De Tijdspiegel. Jaargang 70
(1913)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 369]
| |
Buitenlandsche zaken.
| |
[pagina 370]
| |
Het is gezegd geworden - zeer vermoedelijk op goeden grond - dat het Balkan-verbond is tot stand gebracht door den Russischen gezant von Hartwig. Hoe dit zij, Rusland had bij den aanval op Turkijë groot belang. Zoo ook zijn ententegenoot Engeland - al gingen dan ook hunne aspiraties zeker niet in alle opzichten volmaakt accoord. Zou Servië inderdaad een Albaneesche kuststreek met goede haven in bezit krijgen, dan was voor Rusland, het moedervolk, de weg naar de Middelandsche Zee half geopend. In afwachting, dat dit groote doel zou worden nader gebracht, drongen, als op denzelfden dag, waarop de vijandelijkheden een aanvang namen, kozakken over de Noord-Perzische grens. Rusland hechtte een stuk Turksch gebied aan de invloedssfeer, welke het onder de verstandhouding met Engeland in 1907 verworven hadGa naar voetnoot1.. - Engeland speelde hetzelfde spel aan de Perzische golf bij Koweit. Verder beloofde de verzwakking van Turkije het versterking van de eigen positie in Egypte en aan de Middellandsche zee in het algemeen. - Afgescheiden van de eenzijdige doeleinden der beide Staten, welke door verzwakking van Turkijë konden worden gediend, zou het een gemeenschappelijk belang van enorme beteekenis zijn, indien Servië vergroot werd door den strijd. De positie van Oostenrijk zou daardoor zeer bedreigd en daarmee de macht van het Drievoudig Verbond op het ernstigst geschaad worden. Het is wel deze laatste omstandigheid geweest, waardoor Frankrijk, hetwelk een groot commercieel belang had bij de handhaving van den status quo op den Balkan, tot medewerking met Londen en Petersburg is genoopt geworden. Overigens schijnt aan de Republiek ook uitzicht geopend te zijn op een invloedsfeer in Syrië, in verband met de instelling van autonoom bestuur in Klein-Azië, waartoe de Turksche Regeering door Engeland en Frankrijk is uitgenoodigd en eventueel gedwongen zal kunnen worden. Een bepaalde verstandhouding is intusschen nog niet getroffen en zekere wrijving heeft zich te dezer zake reeds tusschen Londen en Parijs geopenbaard. Hadden de entente-mogendheden er groot politiek belang bij, dat de Balkanstaten oorlog voerden, geheel anders stond de zaak voor de leden van het Drievoudig Verbond. Voor deze zou de verzwakking van Turkijë reeds uitzichzelf een hoogst ongewenschte gebeurtenis zijn, omdat met groote mate van zekerheid verwacht werd, dat, bij een conflict tusschen de twee groote Europeesche groepen, Turkijë's militair gewicht ten gunste van den Driebond zou komen. Dit nu werd van zóó groote beteekenis geacht, dat het opnemen van Turkijë in de Alliantie zelfs in ernstige studie geweest is en verwerkelijking van het denkbeeld uitgesteld, geenszins uitgesloten werd genoemd. - Afgescheiden van gemeenschappelijk nadeel, hetwelk de drie Staten dreigde, was het voor Oostenrijk een levensbelang te voorkomen, dat het innig met Rusland verbonden Servië te machtig zou worden. Met name zou het niet kunnen worden gedoogd, dat het een oorlogshaven aan de kust verkreeg. - Italië op zijn beurt zou niet kunnen toestaan, dát zijn economische invloedssfeer in Zuid-Albanië, waar tienduizenden Italianen wonen, te vuur en te zwaard vernield werd en eventueel onder een onsympathiek Servisch of Grieksch gouvernement werd gesteld. - Gelijk echter tusschen de leden van de entente geen algeheele overeenstemming van belangen bestond, zoo ook niet tusschen de | |
[pagina 371]
| |
Alliantie-mogendheden. Om zeer goede redenen, misgunden Oostenrijk en Italië elkander gezag, oorlogshaven op de Albaneesche kust. Zoude de een militaire maatregelen nemen ter bescherming van zijne belangen in Albanië, dan was te voorzien, dat hij den ander tegenover zich zou vinden. Het is mode geworden de Europeesche diplomatie belachelijk te maken wegens haar onmacht om den vrede op den Balkan te herstellen. Alsof de diplomaten zulks eensgezind hebben gewild!! De waarlijk groote strijd der diplomatie in verband met dezen Balkan-oorlog verdient waarlijk eene meer serieuse waardeering, dan welke het publiek in Nederland, goeddeels slecht door de pers voorgelicht, geeft. De legers der Balkanvolken zijn op het politieke schaakbord niet meer dan pionnen, waarmede de diplomaten der grootmachten - met name die van de entente-mogendheden - stoutweg manoeuvreeren. Zelden vonden zij voor zoo gewillige werktuigen een zóó ruim gebruik. Als met bloed worden de dépêches der diplomaten geschreven. De raad van een gezant brengt soms aan duizenden den dood. Maar voor hun hooge taak, de internationale positie van den eigen Staat te regelen zonder dat het eigen leger te velde trekt, zijn zij tot dusverre berekend gebleven. Wie heeft met meer of minder bekwaamheid gewerkt, met meer of met minder resultaat? Het is nog niet te zeggen. Misschien zullen nog jaren moeten verloopen eer men zich daaromtrent een oordeel zal kunnen aanmatigen. Het geschimp op de Oostersche diplomatie, die heet fout op fout te maken en de oorzaak van het voortbestaan van de verwikkelingen te zijn, is wel in het bijzonder oppervlakkig. De hoop, dat Turkije, hoezeer onder hoogst ongunstige omstandigheden den oorlog moetende voeren, toch in staat zou blijken zijn aanvallers af-te-slaan, heeft zonder twijfel de houding van de leden van het Drievoudig Verbond aanvankelijk eenigszins beïnvloed; maar haar allerminst beheerscht. De mogelijkheid, dat Turkije het onderspit zou delven, werd wel degelijk voorzien. De Oostenrijksche diplomatie is tijdig werkzaam geweest om de gevaren, welke uit zulk een tegenslag zouden kunnen ontstaan, te begrenzen. En wel met aanvankelijk groot succes. Een paar maanden vóór de vijandelijkheden een begin namen, was graaf Berchtold er niet slechts in geslaagd een Ausgleich te treffen met Italië ter regeling van de ernstige belangenverschiilen van Weenen en Rome met betrekking tot Albanië, - het was hem tevens gelukt in deze materie ook de medewerking der Turksche regeering te verkrijgen. Albanië zou, aldus werd overeengekomen, een autonoom bestuur krijgen, onder Ottomaansche opperhoogheid. De direct belanghebbende partijen deden de noodige stappen tot het beleggen eener conferentie, opdat de groote mogendheden hieraan hunne voor alle practische doeleinden noodige sanctie zouden geven. Het dubbele gevaar, dat Servië een oorlogshaven aan de Adriatische zee zou machtig worden en Oostenrijk en Italië over hunne tegenstrijdige belangen in Albanië in conflict zouden geraken, was voorloopig bezworen. Velen verkondigen de uitsluiting van Servië van het bezit van zulk een haven onnoodig te zijn. Zij pleiten voor eene vriendschappelijke staatkunde tegenover het ‘kleine’ Servië. Men heeft echter niet met een klein land, maar met een volk te doen, even talrijk als de Oostenrijksche Duitschers. Want buiten de inwoners van het koninkrijk zelf, zijn er nog 5½ millioen volbloed Serviërs in de Oostenrijksche grensprovinciën. Zij miskennen daarenboven, dat Servië geen aansluiting bij Oostenrijk heeft gewild, doch zich integendeel feitelijk onder Russische voogdij heeft | |
[pagina 372]
| |
gesteld; - en rekenen ganschelijk niet met het zeer oorlogzuchtige karakter van dit volk. Het zou geen wijs beleid, doch zwakheid zijn, de eigen gevestigde belangen op den Balkan aan Servië's groei op te offeren. Dat is de Oostenrijksche opvatting, - welke in de Bosnische crisis niet haar oorzaak maar wel eene rechtvaardiging vond. Het autonome Albanië was het plechtanker van de Oostenrijksche staatkunde in den Balkan. Zoolang dit niet werd losgelaten, was de positie betrekkelijk veilig. En nu heeft de ambassadeurs-conferentie te Londen, welke een Europeesche sanctie moet voorbereiden aan den nieuw te stichten Staat, onder de leiding van den Britschen minister van buitenlandsche zaken, de regeling der kwestie wel vertraagd, doch in principe is het Oostenrijksch-Italiaansche standpunt toch aanvaard geworden. Vanwege de entente-mogendheden, die door den oorlog tegen Turkije uitzicht kregen direct en indirect eigen belangen te bevorderen en er feitelijk gebruik van maakten, is bij den aanvang der vijandelijkheden tot de leden van het Drievoudig Verbond de uitnoodiging gericht eene déclaration de désintéressement af te leggen. Dit was de zachte vorm, welke aan den harden eisch was gegeven, dat Oostenrijk en Italië de overeenkomst betreffende Albanië, waardoor dat gebied voor de militaire operaties der verbondenen gesloten en aan hunne verovering onttrokken werd, nietig te verklaren. De Oostenrijksche diplomatie heeft echter, evenals de Italiaansche, volstandig geweigerd de vrijheid van handelen van hare regeering prijs te geven. Tot behoud van den onderlingen vrede maakten Oostenrijk en Italië geen gebruik van het eigen recht van verovering op Albanië. Vanzelfsprekend was het, dat hunne onthouding er niet toe zou mogen leiden, dat Servië nu gelegenheid kreeg hun invloedssfeer te occupeeren. Maar hoe beslist dit standpunt ook werd ingenomen, toch heeft Weenen toegestemd geen vergrooting van grondgebied te zullen zoeken en zich niet in den Balkanstrijd te zullen mengen. Hiermede werd bewijs van moderatie gegeven en wezenlijk een groot offer gebracht aan de belangen van de oorlogvoerenden, met name aan die van Servië. De gedurende dertig jaar door Oostenrijk bestuurde en effectief geoccupeerde sandjak Novi Besar was vier jaar te voren aanTurkije teruggegeven. Het was Oostenrijk's invloedssfeer gebleven; bewoond door talrijke nationalen en vreemdelingen, die zich onder de bescherming van het Rijk hadden gesteld. De regeering te Weenen had beter recht dit gebied weder tijdelijk, eventueel blijvend, te bezetten en voor krijgvoering te sluiten, dan Engeland had gehad om het oostelijk deel van Cyrenaïka aan het recht van verovering der Italianen te onttrekken, - hetgeen het deed door een iradé uit te lokken, waarbij het onder het gouvernement van de Khedive van Egypte werd gesteld. Oostenrijk heeft echter zijn recht en belang in deze opgeofferd en hiermede afdoend getoond, dat het zijn begeerte was de strijders in den Balkan volle vruchten van hunne overwinning te laten plukken, indien deze slechts niet waren ten koste van levensbelangen der monarchie. Serven en Montenegrijnen hebben zich aan die beperking echter niet gestoord. Zij trokken na Novi Besar ook Albanië in; waanden zich zeker van den krachtigen steun van de Triple Entente. Deze scheen inderdaad te zullen worden verleend. Engeland's eerste minister hield eene rede, waarin de ernstige hoop werd uitgesproken, dat de Balkan-volken ‘niet van de vruchten hunner overwinningen zouden worden beroofd’. En Rusland toonde zulks te begeeren met eene daad: door samentrekking van troepen. Oostenrijk | |
[pagina 373]
| |
moest zijne militaire voorzorgen enorm uitbreiden: het mobiliseerde op groote schaal, desorganiseerde daarmede den handel en gaf tientallen millioenen guldens uit voor oorlogstoerusting, in totaal meer dan twee honderd. Het Prochaska-incident is in dit groot gebeuren slechts een dier zonderling kleine verschijnselen, die meermalen op hoogst belangrijke momenten in de geschiedenis op den voorgrond treden en aandacht trekken welke zij uit zich zelven zeker niet verdienenGa naar voetnoot1.. Maar het gezochte, machtige resultaat werd bereikt: Albanië bleef behouden; Servie kreeg geen oorlogshaven aan de Adriatische zee, noch andere haven, welke met Russisch of Engelsch geld tot oorlogshaven zou kunnen worden uitgerust. De Turksche legers waren vernietigd. Albanië lag open, doch zonder dat één Oostenrijksch soldaat er het leven voor liet, werd, dank het zoo lichtvaardig gesmade werk der diplomaten, een Servisch leger geweerd. Het was een negatief resultaat, echter een van onschatbare waarde, hetwelk Berchtold bereikte, dank de volhardende medewerking van de regeering te Berlijn. Als gevolg van den oorlog werd Turkijë zoozeer verzwakt, dat het zijne waarde voor het Drievoudig Verbond verloor. Duitschland zal een milliard mark moeten uitgeven om de in den Balkan aan zijne internationale positie toegebrachtc schade goed te maken. De geldelijke offers welke Oostenrijk en Italië alsnog zullen moeten brengen, om met de veranderde toestanden rekening te maken, zullen ook enorm zijn. Maar voor den vrede, welke eer en levensbelangen onaangetast laat, is geen geldprijs te hoog. De militaire partij in Oostenrijk kon ontevreden zijn, de handel mocht bitter klagen en Berchtold zelf moge wel gedrukt zijn geweest over de kolossale offers, welke niet slechts in geld maar ook in prestige gebracht waren voor geen beter resultaat, dan dat de vrede behouden was gebleven - toch had de Weensche diplomaat, die een paar maanden geleden de kaart van den Balkan bestudeerde, reden tot groote voldoening. Niet alleen, dat de gevaarlijke aspiraties van Servië verijdeld waren. Het Russische aandringen op de oosterflank, waartegen voorheen een nog sterk Turkijë waarborg had gegeven, was thans niet minder moeielijk geworden. Bulgarijë zou in deze een zelfden lijdelijken dienst bewijzen, als Turkijë had gedaan. Het kwam zeer vergroot uit den strijd te voorschijn. Nadat het nieuw verworven gebied militair was georganiseerd, zou het zeer sterk worden. Heel goede betrekkingen bestonden met het land, hetwelk tijdens de regeering van vorst Ferdinand reeds getoond had niet onder Russische voogdij te willen staan, doch zelfstandige politiek te zullen voeren, alleen met de eigen belangen te rekenen. Veel van hetgeen Oostenrijk in Turkijë verloor, werd in Bulgarijë teruggevonden. Er was geen groot gevaar, dat de Russophile invloeden in Sofia zouden overheerschen. Men meent als vaststaand te mogen aannemen, dat het wederom onder Russischen invloed is geweest, dat een nieuw Balkan-verbond tot stand kwam tusschen Griekenland en Servië, ten einde aan Bulgarijë de vruchten van zwaren strijd te ontnemen. Zeker is het, dat Bulgarijë, om den krijg te ontgaan, zich bereid heeft verklaard Rusland als arbiter te aanvaarden met betrekking tot aanspraken van genoemde Staten op grond van 't gesloten deelingsverdrag. Maar zulks heeft Servië en Griekenland niet weerhouden eischen te handhaven in strijd met die Overeenkomst, welke door | |
[pagina 374]
| |
Rusland werden gesteund. De St. Peterburgsche regeering - welker verklaring van onbaatzuchtigheid voortdurend in flagranten tegenspraak met hare handelingen is geweest - steunde niet alleen deze eischen, maar ook die van Roemenië op een deel van het op Turkijë veroverd gebied, of compensatie daarvoor. Ofschoon die compensatie uitsluitend ten laste van Bulgarijë werd gezocht, niet ook ten koste van de andere veroveraars zou komen, heeft de regeering te Sofia eene tegemoetkomende houding aangenomen, al had zij nog niet formeel toegestemd in den afstand van het Tartukai-Baltshik district. Of Bulgarijë al dan niet het eerst de militaire operaties tegen Griekenland en Servië begon, doet niets af aan het feit, dat het zich moest verdedigen tegen den toeleg om de sterke positie te ontnemen welke eerlijk verworven was. De leer werd toegepast dat aanval beste middel van verweer kan zijn. Hoe weinig agressief de regeering van koning Ferdinand was, kan blijken uit de omstandigheid, dat de minister van oorlog een maand geleden openlijk verklaarde, dat zijn land door een aanval van Griekenland en Servië tijdelijk in een zeer moeielijke positie zou komen. Het klonk als een noodkreet. Waarvoor sedert maar al te veel reden bleek te bestaan. De pogingen door Weenen aangewend om den vrede tusschen Rumenië en Bulgarijë, als tusschen aan Oostenrijk bevriende Staten, te bewaren, werden met direct resultaat bekroond, in zooverre laatstgenoemde Staat steeds sterker geneigd werd in den verlangden afstand van gebied toe-testemmen. Zij waren echter voorbestemd niet tot definitief resultaat te leiden. Roemenië heeft, oorlog makende, in de Russische kaart gespeeld, zeer vermoedelijk als resultaat van onderhandelingen, welke reeds maanden geleden, toen koning Carol en de Tsar allerhartelijkste telegrammen wisselden, beeindigd werden. Had Bulgarijë dadelijk toegestemd, ander pretext ware gevonden. Het ongelukkige verloop der eerste slagen, gevolgd door den opmarsch van een Rumeensch leger in den rug, voorspelt, dat de toeleg om het zelfstandige Bulgarijë als sterken Staat te vernietigen en Servië's macht verder uit te breiden, gelukken zal. Volgens het nieuwe Grieksch-Servische deelingsverdrag zou Servie toegang krijgen tot de Aegeïsche Zee en een haven aan de baai van Lägos. Door de jongste ontwikkelingen is de crisis een nieuwe, misschien haar laatste phase ingetreden. Rusland steunt de Servische aanspraken, waaronder dit bijna heel Macedonie zou krijgen, met uitzondering van de door Griekenland bezette kuststrook, zoomede een haven, welke voor doeleinden van oorlog kan worden ingericht. Gelukte nu deze toeleg, dan zou Servië op den Balkan overheerschen. Het groote resultaat van den moeitevollen arbeid der Oostenrijksche diplomatie zou plotseling vernietigd worden; de enorme offers, daarvoor reeds gebracht, zouden nutteloos zijn geweest. De geruchten over aanstaand aftreden van graaf Berchtold vinden natuurlijk hun oorzaak in den ongunstigen loop, welke de gebeurtenissen plotseling genomen hebben. De oorlogspartij vindt overvloed van voedsel voor hare bewering, dat het beter ware geweest vroegtijdig met geweld in te grijpen, ter handhaving van eene aan Oostenrijk gunstige Balkan-constellatie. Zij dringt er op aan, dat alsnu onmiddelijk gehandeld worde, vóór het heelemaal te laat is, vóór Bulgarije vernietigd en Servië groot geworden is. Berchtold blijft nog hoop voeden den toestand langs diplomatieken weg | |
[pagina 375]
| |
te beheerschen. De mogelijkheid echter, dat hij de zaak opgeeft en Oostenrijksche troepen de grens overtrekken, is zeer groot geworden. Met klem wordt nu aangedrongen op dadelijke algemeene staking van den strijd tegen Bulgarije. Volgens berichten uit St. Petersburg en Londen begunstigt men daar dit voorstel. Maar deze berichten verdienen geen groot geloof. De uitlating van den Engelschen minister van buitenlandsche zaken immers, dat Europa haar wil niet aan den Balkan kan opleggen, is niet beter dan een leugen. Is er overeenstemming tusschen Weenen, Londen en St. Petersburg, dan bukken Servië, Griekenland en Rumenië dadelijk. - Met de allergrootste zorg moet het verdere verloop der dingen worden afgewacht.... De actie van Turkijë, de herovering van Adrianopel en het gebied Oostelijk van de Maritza ten onmiddellijk doel hebbend, is uit zichzelf een groote hulp voor de Oostenrijksche diplomatie. Zij heeft de strekking vrede met Griekenland te bewaren, doch de uitbreiding van Servië's macht te begrenzen. Vandaar, dat de entente-mogendheden de Ottomaansche regeering trachten te dringen de troepen binnen de lijn Enos-Media terug-te-trekken, de leden van het Drievoudig Verbond daarentegen Turkijë's recht op herovering niet willen ontzeggen. Welke invloed deze actie hebben zal op de verhouding der mogendheden-groepen is natuurlijk nog niet uit-te-maken. Slechts is het duidelijk, dat zij zeer groot kàn zijn. Het oude denkbeeld van anatonomien voor Thracië en Macedonië, heeft er nieuw voedsel door gekregen. Dan ook - de verbonden in den Balkan komen in deze troebele tijden snel tot stand, - de mogelijkheid, dat eene coalitie tegen Servië ontstaat, is niet uitgesloten. Naar verluidt maakte Rusland zich gereed Armenië in te vallen. Dat zulks de resultaten van Turkijë's actie op den Balkan geheel zou te niet doen, moet zeer onwaarschijnlijk heeten. Dit behoeft echter voor St. Petersburg geen reden te zijn niet op verovering uit te gaan. Het schijnt te hopen, dat zij het doet. Oostenrijk's levensbelangen worden daardoor niet bedreigd. De alliantie-Staten zullen het bijna zeker niet als een casus belli beschouwen; misschien zelfs als compensatie middel gebruiken in verband met regeling van de Balkan-aangelegenheden. Engeland zou daarentegen met de allergrootste zorg over verder voortdringen van Rusland in Klein-Azië vervuld worden. Zoo kan het agecren van Turkijë op den Balkan ernstige vervreemding wekken tusschen de entente-mogendheden. En zulke vervreemding brengt het einde van de crisis in onmiddellijk vooruitzicht. Wat het einde van dit alles zijn zal, is nog niet te voorzeggen. De vooruitzichten voor het behoud van den Europeeschen vrede worden er misschien niet beter op. Naar men wil weten, heeft de gezant van de Donau-monarchie reeds op het punt gestaan St. Petersburg te verlaten. Vast staat echter dit: - indien de oorlog komt, zal zulks niet zijn ter oorzake van, doch ondanks het beleid der Oostenrijksche diplomatie, die vast op de handhaving van den vrede gericht en daaraan groote offers gebracht heeft.
P.S. Bij alle waardeering van uitmuntende bedoelingen moet het zenden van Nederlandsche ambulance naar Servië worden genoemd: het werpen van olie op het vuur dat gebluscht moet worden. |
|