| |
| |
| |
Buitenlandsche zaken.
M.P.C. Valter.
IN het Aprilnummer van dit tijdschrift werd aandacht gevestigd op de groote beteekenis voor de internationale situatie van de toen aanstaande verkiezingen in Frankrijk. De groote vraag toch, waarom het ging, was deze: of in de sterkte der partijen of in de keuze der leiders zoodanige veranderingen zouden komen, als aan Poincaré gelegenheid konden schenken om de Kamer - die tot dusverre wel ten gunste van uitbreiding van Frankrijks macht en invloed, doch tegen oorlog was gezind - voor eene meer agressieve staatkunde te winnen. Vandaar dat een hoogstaand man als Constant d'Estournelles ten krachtigste ten gunste van de linkerpartijen ageerde en met name de candidatuur Caillaux heeft gesteund.
Ofschoon door den uitslag der verkiezingen de partijen van de voorstanders van eene zeer vooruitstrevende doch vreedzame buitenlandsche staatkunde eenigszins versterkt werden, heeft de President der Republiek, speculeerend op de betrekkelijke hulpeloosheid van een in veelheid van fracties verdeeld parlement, eene poging gewaagd om aan het land eene Regeering naar zijn smaak op te dringen, onder Ribot als Premier en Delcassé als Minister van Oorlog - twee van de voornaamste bouwmeesters van het Fransch-Russisch Verbond, als een middel om de in 1870/71 verloren Provinciën te herwinnen. Uitgaande van de redeneering dat 106 leden tot partijen behoorden, welke onder geen omstandigheden tot het vormen eener Regeering in staat waren, was Ribot besloten om, indien zijn program werd goedgekeurd door meer dan de helft van het resteerend aantal leden, dus minstens 248 uit een totaal van 600, aan de regeering te blijven. Hij rekende dan door eene conciliante houding tegenover de linksche groepen in alle vraagstukken, uitgenomen dat van de versterking der weermacht, langzamerhand eene volstrekte meerderheid te zullen krijgen. - De verpletterende nederlaag aan de Regeering toegebracht, die met 374 tegen 187 stemmen werd uitgeworpen, toont hoe grof er is misgetast.
Thans zal wel Viviani, wiens ministerie uit leiders der republikeinsche partijen is samengesteld, trachtten de Kamer te doen berusten in een agressieve politiek. Zijne besliste instemming met de tot dusver gevoerde op Entente en Verbond steunende buitenlandsche politiek, gepaard aan zijn zijn als onverzettelijk aangekondigd besluit om niet alleen den driejarigen diensttijd te handhaven maar ook andere maatregelen ter versterking van de weerkracht te nemen, spelt omtrent zijne voornemens niet veel goeds. Het zekere voorloopige resultaat van het gebeurde is echter eene verzwakking van de positie van den President der Republiek, die met zijne poging om het land een Delcassé-regeering op te dringen, die op eene minderheid in het Parlement moest steunen, aan een mislukten staatsgreep schuldig is. De mogelijk- | |
| |
heid, dat hij, als heden of morgen een nieuw conflict ontstaat, tot aftreden gedwongen zal worden is geenszins geheel uitgesloten. Gebeurde het, dan zou het een geluk mogen heeten voor Europa in het algemeen en voor Frankrijk in het bijzonder. Hij is een gevaar voor den vrede.
Naar verluidt zijn plannen om 50.000 Algerijnen en Marokanen in Oost- en Noord-Frankrijk ‘aan het werk te stellen’ bij industriëelen arbeid en aanleg van wegen (welker toestand, naar het oordeel van het Fransche legerbestuur, veel te wenschen overlaat) in vergevorderde voorbereiding. Het is duidelijk, dat men hier met den toeleg te doen heeft om in verkapten vorm het Fransche leger te versterken, met half wilde hulptroepen, die een einde zouden maken aan de humaniseering van den oorlog, waaraan sedert een halve eeuw met ijver gewerkt wordt. Het ware een klap in het aangezicht van Europa, - eene bespotting der zoogenaamde vredesconferenties.
Beloofde de mislukking van Poincaré's toeleg, om, in strijd met de wenschen van de meerderheid van volk en volksvertegenwoordigers, eene oorlogszuchtige Regeering aan het roer te brengen, eenige ontspanning in de internationale situatie, - de gebeurtenissen op den Balkan voeden weer overvloedig het oorlogsgevaar
Het zelfstandige Albanië, waardoor de evenwichtstoestanden op den Balkan bevestigd en terzelfder tijd de voor den vrede gevaarlijke naijver tusschen Italië en Oostenrijk opgeheven moest worden, dreigt ten onder te gaan.
De positie was van den aanvang in toenemende mate onzeker. De omstandigheid, dat toen de Epiroten in het Zuiden des lands begonnen te woelen, de plaatselijke aanvoerder der gendarmerie - wien het zeker niet aan moed ontbrak - het zoo ondoenlijk bevond het gestelde gezag te doen eerbiedigen, dat hij op eigen autoriteit tot onderhandelen durfde overgaan, voorspelde reeds weinig goeds. Nadat daarop eene botsing ontstond met Essad Pascha, den voornaamsten leider der Mahomedanen, werd de toestand bepaald zorgwekkend - hetgeen vooral bleek toen de vorstelijke familie, een aanval op Durazzo duchtend, veiligheid zocht op een Italiaansch oorlogsschip. Al moge het den Prins allerminst aan persoonlijke dapperheid ontbreken, noch aan wijsheid, - hij schijnt niet de zeer sterke heerscher te zijn, dien de omstandigheden vereischen. - Hoe dit alles nu echter zij, hoeveel reden tot bezorgdheid er reeds moge hebben bestaan, tot voor zeer korten tijd scheen er geen dadelijk gevaar voor den Staat, die als alle de Balkan-Vorstendommen, moeitevol, door vreemde hulp in het leven geroepen werd. Want zoo de hoogst onbevredigende verhoudingen in Albanië den Italiaansch - Oostenrijkschen naijver, om in deze streken hun invloed te versterken weder opwekte en de Entente-Mogendheden onwillig waren ertoe mede te werken, dat de militaire hulp geboden werd, vereischt om het gezag te versterken, de Kabinetten van Rome en Weenen toonden zich toch geneigd om, als de nood drong, door gemeenschappelijke actie die orde in stand te houden, welke in hun wederzijdsch belang werd geacht en die door alle betrokken Regeeringen ter Londensche Conferentie was gesanctioneerd. Hunne samenwerking zou de Albaneesche bevolking èn de bestudeerd willooze Entente-Mogendheden te eenigen tijd voor het groote fait accompli van de herstelde rust kunnen plaatsen.
| |
| |
Terwijl nu, hangende het critische moment, waarop Graaf Berchtold en de markies van San Guiliano tot een decisief ingrijpen konden besluiten, de opstand der Mahomedanen aan kracht won, gebeurde er iets, wat de langzamerhand dringend noodig wordende actie bemoeilijkte. Een paar Italianen werden, wegens beweerd onderhouden van communicatie met de opstandelingen, te Durazzo gearresteerd. De Italiaansche autoriteiten, die getuigden, dat de aangehoudenen onmogelijk schuldig konden zijn, vorderden excuses. De Albaneesche Regeering verklaarde zich, om feitelijke of politieke redenen, daartoe bereid; - overste Thomson echter, die voor de arrestatie verantwoordelijk was, meende te mogen weigeren ongelijk te erkennen. Het gevolg hiervan is geweest, dat frictie bleef voortbestaan op een tijdstip, toen harmonisch optreden van Italië met Oostenrijk ten gunste van Albanië absoluut noodzakelijk werd.
Naar sommigen willen weten, heeft niemand minder dan de Italiaansche Gezant te Durazzo, Baron Aliotti, gestookt met het doel, om het gouvernement van den Prins von Wied onmogelijk te maken en daardoor de Albaneesche kwestie opnieuw aan de orde te stellen. In dit verband zou hij den Prins tot den compromitteerenden stap aan boord van een vreemd oorlogsschip verleid hebben. Is de lezing juist, dan is het mogelijk, dat Thomson, indien hij al ten onrechte arresteerde, dan toch tot zulke handeling werd misleid en niet bepaald excuusschuldig was. Met het oog op de dringende noodzakelijkheid eener Italiaansche samenwerking tot instandhouding van den Albaneeschen Staat, blijft het dan echter toch te bejammeren, dat niet een klein offer aan de politiek is gebracht geworden. Hierdoor zou de kans verbeterd zijn, dat de Oostenrijksche en Italiaansche schepen tijdig de hulptroepen overvoerden, die nu eerst kwamen, nadat de aanvoerder der gendarmerie in de vervulling van zijn plicht gesneuveld was en de door hem genomen maatregelen ter verdediging, zonder hunne hulp, onvoldoende gebleken waren.
De diplomatieke Overeenkomsten en Verstandhoudingen welke in de laatste jaren met betrekking tot den Balkan getroffen worden, zijn bijzonder zwak. Op het moment waarop zij tot stand komen, dienen zij ontwijfelbaar de wederzijdsche belangen der hooge contracteerende partijen. Maar de vraag of en in hoeverre zij effect zullen nemen, hangt van omstandigheden af. Bijzonder teer was en is de de Italiaansch-Oostenrijksche verhouding, die niet alleen door naijver en achterdocht wordt bemoeielijkt, daar de Entente-Mogendheden uit den aard der zaak het mogelijke doen om de beide Staten van elkaar te vervreemden en scheuring in het Drievoudig Verbond te brengen. Het Gouvernement van den Prins von Wied moest zorgzaam streven om de regeering te Rome te overtuigen, dat hare nationalen veilig en welkom waren in het land en geenerlei Oostenrijksche voorkeur werd getoond. Zij deed dat ook, - als onder meer kan blijken uit de omstandigheid, dat de Vorst, toen hij zijne familie in veiligheid bracht, daarvoor een Italiaanschen bodem koos en militaire hulp vragende het desbetreffende verzoek het eerst tot den Italiaanschen marine-commandant richtte, niet tot den Oostenrijkschen.
Toen onder den hevigen druk der gebeurtenissen van den 15en Juni, Durazzo gevaar liep door de opstandelingen te worden ingenomen, is de samenwerking van Italië en Oostenrijk in het belang van Albanië feit geworden. Beider schepen zonden landingsdivisies en bewezen daarenboven transport- en verkenningsdiensten. De voornaamste machtsbron van den
| |
| |
jongen Staat was hiermede geopend. Er is echter reden te vreezen, dat de co-operatie niet innig en krachtig genoeg kan worden om den Staat te redden, welks ondergang de naijverige bondgenooten tot tegenstanders mag maken. Nadat de overste der gendarmerie geweigerd had de verontschuldiging zijner Regeering te onderschrijven, heeft Italië zijn ontslag geeischt. Nu hij dood is, heeft Minister San Giuliano, hoffelijk en wel oprecht ook hulde brengend aan den dapperen soldaat, in het Parlement aangekondigd, dat andere voldoening van het Gouvernement van den Mbret gevorderd zal worden, hetwelk bereids over de met de arrestatie van kolonel Murrichio begane vergissing formeel leedwezen heeft betuigd.
De beteekenis van de gebeurtenissen der laatste weken is, zakelijk samengevat, dat de crisis, welke door den opstand van de volgers van Essad Pascha ontstond, hoogst ongunstig is verloopen. De Entente-Mogendheden hebben den Vorst van Albanië gedetermineerd aan zijn lot overgelaten, hem feitelijk bedrogen; en de krachtige Italiaansch-Oostenrijksche actie, welke toen dringend noodig werd, niet slechts ter verdediging van Durazzo, maar ter onderdrukking van de allerwege in het land woedende of dreigende opstanden, is uitgebleven. Dientengevolge beginnen thans, met steun van over de grens, Grieken in het Zuiden en Serven en Montenegrijnen in het Noorden weer ernstig te woelen. Het Vorstendom is in staat van ontbinding. De groote steun, die de stichting ervan aan den Europeeschen vrede gaf, is vervallen. De vraag of voor het oude doel een nieuw Souverein Albanië gesticht zal worden, onder betere waarborgen voor zijn voortbestaan, is aan de orde. De kans, dat men tot overeenstemming komt, moet gering geacht worden. De Italiaansch-Oostenrijksche samenwerking, welke daarvoor eerste vereischte is, toch wordt moeielijker, naar gelang de stichtingstaak verzwaard wordt. De spanning in Europa met betrekking tot den Balkan is nu wel gevaarlijker, dan zij nog was.
Afgescheiden van de Albaneesche kwestie - die als eene geheel op zichzelf staande kan worden beschouwd, in zooverre hare regeling onder de omstandigheden tot zekere hoogte waarborg voor de eensgezindheid onder de leden van het Drievoudig Verbond zal kunnen verzekeren - dreigt eene heropening van de Balkan-moeielijkheden. De verhouding tusschen Griekenland en Turkije is zeer gespannen en Belgrado heeft zich reeds solidair met Athene verklaard. Terzelfder tijd heeft de Regeering van Koning Constantijn grieven over de behandeling van landgenooten in Bulgarije. Het is niet gewaagd te veronderstellen, dat Roemenië zich te gelegener tijd solidair met Griekenland en Servië zal verklaren in het geval Koning Ferdinand met Turkije gemeene zaak wil maken. Men hoort dagelijks van mishandelingen van Grieken op Ottomaansch gebied; maar 't vergaat den Turken op Grieksch gebied zeker slechter. Men heeft met voorwendsels te doen. De oorzaak van het dreigende conflict ligt in de maritieme machtsverhoudingen der Balkanstaten. Griekenland, de Bond, heeft, naar bevoegde autoriteiten oordeelen, thans een, zij het niet groot, overwicht op Turkije. Vóór het einde van dit jaar zou dit echter te loor gaan, daar binnenkort twee nieuwe Dreadnoughts, zeer ver superieur aan al wat Griekenland bezit, aan Turkije moeten worden afgeleverd, terwijl de voor Grieksche rekening in aanbouw zijnde schepen niet dan na ander- | |
| |
half jaar kunnen worden afgeleverd en pogingen om in Amerika zulke voltooide oorlogsbodems te koopen als de balans zouden doen overslaan, mislukt zijn.
Chili en Argentinië weigerden eerste klasse slagschepen te verkoopen. Het oogmerk nu is om Turkijë te slaan vóór het door zijn Dreadnoughts ter zee de machtigste wordt. Hoe groote energie Enver Bey ontwikkelde en welke machtige hulp hij bij zijn organiseerenden arbeid moge hebben ontvangen van de Duitsche militaire missie onder generaal Liman von Sanders, - het is wel twijfelachtig of het zwaar geschokte Rijk den nieuwen druk zal kunnen weerstaan, welke, blijkbaar wederom met moreele medewerking van Rusland, staat te worden uitgeoefend. De kans is groot, dat de op Engelsche werven gebouwde machtige Turksche oorlogschepen zullen strekken tot betalen van door Griekenland en verbondenen te vorderen schadeloosstelling, - en uiteindelijk zullen dienen tot dekking van Engeland's positie in de Middellandsche Zee, zoolang dit Rijk eigen vloot in de Noordzee houdt geconcentreerd. Echter - wie oorlog voert, loopt risico's. Enver Bey, kundig en dapper, heeft in Tripoli wonderen verricht en de Bulgaren, wier regeering thans onzijdigheid proclameert, zijn stoutmoedig en ondernemend. Het is mogelijk, dat de aanvallers bedrogen uitkomen.
Lord Esher heeft reeds voor geruimen tijd zich van elke medewerking aan Roode-Kruis-arbeid buiten de grenzen van zijn eigen land onttrokken, omdat hij dezen in strijd acht met ware neutraliteit. Het door hem ingenomen standpunt is volkomen juist. Door het leveren van ambulances verlicht men een groote zorg van een krijgvoerende, verleent hem naast eene moreele, groote militaire hulp - hetgeen reeds uit het nu vrijwel statistisch vastgestelde feit volgt, dat bij behoorlijke verpleging ongeveer 25% der gewonden binnen twee maanden weer in staat zijn dienst te doen. Het is te hopen, dat het Nederlandsche Roode Kruis, in geval wederom een oorlog op den Balkan tegen het geprangde Turkijë gevoerd wordt, zich zal onthouden de aanvallers te steunen. Zelfs indien particulieren speciaal hun ten behoeve aanzienlijke bedragen, de kosten ten volle dekkende, aanbieden, zullen het moreel en de neutraliteit gediend zijn, indien alle dienstbetoon geweigerd wordt, tenzij de schenkers minstens gelijk bedrag ter beschikking stellen ten faveure van de aangevallen partij en goede zorg worde gedrage, dat geenerlei medische hulp den agressor bereike vóór zijn tegenstander haar in gelijke mate ontvangt.
Volgens Reuter heeft het Gouvernement van President Wilson zich bereid verklaard om twee oorlogsschepen aan Griekenland te leveren, waardoor het tijdelijk nog bestaande geringe maritieme overwicht van dit Rijk op Turkije belangrijk vergroot zou worden. Uithoofde van de omstandigheid, dat een oorlog in den Balkan dreigt, zal levering van oorlogsbodems niet anders dan als een daad van inmenging in zuiver Europeesche aangelegenheden, en wel op een zeer critiek moment, kunnen worden beschouwd. Gaat de verkoop door, dan staat men voor het gewichtige feit, dat de Vereenigde Staten in den grooten strijd van de Entente-Mogendheden tegen het Drievoudig Verbond, welke in den Balkan zijn voornaamste brandpunt vindt, aan Engelsche zijde stelling hebben genomen.
| |
| |
Het bericht, dat na de in ‘De Tijdspiegel’ besproken Fransch-Duitsche Overeenkomst betreffende wederzijdsche belangen in Klein-Azië, de Kabinetten van Berlijn en Londen, onderworpen aan de Goedkeuring van de Porte, nu ook over wederzijdsche belangen in Mesopotamië, met name over den Bagdad-spoorweg en petroleumvelden een vergelijk getroffen hebben, is zeer heuchelijk - al kan niet ontkend worden, dat het veel van zijne zoo goede beteekenis verliest, sedert de algemeene situatie op de Balkan alles wat met betrekking tot het Turksche Rijk geregeld wordt, weer op losse schroeven zet.
Tusschen Londen en St. Petersburg zijn onderhandelingen over Perzië in vollen gang. De Overeenkomst van 1907, waarbij het Land, onder verstandhouding, dat de Perzische Staat (voorloopig) gehandhaafd zou worden, in een Russische Noordelijke en een Zuidelijke Britsche invloedsfeer werd verdeeld, gescheiden door een het geheele midden van het Rijk omvattende neutrale zône, heeft de facto opgehouden te bestaan. In het Noorden bezitten Russische kozakken-officieren het wezenlijk gezag, in het Zuiden heeft Engeland twee regimenten cavallerie in garnizoen gelegd. Wat de ‘neutrale zône’ betreft, daar verwierf in 1909 Engeland zijne groote olieconcessies. Te dezer zake zal de Britsche Regeering Russische welwillendheid moeten koopen. Er is reden te veronderstellen, dat bij de Onderhandelingen een vooruitzicht op de opening der Dardanellen ernstig besproken zal worden. - Men mag den Engelschen staatslieden veilig het verstand toekennen, dat zij aan Russische schepen geen vrijen doortocht naar de Middellandsche Zee zullen banen, zonder vooraf berekend te hebben den tijd waaromtrent en de middelen waardoor de weg weer gesloten of de vloot, die er gebruik van zouden kunnen maken, vernietigd kan worden. Real-Politik is een Duitsch woord, hetwelk echter nergens beter dan in Engeland wordt verstaan. Maar hoe weinig baat Rusland ook zou mogen hebben van met Engelsche hulp verkregen rechten - bij de bestaande internationale verhoudingen zou het veronderstelde vooruitzicht onmiddellijk een hoogst critieken toestand doen ontstaan. Oostenrijk toch, op gespannen voet verkeerende met Servië en bondgenooten, zal niet dan met de grootste zorg de mogelijkheid onder de oogen zien, dat, het schatrijke groote Slavische Rijk, hetwelk in een paar jaar tijds een vloot kan bouwen, tweemaal zoo sterk als de eigene, vrijen toegang krijgt tot de Middellandsche Zee.
Verwerkelijkt zich het aan Engeland toegedachte voornemen, dan zal de Regeering te Weenen in eene gevaarlijke positie worden gebracht waaruit zij wel mag meenen zich alleen te kunnen redden door een radicale verandering harer politiek òf een oorlog. Daar het onmogelijk kan blijken om dadelijk goede betrekkingen met Servië tot stand te brengen en de oude verhouding met Roemenië te herstellen, zoo moet de verleiding om het zwaard te trekken zeer sterk worden.
Het gevolg van den druk, welken men op Duitschland poogt uit te oefenen, openbaart zich in de grensprovincies in het Zuid-Westen door enkele geweerschoten, die nu en dan verraderlijk op eenzame schildwachten worden gelost en in het Noorden door de herleving van de ‘nationale’
| |
| |
beweging der Denen. Op den Deenschen partijdag te Hadersleben, 14 Juni j.l. gehouden, heeft de leider, advocaat Andersen, het woord richtend tot een eenige duizende personen tellend publiek, melding gemaakt van sympathie, die de ‘nationale’ beweging in Holland wekte, blijkens de daar gehouden inzamelingen. De moreele steun, door Nederlanders aan deze anti-Duitsche beweging gegeven, kan niet nalaten over de grens een zeer onaangenamen indruk te maken. De Nederlanders zouden het toch ook niet prettig vinden als te Maastricht bijvoorbeeld propaganda werd gemaakt voor de Fransche taal en eene Waalsche ‘nationale’ beweging, uit Frankrijk of welken anderen staat ook, werd gesteund. Het geld en de energie, besteed aan het kweeken van wrijving met de Duitschers, mochten beter emplooi vinden.
|
|