als in 't oude Europa, voor wie daar niet genoeg, lang niet genoeg gedaan wordt, al brengt elke dag er verbetering op dat punt.
Zeker, haar pleidooi wordt gehoord van Noord tot Zuid in het groote nieuwe werelddeel, dat met al zijn energie, zijn schatten, zijn overmoed, nog wel iets te leeren heeft van het oude. Maar ook hier moge haar werk gelezen, herlezen en overpeinsd worden; niet alleen om voort te gaan op den goeden weg, maar om steeds nieuwe banen te vinden, ter verbetering van het lot van hen die zoo oneindig veel missen en zoo rijkbegaafd kunnen wezen als de auteur van Uit het Duister.
Toch zulken als Helen Keller weten zich een weg te banen. Rampzaliger zijn de alledaagsche blinden en dooven. p. 141 zegt Schr. ‘De wisselvalligheden in de wereld van den arbeid zijn zoo samengesteld, dat de blinde zijn geringe kans op een onafhankelijk bestaan licht verbeurt, tenzij er een bijzondere instelling is om een positie voor hem te zoeken, zijne vaardigheid bekend te maken, en de gemeenschap te overreden den blinden musicus, of onderwijzer of bezembinder, of masseur, of wat hij verder wezen moge, winstgevenden arbeid te bezorgen. Er zijn in Europa dergelijke instellingen, die alle krachten inspannen om vakonderwijs onder het bereik van alle blinden te brengen, en die de wegen zijn, waarlangs het ware oogmerk van het onderricht en van de liefdadigheid, die hun bewezen wordt, ten slotte wordt bereikt.’
Och, deze dingen laten nog zooveel te wenschen, ook bij ons te lande.
Mijzelve is o.a. een geval bekend van een doofstommen schoenmaker, die goed werk levert, maar... door zijn baas veel lager wordt betaald dan andere vakgenooten, omdat hij doofstom is. Het leed over deze onverdiende achteruitstelling heeft natuurlijk een neerdrukkenden, ontmoedigenden invloed op het karakter van dezen knaap. Het is dikwijls moeilijk voor hen, die zich het lot dezer misdeelden aantrekken, achter zulke toestanden te komen of ze te verhelpen. Maar wie in dit opzicht twijfelen, ja wanhopen aan 's menschen broederzin, niet Helen Keller.
Uit haar duister streeft zij naar het eeuwige licht, welks gloed haar aardsch bestaan reeds verwarmt en koestert. Ook zij schept zich een Utopia. Wie zal ontkennen dat hare blinde oogen mogelijk meer en verder staren dan wij, zoogenaamd zienden? Om Utopia werd indertijd gelachen en hoeveel Utopiën zijn toch werkelijkheid geworden? Geloof, geduld en liefde bewerken wonderen. Zij. die Uit het Duister lezen worden zachtkens geleid naar het licht, dat eenmaal, zij 't in verre toekomst, ook den allerarmste zal bestralen. Laat ons de oogen wijd openen, opdat wij niet minder zien dan zij, die het gezicht missen, niet minder beluisteren dan de doofstommen. -
Met zorg en nauwgezetheid is Uit het Duister vertaald en gebundeld. Slechts ter loops wijs ik op blz. 14 e.a. waar de revisie scherper had kunnen zijn.
De aantrekkelijkheid van deze schetsen wordt verhoogd door het portret der Schrijfster. Dat lieve jonge gezicht met de arme, blinde oogen, heeft iets aandoenlijk innemends. De naar binnen gekeerde blik verhoogt het geniale uiterlijk van deze zwijgende vrouw, die toch in hare stille taal tot zoovelen weet te komen. Hare rijke phantazie gaf eigenaardige opschriften aan sommige opstellen, zooals ‘De hand der wereld’ of ‘Een nieuw lied voor de Kerstklokken’, waaraan de inhoud beantwoordt.
Maar gretiger nog grijpt men naar de eenvoudige vertellingen, die auteurs eigen leven, eigen ervaringen ten onderwerp hebben. Men kan er zoo in deelen, als zij zegt: p. 38. ‘Het is de lichtzijde der akademische opleiding