Buitenlandsche zaken.
Saevis tranquillus in undis populus Batavus.
Valckenier Kips.
‘DE oorlog is, niettegenstaande de verschrikkelijke ellende, die hij het menschdom oplegt, en de misschien nog grootere bezwaren, welke de voortdurende gereedheid tot den oorlog in vredestijd meebrengt, een drijfveer te meer om alle talenten, die de cultuur dienen, tot den hoogsten graad te ontwikkelen.’
‘Slechts na eene - de hemel weet wanneer - voltooide cultuur zou eeuwige vrede voor ons heilzaam en ook daardoor alleen mogelijk zijn.’
‘De oorlog behoeft geene bijzondere rechtvaardiging, maar schijnt in de menschelijke natuur geënt te zijn en zelfs als iets edels, waartoe de mensch, zonder baatzuchtige drijfveeren, door zijn eergevoel bezield wordt.’
Deze uitspraken schijnen wel haast uit den geest gesproken van den auteur van het gevleugelde woord: ‘der ewige Friede ist ein Traum, und nicht einmal ein schöner,’ nl. den veldslagendenker graaf Moltke. Zij zijn echter herkomstig van den persoonlijk zoo vreedzamen en bescheiden Köningsberger wijsgeer, Immanuel Kant.
Laat ik er nog eene aan toevoegen, mede te vinden in Kant's in 1790 verschenen werk, ‘Kritik der aesthetischen Urteilskraft’:
‘Was ist das, was selbst dem Wilden ein Gegenstand der grössten Verehrung ist? Ein Mensch, der nicht erschrickt, der sich nicht fürchtet, also der Gefahr nicht weicht, zugleich aber mit völliger Ueberlegung rüstig zu werke geht.
Auch im allergesittesten Zustande bleibt diese vorzügliche Hochachtung für den Krieger; nur das man noch dazu verlange, dass er zugleich alle Tugenden des Friedens, Sanftmuth, Mitleid und selbst geziemende Sorgfalt fur seine eigene Person beweise, eben darum, weil daran die Unbezwinglichkeit