| |
| |
| |
Buitenlandsche zaken.
M.P.C. Valter.
GEGEVEN, dat in Frankrijk een Ministerie aan het roer blijft, waarvan Caillaux de leidende kracht is - aldus werd vorige maand in dit tijdschrift betoogd - dan mag verwacht worden, dat eerlang Duitschland en Frankrijk een Ausgleich zullen treffen over hunne belangen in Aziatisch Turkije; en zulk Vergelijk schenkt, in verband met de Russisch-Duitsche Overeenstemming, waarvoor de grondslagen te Potsdam werden gelegd, uitzicht op eene groote ontspanning in de internationale situatie - al zal deze, zoolang de rust op den Balkan niet gevestigd is, ook nog wel gevaarlijk blijven.
Nauwelijks veertien dagen nadat deze regelen in druk verschenen, was Caillaux gevallen; bleek in de Duitsche en Russische pers van het bestaan van groot wantrouwen en verschil; en deed zich wederom een Oostenrijksch-Russisch (Montenegrijnsch) grensgeschil voor. Alle gronden, waarop eene optimistische zienswijze werd voorgedragen, schijnen vernietigd; en onze conclusie, als zoude Engeland Duitschland's vriendschap moeten zoeken en door de verbeterde relaties tusschen Berlijn, Parijs en St. Petersburg gedwongen kunnen worden laatstgenoemd Rijk als ebenbürtig ter zee te erkennen, klinkt ietwat vreemd naast de rede van den Britschen Minister van Marine, die eene belangrijk verhoogde begrooting indiende. - Onder het in vorig artikel gemaakte voorbehoud en gegeven wederom, dat de val van den persoon van Caillaux niet zulk eene verandering in de samenstelling van de Kamer veroorzaakt, als waardoor de linkerpartijen de regeermacht verliezen, blijft echter de grond voor hoop op eene internationale ontspanning onaangetast.
De uitbarsting van de ‘Kölnische Zeitung’ over Rusland's oorlogstoerustingen en het gevaar, hetwelk Duitschland daarvan dreigt, is nuttig, misschien zelfs noodig, ter volle rechtvaardiging van reeds genomen en eventueel nog te nemen maatregelen tot versterking van de weermacht; want al zal het cijfer van 1.700.000 soldaten op militaire experts - die weten hoezeer uitrusting en leiding veel te wenschen overlaat en een groot deel der troepen in verschillende deelen van het reusachtige Rijk is vastgelegd - niet een dadelijk schrikwekkenden indruk maken, toch wel kan het leeren, dat Duitschland in de zorg voor het leger niet mag verslappen: met de mogelijkheid toch, dat gelijktijdig met Rusland en Frankrijk oorlog gevoerd moet worden, had men zelfs lang vóór tusschen deze Staten een Verbond tot stand kwam te rekenen. Het zou o.i. echter verkeerd zijn uit het optreden der ‘Kölnische’ te concludeeren tot eenigszins gespannen of zelfs ook maar onaangename verhoudingen tusschen Berlijn en St. Petersburg. Veel minder nog kunnen de uitlatingen in de Duitsche pers
| |
| |
beschouwd worden, als het maken van stemming voor het voeren van een preventieven oorlog - waaraan niemand denkt; waarvoor de tijd, zoo hij er ooit rijp voor was, reeds is voorbijgegaan. Het doel van de redactie van het Keulsche dagblad is, als tastbaar, eene krachtige bestrijding van de standvastige pogingen, van Fransche zijde aangewend, om den bondgenoot tegen Duitschland uit te spelen. Het exposeeren van den toeleg der Fransche chauvinisten kan een domper zetten op de lichtzinnigheid van Russische politici; zoomede een zeer heilzamen invloed uitoefenen op de verkiezingen in Frankrijk, welke in deze maand April gehouden worden, en waarvan de uitslag van groote beteekenis kan zijn voor de internationale constellatie.
Het artikel ‘Frankreich und die Russischen Rüstungen,’ verschenen in de ‘Kölnische Zeitung’ van 10 Maart, verdient ook in ons land groote aandacht. Het mag onzen regeerders wel de overtuiging schenken, dat de vredeskansen in Europa het best gediend zullen worden als we zorgzaam vermijden iets te doen waardoor Duitschland's internationale positie bemoeielijkt en de oorlogspartij in Frankrijk aangemoedigd zou kunnen worden, wat het geval zou zijn, indien we met België een arbitrage-tractaat sloten, waaronder de sluiting van de Schelde voor oorlogsdoeleinden niet langer degelijk gewaarborgd zou blijven.
Oud-Minister Ribot, een der onderteekenaars van het Fransch-Russische Verbond, zijne wenschen openbarende, sprak er reeds in 1899 over, als te zijn: van de allerwijdste strekking, voor welker verwerkelijking echter geduld moest worden geoefend, tot de tijden er rijp voor zouden zijn. En op den 6en April 1911 (lang vóór Duitschland zijn leger uitbreidde) zeide hij in de Kamer:
Het Verbond is defensief. Er bestaat geen Verbond van langen duur, dat niet defensief is. Een [Het] offensief Verbond sluit men pas aan den vooravond van een krijg..... Sommige menschen veronderstellen dat het Fransch-Russische Verbond, [alsnog] defensief zijnde, wezenlijk slechts ten nutte van Duitschland is; waarborg geeft voor den territorialen status quo [in den Elzas]. Niets is echter onjuister, valscher. Als twee groote Staten een Verbond van langen duur sluiten, dan verbinden zij hunne politiek, niet alleen voor het behoud van den vrede, maar ook met het oog op mogelijkheden, die men niet dadelijk voorzien kan.... Zij hebben recht hunne politiek te combineeren en daaruit wederzijds voordeel te halen. Dit is het karakter van ons Verbond met Rusland, [indien het zich naar mijn wensch ontwikkelen zal.]
In eene strategische studie getiteld ‘La France Victorieuse dans la guerre de demain’ schreef de luitenant-kolonel Boucher vervolgens, het chauvinisme zijner landsliederen aanwakkerend:
De Duitschers kunnen zelfs met den bijstand van het Oostenrijksche leger en de aanwending van het grootsche deel der reserves niet met kans op succes gelijktijdig aanvallend optreden in Lotharingen en in Polen. Binnen 20 dagen na het uitbreken van den oorlog, zullen zij een steeds grooter deel van hun troepen uit Lotharingen moeten terugtrekken om den inval der Russen te keeren.
Nu is ondanks de groote spanning, welke de Balkan-moeilijkheden teweeg brachten door de Duitsche diplomatie het gevaar voor eene botsing met Rusland tot dusvere bezworen en uitzicht geschonken op eene goede
| |
| |
Verstandhouding van wijde strekking. De Fransche chauvinisten echter houden niet op te St. Petersburg aan-te-dringen op hulp tegen Duitschland, voor het geval oorlog met dat Rijk zou uitbreken. Drie maanden geleden (25 Dec. 1913) verscheen een zeer merkwaardig artikel in het tijdschrift ‘Le Correspondent’ in verband met de door Delcassé toegezegde leening van 2½ milliard francs - volgens hetwelk de voorwaarde is gesteld, dat Rusland strategische lijnen aan de Duitsche grens moet bouwen en de militaire verkeerswegen in Polen in het algemeen verbeteren, opdat Rusland in de gelegenheid zij krachtig op te treden, indien ‘de tijden er rijp voor worden’. In dit artikel wordt onder meer aangevoerd:
Wanneer Rusland ons werkelijk nuttig wil zijn, dan mag het leger geen ander doel hebben dan Berlijn.... Zonder een dag te verliezen moeten de voorbereidingen getroffen worden, om op zekere wijze, met Grodno als basis, op te rukken en de Pruissische armee in de linie Königsberg - Allenstein te vernietigen....
Wij zijn gerechtigd van onzen bondgenoot te verlangen, dat geschieden zal wat in de eerst onlangs gehouden bijeenkomst van onzen generalen staf is aangegeven - de opstelling van een weermacht, welke, ondanks de Duitsche vestinglinie, beslist sterk genoeg is om offensief te ageeren.... In den zomer [van 1913] heeft eene Fransche missie hiervoor aanwijzingen gegeven. Onze officieren hebben het beginsel neergelegd, dat voor Frankrijk alleen belang heeft: hoe de positie aan de Pruissische grens is. Het is onvermijdelijk, dat Frankrijk zijn wil thans duidelijk aan Rusland kenbaar maakt. De omstandigheden zijn nooit gunstiger dan thans geweest om alles te bereiken wat we wens schen.... Tegenover elke leening voor een economischen spoorweg, moet geëischt worden, dat eene Russische staatsleening zal worden gesloten voor strategische spoorwegen en wegenverbetering in Polen. Zal het Verbond de milliarden waard zijn, welke wij geleend hebben, dan moet het ten einddoel hebben: eene militaire krachtsontwikkeling ten nutte van Frankrijk en wel onverwijld.
Daar door gezaghebbende personen in Frankrijk zoo gesproken en geschreven wordt (over uitlatingen van gelijke strekking in bladen als ‘Matin’, ‘Figaro’ enz. mag thans wel gezwegen worden) - Zoo is het optreden van de Duitsche pers volkomen verantwoord en zal het vermoedelijk van nut zijn voor de Duitsche diplomatie. - De regeering te Berlijn heeft recht te verlangen, dat in Rusland thans geen militaire maatregelen zullen worden genomen welke een dreigend karakter hebben, beschouwd in verband met eene mogelijke internationale situatie, ter welker vermijding Duitschland en Oostenrijk juist ten voordeele van Rusland reeds groote politieke offers gebracht hebben. De omstandigheid, dat een openbaar beklag noodig werd, mag zeker wel aangemerkt worden als een bewijs, dat in Rusland een oorlogzuchtige partij bestaat en de situatie in Europa nog vol geduchte possibiliteiten is; maar zij werpt toch geenszins de diplomatieke berekeningen omver, dat Rusland niet door een continentalen oorlog het enorme overwicht, hetwelk het, dank Duitschland's medewerking, in Azië, Engeland tegenover, verwierf in de waagschaal zal stellen. Er is reden te gelooven, dat de betrekkingen tusschen de gouvernementen beter zijn, dan de pers deed veronderstellen.
Het zwaartepunt van de internationale situatie ligt in Frankrijk. Daar zijn door de vorige regeering dreigende maatregelen genomen, waarbij de
| |
| |
garnizoenen op de Duitsche grens met 100.000 man zijn versterkt. Komt er eene chauvinistisch Ministerie, dan mag hier de oorlog beginnen, waarin, als door een maalstroom meegesleept, heel Europa betrokken wordt. We doorleven misschien thans een dier zeldzaam critische perioden in de wereldgeschiedenis, waarin kleine toevalligheden verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Het zijn de Fransche kiezers, het is een betrekkelijk klein aantal van onbeduidende en onwetende menschen, die misschien zullen beslissen over de vraag of er oorlog dan vrede zal zijn in Europa. En dit klein aantal der ‘veel te velen’ is zich niet bewust van de geweldige beteekenis welke hunne ‘keuze der volksvertegenwoordigers’ hebben kan. Want Poincaré en Barthou getuigen, luider dan Doumerque en Caillaux durven doen, die vreezen van Duitschgezindheid te kunnen worden beschuldigd: dat de vrede hun lief is. Door de meest onbenullige invloeden worden kiezers beheerscht - althans, in zooverre zij niet tot de socialisten behooren, wier leiders veel kwaad deden doch ten minste nu begrijpen, waarom het in Frankrijk gaat. Alzoo kan de misdadige dwaasheid van mevrouw Caillaux eene groote politieke beteekenis krijgen. Het is echter niet te zeggen of haar daad ten gunste of ten nadeele van de regeeringspartij zal strekken.
Indien de niet-chauvinistische partijen in de Republiek de overhand behouden, zal waarschijnlijk het in vooruitzicht gestelde Vergelijk met Duitschland, betreffende de Aziatische aangelegenheden, tot stand komen en mag, op in vorig artikel aangegeven gronden, worden gehoopt, dat de Entente, welke sedert tien jaar den vrede in Europa bedreigt, tot ontbinding overgaat. De groote politiek zal dan misschien zeer spoedig in het teeken van de Russisch-Engelsche tegenstellingen komen te staan, welke in de laatste jaren zeer ten ongunste van Groot-Britannië zijn verscherpt. Groote veranderingen, als hier voorzien, voltrekken zich niet in één dag; zóó gevaarlijke wrijvingen, als welke hebben plaats gehad, maken niet op eenmaal plaats voor rustige verhoudingen. De kans dat, zelfs met eene vredelievende Regeering te Parijs, toch oorlog uitbreekt, is vooralsnog geenszins gering. Voor bezorgheid blijft onder alle omstandigheden voor afzienbaren tijd (die thans bij maanden, niet bij jaren berekend wordt) overvloed van reden. Maar dit alles doet niets af aan de contentie, dat het creëeren van goede betrekkingen tusschen Berlijn en Parijs, over de Aziatische aangelegenheden, de kansen op het behoud van den Europeeschen vrede enorm voeden zal.
Ter wille van het groote doel - een Europeeschen oorlog, waaruit de Continentale Machten allen verzwakt zouden te voorschijn komen - heeft Engeland aan de Entente-genooten kolossale offers gebracht. Zijne positie in de Middellandsche Zee is onzeker geworden en kan zelfs bedreigd heeten, nu Oostenrijk en Italië den vlootbouw krachtig ter hand nemen - want over vier jaar zal Italië over 10, Oostenrijk over minstens 8 eerste klasse slagschepen beschikken. Door Italiaansche vestiging in Cyranaïka en Frankrijks voortdringen in Syrië, kan Egypte niet langer alleen door eene sterke vloot - welke hiervoor thans ook nog niet beschikbaar is - beveiligd worden. In Azië is Rusland's machtspositie tegenover Engeland zeer versterkt. En het maritieme overwicht op Duitschland is, ondanks den energieken vlootbouw, in de laatste tien jaren niet toegenomen doch belangrijk achteruitgaan. De aanzienlijke verhooging van het marine-budget bereikt niets meer dan eene handhaving van de actueel bestaande verhouding,
| |
| |
welke zooveel ongunstiger is dan vroeger. Vooral sedert door den val van de democraten in de Vereenigde Staten, het uitzicht op samenwerking in de groote politiek met Washington vernietigd werd, is Engeland's internationale positie inderdaad eenigszins bedenkelijk. Zij, die aan de overzijde van het Kanaal de alarmklok luiden, hebben gelijk. Maar zij dwalen toch wel, als zij veiligheid zoeken in grooter aantal schepen of meer soldaten. De Edwardsche politiek behoort te worden herzien; het streven naar de wereldheerschappij zal moeten worden opgegeven - indien de toeleg om een verwoestenden oorlog op het Europeesche Continent te verwekken niet nu slaagt. En over deze kwestie kunnen niet meerdere Dreadnoughts beslissen. In eerste instantie zullen de Fransche kiezers, bakkers, slagers, kruideniersjongens, courantenloopers en andere heeren, uitspraak doen. Stemmen zij in hunne onwetenheid vóór mevrouw Joseph Caillaux, dan ageeren zij tegen den oorlog.... en zal misschien spoedig kunnen blijken, dat Engeland heil moet zoeken in matiging van aspiraties en vriendschappelijke verstandhouding met Duitschland. Moge het zoo zijn!
|
|