| |
| |
| |
Over de wordingsgeschiedenis van den grooten oorlog.
M.P.C. Valter.
TUSSCHEN 1880 en 1890 heeft Engeland, welks Regeering toen met Frankrijk, wegens de Egyptische, New Foundlandsche en Siameesche kwesties, op een gespannen voet stond, en daarenboven in voortdurende vrees leefde, dat een oorlog met het in Azië sterk opdringende Rusland zou moeten worden gewaagd, ter beveiliging van zijne internationale posite hoofdzakelijk op de vriendschap van het predomineerende lid van het Drievoudig Verbond gesteund, welks koloniale aspiraties het destijds dan ook heeft gediend.
Nadien ontstond in Engeland diep op het volksbewustzijn ingrijpende naijver over de gevoelige concurrentie van Duitschland's handel en industrie, welke een paar jaar te voren (1887) reeds aanleiding was geweest tot het passeeren der handelsmerkenwet, verplichtende om het land van herkomst der ingevoerde producten te vermelden - maatregel, die een tegenovergesteld effect had van wat ermede werd beoogd. Die naijver leidde tot ernstige vervreemding, toen Duitschland omstreeks 1894, evenzeer door ideëele als materiëele motieven beheerscht, beslist stelling nam tegen Engeland's toen in staat van uitvoering zijnde politiek om de Hollandsch-Afrikaansche Republieken weer onder zijn feitelijk gezag terug te brengen.
Rusland drong destijds in Azië sterker dan ooit naar voren. Aan Frankrijk werd de Boven-Nijl betwist. De Vereenigde Staten van Noord-Amerika brachten de neo-Monroe leer in praktijk, aan lord Salisbury recht ontzeggend aan Venezuela de wet te stellen. - Engeland was zoo zwak gesituëerd, dat het zelfs aan de weerloos geachte Zuid-Afrikaansche Republiek zijn wil niet had kunnen opleggen, doch toevlucht had gezocht tot eene door financiers georganiseerde revolutionaire beweging, welke in een hopeloos fiasco was geëindigd - omstandigheid,
| |
| |
waardoor niet slechts de ijdelheid der Britten gewond, maar ook hunne positie in Zuid-Afrika ernstig geschaad was geworden.
Tusschen 1896 en 1898 heeft Engeland het zoo weinig splendide isolement, waarin het was geraakt, prijs gegeven en een complex van ententes tot stand gebracht of voorbereid, welke het gelegenheid moesten schenken zich van zijn tegenstanders, den een na den ander, te ontslaan. Deze groote koersverandering is hoofdzakelijk tot stand gebracht onder leiding van den toenmaligen Minister van Koloniën, den onlangs overleden Joseph Chamberlain, die wezenlijk de maker is geweest van de politiek van de Kabinetten van Salisbury en Balfour.
Duitschland had omstreeks 1896, dank het beleid van den Transvaalschen Staatssecretaris Leyds, voldoende vertrouwen in de stabiliteit van de Zuid-Afrikaansche Republiek om zich bereid te verklaren, in vereeniging met andere Europeesche grootmachten (als hoedanig, naast Engeland, ook Frankrijk en Rusland in aanmerking kwamen), de neutraliteit van de opkomende Republiek te waarborgen - in duidelijker woorden gezegd: het land aan Engeland's absorbeeringsvermogen te onttrekken. Midden 1896 kreeg de Regeering te Berlijn echter zekerheid, dat indien met Engeland over deze aangelegenheid oorlog moest worden gevoerd, Frankrijk van de omstandigheid gebruik zou maken, om revanche te nemen. Dit groote feit, gepaard aan een door Chamberlain voorgewend begeeren om, als voorheen, met Duitschland in de groote politiek samen te werken, veroorzaakte, dat dit Rijk de Transvaal aan haar lot overliet. - In 1898 troffen de Regeeringen te Londen en Berlijn eene Overeenkomst, wederzijdsche voorkeurrechten regelende als Portugal eenmaal ertoe werd gebracht van zijne Afrikaansche Koloniën afstand te doen. Het Kabinet van St. James hechtte verder zijne onmiddellijke goedkeuring aan de nederzetting in Kiautchou en legde zich oogenschijnlijk ook erbij neer, dat de Duitschers concessie kregen voor den aanleg van een grooten spoorweg door Klein Azië en Mesopotamië (de Bagdad-lijn) - een werk waarvoor eenige honderden millioenen mark benoodigd waren, doch hetwelk dan ook het economisch overwicht in Aziatisch Turkijë zou kunnen verzekeren. Waar zoo ruime gelegenheid tot vreedzame expansie verkregen werd, kon 't gereedelijk verklaard worden, dat Duitschland de Hollandsche Republiek in Afrika aan Engeland overliet,
| |
| |
omdat 1o. de Britsche Regeering nadrukkelijk voorwendde, dat slechts beweerd wenschelijke ‘hervormingen in het bestuur,’ geen verovering werd beoogd; 2o. Duitschland in ernstige omstandigheden de sterke vloot miste, noodig om aan zijn eischen tegenover Engeland voldoende kracht bij te zetten en 3o. het gevaar niet uitgesloten mocht worden geacht, dat de Republiek onder natuurlijke invloeden toch verengelschen zou en 4o de Transvaal zelf, ondanks het ernstige en bekwame streven van Leyds, niet had getoond den steun van Berlijn op de juiste waarde te stellen.
Niet slechts met Duitschland, ook met de Vereenigde Staten van Noord-Amerika werden banden van vriendschap gelegd. Engeland onderwierp zich aan het verbod der Unie om geweld tegen Venezuela te gebruiken (1896); beloofde eene welwillende neutraliteit te zullen betrachten in verband met de door de Regeering te Washington gewenschte en in 1898 ondernomen oorlog tegen Spanje; deed (1899-1900) afstand van zijne aanspraken op de Samoa-eilanden ten gunste van de Vereenigde Staten en Duitschland en gaf ten slotte zijne tractaatrechten in zake het Panamakanaal prijs, erin toestemmende, dat de groote wereldweg door de Vereenigde Staten zou worden gebouwd. - De politiek van de Britsche Regeering, welke driekwart eeuw lang onveranderlijk eene naijverige, onwelwillende tegenover Washington was geweest, onderging plotseling eene algeheele verandering. Amerikaansche expansiezucht werd niet langer tegengewerkt, doch juist aangemoedigd. President Mac. Kinley's Gouvernement (1897-1901) ondernam daartegenover om in de Azeatische aangelegenheden Engeland tegenover Rusland te zullen steunen - een politiek waarmede de Vice-President Roosevelt, die hem zou opvolgen, volkomen instemde. Samenwerking tusschen de twee groote Angelsaksische volkeren in de groote politiek was tot stand gebracht. De Britsche staatsman Joseph Chamberlain stelde zich daarvan de wereldheerschappij voor. Hij droeg echter goede zorg Duitschland niet te verontrusten, wendde, als gezegd, voor, een Engelsch-Duitsche aansluiting in het belang van den wereldvrede en vooruitgang te wenschen.
Inmiddels was in 1897 verstandhouding met Japan van wijde strekking tot stand gekomen, waaronder de beide Gouvernementen ondernamen elkanders rechten en belangen te zullen steunen. Japan werd tegen Rusland uitgespeeld. De groote beteekenis van deze Entente is aanvankelijk in Europa algemeen
| |
| |
miskend. De militaire waarde van Japan werd buiten Engeland ver onderschat. Terwijl de Washingtonsche diplomatie, in ruil voor de haar door het Kabinet van St. James bewezen gunsten, Japan's aanspraken in Korea tegenover de Regeering te St. Petersburg krachtig steunde, rustte het Rijk van den Mikado zich, onder leiding van Britsche officieren, met het door Engelsche en, hoofdzakelijk, Amerikaansche financiers bij honderden millioenen Yens bezorgde geld, op den oorlog tegen Rusland toe.
Tijdens Engeland nu de Republieken in Zuid-Afrika veroverde - welker enorme politieke waarde lag in de omstandigheid, dat daarmede de contrôle over een zeer aanzienlijk deel van de goudproductie der wereld in Britsche handen kwam - werd, ondanks Fashoda, de Entente met Frankrijk voorbereid, waardoor de internationale positie van Groot-Brittanië, welke door het langzamerhand vaster wordend Fransch-Russische Verbond nog zeer bleef bedreigd, beveiligd moest worden.
Onder de in 1904 in een reeks van Declaraties formeel vastgelegde Entente, werden alle de bestaande groote verschillen opgeheven en Engeland als predomineerend in Egypte erkend terwijl aan Frankrijk (behoudens een aan het zwakke Spanje gereserveerde kuststrook, nabij de zeeengte van Gibraltar gelegen) het bezit van Marokko in vooruitzicht werd gesteld. Deze Verstandhouding tastte de rechten van een breede reeks van andere groote en kleine Staten, onder het Verdrag van Madrid van 1881 aan. - Echter, Rusland liet zijn bondgenoot vrij spel op de Noord Afrikaansche kust en het gevreesde gemeenschappelijk verzet van de leden van het Drievoudig Verbond werd gebroken, doordien onder de in 1901 tusschen Italië, Engeland en Frankrijk gesloten Overeenkomsten, aan eerstgenoemd Rijk de verwerving van Tripoli werd toegestaan. - Duitschland gevoelde ernstig het gevaar van eene uitbreiding van het Fransch gezag, nog niet zoozeer omdat zijne naar alle windstreken afzetgebied zoekende industrie daarvan niet geheel onbelangrijke schade dreigde, als wel omdat Marokko aan de Republiek eenige honderdduizende zwarten soldaten leveren kon, waardoor eene groote wijziging in de machtsverhoudingen mocht ontstaan.
De dadelijke beteekenis van de Engelsch-Fransche Marokko-politiek was eene ernstige Fransch-Duitsche wrijving, waardoor de Republiek genoodzaakt werd aan Rusland bij den in 1904
| |
| |
met Japan uitgebroken oorlog den krachtigen steun te onthouden, welke onder de met St. Petersburg bestaande verhouding had kunnen worden verwacht.
Als gevolg van de reeks Entente's, welke de Britsche Regeering tusschen 1897 en 1904 heeft weten tot stand te brengen, werden de politieke verhoudingen op het ernstigst verstoord. De bestaande groote Verbonden - het Fransch-Russische en het Drievoudige - waren losser gemaakt, daarentegen was nieuwe samenwerking in vergevorderde wording, met name eene Groot Angelsaksische (in welk verbond ook de Koloniën tot militair coöperatie werden uitgenoodigd) en eene Britsch-Japansche, welke laatste in 1902 vaster vorm had aangenomen toen een nieuw Verdrag tot stand kwam. De geisoleerde positie van Engeland, hetwelk in 1895 in Oost Azië, Rusland, Frankrijk en Duitschland vereenigd tegenover zich had gevonden, was opgeheven. Rusland was nu ernstig door Japan bedreigd en kon, uit hoofde van de Fransche-Duitsche spanning en Engelsche-Fransche vriendschap niet langer, in geval oorlog moest worden gevoerd, op den steun der Republiek rekenen. Deze gevreesde tegenstander was niet langer van zijn overwicht in Oost Azië zeker. - Dank de stoutmoedige zetten van de Britsche diplomatie was de internationale situatie enorm veel in het onmiddellijk voorstel van Engeland gewijzigd. Tegen het in vooruitzicht gekomen gevaar, dat zijn overwicht in de Middellandsche Zee verloren zou kunnen gaan, werd dekking gezocht eensdeels in eene vervolmaking van het kunstig net van Ententes waarin Europa werd verstikt, anderdeels door eene groote versterking van de vloot. In zake Marokko nam Engeland een welwillende houding aan met betrekking tot Spanje's historische aanspraken en het verstrekte aan dit Rijk de middelen om zich eventueel gewapenderhand tegen Frankrijk te kunnen verzetten. Terzelfder tijd werd de reeds vóór den Zuid-Afrikaanschen oorlog krachtig ter hand genomen eigen vlootbouw nu op toenemend grooten voet voortgezet, zoodat omstreeks 1904 Engeland al gezegd kon worden onder de daaruit voortvloeiende financieele lasten gedrukt
te worden.
Het verregaand eer- en heerschzuchtig oogmerk van de in 1896 ingeleide Britsche staatkunde begon duidelijk te worden. Zoo Rusland, dat het eerst de gevolgen er van zou ervaren nog rustig was, - te Berlijn werd de ernst der tijden niet miskend; daar gevoelde men dat groote waakzaamheid geboden was.
| |
| |
Duitschland, hetwelk sedert 1900 - toen zijne Regeering machteloos had moeten toezien tijdens de stamverwante Republieken niet hervormd doch veroverd werden en nadien (1903), onder een stelsel van bevoorrechting de Duitsche handel in dat deel der wereld was onderdrukt - zeer ernstig de vloot uitbreidde, trad nu krachtig tegen Frankrijk op. De Minister van Buitenlandsche Zaken Delcassé, die van Duitsch-vijandige gezindheid had doen blijken, werd tot aftreden gedwongen en ter Conferentie van Algeciras, door Duitschland belegd, is daarna de gelijkberechtigdheid van alle verdragstaten in Marokko gehandhaafd. - Kon de Engelsch-Fransche Entente voorloopig geen effect nemen tegen Duitschland - de verscherping der verhouding tusschen Berlijn en Parijs schonk aan de Engelsch-Amerikaansche diplomatie meerdere vrijheid om de verhoudingen in Oost Azië te regelen.
Nadat Rusland duchtig geslagen was, heeft President Roosevelt zich als vredestichter opgeworpen. Onder het Verdrag van Portsmouth (1906) werd - opdat Japan zich niet te sterk zou kunnen wapenen - aan dit Rijk de geldelijke schadeloosstelling onthouden, waarop het ontwijfelbaar recht had. Door de verdeeling van Sachelin en Mandschurije in Japansche en Russische invloedsferen, onder waarborging van Chineesche opperhoogheid, beoogde men den belangenstrijd tusschen de beide volken permanent te maken.
Toen de kracht van den ouden tegenstander in Azië door met Engelsch geld betaalde Japansche kanonnen te land en ter zee gebroken was, is Engeland's politiek rechtstreeks tegen Duitschland gericht geworden, dat met toenemende energie zich voor den zeeoorlog toerustte - noodgedwongen, aangezien niet slechts Engeland, maar ook andere Mogendheden ernstig aan de vermeerdering hunner maritième strijdkrachten arbeidden - met name Engeland's vrienden: Frankrijk, Japan (welks vloot sterker was dan de Duitsche) en de Vereenigde Staten. - Aan den kolos, verdoofd door de slagen hem in de Gele Zee en op de slagvelden van Moekden toegebracht, werd nu de helpende hand geboden, opdat de hem restende groote kracht tegen Duitschland zou worden aangewend en verbruikt.
Ofschoon daaromtrent geen feiten bekend zijn, mag men aannemen, dat Engeland na den vrede van Portsmouth aan Rusland steun heeft toegezegd voor de Slavische beweging in Europeesch Turkije. Hoe dit zij, in 1907 kwam alreeds
| |
| |
samenwerking met het Czarenrijk tot stand betreffende Perzië, dat in Russische en Engelsche invloedssferen, door een zeer breede neutrale zône gescheiden, verdeeld werd - hetgeen praktisch de uitdrijving beteekende van Duitschland, welks handelsbelangen in en met betrekking tot dit land aanzienlijk waren.
In 1908 brak onder Britsche auspiciën de revolutie der Jong Turken uit, waardoor de toestanden in het Osmanische Rijk, ook al bleef de bekwame Abdul Hamid voorloopig nog aan het hoofd der zaken, op het hevigst werden geschokt. - Daar een krachtig Turkije hetwelk Serven en Bulgaren in bedwang houden en de Dardanellen veilig beheerschen kon, een levensbelang voor Oostenrijk was, werd te Weenen en Berlijn deze gebeurtenis als een van zeer ernstigen aard ondervonden.
Oostenrijk vond in de uit de woelingen dreigende vredesverstoring in het Turksche Rijk, aanleiding zijne positie zeker te stellen. Het annexeerde (Oct. 1908) Bosnië en de Herzegowina, welke gebieden het volk dertig jaar te voren veroverd had en onder het Verdrag van Berlijn (1878) militair occupeerde en burgerlijk administreerde, nominaal onder suzereiniteit van den Sultan, wezenlijk als integreerende deelen van de Habsburgsche Monarchie. - Ten einde echter de goede verstandhouding met Turkije, welke dreigde te worden verstoord, doordien Engeland in deze voor de Turksche schijnrechten opkwam, te bestendigen en zooveel mogelijk te versterken, ondernam Oostenrijk, als compensatie voor deze formeele bekrachtiging van feitelijke toestanden, aan Turkije vijftig millioen francs schadeloosstelling te betalen en tevens het sedert 1878 militair bezette district Novi-Bazar te ontruimen. - Naar alle aanwijzingen had de Minister van Buitenlandsche Zaken, Baron Ahrenthal, vooraf Rusland's toestemming voor de formeele annexatie verkregen, doch wierp zijn collega Iswolsky, na bezoek aan Londen te hebben gebracht, plotseling bezwaren op. Feit is, dat Rusland, Engeland en Frankijk tegen elke formeele verandering in den status der voormalige Turksche Provincie protesteerden, tenzij de onderteekenaars van de Akte van Berlijn daarover zouden hebben beslist. Hieruit dreigde een Russisch - Oostenrijksche oorlog, welke echter, hoezeer de Britsche diplomatie hem ook mocht begeeren, verijdeld werd, doordien Duitschland verklaarde zijn bondgenoot te zullen steunen. Rusland was nog te zwak en Frankrijk ongereed, om reeds den grooten strijd te wagen.
| |
| |
Inmiddels waren de toestanden op en met betrekking tot den Balkan in toenemende gisting. In April 1909 was Abdul Hamid van den troon gestooten. Onder den begunstigenden invloed van de Entente-Mogendheden werd daarop Kreta aan Turkije ontrukt en aan Griekenland toegewezen. - Dewijl er sprake was van eene Engelsch-Grieksche ruiling van Kreta tegen Rhodus, kon dit, ongelijk de Bosnische annexatie, eene reëele wijziging in de machtsverhoudingen veroorzaken. 't Gevaar werd echter niet van zoo ernstigen aard geacht, dat de Kabinetten van Berlijn, Weenen en Rome daarin niet konden berusten. Het laatstgenoemde speelde trouwens, naar nu weldra blijken zou, in de Turksche aangelegenheden zijn eigen spel. Het begeerde Tripoli in bezit te nemen. - Er waren nog ernstige tegenstellingen tusschen de belangen der Entente Mogendheden te dezer zake. Met name zou Frankrijk, dat groote economische belangen op den Balkan had, van een Turksch-Italiaanschen oorlog ernstig kunnen lijden en met het Russische ideaal eener vernietiging van het Osmaansche Rijk, was de Engelsche politiek niet zeker gediend. Engeland's politiek begon nu echter vast gericht te worden op den aanval tegen Duitschland en aan de zucht, om scheuring in den Driebond te verwekken en aan de Duitsche Landen den steun te ontnemen, die zij in een grooten oorlog van Turkijë konden verwachten, zijn ten slotte alle bezwaren ondergeschikt gemaakt.
Duitschland moest vernietigd worden.
Gesteund door de Britsche diplomatie was Frankrijk in 1909-1910 krachtig werkzaam om, in strijd met letter en geest van de Algeciras Conventie, zich onder voorwendsel van voor de ordebewaring te zorgen, van Marokko meester te maken.
Duitschland, hetwelk zich omtrent dezen tijd zeer onbehagelijk begon te gevoelen, onder de voortdurende onrust, bleef niet werkeloos. Naar het door Engeland, de Vereenigde Staten en Japan gegeven voorbeeld, versterkte het zijne bewapening te land en ter zee. Al bleef het steeds verre bij Engeland ten achter, zoo bouwde het zich toch een vloot, waarmede zelfs de machtigste maritieme mogendheid eerlang degelijk rekening zou moeten houden. Doch niet in militaire weerkracht zocht de Berlijnsche Regeering het voornaamste middel om de van kwade kansen zwangere politieke atmosfeer te zuiveren. Zij toonde groote tegemoetkoming jegens Rusland en Frankrijk; ook tegenover Engeland. Zij wilde vrede.
| |
| |
Rusland's positie in Noord-Perzië en China, ofschoon zij, voor wat eerstgenoemd land betreft, ten koste van Duitschland verworven was, zou toch geëerbiedigd worden. Aan Frankrijk werd, onder voorwaarden, het innemen van een predomineerende positie in Marokko aangeboden (1909.) Beide Rijken zoomede Engeland ontvingen hernieuwde uitnoodiging om, op voet van gelijkheid, met Duitschland deel te nemen aan het groote ontwikkelingswerk met den aanleg van de Bagdadlijn beoogd, op welks meest gewenschte eindpunt, Koweit, Engeland inmiddels, onder contract met den quasi onafhankelijken Sjeik, reeds beslag had gelegd.
Met Rusland kwam oogenschijnlijk weldra eene goede verstandhouding tot stand - tot uitdrukking gebracht in de Verklaring van Potsdam betreffende het niet-bestaan van belangenconflict - en deze scheen van te grooter ontspannende beteekenis, omdat terzelfder tijd (1910) dit Rijk met Japan eene Overeenkomst tot samenwerking trof, welke praktisch de door de Engelsch-Amerikaansche diplomatie bij den vrede van Portsmouth opgelegde beperking van expansie ophief. - Ofschoon hare positie in Oost-Azië nu ernstig bedreigd werd, is het beleid der Britsche Regeering op het isoleeren van Duitschland en het veroorzaken van een oorlog tegen dat land gericht gebleven. De Duitsche politiek om met betrekking tot China algemeen Europeesche en Amerikaansche coöperatie op economischen grondslag tot stand te brengen, werkte zij zooveel mogelijk tegen. Halstarrig weigerde zij en ook het Fransche Gouverment medewerking, aan den spoorwegaanleg in Mesopotamië aan hare nationalen mogelijk te maken. Wat Marokko betreft, wilde Frankrijk van geen vergelijk weten; doch ging voort zich te gedragen, alsof er geen Algeciras Conventie bestond, die Duitsche rechten en belangen waarborgde.
Toen heeft Duitschland eerbiediging daarvan geeischt.
De kruiser ‘Panther’ verscheen voor Agadir. Welke oogmerken Duitschland zich toen juist heeft gesteld, staat niet vast. Zeer vermoedelijk was het voornemen om het gebied van Suss in bezit te nemen, aangezien Frankrijk Noordelijk Marokko reeds had geoccupeerd. Engeland moedigde de Republiek toen aan de Duitsche eischen van compensatie af te wijzen. De Minister van Oorlog, Kolonel Seeley verscheen in het Lagerhuis en verklaarde daar, in verband met den ernstigen buitenlandschen toestand, de haute voix: dat alles gereed was
| |
| |
om binnen driemaal vier-en-twintig uur eenhonderd duizend man naar het Vasteland te expediëeren. Zijn optreden was berekend om het Fransche chauvinisme op het kookpunt te brengen. Maar de Regeerders der Republiek hebben ten slotte de wijsheid bewaard. Dank Caillaux eenerzijds en de vredelievende gezindheid der Duitsche Regeering anderzijds, bleef aan Europa de ellende van den oorlog nog bespaard. Frankrijk bood schadeloosstelling in den Congo en Duitschland vergenoegde zich daarmede. - In November 1911 werd de Marokko-Conventie geteekend. Naar vele ernstige mannen in Duitschland oordeelden, was hiermede de Vrede echter allerminst verzekerd, de oorlog slechts uitgesteld tot een voor Frankrijk gunstiger moment, wanneer het van daadwerkelijke Engelsche en Russische medewerking beter waarborg zou hebben.
In October 1911 had Italië, verzekerd van de goede gezindheid der Entente-mogendheden, plotseling den oorlog aan Turkije verklaard, onder bespottelijke redenen den afstand van Tripoli eischende. De Duitsche Staten, die bij de instandhouding van een sterk Turkije enorm belang hadden, wisten zich intusschen tegen de uit dit conflict voortvloeiënde gevaren, eenigszins te dekken, daar Italië zich tegenover de bondgenooten verplichtte om den strijd uitsluitend in Afrika, niet ook op den Balkan te zullen voeren. - Met de weinige militaire krachten welke zij in Tripoli hadden en die niet konden worden aangevuld (daar de zeeweg door de Italiaansche schepen gesloten was en Engeland Egypte ‘neutraal’ verklaarde) hielden de Turken onder leiding van den dapperen, te Berlijn geschoolden Enver Bey den ongelijken strijd een jaar vol. Toen deden zij afstand van de Noord-Afrikaansche Provincie, tegen eene schadeloosstelling van vijftig millioen francs. De Jong-Turksche Regeering zou zich nu, naar gehoopt werd, onder bescherming van het Drievoudig Verbond, Italië niet uitgenomen, kunnen wijden aan de ontwikkeling van het Rijk in Europa.
Moeizaam werkte de Duitsche diplomatie aan het bewaren van een veilige internationale positie van de Midden-Europeesche Staten, waarvoor een weerkrachtige bevriende Mogendheid aan de Dardenellen een eerste voorwaarde was. Maar nog vóór het Italiaansch-Turksche Vredesverdrag formeel te Lausanne geteekend was, werd Turkije reeds weder door de onder Russisch-Engelsche leiding verbonden Balkan-Staten de oorlog aangedaan. - Terwijl Weenen en Berlijn den Staat,
| |
| |
die dertig jaar lang een voorname latente steun voor het Drievoudig Verbond was geweest, in bescherming wilden nemen, kwamen de entente-mogendheden krachtig op voor het ‘goed recht’ der Serven, Grieken en Bulgaren om, ter verbreiding van beschaving op den Balkan, het zwaard te trekken. Onder het Kruis gingen zij ten strijde om mede-Christenen te bevrijden. Het was de reinste huichelarij, waarmede Engelsche staatslieden hunne bedoelingen bedekten om Oostenrijk's positie door de opkomst van krachtige en strijdlustige Balkan-Staten te verzwakken en dusdoende ook zijn bondgenoot Duitschland te treffen. Geen politicus werd er dupe van. Slechts het naïve publiek. Ook in Holland, waar men zich zeer dwaselijk beijverde om aan de agenten van Rusland en Engeland in den vorm van ambulances moreele en materieele hulp te bieden.
Naar men algemeen aanneemt, is het slechts aan den grooten persoonlijken invloed van den Keizer, die onveranderlijk (niet zonder dat zulks tot ernstige bedenking aanleiding gat) ten gunste van den vrede werd aangewend - te danken geweest, dat de Oostenrijksche en Duitsche Regeeringen ten slotte in den oorlog der verbonden Balkan-Staten berustten, zij het niet dan onder uitdrukkelijke verstandhouding met de Entente-Mogendheden, dat de integriteit van het Turksche Rijk gehandhaafd zou worden. Toen evenwel de strijd eenigen voortgang had gehad, verklaarde de Britsche Regeering, bij monde van Minister Asquith, dat het niet aanging de oorlogvoerenden van de vruchten hunner overwinningen te berooven. Deze opvatting, met welke Frankrijk en Rusland zich volkomen vereenigden, hield geen rekening met de omstandigheid, dat Oostenrijk ook wel van zijn recht op verovering afstand had gedaan, hetwelk zeer zeker, dat der Serven zou hebben overheerscht. - De Duitsche Staten hadden zich bij den feitelijken toestand neer te leggen, wilden zij een grooten oorlog vermijden. Dies hebben zij berust in de relatieve verzwakking van de eigen positie, welke uit de versterking en vergrooting van den Russischen dochterstaat (die ook het voorheen door Oostenrijk bezette Novi-Basar had geannexeerd) voortvloeide.
Op de Londensche Ambassadeurs-Conferentie werden, na eindelooze besprekingen, de nieuwe grenzen op den Balkan getrokken, die vóór en nadat zij door den tweeden Balkanoorlog gewijzigd waren geen der partijen ten volle bevredigden, doch ook geene geheel onvoldaan liet. Een autonoom Albanië
| |
| |
werd gesticht, echter niet zooals graaf Berchtold dat, bij wijze van Oostenrijksche compensatie voor Italiaansch Tripoli, had gewild; doch als een Staat, die onder contrôle van de zes groote Mogendheden zou worden gesteld. - De Entente-Mogendheden hadden voor de Italiaansche belangen in de Adriatische Zee tegenover Oostenrijk stelling genomen. De zaak kwam op een geweldig échèc voor de Duitsche Landen neer. Italië werd van den Driebond afkeerig gemaakt en Oostenrijk moest toelaten, dat Servië, de Russische voorpost op haar Oostgrens, enorm vergroot werd, zonder dat het daarvoor tegenwicht verkreeg.
Eene voor de Monarchie werkelijk gevaarvolle situatie was ontstaan. De Regeeringen te Belgrado en Cettinje traden nu, één als zij waren met het Gouvernement te St. Petersburg, met de grootste aanmatiging tegen Oostenrijk op. De Duitsche diplomatie heeft echter de Weensche weten te overtuigen - de Keizer slaagde erin den Aartshertog te overreden - om het zwaard in de scheede te houden. Diep ernstig werd gevoeld, dat onder Engeland's leiding de Midden-Europeesche Staten in hunne levensbelangen werden bedreigd; maar de hoop bleef levendig, dat een politiek van toegeven ten slotte Frankrijk en Engeland ontwapenen en ook Rusland bevredigen zou. Het Duitsche Volk, de Duitsche Regeering, de Duitsche Keizer - zij eerden hoog des krijgmans macht; maar hadden den vrede lief.
Na de hoogst gevaarlijke spanning van 1912 kwam een oogenblik van rust. Het was de rust, die voorafgaat aan den kalm beraamden slag. Oostenrijk was in een toestand als na een verloren oorlog. Handel en nijverheid hadden ontzettend geleden onder de aanhoudende Balkan-dreiging, die tot gedeeltelijke mobilisatie had gedwongen. Geld moest door den Staat worden geleend tegen ruim zes procent. Zijn prestige tegenover Servië kon vernietigd heeten. Het Drievoudig Verbond was hevig geschokt. Op Italië kon niet nog gerekend worden. En inmiddels wapende Rusland zich sterk. Delcassé, de Duitsch-vijandigen oud-minister, thans Ambassadeur te St. Petersburg, bezorgde leeningen aan het Czarenrijk, die tot twee-en-eenhalf milliard francs opliepen, onder uitdrukkelijke conditie, dat minstens de helft daarvan zou worden aangewend voor den aanleg van strategische spoorwegen, welke tot snel offensief optreden tegen Duitschland zouden in staat stellen, overeenkomstig de aanwijzigingen van den Franschen generalen
| |
| |
staf (1912). - Toen naderde de Britsche Regeering de Duitsche weer: met een voorstel tot beperking van den vlootbouw. Het wilde de heerschappij ter zee, d.w.z. de macht om Duitschland's Koloniën te veroveren en zijn handel te vernietigen, erkend zien. Het was een eisch tot onderwerping; -
en terzelfder tijd drongen de Engelsche en Fransche Regeeringen met toenemende kracht bij de Nederlandsche Regeering erop aan, dat deze de Schelde zou openen voor eventuëele krijgsverrichtingen in België, ter ‘handhaving van de onzijdigheid van dit gebied’, welke hun gelegenheid kon schenken Duitschland snel met groote macht in de ongedekte flank aan te grijpen - voorstellen welke de Nederlandsche Minister, die thans Gezant te Londen is, niet dadelijk met de door de neutraliteit geboden beslistheid van de hand heeft gewezen.....
In de uiterst critieke omstandigheden heeft de Duitsche Regeering en, naar haar voorbeeld, ook het Volk eene merkwaardig kalme houding weten te bewaren. Hopend, dat Engeland ten slotte hare vredelievende staatkunde zou erkennen en den toeleg om een grooten Europeeschen oorlog te verwekken zou opgeven, als zijnde onder de omstandigheden niet alleen misdadig, maar ook voor de eigen toekomst gevaarlijk, daar eene nederlaag van Duitschland de militaire opkomst van het Slavische ras beteekenen moest en tot de vernietiging van het overwicht der volbloed Europeanen kon leiden - bleef het wachtwoord te Berlijn ‘toegeven’. En inderdaad verbond Duitschland zich, zij het voorwaardelijk en voor beperkten tijd, om zijn aanbouw van groote slagschepen te blijven beperken tot ongeveer twee derde van hetgeen Engeland op stapel zette. Wel echter werd de toestand nu te Berlijn als zoo gevaarvol erkend, dat onmiddellijk tot eene uiterste versterking van het landleger besloten werd. Op eenmaal werd daardoor bijna de laatste man opgevorderd en een milliard mark van de vermogende bevolking geheven - door haar blijmoedig opgebracht. Dank den militairen aanleg en vaderlandslievende gezindheid van het Volk en den steeds toenemenden bloei van handel en nijverheid, schenen zelfs deze geweldige offers in mannen en geld gemakkelijk te worden gedragen.
Van onrust geen spoor. De algemeene indruk in Duitschland was, dat dank de sterke toerusting geen oorlog begonnen doch de vrede behouden zou blijven. Daarom werkte de de Deutsche Bank rustig aan het treffen van vergelijk met
| |
| |
Engelsche en Fransche bankiers, opdat deze zich, zij het in vreedzame concurrentie of in vriendschappelijke samenwerking met haar, onder goedkeuring hunner Regeeringen, mochten wijden aan economische conquêtes, waarbij veroveraars en overwonnenen gelijkelijk baat hebben. En inderdaad daarin slaagde zij. In het voorjaar van 1914 kwamen overeenkomsten tot stand, waaronder Klein-Azië en Mesopotamië, met instandhouding van het Turksch gezag, economisch werden verdeeld.
Maar de Kabinetten te Londen en Parijs wilden van geen vrede en samenwerking weten, tenzij Duitschland eene ondergeschikte positie aanvaardde. Zij onthielden hunne finale goedkeuring aan de regelingen, welke de grootvorsten der industrie aan nationale en internationale belangen bevorderlijk verklaarden. Zij hadden slechts één doel: zochten strijd. Hevig en niet geheel gevolgloos, werd ertegen geobjecteerd, dat de Duitsche Generaal Liman von Sanders als organisateur van het Turksche leger een gelijke positie zou innemen als de Britsche vlagofficier, voor wat betreft de leiding der maritieme zaken. Frankrijk nam maatregelen voor den aanvoer van 50.000 Turco's, die als ‘wegwerkers’ aan de Ooster en Noordergrens zouden worden geëmployeerd, nadat onmiddellijk te voren de garnizoenen in de grensvestigingen, naar dreigend, openlijk were aangekondigd, reeds met 100.000 man versterkt waren geworden. Aan Albanië, welks stichting het evenwicht tusschen de Balkan-Staten (waarvan de machtsverhoudingen in Europa in zoo hooge mate afhankelijk zijn), zoomede den Italiaansch-Oostenrijksche vrede moest verzekeren, werd het bestaan onmogelijk gemaakt. De vijanden van den Prins von Wied waren de vrienden der Entente-Mogendheden. In de Russische buffersstaten Servië en Montenegro werd openlijk propaganda gemaakt voor den opstand van de ruim vijf millioen in Oostenrijk wonende Serviërs....
Toen heeft de moord op den troonopvolger de aartshertog Ferdinand en diens gemalin, resultaat van de Servische agitatie, te Weenen het besluit doen nemen Servië te tuchtigen. Kennelijk heeft de Oostenrijksche Regeering berekend, dat op grond van den plaats gehad hebbenden ‘koningsmoord’ het Russische Gouvernement, de Czar, in de actie berusten zou. Vandaar, dat in het den 23sten Juli te Belgrado ingediende ultimatum geheel bijzondere nadruk werd gelegd op die meest geruchtmakende maar geenszins ernstigste uiting van vijandigheid tegenover de Monarchie.
| |
| |
De verwachting, dat Rusland Oostenrijk's goed recht erkennen zou, steunde vanzelfsprekend op ernstig diplomatiek onderzoek en het mag ‘a moral certainty’ heeten, dat zij verwerkelijkt zou zijn geworden, indien niet Engeland, dat in 1908 en 1911 vergeefs tot den oorlog had aangezet, wederom zijn invloed daartoe hadde aangewend.
Sir Edward Grey verklaarde, dat het Servische antwoord, - hetwelk formeel alle eischen inwilligde behalve de hoofdzaak d.w.z. Oostenrijksche contrôle over de ter onderdrukking van de tegen de Monarchie gerichte agitatie te nemen maatregelen - bevredigend was. Hij wierp zich als bemiddellaar op, als ‘Vredestichter’. Engeland kon - heette het - niet toelaten, dat het onafhankelijke Servië vernietigd werd; ter voorkoming waarvan Rusland toen onmiddellijk aanving militaire maatregelen te nemen.
Alsnog heeft daarop de Duitsche Keizer eene poging gedaan om den vrede tusschen de Grootmachten te bewaren: zijne Regeering overreedde de Weensche om zich te verbinden geen uitbreiding van grondgebied ten koste van Servië te zullen zoeken en de actie tot eene bloote tuchtiging te beperken.
Desondanks heeft de Engelsche Minister van Buitenlandsche Zaken toen aan de Russische Regeering doen weten, dat de toestand hem te ernstig scheen dan dat hij de vloot niet (voor onmiddellijke actie) geconcentreerd zou houden.
De Engelsche staatslieden begunstigden den strijd, omdat voorzien werd, dat daardoor niet alleen Duitschland, den op economisch en militair gebied gevreesden concurrent, maar ook de andere vastelandsstaten veel ernstiger zou worden verzwakt, dan Engeland, dat, dank zijn insulaire positie en overwicht ter zee, betrekkelijk weinig schade denkt te lijden.
In overeenstemming met Engeland's strijdbereide opvatting omtrent den toestand, mobiliseerde Rusland, ondanks de omstandigheid, dat de Keizer verklaarde dat zulks zijne verdere bemoeiïngen voor den vrede onmogelijk moest maken.
De Duitsche Regeering kon niet toestaan, dat Oostenrijk door Rusland in vereeniging met een of meerdere Balkan-Staten beoorloogd werd. Het zou onder de omstandigheden een daad van ontrouw zijn geweest en daarbij met politieke zelfmoord gelijk hebben gestaan. De Duitsche Landen vereenigd staan of vallen tegenover de Entente-Mogendheden. Dreigende tegenmaatregelen werden nu genomen: aan Rusland werd
| |
| |
een ultimatum gezonden, waarbij met contra-mobilisatie werd gedreigd en aan Frankrijk de eisch gesteld zich partij te verklaren òf neutraal - met Engeland moest onderhandeld worden over de voorwaarden waarop dat Rijk zich buiten den strijd zou houden.
Voor het geval Frankrijk zich in den oorlog van Rusland en Servië tegen Oostenrijk en Duitschland mengen zou, stelde Duitschland voor zich te verbinden om de integreteit van de Republiek te eerbiedigen en geen actie te zullen voeren op Frankrijks Noordoostkust.
Als Engeland in ruil voor deze vergaande beperking, welke Duitschland wilde aanvaarden wat betreft het gebruik zijner weermiddelen en de te zoeken resultaten, zich bereid hadde getoond buiten den strijd te blijven zou de gansche oorlog waarschijnlijk voorschijnlijk voorkomen zijn geworden. De Britsche Minister van Buitenlandsche Zaken verklaarde echter dat deze beperking haar niet vergenoeg ging.
Ten overvloede eischte hij de eerbiediging van België's grondgebied. Dit nu was een onmogelijke eisch. Het tachtig jaar geleden gesloten neutraliteitsverdrag had zijne beteekenis verloren. Met bijna zekerheid kon worden voorzien, dat een Fransch leger, door België trekkend, door de Fransche bevolking in de zuidelijke en oostelijke Provinciën met gejuich zou worden ontvangen en de Belgische officieren, de stelling Namen - Luik niet krachtdadig tegen hun Fransche broeders en verwanten zouden verdedigen. Onder de omstandigheden moest Duitschland wel over Belgisch gebied zijn vijand tegemoet trekken. Te beweren, gelijk zelfs hooggeleerde Nederlanders hebben gedaan, als zoude men hier met een daad van groote ontrouw te doen hebben, is eene grove miskenning van het wezen van Tractaten in het algemeen en van het garantieverdrag van 1839 in het bijzonder. Tractaten zijn als alle menschelijke werk niet voor de eeuwigheid gemaakt. De Engelsche Minister lord Salisbury heeft de leer verkondigd, dat zij ophielden bindend te zijn, zoodra zij voor een der partijen niet meer aan het doel beantwoorden. Dit gaat te ver! Maar zeker is, dat zij eenmaal uit den tijd geraken. Dit was hier het geval. Oorspronkelijk bedoeld als een bolwerk tegen Fransche expansiezucht, zou de eerbiediging der onzijdigheid Duitscherzijd's juist een mooie heirbaan aan de Republiek geopend hebben. Daarbij komt, dat België, sedert het zich
| |
| |
op groote schaal wapende en kon voorzien worden in den krijg aan Franschen kant te worden medegesleurd, een geheel andere internationale positie innam, dan tijdens voorheen Beslissend echter, (in internationaal publiekrechterlijken en in praktischen zin) voor de opvatting, dat het garantietractaat als niet bestaande moet worden beschouwd, is de omstandigheid, dat het in zijn wezen niet een Tractaat met België was, doch een Verdrag betreffende dien Staat, gesloten door de mogendheden, die nu onderling krijg voeren en dus niet nog door de tusschen hem bestaande Verbintenissen gebonden zijn. In 1870 hebben Duitschland en Frankrijk de onzijdigheid van den tusschen hen liggenden buurstaat dan ook niet geëerbiedigd krachtens het Tractaat van 1839 doch uit hoofde van nieuw Verdrag aangegaan tegenover een niet-belligerent Engeland dat daarmede zijn eigen belang nastreefde.
Den 2en Augustus vroeg Duitschland aan de Regeering in Brussel doortochtsrecht ten einde te verhoeden, dat de Franschen, die door de Waalsche bevolking met gejuich zouden worden ingehaald, de stelling Namen - Luik bezetten. Toen Koning Albert's Regeering weigerde, rukten den volgenden dag de Duitsche troepen België in. Het kon niet anders, het moest geschieden. Aan alle kanten door vijanden belaagd, kon alleen een stoutmoedig aanvallend optreden de positie redden.
Van twee zijden werd Duitschland via Belgisch territoir door Engeland en Frankrijk bedreigd - gevaar waartegen de beste bedoelingen der Regeering te Brussel, indien men daarop ook al kunnen staat maken, geen voldoenden waarborg gaven. Het recht van België, om doortocht te weigeren, kan niets te kort doen aan het recht van Duitschland om het te eischen en te forceeren - hetgeen te doen een daad van groote moed was; want dit Rijk kreeg nu, naast zijne reeds zoo machtige vijanden, ook nog onmiddellijk het leger van België tegen zich, dat niet is het slachtoffer van ontrouw van een zijner garanten, doch van de omstandigheden, van Engeland's nu geslaagden toeleg om een oorlog der entente genooten tegen Duitschland te verwekken. - Hadde men te Brussel den oorlog willen vermijden en de zelfstandigheid bewaren, dan men beslist stelling moeten nemen tegen de oorlogspartij in Europa, tegen de Entente mogendheden. Voor die moedige daad hadden deze wel gebukt. Maar België, met Engeland en Frankrijk coqueteerend om zijne Koloniën te behouden, heeft daardoor
| |
| |
de eigen onafhankelijkheid verspeeld, die in tachtig jaren van eigen staatsleven was opgebouwd.
Van velen in Nederland kloppen de harten warm voor het Duitsche Rijk in dit uur zijner groote beproeving. Hun medelijden met België en zijn Koning gaat gepaard met de sympathie voor het Volk, dat in werken des vredes groot geworden is, - onder leiding van zijn Keizer, niet dan in den uitersten nood het zwaard trok, - en welks ondergang ook de ondergang van Nederland zou na zich slepen, dat slechts veilig kan groeien en bloeien, zoolang Duitschland groot en sterk genoeg is om te verhinderen, dat Engeland met ons en onze koloniën als met politieke koopwaar handelen.
Er zal later jaren ernstig onderzocht worden op welke uren, in welke preciese bewoordingen schriftelijke en mondelinge communique's gewisseld zijn om het aandeel van elken verantwoordelijken Regeerder in de gewelddadige oplossing van de sedert 1902 aanhoudende internationale wrijving vast te stellen. In zooverre er ten einde toe nog hoop bleef bestaan, om den steeds zwaarder zieken Vrede in het leven te houden, zullen die studies van het allerhoogste belang zijn en allerminst kan ik met het voortgaande bedoelen eene enkele Regeering van elke fout of eenige schuld vrij te pleiten. Maar wel levert het groot gebeuren der laatste twintig jaar, als door mij begrepen, het bewijs, dat Engeland de Urheber is van het ontzettend gebeuren, dat we thans beleven - over welks dreiging in dit tijdschrift herhaaldelijk geschreven is.
Het is een groote voldoening voor den schrijver, dat de bij de bespreking der internationale woeling door hem verkondigde leer, dat van Duitsche zijde voor Nederland geen neutraliteitsschennis dreigde, door de feiten is bevestigd. Hij zal zich gelukkig prijzen als zijne vrees, dat Engeland en Frankrijk onder omstandigheden wel een doortocht over Nederlandsch gebied zouden willen zoeken niet bewaarheid wordt. Moge de Nederlandsche Regeering in militair en politiek opzicht sterk staan tegenover elken aandrang van Engeland en Frankrijk, om lijdelijk of actief, in strijd met onze neutraliteitsrechten en plichten, de positie van Duitschland te bemoeiëlijken, onzen machtigen nabuur met wien we steeds in vrede hebben geleefd.
|
|