De Tijdspiegel. Jaargang 72(1915)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Gedichten. Joannes Reddingius. Hier zat ik vaak te droomen. Hier zat ik vaak te droomen en zag de vlammen aan en mocht den zin van 't liedeken, dat in mij rees, verstaan. Hier hoorde ik winden waaien om 't veilig-vaste huis, of ried het vleiend wonderwoord van stilte's zacht gesuis. 'k Mocht hier gelukkig wezen en mijmren uren lang, mijn leven heb ik stil vermooid met innerlijk gezang. De vlammen zag ik dansen in dartelend gestoei, mijn hart, een wilde rozelaar, stond zomer-schoon in bloei. [pagina 55] [p. 55] Gedachtenis. Gij toondet mij, o moeder, bij het scheiden, hoe wonderschoon was in mijn jeugd mijn leven, Uw liefde heeft mijn kindersmart verdreven, U gevend dacht gij niet aan eigen lijden. Gij leerdet mij, hoe schoon het is te strijden, en voor geen daad van menschen ooit te beven, het diepste in ons glanst in een pracht, verheven, goud-helder door de duisternis der tijden. Gij weekt naar 't land, waar slechts de Zaal'gen wonen wier glimlach doet verdoolde zielen knielen en zingend stijgen naar uw sterren-streken.... Waar eenmaal bloemen voor mijn voeten vielen wil ik met liedren uwe liefde loonen, want zingensmacht is niet van mij geweken. [pagina 56] [p. 56] 't Is schoon als knaap. 't Is schoon als knaap een gouden pijp van riet te heffen in de handen tot een fluit en 't morgenwoud te toovren vol geluid, dat hoog en helder door de luchten vliet. Ik deed het vaak en zong mij toe: geniet van eigen vreugd, die gulle gaaf beduidt; sterft ook het lied, de rots, die 't zingen stuit doet Echo rijzen bij het berggebied. Al ben ik eenzaam, 'k maak mijn dagen licht, daar heugnis bleef aan uren, wonderschoon, toen jong geluk nog lachte uit de oogen mij. In 's levens woud alleen, wek ik den toon, den ouden toon, mij dierbaar, dans en dicht, in vreugd om 't roepen ver in de vallei. [pagina 57] [p. 57] Machtig werk. Kom op een zomermorgen in het woud, als witte dampen langs de stammen zweven. Wees stil, wees stil, het bosch is dan vol leven, want zonnetoover glinstert menigvoud. Daar is muziek van wind en blaêren beven, zij wiegen rhythmisch in het spel, vertrouwd; daar wordt in stilt een wonder opgebouwd, de schoonste daad van leven dat is geven. Lig in het groen beweegloos, luister stil, gij ziet de zonnevonken spelemeien, gij zijt niet langer eenzaam meer en kil, Weet één u weer met al dat lichte en wije, en richt, verjongd, uw eigen levenswil naar 't machtig werken, zingen en bevrijen. Vorige Volgende