Tijdschrift voor Taalbeheersing. Jaargang 12
(1990)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Taalbeheersing– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doel- en publiekgerichte betogen schrijven op basis van informatie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Beschrijving van de cursusGa naar eindnoot2De cursus Schrijfboek bestaat uit een cursusboek en een handleiding voor de docent. De handleiding bevat onder andere een uitgewerkt lessenplan, extra documentatie over de vier stelonderwerpen in de cursus en toetsinstrumenten. De cursus is een operationalisatie van de doelstellingen van Gericht Schrijven (De Zanger, 1981) en Schrijven op Feiten (Drop en De Vries, 1976). Gericht Schrijven werd indertijd (CMM, 1977) als een meer valide opdrachtvorm gezien dan het traditionele opstel en paste in het streven het stelonderwijs te vernieuwen: van een literair-grammaticaal vakopvatting was de vakopvatting aan het verschuiven naar pragmatisch-communicatief. Gericht Schrijven was in ten minste twee opzichten een verbetering ten opzichte van het traditionele opstel. Het ging nu om het schrijven als een vorm van communicatie (kernbegrippen waren doelgerichtheid, publiekgerichtheid en verifieerbaarheid) en het ging om het schrijven op basis van informatie, een veel ‘natuurlijker’ schrijfsituatie dan het improviserend schrijven in het traditionele opstelonderwijs: zowel in alledaagse, praktische schrijftaken als in studietaken beschikt de schrijver over een communicatieve context en (de mogelijkheid tot) documentatie. De cursus bestaat uit vier lessenreeksen, zogenaamde schrijfrondes. Samen vormen die rondes een afgeronde basiscursus voor het schrijven van betogende teksten: er wordt basistheorie over tekstkennis en schrijfprocedures aangebracht en geoefend en een vrij algemeen toepasbare heuristiek (stappenschema) voor het schrijven van betogende teksten geïntroduceerd en geoefend. Aan het eind van de cursus zal het voor docenten en cursisten vrij eenvoudig zijn om verder te oefenen met zelfontworpen schrijfopdrachten en daarbij variaties in de werkvorm aan te brengen. Elke schrijfronde bevat globaal vijf fases. 1 Studiefase: aanbrengen van kennis ten behoeve van een analyse-apparaat voor het beschouwen en produceren van betogende teksten. De cursist verwerft via studieteksten en opdrachten (declaratieve en procedurele) kennis over tekstaspecten en schrijfprocessen. Per schrijfronde, behalve in de vierde, worden twee aspecten behandeld (in volgorde van opkomst: doelgerichtheid, publiekgerichtheid, structuur, betrouwbaarheid, nieuwswaarde en taalgebruik). De vierde ronde bevat een samenvattend stappenschema voor de produktie van een betoog. 2 Schrijffase: toepassen van de kennis over het schrijfproces en tekstaspecten in produktieve taken. In deze fase schrijft de cursist een eerste versie van het betoog. Enigszins | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geleid concipieert de cursist een betooginhoud en -vorm. Naar aanleiding van een schrijfopdracht met een communicatief kader en op basis van informatie over het onderwerp stelt de cursist met verschillende tussenstappen een eerste versie van een betogende tekst op. Er worden verschillende voorbereidende oefeningen aangeboden die cursisten ondersteunen bij het analyseren van de schrijftaak, het selecteren van de informatie en het identificeren van de te verdedigen of aan te vallen stelling, van passende argumenten en ondersteunende citaten of feiten en van het standpunt van een fictieve opponent en diens mogelijke argumenten en citaten. 3 Commentaarfase: toepassen van kennis over tekstaspecten in de rol van lezer en beschouwer van betogen in receptieve taken en concretisering van kennis over tekstaspecten in receptieve en produktieve taken. Dit is de fase waarin cursisten elkaars betogen lezen en becommentariëren. Zij oefenen met het in het in fase 1 aangereikte analyse-apparaat: met behulp van reactie- en commentaarformulieren reageren cursisten op elkaars betogen (intuïtieve feedback) en geven zij commentaar op elkaars betogen (instructieve feedback). In deze fase leest de cursist eerst enkele betogen die naar aanleiding van dezelfde schrijfopdracht zijn geschreven en noteert hij zijn reactie op het betoog. Vervolgens becommentarieert de cursist de betogen aan de hand van half-open commentaarformulieren die een concretisering zijn van de in fase 1 behandelde theorie over tekstsaspecten. De cursist analyseert het betoog alleen op díe aspecten die in de studieteksten aan de orde zijn geweest. Naast deze receptieve taak voert de cursist diverse kleine produktieve taken uit, die tot doel hebben de oordelen over de kwaliteit van het betoog transparant te maken voor de schrijver van het betoog: hij noteert ten behoeve van de schrijver mogelijke oorzaken van lage, maar ook van hoge waarderingen, noteert welke informatie-elementen ontbreken en/of welke minder adequaat zijn en geeft revisie-adviezen. 4 Commentaarverwerkfase: plannen van definitieve versie. Het gaat vooral om het toepassen van de declaratieve kennis over tekstwerking en tekstsaspecten en procedurele kennis over schrijfprocessen (planning). Hoofddoel van deze fase is het leren plannen van tekst en het hanteren van een (retorisch) doel-middelschema. Op basis van het commentaar op de eerste versie dat de cursist krijgtGa naar eindnoot3, stelt hij een herschrijfplan op. Het verwerken en beoordelen van het (diverse) commentaar wordt ondersteund door opdrachten en aanwijzingen. De cursist ordent, vat samen en analyseert het commentaar en verantwoordt de keuzes die hij maakt uit het commentaar tegenover de commentator(en). Bij dit verantwoorden beschouwt de cursist zowel de oorspronkelijke betoogsituatie (de tekstwerking) als de beoordelingssituatie (‘hoe komt een lezer/beschouwer/coach tot deze oordelen?’) als de betoogsituatie waarin hij verkeert als hij tegenover zijn commentatoren moet verantwoorden wat hij met hun analyses en adviezen zal doen. 5 Schrijven van de difinitieve versie. Elke schrijfronde wordt afgerond met het inleveren van de werkmap, waarin alle tussenprodukten en oefeningen zijn geordend tot en met de definitieve versie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Beschrijving en verantwoording van de leerinhoudenDe leerinhouden van de cursus kunnen op twee dimensies geclassificeerd worden: het type kennis (declaratieve en procedurele kennis) en de inhoud van de kennis (kennis over (betogende) teksten (tekstwerking en tekstaspecten) en kennis over schrijfprocessen). Declaratieve kennis over tekstwerking en -aspecten wordt aangeboden in de studieteksten met titels als ‘Structuur: wat is dat?’. Declaratieve kennis over schrijfprocessen en hoe | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schrijfprocessen zich ontwikkelen gedurende de cursus wordt aangeboden in studieteksten met titels als ‘Een goede structuur maken in een tekst: Hoe doe je dat?’ Dergelijke teksten bevatten beschrijvingen van processen en veelal ook procedurele kennis over tekstaspecten, tekstwerking en schrijfprocessen. In deze paragraaf worden de belangrijkste inhouden beschreven en verantwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 Tekstaspecten en tekstwerkingDe leerstof over tekstaspecten is ondergebracht in zes tekstaspecten die inhoudelijk zeker niet onafhankelijk van elkaar zijn, maar toch goed van elkaar te onderscheiden en didactisch nuttig gebleken zijn (Rijlaarsdam en Blok 1981, Rijlaarsdam 1986Ga naar eindnoot4). Deze aspecten zijn oorspronkelijk ontleend aan werk van Drop en De Vries (o.a. Ter Informatie, Drop en De Vries 1976). Andere bronnen die een rol hebben gespeeld bij de selectie van de leerstof zijn artikelen van Braet (Braet, 1975, 1979), publicaties over Gericht Schrijven (waaronder vooral De Zanger 1981, Kamer 1976, Drop en De Vries 1976), werk van Bruffee (1980) en werk van Van Eemeren en Grootendorst (1982, 1983, 1986). In het onderstaande wordt vooral alleen aandacht besteed aan de aspecten Doelgerichtheid en Betrouwbaarheid, omdat deze tekstaspecten de leerstof voor betogende teksten bevatten; de andere leerstof betreft vooral het schrijven van doelgerichte en publiekgerichte teksten in het algemeen.Ga naar eindnoot5
a Betogen is discussiëren In de cursus geldt het uitgangspunt dat een betoog gezien moet worden als een discussie tussen ten minste twee deelnemers die van standpunt verschillen. Er wordt in de studieteksten en de commentaarformulieren voortdurend geduid op het discussiekarakter van het schriftelijk betogen (zie ook hieronder bij Doelgerichtheid). Daarnaast ervaren cursisten het discussiekarakter op verscheidene momenten in een schrijfronde.
b Een betoog is een doelgerichte handeling Doelgerichtheid is een tekstaspect dat jarenlang gepropageerd is door vakdidactici Nederlands zonder dat het een concrete uitwerking kreeg. Het handelingskarakter van taalge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bruiken werd in Nederland waarschijnlijk geïntroduceerd door Drop (Drop 1971); de daarmee verbonden noties doelstelling en publiekgerichtheid van een tekst stonden centraal in de ontwikkeling van de steldidactiek Gericht Schrijven (De Zanger, 1981). De aandacht in het schoolvak Nederlands verplaatste zich van het niveau van de zin (correct taalgebruik en stijl) naar het niveau van de tekst, van geïsoleerde taaluitingen naar taaluitingen in een communicatieve context, van een tekstimmanente benadering naar een functionele benadering: de tekst maakt deel uit van een communicatieve handeling, vervult een functie in die communicatie, zoals de onderdelen en kenmerken van de tekst te begrijpen en te beoordelen zijn vanuit de optiek van functionaliteit. De cursus in Schrijfboek is voor een belangrijk deel een operationalisatie van het tekstaspect Doelgerichtheid. De keuze alleen het schrijven van betogen tot leerdoel te kiezen voor de cursus, kan op verscheidene manieren gelegitimeerd worden. Zo is het schrijven van een betoog een onderwijsdoelstelling die sinds jaar en dag wordt getoetst aan het eind van het havo- en vwo-onderwijs. Men kan denken dat wie het beoog machtig is, ook andere teksttypen wel zal kunnen hanteren. Voor de cursus in Schrijfboek heeft zeker ook gegolden dat juist bij betogen het doelgerichte karakter van een tekst zo goed is te demonstreren aan en te ervaren door leerlingen.Ga naar eindnoot6 Bijlage 1 bevat het commentaarformulier voor het aspect Doelgerichtheid uit de cursus Schrijfboek. Hieruit zijn de kenmerken van een doelgerichte tekst te destilleren die in de studietekst onder de aandacht van de cursist gebracht worden en die later via de commentaarformulieren en de schrijfopdrachten geoefend worden. Het hoofddoel van de tekst is: overtuigen. Dat betekent dat het betoog een duidelijke en haalbare stellingname bevat, ondersteund door een aanvaardbare argumentatie. De inhoudselementen moeten in een functionele samenhang (coherentie) een bijdrage leveren aan de doelverwezenlijking. Het betoog wordt enerzijds beoordeeld vanuit de tekst zelf (coherentie), anderzijds vanuit de betoogsituatie: de informatie in de tekst wordt afgemeten aan wat er in had kunnen staan (referentie) en gezien het doel van de tekst in had moeten staan. Geen aandacht wordt besteed aan redeneerschema's; drogredenen komen er heel bekaaid van af: het is een basiscursus, bestemd voor minimaal 15 jarigen, waarin mijns inziens nog geen ruimte hoeft te zijn voor deze aspecten van argumentatie.Ga naar eindnoot7 De doelgerichtheid van het betoog wordt ondersteund door de betrouwbaarheid (zie bijlage 2 voor een gedeelte van het commentaarformulier). In de cursus is de betrouwbaarheid inhoudelijk geoperationaliseerd als de mate waarin de lezer de inhoud aanvaardt. Didactisch is dat voornamelijk uitgewerkt als een paar mogelijke reacties van de lezer waarop de schrijver van het betoog moet anticiperen. Op momenten dat de schrijver verwacht dat de lezer zal fronsen, moet de schrijver zijn geloofwaardigheid verhogen door extra inspanningen. KernreactiesGa naar eindnoot8 van lezers waarop de schrijver moet anticiperen zijn ‘Is dit wel zo?’, ‘Maar waar blijkt dit uit?’, ‘Maar-als-dit-nu-zus-of-zo-is?’. De eerste twee reacties stellen de inhoud van het betoog ter discussie (de informatie klopt niet met wat lezers als referenties hebben, respectievelijk beweringen worden niet onderbouwd), de derde reactie is een reactie op een redenering van de schrijver (een tegenredenering). In de hele cursus wordt getracht leerlingen te doen beseffen dat schrijven lezen impliceert: een schrijver wil iets teweeg brengen bij lezers. Zoals hierboven blijkt, wordt vooral in de behandeling van het aspect Betrouwbaarheid in de studieteksten en het commentaarformulier het dialogische kenmerk van overtuigen uitgebuit om die onderwijsdoelstelling inhoud te geven; bij de behandeling van Doelgerichtheid en bijvoorbeeld Publiekgerichtheid is het niet zozeer het dialogische karakter van overtuigen, maar het feit dat de teksten voor lezers geschreven worden, dat voortdurend benadrukt wordt. In die zin | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is de cursus zeker niet erg specifiek gericht op het schrijven van betogende tekstenGa naar eindnoot9: ook algemene kenmerken van aantrekkelijk en helder schrijven komen aan de orde, zij het in het kader van overtuigend schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 SchrijfprocestheorieHet spreekt voor zich dat aan de constructie van de cursus de kennis ten grondslag lag die er begin jaren tachtig voorhanden kwam over schrijfprocessen. Vooral het werk van Flower & HayesGa naar eindnoot10 en in iets mindere mate dat van Bereiter en Scardamalia heeft een rol gespeeld. De meestal nog weinig onderbouwde tegenstellingen tussen een goede schrijver en een minder goede schrijver leidden ertoe dat in de cursus Schrijfboek werd geprobeerd de activiteiten en kennisbases van goede schrijvers bij de cursisten te activeren en te ondersteunen, respectievelijk aan te brengen: cursisten moeten inzicht krijgen in het planningsen evaluatiekarakter van de schrijfhandeling, op tekst- en procesniveau en daartoe over kennis over teksten en schrijven beschikken en oefening krijgen in de te onderscheiden vaardigheden en het controleren van het proces als geheel. Cursisten moesten in staat worden gesteld hun verworven schrijfprocessen (zie Andeweg en Jaspers, 1984, p. 18 e.v.) te veranderen in de richting van expert-aanpakken en naast hun strategie van ‘knowledge telling’ (Bereiter & Scardamalia 1987) een strategie van ‘knowledge transforming’ te ontwikkelen. Tevens werd het uitgangspunt gehuldigd (zo langzamerhand tot cliché verworden) dat schrijven een complex proces is, zodat het in didactisch opzicht wenselijk is in onderwijsleersituaties de complexiteit te verminderen door bijvoorbeeld een schrijftaak in samenstellende delen te ontleden zonder het geheel van interacterende processen geweld aan te doen. Lerende schrijvers moeten immers leren die complexiteit en de interactie tussen processen te besturen. Het betekent concreet dat elke schrijfronde erop gericht is een compleet stelprodukt te produceren, ondersteund door tekstproduktie- en - evaluatie-opdrachten. Dat leidde ertoe dat het leren plannen van een tekst vanuit retorisch perspectief niet geoefend werd bij het schrijven een eerste versie, maar bij het opstellen van een herschrijfplan. Het opzetten van een eerste versie vereist namelijk al heel veel van een cursist, vooral omdat vaak nog niet duidelijk is welk standpunt precies aangehangen zal worden en men nog worstelt met het verwerken van de documentatie. Het leren plannen van een tekst in een fase, waarin cursisten daarvoor nog nauwelijks aandacht kunnen hebben, te meer nog omdat het hen vreemd is, is verspilde moeite en werkt waarschijnlijk averechts: cursisten zullen ervaren dat er van hun plannen weinig terecht komt. Door het leren plannen in te voegen tussen het verwerken van commentaar en het herschrijven, een didactische truc ontleend aan Andeweg en Jaspers (1984), wordt het plannen vanuit cursistenstandpunt functioneel, haalbaar en rendabel. Op dat moment hebben cursisten immers hun eerste versie geschreven, - worsteling met inhoud, vorm en documentatie -, hebben zij ideeën opgedaan door een aantal andere uitwerkingen te lezen, en hebben zij commentaar van andere betogers gekregen op hun tekst. De discrepantie tussen het beginstadium en het einddoel, de herschreven tekst, is niet zo groot meer als die bij het schrijven van de eerste versie was. Bovendien kunnen cursisten duidelijker markeren wat er te overbruggen valt: ze kunnen beter doelen stellen. Later in de cursus, de laatste schrijfronde, wordt het plannen van tekst wel naar voren gehaald, als een hulpmiddel voor het opstellen van een eerste versie. Maar ook dan wordt niet begonnen met het opstellen van een plan, maar wordt cursisten eerst de gelegenheid geboden de betoogsituatie te analyseren, een standpunt te genereren en inhoud te noteren. Pas dan komt het maken van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schrijfplan op de proppen, waarbij gerefereerd wordt aan de wijze waarop cursisten herschrijfplannen maakten: in een eerste kolom het doel vermelden (‘Wat ga ik veranderen?’), in een tweede kolom de strategie (‘Hoe ga ik het veranderen’). Het schrijfplan bevat twee vergelijkbare kolommen: in de eerste kolom wordt genoteerd wat het doel van de alinea is (vertellen, redeneren, beschrijven, problematiseren etc.) en in de tweede kolom wat de (globale) inhoud van de alinea zal zijn.Ga naar eindnoot11 Hiermee is tevens verantwoord welke de oefeningen zijn om cursisten tot het plannen van betogen te brengen. Daarnaast wordt getracht cursisten in de gelegenheid te stellen inzicht en vaardigheid te verwerven in het herschrijven en reviseren. De boodschap in veel procesaanwijzingen is: schrijven is omwerken. De mythe die cursisten in hun hoofd hebben (een keer schrijven, meteen goed) wordt met hand en tand bestreden (en met succes). Het herschrijven van tekst wordt voor cursisten heel gewoon: je schrijft een tekst (die bijna nooit helemaal in een keer lukt), je laat hem anderen lezen en dan maak je een poosje later een definitieve versie.Ga naar eindnoot12 Het reviseren wordt overigens niet alleen geoefend als cursisten op basis van commentaar hun eerste versie gaan herschrijven. Ook tijdens de fase van het schrijven van een eerste versie wordt revisie expliciet geadviseerd (zie hierna).Ga naar eindnoot13 Het subproces ‘structureren’ wordt geoefend in verschillende fasen van een schrijfronde. In elk geval van reviseren wordt de aandacht gevestigd op structureren. In de fase van het schrijven van een eerste versie wordt bijvoorbeeld een onderscheid gemaakt tussen het schrijven van een ‘ontdekkende versie’ en een ‘lezersversie’ (Schrijfboek, p. 28). De ontdekkende versie dient ertoe de schrijver de gelegenheid te bieden proberenderweg een tekst te concipiëren. Veelal blijkt tijdens het schrijven dat de doelstelling die de schrijver voor ogen had met de tekst en zijn standpunt in de discussie dat de schrijver zou innemen enigszins ‘verlopen’: de tekst gaat een beetje met de schrijver aan de haal. Schrijven heeft voor cursisten, zeker als het gaat om nieuwe onderwerpen en nieuwe informatie (documentatie) een sterk conceptualiserende functie. Nadat de ‘ontdekkende versie’ gereed is, worden cursisten aangemoedigd die versie grondig door te lichten: ‘Omdat je tijdens het kladschrijven de geest vrijuit laat waaien, zitten er allerlei gedachten in je opstel die niet passen bij je doelstelling. Bovendien heb je in de haast om alle opkomende gedachten neer te schrijven sommige gedachten of alinea's niet goed uitgewerkt. Er valt dus nog heel wat te controleren in je klad.
De controlefase wordt in het begin van de cursus al gesplitst in verscheidene fases, ook al zijn die fases niet volkomen onafhankelijk: de cognitieve overbelasting wordt zo tegengegaan en er wordt geleerd om vanuit verschillende perspectieven en op verschillende niveaus naar de tekst te kijken. Begonnen wordt met het tekstaspect Doelgerichtheid, daarna Publiekgerichtheid. Het zal duidelijk zijn dat bij het beoordelen van een betoog op doelgerichtheid een deel van de publiekgerichtheid aan de orde komt: doelgerichtheid is het alomvattende beoordelingsaspect. De beoordeling op doelgerichtheid is echter vooral toegespitst op een inhoudelijke beoordeling op macro-retorisch niveau. De beoordeling op andere aspecten, zoals publiekgerichtheid is minder inhoudelijk en omvat doorgaans niet de gehele tekst maar tekstgedeelten. Het is in de fase van het doorlichten van de eigen tekst op het aspect Doelgerichtheid dat het subproces structuren expliciet geoefend wordt: vanuit de doelstelling van de schrijver beoordeelt de schrijver de informatie en de ordening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit het schrijfprocesonderzoek is gebleken dat er vele manieren zijn om tot een goede tekst te komen. De cursus houdt er rekening mee dat cursisten verschillen in hun processtijlen. De procesadviezen zijn daarom afgestemd op verschillende typen schrijvers: van cursisten die in staat zijn tot een min of meer lineaire, planmatige aanpak (geheel werkend vanuit een expliciet geformuleerde doelstelling van de tekst) tot cursisten die het schrijven zelf sterk nodig hebben om greep te krijgen op de inhoud van hun denken. Er worden derhalve geen eenheidsadviezen voor aanpakken gegeven, maar er wordt benadrukt dat schrijven en het ontwikkelen van schrijfvaardigheid flexibele processen zijn. In de cursus wordt mede daarom getracht cursisten inzicht te geven in schrijfprocessen. Er zijn veel beschrijvingen opgenomen over schrijfprocessen (zie bijvoorbeeld noot 13). Daarnaast wordt gesuggereerd hoe de schrijfprocessen van cursisten zullen kunnen gaan veranderen. Verder is er in elke schrijfronde een opdracht opgenomen die van de cursist vraagt een beschrijving op te stellen van de wijze waarop deze lezersversie tot stand is gekomen, wat daar naar het oordeel van de cursist niet zo handig aan is geweest en welke voornemens hij heeft voor een volgende keer. De bedoeling van deze opdracht is onder meer de cursist in de gelegenheid te stellen zelf leerdoelen, veranderingsdoelen te formuleren binnen de kaders van de cursus. Dit past in een scholingstheorie van procesvaardigheden (zie Rijlaarsdam & Hulshof, 1984, p. 179 e.v.) waarin de groei naar autonomie van de cursist centraal staat. Hier vallen schrijfprocestheorie en onderwijsleertheorie samen: goede schrijvers zijn schrijvers die controle hebben over hun schrijfproces en de retorische situatie, goede leerders zijn leerders die controle over hun leerproces hebben.Ga naar eindnoot14 Deze metacognitieve aspecten van het schrijven en het leren zijn onderscheidbaar, maar waarschijnlijk niet in psychometrische zin. Het gaat hier om het verwerven van aanpakstrategieën die zeer robuust zijn tegen taakverschillen. Er is onderzoek waaruit blijkt dat dergelijke vaardigheden, waarvan men geneigd is die te classificeren als studievaardigheden, zelfs robuust zijn tegen codeverschillen: studenten die een naar expert-aanpakken neigende aanpak vertonen, vertonen die ook als zij de taak in een taal moeten uitvoeren die zij maar zeer matig beheersen (zie bijvoorbeeld Cummings 1988)Ga naar eindnoot15 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Tekstanalyse en tekstproduktieHet verwerven van kennis over tekstaspecten gebeurt via het bestuderen van de studieteksten en het beantwoorden van zelfcontrolevragen. Het toepassen, concretiseren en elaboreren van die kennis gebeurt in de overige fasen van een schrijfronde via tekstanalyse en tekstproduktie. Tekstanalyse staat daarbij steeds in dienst van tekstproduktie: verondersteld wordt dat in produktietaken de integratie van de verschillende kennisdomeinen tot stand komt. De inhoud van theoretische begrippen als doelgerichtheid die de kern van het tekstanalyse-apparaat vormen, verwerven cursisten aan de hand van betogen die zij zelf schrijven en die mede-cursisten hebben geschreven. Ze verwerven die begrippen door de betogen te analyseren (commentaaropdrachten) en commentaren te lezen en te verwerken die met behulp van het analyse-apparaat zijn opgesteld. Telkens is er een heel nauwe koppeling tussen de doelstelling van schrijfronde (de leerstofelementen) en de feedback op de schrijfprodukten.Ga naar eindnoot16 Omdat de betogen allemaal naar aanleiding van dezelfde opdracht geschreven zijn, zijn de mogelijkheden tot geordende kennisopslag vrij groot. Generalisatie- en concretiseringsprocessen worden geactiveerd. Zouden de betogen waarop deze processen werken divers zijn qua opdracht en onderwerp, dan is het de vraag in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoeverre dergelijke verschillen deze processen kunnen belemmeren. Van het actief omgaan met de theorie via het becommentariëren van andermans betogen en het verwerken van andermans commentaar in het eigen betoog wordt een stevige en diepe verankering van de kennis verwacht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Een evaluatieEerder is in dit tijdschrift gerapporteerd over empirisch effectonderzoek dat is uitgevoerd (Rijlaarsdam, Schoonen & Eiting, 1989). Voor de volledigheid wil ik in het kader van dit artikel toch nog even stilstaan bij die resultaten. In dat onderzoek kon geen effect van de variabele feedback (feedback door en voor leerlingen versus feedback door de docent) op de kwaliteit van betogen; in beide condities steeg de kwaliteit van de betogen in gelijke mate. Op schrijfangst hadden geen van beide condities effect. Op schrijfprocessen bleken beide condities wel effecten te bewerkstelligen: leerlingen structureerden en reviseerden veelvuldiger tijdens het schrijven; in de conditie van peer feedback werden vaker zelf- instructies geuit, in de conditie van docent-feedback werd vaker stilgestaan bij de keuze van verschillende formuleringen. Daarna is nagegaan welke van de andere kenmerken van het stelcurriculum de vooruitgang van de kwaliteit van de betogen zou hebben kunnen bewerkstelligen. Door vragenlijstgegevens die oordelen en beschrijvingen bevatten van leerlingen over de implementatie van de curricula te koppelen aan de opstelkwaliteit die op verschillende tijdstippen in het cursusjaar was bepaald, kon worden vastgesteld dat 16% van de variantie verklaard kon worden door omgevingsvariabelen en 8% door vakinhoudelijke variabelen. Een cursus als Schrijfboek komt het best tot zijn recht in een omgeving waarin de docent de cursus in eerste instantie stevig beheert en waarin leerlingen hard werken; de invloed van de docent neemt vervolgens af: hoe zelfstandiger leerlingen de tweede helft van de cursus kunnen werken, hoe beter. Wat de vakinhoudelijke variabelen betreft, werd gevonden dat in de eerste helft van de cursus vooral de inzet waarmee leerlingen aan hun herschrijfplan werken een faciliterende rol speelt en in de tweede helft van de cursus de mate waarin leerlingen knutselen aan hun eerste versie, in het bijzonder het controleren van een eerste versie aan de hand van het tekstanalyse- instrument. Het gaat niet te ver om te stellen dat om betogende teksten te leren schrijven, in een stadium waarin nog slechts sprake is van basisprincipes van betogende teksten, het dus niet zinvol is leerlingen via commentaartaken tekst-analysebegrippen te laten verwerven. Leerlingen leren betogen te schrijven door bezig te zijn met het maken van herschrijfplannen en het zelf checken van een eerste versie op een aantal criteria waarvan de inhoud inmiddels verworven dan wel zeer bekend is. Feedback is evenwel een noodzakelijke fase (net als het schrijven van teksten) om leerlingen in staat te stellen een herschrijfplan te maken: wie de feedback geeft, doet er niet toe. In de cursus kan dan ook de peer feedback vervangen worden door docentfeedback: het kost de docent alleen erg veel tijd (20 tot 30 minuten per opstel). Zelf zie ik als sterk punt van Schrijfboek de procesgerichte, op zelfstandigheid gerichte benadering, ondersteund door een tekstanalytisch apparaat. Uit het effectonderzoek bleek dat de schrijfprocessen zich in een klein half jaar, na drie schrijfronden, hadden ontwikkeld in de richting van expert-gedrag. Uit de nadere analyses bleek dat leerlingen die sleutelden aan de eigen teksten (herschrijfplannen maken, eerste versie doorlichten en reviseren) relatief meer winst boekten. Het aanbrengen van tekstanalytische kennis en strategieën om teksten, tekstschema's, tekstfragmenten te bewerken (herschrijfplannen, schrijfplannen) zou wat mij betreft nog meer aandacht kunnen krijgen in Schrijfboek. De inhoud van de tekstanalyse voor betogende teksten lijkt mij heel zinvol uit te breiden met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de door Braet in Nederland geïntroduceerde theorie van ‘stock issues’. Uit enkele informele onderwijsexperimentjes blijken leerlingen deze verplichte inhoudscategorieën gemakkelijk te incorporeren, waarschijnlijk omdat ze niet ver verwijderd zijn van hun impliciete tekstschema's; deze ‘stock issues’ kunnen het plannings- en het reviseerproces inhoudelijk ondersteunen. De winst kan dan ook zijn dat het dialogische karakter van argumenteren nog sterker benadrukt wordt. Bij het opstellen van (her)schrijfplannen kan er waarschijnlijk meer hulp geboden worden, vooral aan wat zwakkere leerlingen. In feite zijn de aanwijzingen die leerlingen krijgen bij deze activiteiten in Schrijfboek toch nogal globaal. Leerlingen weten over het algemeen goed te bepalen wát er mis is met hun teksten en wat er veranderd moet worden, maar hoe zij het gestelde veranderingsdoel moeten verwezenlijken is meestal problematischer (zie ook Bochardt en Rijlaarsdam, 1984). Een niet al te uitgebreide lijst van krachtige strategieën zou toegevoegd kunnen worden (Is de doelgerichtheid van je betoog onvoldoende? Ligt dat aan X, Y en/of Z? Indien X, kijk dan of je X1, X2, X3 kunt toevoegen/wijzigen/eruit laten/ergens anders zetten). Didactisch lijken mij goede mogelijkheden te liggen in de overheadprojector en de videofilm. Een serie transparantenGa naar eindnoot17 of een videofilm waarop delen van revisie- en planningsprocessen en -strategieën getoond kunnen worden, - van goede en minder goede schrijvers-, waarna vervolgens een analyse-opdracht of -discussie kan volgen en een toepassingsopdracht, lijken mij ideaal en effectief. Zo'n aanpak komt in de buurt van wat Van Parreren (1981) voorstelt voor vaardigheidsonderwijs. Het lijkt me een uitdaging voor het taalbeheersingsonderzoek om onderzoek te doen naar de mogelijke inhoud van dergelijke demonstratiemodellen en vervolgens die modellen te ontwikkelen en te integreren in een cursus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1Commentaarformulier Doelgerichtheid
Opdracht Formuleer eerst op je antwoordvel wat volgens jou de mening is, waarvan de lezer overtuigd zou moeten worden in dit opstel. Ook als het opstel niet duidelijk is wat dit betreft, schrijf je op wat volgens jou de bedoeling is van het opstel. Het is heel belangrijk voor de schrijver om te weten wat er bij de lezer in het hoofd terechtgekomen is. Begin zo: Ik denk dat de schrijver mij wil laten denken dat ... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 2Commentaarformulier Betrouwbaarheid
Opdracht Plaats in een kantlijn een ?-teken als je je afvraagt: ‘Is dat wel zo?’. Zet ‘nee’ in de kantlijn als je het volstrekt niet eens bent met wat er staat, als je de schrijver niet gelooft of als je vindt dat hij onwaarheid spreekt. Zet ‘ja’ in de kantlijn als je het eens bent met een uitspraak van de schrijver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|