbeeld het aspect ‘aantrekkelijkheid’ (als onderdeel van de aanvaardbaarheid van de popularisering) onbesproken. En toch is dit, zoals ook uit de praktijk blijkt, van groot belang: men denke aan het gebruik van ‘streamers’Ga naar eindnoot3 bij artikelen, en van bij het concretiseren gebruikte middelen als vergelijkingen en anekdoten. Uit de weergegeven noties van Naess, die wij volledig onderschrijven, kunnen toch wel enkele gevolgtrekkingen gemaakt worden voor het in de praktijk realiseren van populariseringen. Zijn bewering, bijvoorbeeld, dat een vergaande vereenvoudiging een tekst oplevert die niet langer zinvol is, leidt tot de eis dat de bij de lezer ontbrekende, voor het begrijpen van het behandelde onderwerp noodzakelijke vakkennis gecompenseerd moet worden. Bij populariseringen gebeurt dit dikwijls door relatering aan wel aanwezige kennis. Daartoe moet de popularisator allereerst een schatting maken van de kennis die wel aanwezig is. In de tweede plaats staat de popularisator voor de taak adequate, voor de lezer concrete compensaties te vinden. | |||||||
3 Het vergroten van de lezersbelangstellingHierboven is een aantal keren sprake geweest van de term ‘groot publiek’. Met ‘groot’ bedoelen we niet automatisch de hoeveelheid lezers. Een tekst in een blad als de Scientific American kan veel gespecialiseerder zijn dan een artikel in Het Parool, terwijl de Scientific American waarschijnlijk een grotere oplage heeft. Het is niet aannemelijk dat een tekst over kernsplitsing voor honderd kernfysici een beduidend andere vorm moet hebben dan een tekst voor duizend kernfysici. Een groot publiek kenmerkt zich door een grote diversiteit. Door deze diversiteit moet de schrijver hoge eisen stellen aan de begrijpelijkheid van een populariserende tekst, maar ook aan de aantrekkelijkheid van de tekst. Wie beroepsmatig het Tijdschrift voor Taalbeheersing leest, zal alle artikelen over zijn vakgebied met belangstelling bekijken. Als een artikel niet na een paar bladzijden dat brengt wat de lezer ervan verwachtte, kan hij het alsnog overslaan. Hij heeft echter geen extra prikkels in de vorm van aardige vergelijkingen of aantrekkelijk taalgebruik nodig. Als in dit blad een bijdrage staat over ‘Het analyseren en beoordelen van betogende teksten’ staken de schrijvers van dit artikel onmiddellijk al hun andere bezigheden en gaan lezen. Zulke gretige lezers vormen maar een klein onderdeel van een groot publiek. Een andere groep bestaat uit mensen die totaal niet geïnteresseerd zijn in een bepaald onder- | |||||||
[pagina 287]
| |||||||
werp. Hoe aantrekkelijk een schrijver zijn artikel over kernsplitsing ook maakt, hen zal hij niet bereiken. Anders dan bij een vaktijdschrift bestaat het publiek van populariserende teksten vaak voornamelijk uit lezers die niet a priori geïnteresseerd zijn in het onderwerp van de tekst. Deze groep kan door een goed geschreven tekst wel belang gaan stellen in dit onderwerp. De lezers bijvoorbeeld van de Scientific American zullen een algemene interesse hebben in exacte wetenschappelijke onderwerpen. Voor een specifiek onderwerp zal hun interesse gewekt moeten worden. De schrijver zal dan ook zijn best moeten doen om deze grote middengroep te bereiken. Als hij bijvoorbeeld een betoog schrijft, kan dat nog zo goed beargumenteerd zijn, maar als niemand het leest zal hij zijn doel, het opheffen van een (werkelijk of voorstelbaar) verschil van mening, niet kunnen verwezenlijken. Wie een tekst schrijft voor een groot publiek, zal er voor moeten zorgen dat die tekst ook inderdaad gelezen wordt. Een lezer van een dagblad maakt bijvoorbeeld een selectie uit de artikelen en zal alleen bij een omroepstaking of tijdens een buitenlandse vakantie alle artikelen lezen. De schrijver is ervan overtuigd dat het belangrijk is dat de lezer zijn tekst leest. Om dat te bereiken kan hij zijn tekst door middel van concretiseringen begrijpelijk en aantrekkelijk maken. Door een goed gekozen concreet voorbeeld of een concrete vergelijking kan een moeilijk abstract begrip voor een groter publiek toegankelijk worden. Voor een groot en dus divers publiek bijvoorbeeld zal de uitleg dat een massaspectrometer chemische stoffen analyseert door te kijken naar het atoomgewicht van de verschillende componenten van die stof niet voldoende zijn (laat staan aantrekkelijk). De schrijver kan de gebruiker van de massaspectrometer ook voorstellen als iemand die achter een blinde muur staat waartegen onbekende auto's worden gereden. Aan de hand van de over de muur vliegende onderdelen kan hij dan zien of hier onvoorzichtig werd omgesprongen met een Fiatje of met een Mercedes. De eerste uitleg van de werking van de massaspectrometer zal bij een groot publiek niet tot begrip leiden. De tweede uitleg is weliswaar minder precies, maar ook leken zullen hierdoor inzicht kunnen krijgen in de werking van het apparaat. Zo laat dit voorbeeld zien dat een abstract gegeven begrijpelijker kan worden verwoord door middel van een concrete vergelijking. Ook de aanvaardbaarheid van een tekst kan positief worden beïnvloed door te concretiseren. Het zal ongetwijfeld mogelijk zijn op een weinig concrete manier een begrijpelijk betoog te schrijven over de noodzaak van hulp aan de jonge democratieën in Oost-Europa. In 1989 had zo'n artikel misschien nog kunnen rekenen op de aandacht van veel mensen die nu zullen denken: ‘O nee, niet weer Oost-Europa...’ Een stuk over de concrete problemen van een boer in Hongarije of een ambtenaar in Bratislava zal ons inziens echter veel aantrekkelijker zijn (en gezien het doel van een betoog veel effectiever). Een betoog dat door concretiseringen aantrekkelijker gemaakt wordt, kan dan een verschil van mening oplossen omdat het, in tegenstelling tot een abstract verhaal, gelezen wordt. | |||||||
4 Het schrijven van een populariserende betogende tekstHierboven is betoogd dat wie een populariserende tekst wil schrijven dat meestal zal moeten doen door de lezer concrete voorbeelden en vergelijkingen voor te schotelen. Een schrijver zal die concretiseringen uit zijn lange-termijngeheugen moeten halen (Geel 1977).Ga naar eindnoot4 Door uitgebreid over het onderwerp van de tekst die hij gaat schrijven na te denken, raadpleegt hij dit geheugen en mobiliseert hij bruikbare kennis. Dat nadenken kan natuurlijk gebeuren tijdens een lange strandwandeling die voorafgaat aan het schrijven, | |||||||
[pagina 288]
| |||||||
maar gezien het recursieve karakter van het schrijfproces, zoals dat verondersteld wordt door Flower en Hayes (1979), zal een belangrijk gedeelte van het genereren van concretiseringen gebeuren tijdens het schrijven. Ook Geel (1977) stelt dat schrijvers juist tijdens het schrijven op nieuwe concrete ideeën komen. Dit ‘brainstormen’ leidt tot een specifieke vorm van schrijven, waarbij de schrijver in staat moet zijn om zijn ‘flow of ideas’ te volgen. Op het moment dat de schrijver tijdens het produceren van de tekst de voor een populariserende tekst zo belangrijke concretiseringen bedenkt, moet hij zich niet laten afleiden door zaken als spelling en typografie, maar ook niet door de regels voor de structurering van de tekst. Een strakke structur kan hem immers dwingen een bepaalde lijn te volgen in de tekst, terwijl afwijken van die lijn zou kunnen leiden tot het vinden van geschikte concretiseringen. Juist bij betogende teksten is een overzichtelijke structuur belangrijk. De verschillende argumenten van het betoog moeten worden geordend in een zinvolle argumentatiestructuur. Het is dan ook terecht dat bij aanwijzingen voor het schrijven van teksten met een betogend karakter (zoals Koetsenruijter en Slot, 1990 en Snoeck Henkemans, 1989) de nadruk ligt op de structuur van de argumentatie. De schrijver van een tekst voor een groot publiek moet zich echter in eerste instantie niet te veel laten leiden door de regels voor het schrijven van een goed gestructureerd betoog. Bij het schrijven van een eerste versie van een populariserende betogende tekst moet de nadruk liggen op het vinden van geschikte concretiseringen. Als een schrijver eerst een gestructureerd betoog maakt en deze tekst dan ‘vertaalt’ voor een groot publiek, loopt hij het gevaar dat hij belangrijke concrete voorbeelden en vergelijkingen mist. Een strakke structuur laat de schrijver al in een bepaalde richting denken. Wanneer een schrijver pas probeert te concretiseren als hij al weet wàt hij precies wil zeggen, verkleint hij de mogelijkheid om door te concretiseren op nieuwe ideeën te komen. Wie een betoog over bijvoorbeeld de zuurgraad van wasmiddelen eerst argument voor argument opschrijft en dan pas zinnen als ‘De pH-waarde van bepaalde detergenten is te laag’ vertaalt tot ‘Sommige wasmiddelen zijn te zuur’, mist de mogelijkheid om over het onderwerp in meer algemene zin te brainstormen. Tijdens dit brainstormen in een eerste versie zou de schrijver zich kunnen herinneren dat zijn oma altijd een beetje ‘bleek’ bij de witwas deed, een toevoeging die zonder dat zij dit wist een grote invloed had op de pH-waarde van de was. Zonder een grote mate van vrijheid bij het schrijven van een eerste versie beperkt het concretiseren zich tot het vervangen van ‘moeilijke woorden’. Omdat zoals hierboven is vermeld aan een populariserende tekst ook andere specifieke eisen worden gesteld dan alleen vergaande begrijpelijkheid (bijvoorbeeld betreffende aantrekkelijkheid en intentiediepte) leidt een dergelijk gebrek aan vrijheid tot het missen van kansen voor de popularisator. Aan de hand van een eerste versie die het gevolg is van vrijuit schrijven, kan een tweede, gestructureerde versie gemaakt worden. Vaak zal dan blijken dat de schrijver door te brainstormen nieuwe argumenten voor zijn stelling ontwikkeld heeft, of dat een concrete gedachte uitstekend kan dienen om een abstract argument te ondersteunen. De argumentatie ‘De Amsterdamse binnenstad moet autovrij want de voetganger is daar nu zijn leven niet meer zeker’ kan zo bijvoorbeeld ondersteund worden door de beschrijving van een recente hachelijke verkeerservaring van de schrijver. | |||||||
[pagina 289]
| |||||||
5 ConclusieAan teksten voor een groot publiek moeten specifieke eisen gesteld worden. De schrijver moet meer dan bij niet-populariserende teksten rekening houden met het kennisniveau van de lezer, met de intentie-diepte van de tekst en met de aantrekkelijkheid. Concrete voorbeelden en vergelijkingen vormen een belangrijk onderdeel van het materiaal dat de schrijver hiervoor tot zijn beschikking heeft. Concretiseringen genereert de schrijver vooral tijdens het schrijven. Daarom is het belangrijk dat de schrijver tijdens het schrijven van een eerste versie zo weinig mogelijk gehinderd wordt door eisen betreffende de structuur die een betogende tekst stelt. In een tweede versie van de tekst kan de schrijver dan de noodzakelijke structuur in de tekst aanbrengen. Op deze manier produceert hij een tekst die niet alleen voor een groot publiek geschreven is, maar die ook voor een groot publiek leesbaar is. | |||||||
Bibliografie
|
|