De Tijdspiegel. Jaargang 70(1913)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 174] [p. 174] Tropische tafreelen. Otto van Tricht. Hemelkus. Wanneer de oceaan - door tropenglans verblind - Zich loom te slapen neigt in 't gouden middaguur, Geen golf meer deinen doet, geen rimpelweb meer spint, In ruste blank ontvangt de stroomen zonnevuur Op 't onbewogen vlak; - als er geen luwtje zucht Door 't heetgeblakerd blauw, zelfs zwijgt het zeegezang... Dan is 't, als gaf de mond der wereldwijde lucht Een stillen hemelkus op oceanenwang. Onwefr. Langs 't donk're wolkendek, gestapeld, dicht, De donders daverrollen zwaar, sonoor. - Daar zwaait langs 't zwerk de zicht van bliksemlicht, Dat priemt er pijlen door van goudtrezoor. [pagina 175] [p. 175] Regenkomst. Met zwaarzwart zwerk, en zwoel, komt z'op mij af, de nachte, De nacht van regenval, de nacht waarnaar ik smachte. Die eind'lijk 't stuivend stof zal vegen van de wegen En sproeien 't grauwend groen met langverbeiden regen. 't Is als een krippen wijl, die zakt met zware vouwen Op 't al wat de aard' bedekt, op bosschen en landouwen. Die dicht aan verre snoert, die lichten doet verzinken En 't sterrenheir verdooft, als 't pogen waagt te blinken.... Wat brengt gij, duisternis? Zijt gij de eerste nachte, De nacht van regenval, de nacht waarnaar ik smachte? [pagina 176] [p. 176] Bergtop. Wanneer de geest der bergen hier is losgebroken, De rotswand sidd'ren doet; - En 't wolkgevaart', van bliksempriem doorstoken, Uit zijne lenden bloedt. Wanneer de rauwe storm, met huilend, gierend loeien, De kale flanken zweept; - En boom en struik, gescheurd uit wortelboeien, Dooreenwerpt, dalwaarts sleept... Dan duldt hij 't niet, de vorst, dat drieste menschenkind'ren Zijn arbeid gadeslaan. Bij winden-hoongelach vernielt hij wie hem hind'ren, Zijn toornen wederstaan. Vorige Volgende