Boekbeoordeling
Pieter Muysken
Bespreking van: Johan Taeldeman & Hilde Dewulf (eds.) Dialect, Standaardtaal en maatschappij. Leuven-Amersfoort: Acco. 1985, 238 p.
P.H. van der Plank. Taalsociologie; een inleiding tot de rol van de taal in het maatschappelijk verkeer. Muiderberg: Coutinho. 1985. 184 p.
Deze twee recente boeken, het eerste een congresbundel, het tweede een inleidend handboek, geven een redelijk overzicht van de stand van zaken op twee belangrijke deelgebieden van de sociolinguistiek: de studie van taalvariatie en de taalsociologie.
Taeldeman & Dewulf hebben de bijdragen bijeengebracht en geredigeerd van acht Vlaamse, een Duitse en twaalf Nederlandse dialectologen en sociolinguisten aan de Vierde Sociolinguistendagen (Gent, oktober 1983). Er is een opmerkelijke consensus te constateren met betrekking tot twee belangrijke conclusies: (a) sociolinguistiek en dialectologie zijn complementair, allebei onderdeel van de ‘variantenlinguistiek’; (b) de relatie tussen standaardtaal en dialect is veel complexer dan dat er sprake zou zijn van het eenvoudige terugdringen, in het Nederlandse taalgebied, van het dialect door de standaardtaal.
De bijdragen in de bundel, merendeels van uitstekende kwaliteit zij het nogal specialistisch, vallen uiteen in vier ruwe kategorieën: (a) algemene beschouwingen (Daan, Matheier, van Bree, van Hout): (b) socio-dialectologische studies op het gebied van de syntaxis (Braecke), fonologie/fonetiek (Bultynk, Hoppenbrouwers, van Bezooyen), morfo(fono)logie (Hamans), lexicon (Creten, Deprez); (c) taalsociologische en sociaalpsychologische studies (Giesbers, Janssens, Rombouts); (d) bestudering van taalpedagogische en taalpolitieke teksten (Haest, Sturm). Tenslotte is er een op zichzelf staand opstel van Van Schoor over toneeltaal. Door de ruime vertegenwoordiging van onderzoekers uit verschillende instellingen, de grote variëteit van onderwerpen, en de al genoemde kwaliteit van de stukken is deze bundel zeker de moeite waard, ook voor iemand die al enkele jaren de sociolinguïstiek niet van nabij heeft gevolgd.
In de inleiding van Van der Plank wordt de taalvariatie als gegeven beschouwd, en wordt er gekeken hoe de faktoren houding, gedrag, status en macht het feitelijke gedrag bepalen en wat de relatie is tussen deze faktoren. Het is een helder, fel, en vaak ook geestig geschreven, betrekkelijk inleidende tekst, met vragen en literatuurverwijzingen aan het eind van elk hoofdstuk. Pedagogische pluspunten van deze tekst zijn verder het feit dat bijna alle voorbeelden betrekking hebben op het Nederlandse taalgebied, met vaak een historisch perspectief.
Wetenschappelijk interessant is de poging om de verworvenheden van het taalsociologisch onderzoek van Fishman te integreren met de sociaal-psychologische inzichten van Giles en andere onderzoekers.