De Tijdspiegel. Jaargang 70
(1913)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |||||||||||||
Tusschen twee vorstenhuizen.
| |||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||
zijn testament opstellen, waarbij hij zijn zoon Feodor tot opvolger benoemde, maar tevens, wegens zwakzinnigheid van dien zoon, een voogdijraad van vijf rijksvorsten instelde. Den 18en Maart d.a.v. stierf de Verschrikkelijke, met wien een der gruwelijkste tirannen, die de geschiedenis kent, van de aarde verdween. Wanneer men de onzinnige, nuttelooze wreedheden en afschuwelijke moordpartijen tegen eigen familieleden en onderdanen herdenkt, waaraan dit gekroonde monster met voorliefde persoonlijk deelnam, verbaast men zich allermeest over de waarheid dat deze vorst eene reeks van jaren, millioenen onderdanen in naam der wettigheid heeft kunnen onderdrukken en mishandelen - en ten slotte nog in zekeren zin door zijn volk bemind en betreurd werd. Het is in onzen tijd, in en buiten het eigenlijke strafrecht, gebruikelijk den mensch van alle verantwoordelijkheid voor zijne daden te ontheffen; immers al het doen en laten van den mensch is ten slotte op rekening te schrijven van ‘erfelijke belasting’, ‘milieu van opvoeding’, ‘voorbeschiktheid’ en wat dies meer zij in de richting van ontoerekenbaarheid; daar mede vervalt eigenlijk alle onderscheid tusschen den grootsten weldoener der menschheid en den grootsten misdadiger. Een aanhanger dezer hedendaagsche slappe moraal-theorie zou toch aan Iwan IV eene harde noot te kraken hebben, om hem in naam der geestelijke voorbeschiktheid rein te wasschen, want men moet erkennen dat genoemde Czar zich niet door des werelds beloop liet drijven, maar in alle opzichten zeer zelfbewust-actief optrad. Als een roode draad, juister als een roode bloedstroom, loopt door zijne geheele regeering het streven naar de volstrektste alleenheerschappij over alle Russen in de meest uitgebreide beteekenis van het woord. Alle Knäsen, Bojaren, grootvorsten, graven en baronnen moesten er diep van doordrongen worden dat in het moskovietenrijk slechts één wil gold, dien des Czaren. De krijgshaftigste en invloedrijkste grootvorst mocht tegenover den alleenheerscher niet meer zelfstandigheid of eigengerechtigheid vertoonen dan de arme moujik. Bij de geringste verdenking dat een hunner slechts zou kunnen twijfelen aan het onbeperkte Czarenrecht, waren den Verschrikkelijken geen gruweldaden te gruwelijk om den twijfelaar in zijn persoon, zijne familie en zijn bezit te treffen. Wellicht niet ten onrechte is de meening uitgesproken, dat Iwan stelselmatig zijne rijksgrooten vernederde | |||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||
en onderdrukte, om hun elke verheffing boven en invloed op het volk te ontnemen; er is inderdaad hier en daar methode in zijne schijnbaar krankzinnige gruwelen te bespeuren. Een eigenaardige karaktertrek was zijne bizondere vroomheid; met hart en ziel hing hij aan alle vormen, ceremoniën, geloofs- en bijgeloofsartikelen der Grieksch-Oostersche kerk, evenals ongeveer eene eeuw vóór hem de vrome Fransche Koning Lodewijk XI tot zijn dood toe de trouwste gehoorzaamdste en geloovigste zoon der Westersch Catholieke kerk gebleven is. In het algemeen was tusschen beide heerschers menige trek van overeenkomst; beide hebben met behulp van geestelijke invloeden en voor geen middel hoegenaamd terugdeinzend, zelfbewust de volstrekt onbeperkte vorsten-oppermacht in hun rijk gevestigd. Misschien was de combinatie van fanatieke dweepzucht aan den eenen, ongebreidelde heerschzucht aan den anderen kant het geschiktste middel om hunne tijdgenooten, zooals die nu eenmaal waren, volkomen aan hun wil te onderwerpen.
Van 18 Maart 1585 af heette de half onnoozele Feodor Iwanowitch Czar aller Russen. Hij was de derde zoon van Iwan, maar de oudste was jong gestorven en den tweeden had de vader eigenhandig doodgeslagen. De 22-jarige jonge man was geestelijk en lichamelijk beneden het middelmatige, verregaand onwetend in alles en ongeschikt om iets ernstigs in zich op te nemen. Zijne hoofdbezigheid bestond daarin, dat hij dagelijks in eenige kerken van Moskau allerhoogst eigenhandig de klokken luidde; in den tusschentijd liet hij zich de meest ongeloofelijke heiligen-legenden voorlezen. Bij plechtige gelegenheden werd hij aangedaan met mantel en kroon, rijksstaf en rijksappel en geplaatst op een gouden troon; kinderlijk vergenoegd lachte hij dan de insignien zijner waardigheid toe; gelukkig viel het hem nooit in, de functien daaraan verbonden te willen uitoefenen. Ter wille der legimiteit had men hem eene vrouw gegeven n.l. Irene Gudunof, de zuster van Boris Gudunof, een der leden van den voogdijraad; deze Boris was bekwaam, doortastend en ervaren, tevens bizonder eer- en heerschzuchtig; algemeen erkende men hem als den eigenlijken bestuurder des rijks en als den bijna onbeperkten leider van den volgzamen Czar. Velen voorzagen reeds spoedig dat er een tijd zou | |||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||
komen, waarop Boris Gudunof, niet meer tevreden met de tweede plaats in het rijk, den Czar op zijde schuiven en diens plaats innemen zou. Voorloopig liet Boris de zaken onveranderd, ook toen het keizerlijk huwelijk kinderloos bleef en vermoeden ontstond dat de stam van Rurik, de roemzuchtige grondlegger van het Moskowitische grootvorstendom, in wettige rechte lijn met Feodor Iwanowitch zou uitsterven. De toestand werd ingewikkelder door de omstandigheid dat de overleden Czar Iwan nog een vierden zoon had nagelaten uit zijn zevende huwelijk met Marfa (Martha) Nagoy. Deze zoon Dmitri (Demetrius), geboren in 1581, werd door streng orthodoxe Russen niet als een rechte zoon van den Czar beschouwd, daar, volgens de voorschriften der Grieksche kerk, een geloovige slechts viermaal wettig huwen kan. Hoewel dit kind, in de oogen van vele Russen, dus voor onwettig gold, had men het gedurende het leven van Iwan ongeraden geacht dit openlijk uit te spreken, en de jongen werd, even als zijn halfbroeder Feodor, als Czaréwitch (Czarenzoon) betiteld. Bij het testament bleek dat Iwan zelf dezen zoon niet voor vol had aangezien, daar hij hem alleen de stad Uglitsch met hare omgeving als erfenis toekende, zonder eenig verder staatkundig voorrecht. Nauwelijks was Feodor tot Czar gekroond, of Marfa Nagoy kreeg bevel zich verder met haar zoon te Uglitsch op te houden; Boris Gudunof oordeelde het blijkbaar wenschelijk den jongsten Czaréwitch uit Moskau te verwijderen, maar liet in 't geheim toch een wakend oog houden op zijne ontwikkeling en karakter. Daaromtrent kwamen minder gunstige berichten naar Moskau; het heette dat de jonge prins ruw en aanmatigend tegen menschen optrad, met genoegen dieren plaagde en pijnigde en in 't bizonder gebeten was op den rijksbestuurder Boris Gudunof. Zoo had hij met andere knapen sneeuwpoppen gemaakt en één daarvan noemde hij Boris; eigenhandig sloeg hij nu dezen armen, beenen en het hoofd af, luid uitroepende dat hij ‘later’ met een anderen Boris óók zoo te werk zou gaan. Misschien heeft de knaap zulke dingen gezegd onder den invloed van verhalen zijner moeder, die feitelijk door Boris uit de hoofdplaats verbannen was. Hoe dit zij, de wezenlijke Boris bekwam kennis van de | |||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||
vijandige stemming ten zijnen opzichte en sedert was de jonge Demetrius een gevaarlijk man en dus een man in gevaar. Ook zonder uitgesproken vijandige gevoelens was de positie van een jong element met betwistbare aanspraken, in de toenmalige staatkundige verhoudingen, minstens précair. Het is niet te bewijzen, maar schijnt zeer aannemelijk dat Boris de hand heeft gehad in een drama, dat 1591 in het kasteel te Uglitsch plaats had. Te midden van zijn spel met kameraden werd Demitrius door eenige in Uglitsch bekende personen overvallen, die hem de halsslagader doorsneden, zoodat de dood spoedig volgde. Marfa Nagoy riep bij het lijk van haar zoon de bevolking van Uglitsch ter wrake op, die de moordenaars zonder vorm van proces steenigde. Door deze al te korte rechtspleging werd nader onderzoek uitgesloten, en zoo is over dezen moord nooit het volle licht ontstoken kunnen worden. Het practisch resultaat was dat de vraag naar de al of niet wettigheid van Demetrius verviel, de opvolgingskwestie vereenvoudigd, m.a.w. de positie van Boris versterkt werd. Den Czar werd een vervalscht bericht in handen gegeven, waarin het heette dat zijn broeder, terwijl hij een scherp mes in de hand had, door een aanval van vallende ziekte getroffen was, en zichzelf daarbij doodelijk verwond had; deze uitgevonden leugen zou later nog heel wat moeilijkheden veroorzaken. Marfa Nagoy werd, tot straf dat zij haar zoon niet beter had weten te beschermen, naar een klooster in Noordelijk Rusland verbannen, waar zij tot het aannemen van den sluier gedwongen werd. Door verovering en russificeering van nieuw gebied wist Boris in de eerstvolgende jaren den naam van den Czar en het Czarenrijk met zekere glorie te omgeven, waardoor de eigenliefde van adel en geestelijkheid gestreeld en zijn eigen gezag meer en meer bevestigd werd. Den adel en in het algemeen de grootgrondbezitters verbond hij onwikbaar aan zijne regeering door in 1593 den diep ingrijpenden maatregel in te voeren, waarbij den boeren verboden werd van woonplaats te veranderen; aanvankelijk heeft men waarschijnlijk de draagwijdte van dien maatregel niet geheel ingezien; later bleek dat het beginsel feitelijk tot eene soort lijfeigenschap moest leiden, die, naar men weet, bijna driehonderd jaar de | |||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||
économische en maatschappelijke toestanden in Rusland grootelijks heeft beheerscht. Boris Gudunof meende terecht de belangen van de grooten des rijks met de zijne te vereenzelvigen, maar onherroepelijk vervreemdde hij de belangen der landbouwende bevolking van zijn bestuur. In 1598 stierf Feodor, en het oogenblik scheen gekomen waarop Boris, ook in naam, Czar aller Russen zijn zou. Hij was echter te berekend om zichzelf, uit eigen hoofde, de kroon op het hoofd te zetten. Er werd een groote landraad (Douma) bijeen geroepen, een schijnparlement, waarin geestelijke en wereldlijke grooten, magnaten en bisschoppen zitting hadden, om over de naaste toekomst van Rusland te beslissen. Door deze eerste Douma werd met veel plechtigheid en vertoon van ernst de kroon opgedragen aan Irene, de weduwe van den gestorven Czar. In plechtige zitting, kunstmatig en tooneelmatig door bekwame hand in elkaar gezet en ingestudeerd, wees de keizerlijke weduwe de haar aangeboden waardigheid van de hand en verklaarde haar verder leven in een klooster te willen doorbrengen. Als tweede bedrijf dezer voorstelling bracht eene deputatie de rijksinsignien aan Boris Gudunof en smeekte hem - tot redding des vaderlands - de kroon te aanvaarden. Slechts ‘aarzelend’, ‘door de bede des volks gedrongen’, ‘zich schikkende naar den goddelijken wil’, besloot Boris den ledigstaanden Czarentroon te bezetten, en als slotbedrijf werd hij in Februari 1598 in het Kremlin te Moskau met bijzondere praal en plechtigheid door den patriarch-aartsbisschop der Grieksch-Anatolische kerk gekroond. De regeering van Boris Gudunof wordt in de geschiedenis niet zonder eere genoemd; in zekeren zin was hij een voorlooper van Peter den Groote en deed meerdere welgemeende pogingen om Rusland uit de half Aziatische opvattingen met nog echt barbaarsche gebruiken en zeden langzamerhand naar de toen geldende meerdere Europeesche beschaving te leiden. In 't algemeen kan men zeggen dat dit niet gelukt is; de te overbruggen klove was aan het einde der 16e eeuw nog te wijd en zeker heeft tot die mislukking bijgedragen het volksbewustzijn, dat Boris ten slotte toch slechts een overweldiger was, wiens macht alleen haar grond had in den dood van den wettigen Czar Dmitri. | |||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||
Onder de zeer loffelijke en dringend noodige pogingen van Boris behoorde ook de bestrijding der in alle standen bestaande gewoonte van dronkenschap; maar deze pogingen stuitten bij hoog en laag op heftig verzet. Gaarne profiteerde de adel en het grootgrondbezit van de reeds vermelde onvrijheid der landbevolking, maar de eisch van den Czar dat de hoogere standen zelf meer trouw, plichtgevoel en toewijding aan het algemeen welzijn zouden vertoonen, werd òf niet begrepen óf als vreemde nieuwigheid afgewezen. Twee bijzonderheden bemoeielijkten bovendien de regeeringsjaren van Boris. In de eerste plaats oogstmislukking gedurende eenige achtereenvolgende jaren; daardoor ging de volkswelvaart, waar zij bestond, achteruit en trad in de arme districten werkelijk hongersnood op; onveiligheid, geweldenarij, ziekte volgden als gewoonlijk op deze slechte jaren. Pogingen der regeering om zooveel mogelijk in den bestaanden nood te voorzien, werden door fanatieke tegenstanders verdacht gemaakt, de heerschende ellende werd door politieke drijvers aangewend om hartstochten tot uitingen van volkswoede op te zweepen, die, hier en daar met geweld onderdrukt, den toestand steeds moeilijker maakten. In de tweede plaats de staatkundige verhouding tot Polen. Ofschoon wellicht in de grensgewesten de bevolking sterk stamverwant was, bestond sedert eeuwen een fel nationaal antagonisme tusschen Russen en Polen; gedurende de geheele middeneeuwen had die stemming tot bloedige botsingen, dikwijls tot volslagen oorlog geleid. Dit alles was nog verscherpt door de omstandigheid dat de Russen behoorden tot de Orthodox-anatolisch-byzantijnsche kerk, terwijl de Polen streng Catholiek waren. Wel had in de 16e eeuw de hervorming eenige vorderingen gemaakt in een gedeelte van Polen; maar aan geestelijke orden was het gelukt, de bevolking weder in den schoot der kerk terug te voeren en sedert werd, bijzonderlijk door de Jesuiten-orde, de geloovig Catholieke stemming bij regeering en volk gehandhaafd. Zoo stonden in den aanvang der 17e eeuw Russen en Polen als heftige kampioenen tegen elkander over, terwijl in Rusland eene hooggaande ontstemming heerschte, aangewakkerd door de materieele ellende eener diep onwetende, bijgeloovige en fanatieke volksmassa. | |||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||
Onder deze omstandigheden kwam in de lente van 1603 een wonderbaarlijk bericht uit Polen over de Russische grenzen en bereikte langs onnaspeurlijke wegen Moskau en eerlang ook de afgelegene deelen van Rusland. Deze tijding was niet minder dan de herleving van Ruriks stam; de rechtmatige legitime Czar, de jongste zoon van Iwan Wassiliwitch, de jonge Dmitri, dien men voor 12 jaren te Uglitch vermoord had gewaand, was nog in leven; volgens het algemeene gerucht was hij op wonderdadige wijze gered geworden, volgens een ander verhaal was hij uit den dood opgestaan, om Rusland te redden. Vriendschappelijk opgenomen bij een der Poolsche grooten in Lithauwen, had hij zich door de aanzienlijkste Polen doen erkennen; ook Koning Sigismund III was van zijn goed recht overtuigd. Voorts maakte hij zich gereed om, met hulp van Polen, zijne aanspraken op den Czarentroon te doen gelden als wettige jongste loot uit Ruriks huis. - ‘Met hulp van Polen’! Reeds die bijvoeging had een normaal denkend mensch tot de vraag moeten brengen of het waarschijnlijk was dat een redder der Russische maatschappij nu juist van de zijde van den ouden erfvijand komen zou. Maar onder de Russen waren er, tengevolge der vroeger aangevoerde oorzaken, velen die ten dezen opzichte niet normaal dachten en liever aan een dom sprookje dan aan nuchtere waarheid geloofden; een onwaarschijnlijk, romantisch opgesierd verhaal, hier en daar met iets wonderlijks en onverklaarbaars uitgedoscht, vindt licht geloof, wanneer den menschen aannemelijk gemaakt wordt dat daardoor de ongemakkelijke levensweg van het oogenblik zal worden verbeterd. Zeker is dat in deze aangelegenheid de critiek slechts weinig medesprak; duizende Russen uit alle rangen en standen der maatschappij geloofden vast aan den in Polen opgedoken Vorstenzoon en zijn aanhang vermeerderde met den dag, lang voor hij zelf zich in Rusland vertoonde. Het romantische verhaal, dat met meer of minder opsiering, hier en daar door mondelinge overlevering gewijzigd, eerlang naar verschillende deelen van Rusland overwoei, kwam in hoofdtrekken op het volgende neêr. In het midden van 1603 stond een jongmensch als rijknecht en onderstalmeester in dienst van den Poolschen vorst Adam | |||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||
Wiszniwicki, wiens bezittingen bij Brahin in Lithauen gelegen waren. Op zekeren dag werd deze rijknecht doodelijk ziek en verzocht om den (Catholieken) huisprelaat van den vorst, om zijne biecht te hooren. In die biecht schijnt te zijn medegedeeld dat de biechteling de zoon was van Czar Iwan Wassiliwitch, dat hij bij den moordaanslag te Uglitsch door een duitschen arts aan de handen zijner aanvallers ontrukt was en dat men den zoon van een boer voor hem aangezien en dezen gedood had. Al verder zou hij door trouwe dienaren aan vervolging onttrokken zijn, na vele wederwaardigheden in Polen zijn aangeland en daar aan het hof van Wiszniwicki tot betrekkelijke rust zijn gekomen. Het geheel luidt - uit ons standpunt gezien - zeer onwaarschijnlijk, en de bewijsstukken waren weinig afdoende; zij bestonden uit een zegel waarop de naam en het wapen van grootvorst Dmitri voorkwamen en een gouden, met edelsteenen bezet kruisje, beide in het bezit van den rijknecht. Het is bijna ongeloofelijk dat op deze bewijsstukken de erkenning van den Czaréwitch dadelijk plaats had, eerst door zijn heer, Vorst Adam Wiszniwicki en diens broeder Konstantijn, later door diens schoonvader Jurje Mniszek, gouverneur (woiwode) van het landschap Sendomir. Men weet niet of de belanghebbende zelf met zijn verhaal voor den dag gekomen is en dit den biechtvader aannemelijk heeft gemaakt of dat de tegengestelde weg gevolgd werd, en de biechteling een volgzaam werktuig van den prelaat geweest is; in elk geval waren deze beide het met elkaar eens zij zorgden elkaar niet tegen te spreken in hunne verklaringen. De genoemde Poolsche edelen waren zeer geloovig op godsdienstig gebied en onthielden zich van twijfel wanneer een priester geloofde; door hunne tusschenkomst en die hunner geestverwanten bereikte het belangrijke nieuws steeds hooger kringenGa naar voetnoot1. en zoo werd ook de Poolsche Koning Sigismund III overtuigd, dat meergenoemde ondergeschikte niemand minder was dan de halfbroeder van den overleden Czar Feodor Iwanowitch. Deze goedgeloovigheid des konings is waarschijnlijk voorbereid en bevorderd door Monseigneur Rangoni, | |||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||
pauselijk nuntius aan het Poolsche hof. In het algemeen duidt de vlotheid, waarmede invloedrijke wereldlijke en geestelijke heeren ter dezer zake alles geloofden, of zich als geloovig aanstelden, op eene gewilde, vooraf bestudeerde en uitgevoerde comedie, welker strekking was een strijd der Poolsch-catholieke tegen de Russisch-grieksche kerk. Dit wordt nog waarschijnlijker door het feit dat de z.g. herrezen Dmitri in 1604 plechtig in het paleis van den nuntius, met alle daarbij behoorende formaliteiten en gebruiken, tot de R.C. kerk overging en daarin werd opgenomen, een totaal overbodig tooneel, daar gezegde rijknecht waarschijnlijk een geboren Pool en dus wel van huis uit Roomsch-catholiek geweest is. Hoe dit zij, de Poolsche geestelijkheid (volgens sommige bronnen daarbij hoofdzakelijk geleid door leden der Jesuitenorde) oordeelde nu het oogenblik gekomen om den pretendent en bekeerling openlijk eene plaats in de geschiedenis van den dag te geven en wel door hem in allen vorm en staat aan den Koning van Polen voor te stellen; dit geschiedde met groote praal in tegenwoordigheid van vele goedgeloovige of goedgeschoolde rijksgrooten, krijgsoversten, geestelijken en leeken en koning Sigismund sprak tot zijnen broeder: - ‘God behoede u Demetrius, vorst van Moskau; uwe afkomst is ons bekend en door geloofwaardige getuigen verzekerd; wij kennen U een jaargeld van 40000 goudstukken toe, beschouwen U als onzen vriend en gast en veroorloven U gebruik te maken van den raad en steun onzer onderdanen.’ De laatste zinsnede is wel duidelijk, maar toch vreemd. De Republiek Polen was als staatkundige eenheid op dat oogenblik in vrede met Rusland, of juister onder den invloed van een 20-jarigen wapenstilstand; dat verhinderde echter den koning niet, langs een omweg vijandige handelingen tegen het Russische staatsbestuuur in te leiden; immers op geen andere wijze kan de officieele toestemming, om van de goede diensten der Poolsche onderdanen gebruik te maken, worden opgevat; die hulp aan den pretendent wees reeds op eene gewapende onderneming tegen het gouvernement van Boris Gudunof. Tot zooverre was het voorspel goed in elkander gezet en uitgevoerd; de auteurs en acteurs, bedreven in vertooningen | |||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||
voor een impressionabel publiek, hadden eer van hun werk en schenen ook goed geslaagd in de keuze van den hoofdpersoon. Door eene allergelukkigste overeenstemming vond men lichamelijke kenmerken, die van den Czaréwitsch als kind bekend waren, bij den jongeling terug, n.l. eene bruine gelaatskleur, eene wrat onder een der oogen en een klein verschil in lengte van beide armen. Een Adonis was de volwassen pretendent niet en een zeer aristocratisch of vorstelijk uiterlijk vertoonde hij evenmin; maar dit kon ten zijnen behoeve gelden, want ook de Czar Iwan was een zeldzaam leelijk type geweest. De jonge man in kwestie scheen 23 à 24 jaar oud, breed van schouders en krachtig van bouw, buitengewoon goed ruiter en africhter van paarden, zoodat later beweerd werd, dat hij een goed deel van zijne jeugd- en jongelingsjaren onder de Donsche kozakken had doorgebracht, en volgens de daar gebruikelijke levenswijze met het paard opgegroeid was. Voorts sprak en schreef hij Poolsch en Russisch (het laatste met Poolsche bijmengsels) en kende ook wat latijn. In de Russische geschiedenis was hij goed thuis en ook in de genealogie der Russische adelijke familiën; in bewegingen en manieren, hofgebruiken en étiquette stond hij niet vreemd en bewoog zich gemakkelijk onder de Poolsche aristocratie, wat hij wel ergens anders dan in de steppe moet geleerd hebben. Voorloopig speelde hij zijne rol goed en met zijne raadgevers en helpers werd steeds meer in bijzonderheden het plan uitgewerkt om tot practische resultaten te komen. Het weloverlegde plan om in Rusland Boris Gudunof te vervangen door Dmitri was gegrond op de dweepzieke, bijna hondsche onderdanigheid der bevolking aan het stamhuis van Rurik, nu versterkt door de aangestipte ontstemming tegen Boris. Deze heeft de eerste geruchten omtrent het uit Polen aanrukkende onheil zeer licht opgenomen, en eerst onder den indruk van elkaar opvolgende tijdingen is hij aan den ernst der zaak gaan gelooven. Niemand wist met grooter zekerheid dan Boris dat de knaap Dmitri werkelijk te Uglitsch gestorven was, en dat dus het geheele in gang zijnde kabaal op onwaarheid gegrond was. Maar nu gold als sterk nadeelige factor de vroeger door hem zelf in het leven geroepen onwaarheid der verwonding van Dmitri; van eene zware verwonding kan men genezen en de | |||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||
mogelijkheid dat de knaap inderdaad het leven er afgebracht had, kon in beginsel niet door Boris bestreden worden. Hij meende dan ook de beweging het krachtigst te bestrijden door van regeeringswege te doen mededeelen dat de pretendent was een wegens liederlijk gedrag uit het klooster weggejaagde monnik. Ook deze greep was niet gelukkig, want gezegde monnik (Grischka Otrepiew) was hier en daar bekend en men zag al spoedig dat de uitleg van Boris niet de juiste was. Aan den Koning van Polen liet Boris weten dat een monnik van dien naam zich in Lithauwen ophield en liet om zijne uitlevering verzoeken; maar dit werd op de lange baan geschoven en de kroonpretendent ging intusschen voort met de plannen, die voor hem op touw gezet werden. Onder voortdurende leiding en begeleiding van geestelijken begaf de z.g. Demetrius zich naar Galicië, waar hij op de goederen van graaf (Pan) Mniszek een groot aantal avontuurlustigen en woelwaters aantrof, waarvan het meerendeel weinig te verliezen, maar, in troebel water visschende, allicht iets te winnen had. Op vindingrijke wijze wist men allerlei belangen met het hoofddoel (herstel der wettige regeering in Rusland) te verbinden, zooals door de volgende gegevens mogelijk werd gemaakt. Pan Mniszek had eene beeldschoone dochter, Panna Marina, benevens een reusachtigen schuldenlast, zooals dat bij vele edelen dier dagen gebruikelijk was. Daaruit laat zich verklaren dat den 25en Mei 1604 de Czaréwitsch Dmitri in het grafelijk slot van Mniszek eene belofte onderteekende en plechtig bezwoer, waarbij hij, als tegengave voor de hulp, die hem door Poolsche onderdanen zou worden geboden, de volgende verplichtingen op zich nam:
| |||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||
Er was hier werkelijk met staatkundige, godsdienstige, familie- en finantieele belangen rekening gehouden, en de kosten zouden bestreden worden uit de huid van den Russischen beer - die echter nog gevangen moest worden. In de dadelijke behoefte aan contanten werd voorloopig voorzien door eene combinatie van geestelijke en wereldlijke belanghebbenden, die men in onze dagen een consortium, syndicaat of naamlooze vennootschap zou noemen, waarbij op te merken is dat de toenmalige Poolsche grooten gewoonlijk weinig geld en weinig doorzicht, geestelijke orden daarentegen veel geld en veel slimheid bezaten, terwijl bij beide een onverzadelijken honger naar grondbezit en staatkundigen invloed bestond. De vraag was nu maar, wie zijn partij het handigst speelde en het minst door zedelijkheids-principes geplaagd werd. In de Poolsch-Russische grensgewesten was, niettegenstaande den wapenstilstand, altijd wrijving en krakeel tusschen de wederzijdsche groote heeren, zoodat de grensbevolking altijd min of meer op voet van oorlog was; ongeregelde en rumoerige toestanden waren er aan de orde van den dag en het kostte dan ook aan Dmitri en zijne partij niet veel moeite om in de omstreken van Kiew, in de Ukraine en onder de Donsche kozakken een troepenmacht op de been te brengen. Den 15den Augustus 1604 ging Dmitri met een corps N.B. van 1500 ruiters - geschoolde troepen - op marsch naar de Dnepr (toen grensrivier) om het Russische Rijk te veroveren. In den omtrek van Kiew voegden zich daarbij eenige duizend Donsche kozakken, en tegen October was het legertje tot ruim 20000 man aangegroeid, waarbij echter vele slecht gewapende, nuttelooze mêeloopers, met welke macht de pretendent den 23 October de grensrivier overtrok. Natuurlijk vaardigde hij bij die gelegenheid een manifest uit, waarin hij aan het Russische volk bekend maakte dat hij kwam om als de rechtmatige, wonderdadig geredde zoon van Iwan IV zijn recht op den Russischen troon te doen gelden tegen den overweldiger Boris. Ook de Poolsche Rijksvorst Mniszek, woiwode van Sandomir, gaf eene proclamatie uit, waarbij hij verklaarde dat alle Poolsche rijksvorsten den echten Czaréwitsch erkenden en daarom besloten hadden hem te helpen om den troon zijner vaderen te heroveren. De militaire gebeurtenissen van dezen avontuurlijken, slecht voorbereiden tocht, met een klein, onvoldoende uitgerust leger | |||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||
in het barre jaargetijde, 1604-05, zouden stof opleveren voor eene moderne Anabasis, maar gaan ons bestek te buiten. Genoeg het bijna ongelooflijk feit te vermelden dat de avonturier een tamelijk onafgebroken succes had. Wel is waar had zich één geval voorgedaan, waaruit zijne partij leeren kon, en ook leerde, wat men eigenlijk aan hem had bij tegenspoed. Bij eene secondaire militaire ontmoeting leed de afdeeling, waarbij hij zich op dat oogenblik bevond, de nederlaag en Dmitri haastte zich, op de snelheid van zijn paard vertrouwende, - in de richting van Polen een zeer gestrekten galop aan te nemen. De bevolking dier streek, die reeds zijn partij gekozen had, belette echter dien aftocht en dreigde, hem aan Boris uit te leveren of kortweg dood te slaan, zoo hij zijne partij in den steek liet. Goedschiks of kwaadschiks moest hij in zijne rol blijven en eigenlijk buiten zijn toedoen viel hem de overwinning ten deel. Het scheen of geheel Rusland aan een epidemischen waanzin ten prooi was, of de plompe leugens van de herleving des vorstenzoons met magische kracht het gezonde menschenverstand verstikten. Bojaren, edelen en boeren sloten zich in massa bij den pretendent aan op zijn zegetocht naar Moskau; geregelde troepen, met hunne bevelhebbers aan 't hoofd, liepen tot hem over, steden zonden hem afgevaardigden te gemoet met de sleutels der poorten. In het Kremlin begon zich zelfs een bedenkelijk ledig om Czar Boris te vormen; de steeds ongunstiger berichten, de voortdurend bekend wordende afval van steden, corporatiën en personen schijnt den Czar moreel te hebben vernietigd, hoewel hij vroeger meermalen getoond had persoonlijken moed te bezitten. Den 13 April 1605 hield hij des voormiddags raad met de hem getrouw gebleven Rijksgrooten - des avonds was hij dood. Of hij vergiftigd is, zelf vergif innam of door eene beroerte werd getroffen, is nooit bewezen geworden. Men hield toen vergiftiging voor waarschijnlijk. Hel is wel eigenaardig teekenend voor den z.g. ‘goeden, ouden tijd’, dat in de 15e tot 18e eeuw geen persoon van invloed sterven kon ot er werd gemompeld van vergifGa naar voetnoot1.. Niet minder kenmerkend voor de ‘goede trouw’ en | |||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||
‘oprechtheid’ die in ‘den ouden tijd’ moeten geheerscht hebben, is hetgeen in Moskau, terstond na den dood van Boris Gudunof gebeurde. Ofschoon bijna de gansche bevolking, met de Russische grootwaardigheidsbekleeders aan het hoofd, gereed stond, Dmitri te gaan huldigen en toejuichen, erkende dezelfde bevolking eerst de Czaritza Maria, weduwe van Boris, als regentes, en de beide minderjarige kinderen, Feodor en Xenia, als wettige vorsten; de duurste eeden van trouw werden door de bevolking en de invloedrijkste in Moskau aanwezige militaire bevelhebbers gezworen. Binnen eene maand schenen al deze eeden vergeten; de bekwaamste Russische Generaal, Prins Petrow Basmanow, die door zijne vroegere dienstbetrekking in Uglitsch ten stelligste overtuigd moest zijn van hetgeen daar voor 14 jaar had plaats gehad, werd aan het hoofd van een welgeordende troepenmacht tegen Dmitri afgezonden en beloofde hem dood of levend naar Moskau te hrengen. Den 7den Mei 1605 ging Basmanow met zijne geheele legerafdeeling naar de tegenpartij over, daarmede ongeveer hetzelfde uitvoerende wat de Maarschalk Ney in 1815 ten opzichte van Napoleon I zou herhalen. Dat was de beslissing. Boden, door Dmitri naar Moskau gezonden om de onderwerping der stad te eischen, werden met jubel ontvangen; de hoofden van den adel, van de Grieksche geestelijkheid, van de burgerij erkenden Dmitri als Czar en zonden hem deputatien te gemoet, met de bede dat het hem behagen mocht zijne ‘getrouwe’ hoofdstad in bezit te nemen. Hij verklaarde genadig aan dit verzoek te willen voldoen, maar zond den last vooruit, de Czaritza Maria met haar zoon om het leven te brengen, wat dan ook den 10den Juni 1605 geschiedde; de bloeiende vijftienjarige Xenia verdween in het gevolg van den nieuwen Czar en men hoorde nooit meer van haar. Den 20en Juni hield Czar Demetrius I zijn plechtigen intocht in Moskau, voorafgegaan door de zware Poolsche ruiterij, die hij nog in dienst had, met vliegende vaandels, getrokken sabels, zwaar en vòl dreunende muziek. Daarop volgde eene groote schaar Grieksch-geestelijken met insignien en ikonen; eigenaardig dat men bij dezen intocht niet vermeld vindt de Poolsch-Catholieke geestelijkheid, die toch in groot aantal mede naar Moskau was gekomen; men heeft waarschijnlijk ontijdige botsingen willen ontgaan. | |||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||
De Czar zelf, te paard, in de rijkste kleedij, versierd met edelgesteenten van groote waarde, vormde het middelpunt van eene groep der hoogste rijksvorsten en Poolsche edelen in nationaal costuum. Het volk juichte ‘den rechtmatigen’ Czar toe en zong welkomst- en lofliederen ter eere van de ‘Nieuwe Zon van Rusland’. Acht dagen later is Demetrius in de Mariakerk te Moskau, onder tentoonspreiding van nòg meer pracht en nòg meer feestelijkheid, door den metropolitaan der Grieksche kerk tot Czar aller Russen gekroond. Van dit oogenblik af was, volgens de opvatting dier tijden, de installatie op den Czarentroon een voldongen feit en deelde de nieuwe vorst in het ‘goddelijk recht der Koningen’. Toch ontbrak, na al deze plechtigheden, nog een gewichtige factor, n.l. de herkenning van den Czar, door de nog in leven zijnde moeder Marfa Nagoy; daarmede stond of viel de geheele positie van Dmitri en zijne partij. Zoodra Boris den ernst der uit Polen naderende beweging inzag, lag het op zijn weg aan Marfa de stellige verklaring te ontlokken, dat zij onwrikbaar overtuigd was van den dood van haar zoon te Uglitsch; om begrijpelijke redenen was Marfa nog steeds in felle woede tegen Boris en zag zeer goed in, dat eene dergelijke verklaring hem ten goede kwam. Zij heeft na het begin der Dmitri beweging nooit stellig uitgesproken dat herleving van den Czaréwitch volstrekt onmogelijk was. Men weet dat Schiller dit onderwerp behandeld heeft in zijn onvoltooid drama ‘Demetrius’, waarvan het algemeen plan en eenige uitgewerkte tooneelen gereed zijn gekomen. Een aangrijpend tooneel komt voor in IIe Bedrijf, waar aartsbisschop Hiob, namens Boris, van Marfa de volstrekte verklaring eischt dat haar zoon bij den moordaanslag te Uglitsch is gestorven, terwijl Marfa, den toestand doorziende, dit weigert. De belangen der partijen en de macht van den volkswaan spreken in dit tooneel. | |||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||
Van den anderen kant waren twee der voornaamste Rijksgrooten, Feodor Msistislawski en Wassili Schuisky, afgezonden naar het klooster Belosero, waar Marfa gedurende 13 jaren verblijf hield, om haar uit te noodigen zich aan het hof te vertoonen, waar de jonge Czar haar verlangend en liefdevol te gemoet zag. Zij kwam en werd door Dmitri met alle teekenen van eerbied en kinderlijke liefde ontvangen. Wat tusschen die beide besproken is, weet men niet; door de geheele hofomgeving werd twijfel noch wanklank gehoord, m.a.w. beide partijen waren en bleven geheel in hunne rol. Marfa heeft de positie van Czaritza-moeder verkozen boven een nieuw verblijf in het klooster, maar zij heeft nooit volstrekt bevestigd dat de pretendent haar zoon was. Marfa en Demetrius stonden of vielen te zamen; zij hebben het eerste verkozen.
Zoo was, in den zomer van 1605, het hoofddoel, naar het uiterlijke althans, bereikt; de man van duisteren oorsprong zat op den troon der Warägers, door Rurik voor honderden jaren gesticht in het grootvorstendom Moskau. Men moest nu aan de bepalingen der vroeger vermelde overeenkomst gaan denken, of liever de Polen, die in grooten getale met Dmitri in de Russische hoofdstad gekomen waren, herinnerden door hunne aanwezigheid onophoudelijk de bezwarende voorwaarden, die aan de hulp van Polen verbonden waren. In de eerste plaats gedroegen de Polen zich ruw en aanmatigend tegen de Moskovieten, gaven ergernis door hun weelderig en rumoerig leven en legden de uiterste minachting aan den dag voor alle Russische gebruiken en opvattingen. In de tweede plaats moesten de Poolsche troepen, Kyrissen en HussarenGa naar voetnoot1, die tot een vrij sterke macht waren aangegroeid, nadat zij in dienst van den Czar aller Russen waren overgegaan, ruim betaald worden, zoodat reeds spoedig na de kroning de ervaring van oogenblikkelijk en dringend gebrek aan contanten zich voordeed. Daarbij kwam nog dat de Russische grooten, voor wie de nieuwe Czar slechts het middel was geweest om den gehaten Boris te verwijderen, al spoedig inzagen dat zij een slechten | |||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||
ruil hadden gedaan; Dmitri, Pool van oorsprong en begrippen, had nóg minder eerbied voor nationale Russische vooroordeelen dan zijn voorganger en ondernam diepgaande veranderingen in bestuurs- en staatszaken, waaraan Boris, uit eerbied voor het oud-nationale, niet had durven beginnen. In vele opzichten gedroeg zich de nieuwe Czar alsof hij gekomen was met de bedoeling al het oud-Russische te bespotten en als trachtte hij in plaats van een rechtgeloovig en rechtgeaard Moscovietenvorst, een bereidwillig landvoogd van den Poolschen koning te zijn. De daardoor reeds bestaande ontstemming werd nog sterker, toen Dmitri zich ook de Grieksche geestelijkheid tot vijand maakte. Zooals men weet zijn de Roomsch-Catholieke en de Grieksch-Orthodoxe kerken in vele punten heftige tegenstanders, en daar de nieuwe Czar, krachtens de vroeger aangegeven overeenkomst, den Catholieken eeredienst althans niet met minder tegemoetkoming behandelen mocht dan den anderen, ontstond al spoedig onder de Grieksche geestelijkheid eene stemming, die, in de taal des volks omgezet, kon uitloopen op eene beweging ‘ter bescherming van het geloof’. Men weet wat dat in Rusland zeggen wil. Kort na de kroning waren er bij een deel van adel en geestelijkheid reeds zooveel ontevreden elementen, dat eene samenzwering tot stand kwam, met het doel den pas gekroonden Czar Demetrius te verdrijven; aan het hoofd dier samenzwering stond dezelfde Wassily Schuisky, die eenige maanden te voren Marfa Nagoy had afgehaald om haar getuigenis als krachtig argument vóór Demetrius te gebruiken. Het complot lekte uit, Wassily, volkomen overtuigd, werd ter dood veroordeeld en op 't schavot gebracht; in eene opwelling van romantische ridderlijkheid schonk de Czar hem genade op het oogenblik dat de scherprechter hem met ontbloot zwaard naar het blok geleidde, riep hem aan het hof terug en herstelde hem later in zijne waardigheden. Deze grootmoedige onvoorzichtigheid beloonde de schurk daarmede, dat hij eenige maanden later een nieuw complot smeedde. De gemakkelijkheid, waarmede de samenzwering van Schuisky en haar gevolgen onderdrukt waren, werd eigenlijk een ongeluk voor den jongen Czar; want nu werd hij overmoedig en ver- | |||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||
loor alle matiging en zelfcritiek, hetgeen zich in de eerste plaats openbaarde door grove finantieele misgrepen. Ter betaling der schulden van de vroeger genoemde Poolsche edelen, Mniszek en Wieszniwicky, gingen groote sommen uit de Russische schatkist naar Polen en de voorbereiding der huwelijksplechtigheid van Panna Marina Mniszek, benevens hare reis naar Moskau, verslond schatten; door de verkwisting, die reeds bij deze inleidende aangelegenheden plaats vond, werd de Russische bevolking in de hoogste mate ontstemd. Nog veel heviger ergernis werd gewekt door het feit dat de aanstaande Czaritza haar intocht hield in Poolsche kleederdracht, voorafgegaan en gevolgd door honderden Poolsche volgelingen en militaire troepen, eveneens in de wel fraaie en kostbare, maar in Rusland zeer impopulaire Poolsch nationale costumes. Acht dagen na den intocht zou het huwelijk voltrokken worden, en de aanstaande Czaritza had verlangd dat zij, onmiddellijk na dit huwelijk, met de grootste plechtigheid zou worden gekroond. Wel verre van hierin een vreugdefeest te voorzien, was dit alles te zamen voor de Russen een diepe ergernis. Het was de eerste maal dat een Czar huwde met eene buitenlandsche; alle vorige vorsten hadden eene keuze gedaan uit de landsdochteren, die uit den aard der zaak tot de Grieksche kerk behoorden. Een huwelijk met eene Poolsche vrouw, die bovendien een verkeerd geloof (i.c., het Catholieke) aanhing, was voor vele diepgeloovige Russen erger dan de verbindtenis met eene Heidin. Niet minder reden tot strijd en verbittering gaf de kroning; ook dit was in Rusland geen gebruik geweest, geen der vroegere Czaren had dit geëischt en in veler Russen oog was de kroning eener ongeloovige vrouw ontwijding der Kroon en lastering van het geloof. Bij deze gelegenheid bleek weder hoe in alle tijden en bij alle volken, de mensch geneigd is den kemel in te slikken en de mug door te zijgen. Het was n.l. in de hofomgeving eene ernstige vraag geworden hoe Marina bij haar huwelijk zou gekleed zijn, zóó ernstig dat die vraag zelfs in den grooten Rijksraad ter sprake kwam. Zij zelf en de Czar stemden voor de grootstmogelijke pracht; kleuren, goud, zilver, paarlen en juweelen moesten de schoonheid van Panna Marina nog meer doen uitkomen. | |||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||
Daarentegen eischte het oude Russische gebruik dat de bruid bij de kerkelijke plechtigheid gekleed was in den weinig flatteerenden wijden grijzen kapmantel waarin hoofd en haar geheel schuil gingen, wijden boven den boezem vastgesnoerden rok, en hooge laarzen met ijzeren beslag aan de hakken. De meerderheid van den Rijksraad hield aan het oude gebruik vast en de Czaritza kon niet besluiten zich te vertoonen in eene dracht, die waarschijnlijk als symbool gold dat de vrouw niet de meesteres maar de dienares in het Russische gezin was. De Grieksche geestelijkheid bracht de beslissing, door haar veto tegen elke afwijking van het nationale gewaad en den vorstelijken personen bleef gejen keuze. Den 8en Mei 1606 had het huwelijk en de kroning plaats in ouderwetsch costuum en de Russische geestelijkheid aanvaardde eene Catholieke Czaritza, waarschijnlijk de eenige in de lange rij van vorstinnenGa naar voetnoot1..
Deze datum zou men het culminatiepunt der Dmitri-épisode kunnen noemen; want van hier af ging het tamelijk snel bergafwaarts en sloeg de comedie tot tragedie om. In het voorjaar van 1606, met het uitzicht op de trouw- en kroningsplechtigheid, waren steeds meer officieele en niet officieele persoonlijkheden uit Polen naar Moskau gereisd, zoodat het daar letterlijk van Polen wemelde, die zich bijna zonder uitzondering gedroegen met een trots en verwatenheid of zij de beheerschers van de hoofdstad en het Kremlin waren; als opzettelijk werd de eigenliefde van het Russische volk gekwetst, de nationale trots beleedigd, de eigenaardigheden bespot; vrij openlijk werd besproken welke gebieden binnen kort aan het Poolsche Rijk zouden afgestaan worden. Dit alles maakte de beste elementen van alle klassen tot vijand van de Polen, en vele verontwaardigde overigens welgezinde Russen leenden het oor aan de inmiddels weder oplevende samenspanning van Schuisky. Toen nu de Czar ook nog meende, ter aflossing zijner zware geldelijke verplichtingen, een diepen greep in den buidel der Grieksche geestelijkheid te kunnen doen, en een deel hunner landerijen en eigendommen voor staatseigendom verklaarde, | |||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||
brak van deze zijde het smeulende vuur van verzet en tegenwerking uit in lichte laaie vlam van haat; slechts enkele aanwijzingen van den kant der patriarchen en popen waren voldoende om de bevolking in gisting te brengen en op te zetten tegen de steeds naar invloed en macht strevende Catholieke orde, die, niet ten onrechte, met de Poolsche, staatkundig aanmatigende partij vereenzelvigd werd. Nog waren de feesten ter eere der trouw- en kroningsplechtigheid niet geheel voorbij, toen het hot verrast werd door een algemeenen en onbedwingbaren opstand der Moscovieten. Den 17den Mei 1606 stroomde van alle zijden, zonder dat men bestuurders of leiders bespeurde, de bevolking van Moskau naar het Kremlin, en overviel de onvoorbereide paleiswachten; al spoedig maakten de Russische troepen gemeene zaak met het woedende volk; van de paleisbezetting bleken alleen de Poolsche troepen betrouwbaar. Die plotselinge en algemeene afval kan slechts aan geestelijke in 't geheim werkende invloeden worden toegeschreven. In deze laatste periode stond Demetrius het hoogst; met de sabel in de vuist stelde hij zich aan het hoofd zijner persoonlijke lijfwacht en bood met deze kleine maar vast aaneengesloten schaar weérstand tot het uiterste. Als een der laatst overgeblevenen wordt hij naar een venster teruggedrongen, valt daaruit en breekt een been, waarop hij door het op de straat verzamelde grauw onder hoongeschreeuw wordt afgemaakt. De stellige overtuiging dat de laatste afstammeling van Rurik zijne rechtmatige plaats had veroverd, maakte binnen het jaar plaats voor de zekerheid dat een bedrieger het Russische volk misleid had; men zou denken, eene ernstige waarschuwing tot groote omzichtigheid in zulke aangelegenheden. De Czaritza Marina gelukte het, zich gedurende den volksstorm in het keizerlijk paleis schuil te houden; later werd zij ontdekt, gevangen genomen, beleedigd en mishandeld, maar zij bracht er, met meer geluk dan wijsheid, het leven af. Na eenige weken werd zij, met talrijke landgenooten, die in Moskau eene meer of minder belangrijke rol gespeeld hadden, naar Polen gevoerd en losgelaten. Volgens een verhaal of legende zou men terstond na de catastrophe aan Marfa Nagoy gevraagd hebben of de omge | |||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||
komen Czar in werkelijkheid haar zoon was, waarop zij het diplomatieke antwoord zou gegeven hebben: ‘dat had men mij moeten vragen bij zijn leven, nu is hij het niet meer.’
Het eigenlijke hoofddrama eindigde den 17en Mei 1606 met den dood van pseudo-Demetrius; maar er volgde nog een naspel. In de revolutie binnen Moskau was hij zonder twijfel om het leven gekomen; maar dit belette niet dat binnen het jaar aan de Lithauwsche grens een individu optrad, met de bewering dat hij de wederom van den dood geredde Czar was en als rechtmatig heerscher zou optreden. Deze bedrieger stond in alle opzichten beneden zijn voorbeeld en het sprookje, dat hij van zijne redding opdischte was nòg erbarmelijker dan dat van zijn voorganger. Maar zóó sterk is bij vele menschen de behoefte aan iets vreemds, geheimzinnigs en wonderbaarlijks, dat ook deze tweede pseudo-Demetrius geloof vond, zich een aanhang vormde en ondersteund werd. Weder vloog koning Sigismund van Polen met een deel van zijn adel en clerus op het lokaas aan, en trachtte andermaal van Warschau uit Rusland te exploiteeren, en op religieus gebied te hervormen. Deze avonturier heeft het in uiterlijk vertoon minder ver gebracht dan de eerste, maar is toch door een deel der bevolking als Czar erkend, gehuldigd en gehoorzaamd. Het record van schaamteloosheid in deze épisode is waarschijnlijk geslagen door de meergenoemde Czaritza Marina Mnizek, die formeel en uitdrukkelijk haar gemaal Demetrius als ‘wederopgestaan’ heeft herkend, met den ‘herborenen’ leefde en een zoon bij hem had. Na ongeveer een jaar met gedeeltelijk succes als Czar te zijn opgetreden, geraakte hij in onmin met zijn beschermer Sigismund, die met al te veel ijver den prijs van zijn bescherming in den vorm van landbezit en annexatie wilde binnenhalen. Bij een daaruitvolgend gevecht sneuvelde deze pseudo-Czar, wiens onechtheid inmiddels in zóó overtuigenden vorm gebleken was, dat hij sedert in de Russísche geschiedenis bekend is als ‘de dief van Taschino’. De schoone Marina verdween in een Russisch klooster, alias gevangenis. Door volstrekt gemis aan een mogelijk staatshoofd, wiens macht en recht door de bevolking in voldoende mate geëerbiedigd werden, volgden op de periode der Demetriussen nog een zestal jaren van jammerlijke regeeringloosheid en binnen- | |||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||
landsche beroering. Slechts door een gelukkigen samenloop van omstandigheden werd voorkomen dat het Russische Rijk grondgebied verloor, of zich ontbond. Eerst in Februari 1613 werd Michäel Feodorowitsch Romanow tot Czar gekozen en algemeen erkend, waarmede deze als grondlegger van het thans regeerende vorstenhuis optrad.
Natuurlijk zijn herhaaldelijk de vragen opgeworpen: Wie was de (eerste) pseudo-Demetrius? Van waar kwam hij? Wat was zijn oorsprong? Een afdoend antwoord is nooit gegeven en zal waarschijnlijk wel nooit gegeven worden, zoodat de zaak tot de historische raadselen zal blijven behooren. Aan pogingen om door meer of minder vernuftige combinaties en onderstellingen eene aannemelijke oplossing te vinden, heeft het niet ontbroken. Voor velen gold de door tijdgenooten als waarheid erkende meening dat hij een uit het klooster gezette monnik was (reeds boven vermeld). In sommige orthodox Russische gemeenten wordt nog, op zekeren bepaalden dag van het jaar, een opzettelijke dank- en bededag gehouden, bij welke gelegenheid de ‘valsche Demetrius’ en ‘Grischka Otrepiew’ plechtig vervloekt worden. Zulke gewoonten bewijzen echter hoogstens wat men toen voor waarheid hield, in het minst niet wat objectieve waarheid is. Eigenaardig is dat men niet in alle kringen omtrent dit onderwerp op waarheid gesteld is geweest. Zoo heeft een Russisch geschiedvorscher, Karamsin, pogingen gedaan om, aan de hand van officieele in archieven aanwezige stukken, de onvervalschte waarheid op te sporen, vooral omtrent het eerste optreden van Demetrius in Polen. Van allerhoogst officieele zijde is dezen geleerde de voortzetting van dit onderzoek verboden; het was eenigszins gevaarlijk een dergelijk verbod te overtreden en het onderzoek bleef achterwege. Van andere zijde is beweerd dat hij een natuurlijke zoon geweest is van Sigismunds voorganger, in elk geval van een Pool, die de hofkringen nabij stond; ook dit is niet bewezen kunnen worden. De omstandigheid dat in de eerste jaren der 17e eeuw de Jesuiten-orde grooten invloed in Polen had, en dat de kortstondige loopbaan van Demetrius van het begin tot het einde met het streven en de bemoeienissen dier orde samenhing, doet onderstellen dat in hare archieven gegevens omtrent | |||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||
deze geheele épisode zijn of geweest zijn. Zooals men weet staan die archieven niet voor onderzoek open, althans niet voor belangstellenden van elke richting. De onzekerheid, die de herkomst van den pseudo-Czar omgeeft, veroorlooft niet met beslistheid te zeggen of hij zijn avontuur op eigen verantwoordelijkheid is begonnen of dat hij slechts het werktuig eener bepaalde Poolsche fractie is geweest. Zeker is dat deze fractie hem gesteund en geholpen heeft, in de hoop, door hare creatuur op den Czarentroon te plaatsen, Rusland staatkundig en kerkelijk te hervormen en te beheerschen. |
|