De Tijdspiegel. Jaargang 71(1914)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] Gedichten. A. Cardinaal-Ledeboer. Scheiding. O, zeg toch niet: ‘slechts aanzien doet gedenken’ 't Is vaak de scheiding, die 't gedenken voedt, Als vrij de ziel zich aan de ziel kan schenken En têer verlangen 't spoor haar vinden doet. Het dierbaar beeld, dat los werd van ons wezen, Het wint aan volheid, aan omlijnde kracht, Het wordt een ster, die ver en hoog verrezen, Ons wenkt uit 't duister van den scheidings-nacht. O, dan op nieuw 't bemind gelaat te aanschouwen, Als 'k door dien voorhof tot de ziel mag gaan, Als 'k heb geleerd dien glimlach te vertrouwen, Als 'k heb geleerd dien ziel-klank te verstaan! Nooit zal mij 't uur der droeve scheiding rouwen Zij heeft een groot, een heilig werk gedaan! [pagina 300] [p. 300] Ontheffing. Als de Nacht haar koele handen Legt op Aardrijk's mat gelaat, En de dauw-befloerste landen, Aadmend vrij van 't zonnebranden, Met haar maan-blik gadeslaat, Lokt z'u zacht om uit te treden Uit de woning van uw smart In haar zilvren maanlicht Eden, Waar het licht wordt om uw leden, Waar het stil wordt om uw hart. Zalig is 't om uit te weenen Heel uw bittre wereldklacht, In de ruimte gansch alleene..... Milder tranen zijn er geene Dan de tranen van de nacht. [pagina 301] [p. 301] Plotseling verlies. Gelijk een landschap, mild door zon beschenen, Een langen zomerdag met licht doorvoed, Nog warmte draagt, al is de zon verdwenen, En langzaam slechts zich van zijn weelde ontdoet, Zoo blijft mijn wezen warm nog van uw stralen; Nog hoor ik, als in zoele zomernacht, Een zoet gekweel elk teeder woord herhalen, Terwijl de Smart zich nog erbarmt en wacht! O, laat mij niet uit laatsten droom ontwaken, Niet scheuren 't schamel weefsel om mij heen! Te vroeg, te vroeg zal werklijkheid genaken Als straks de herfstwind suizelt om mijn lêen, De starren fonklen met heur koude sprake En 't dwarlend loover suist: ‘gij zijt alleen!’ Vorige Volgende