Toen gebeurde het wondere.
De zoldering wierd weggedragen, en van een blinkenden hemel schoot een groote ster neer, die als een helle opaal om mij begon rond te zweven, de mysterie-bezwangerde ruimte in blauwwitten schemerglans zettend. Een geheimzinnige warreling ontstond, welke mij in schijndoode verdooving bracht. De eerder verstorven klanken welden terug met orchestrale breedheid, bestarreld met engelschoone bijtonen, die omhoog zinderden als sterrevonken. De wanden dreven weg als zwarte waden in den wind, en de grond werd doorzichtig als glas over phosphoresceerend groen licht. Het leek, of men mijn schijndood lichaam òp deed rijzen naar een hoog gewest, waarheen een weg van sterren leidde. Deze hemelvaart was omstuwd van vage gestalten, die steeds tot helderder verschijning naar mij òp wilden dringen, maar dan weer aarzelend terugweken.
Ai, hoe grauw ook wederom versluierd, mijn denken verrozigt toch immer in opperste gelukzaligheid bij de herinnering aan dat wondere tijgen naar dien machtigen tempel, waar ik toen ben ingeleid. Het was een Dom, die mij mystisch de openbaring van de zee moet hebben opengelegd, want het was er mij te moede, of ik over een stil-glad smaragdgroen watervlak ging, met boven mij den hemelkoepel met de sterreteekens in het ontzagwekkend gewelf. Zonnen en manen straalden een machtig licht door de monumentale kerkramen. In diepsten ootmoed zou ik weggezonken zijn in de koele vloersteenen, als niet de wonderster wederom rond mij was beginnen te cirkelen, en mij door een blauwwitten schemerglans vergund had gewaar te worden, dat deze Dom gevuld was met wezens, die schoone, menschelijke trekken hadden. Zij waren geknield in banken, en hadden het edel gelaat gewend naar een priesterloos altaar, dat mij vreemd als muziek aandeed. Het scheen mij, of ik schoone, gewijde muziek zag, en tegelijk of de tabernakel lichtte als êên groote monstrans. Verder was het doodstil in de immense ruimte, zoodat de zacht juichende geestelijke muziek alleen den Dom vulde, zich vermengend met myrrhe-geuren.
Stilaan doofde de wonderster zijn geheimzinnige schemer-glanswarreling rond mij, en plots zonk ik met een felle vaart door den golvenvloer terug, door donkere diepten heen, langs