De Tijdspiegel. Jaargang 70(1913)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 341] [p. 341] Waarom? H. ten Oever. Waarom, o God, dien 'k somtijds voel In liefde en schoonheid, in 't harmonisch Deinen mijner ziel op rhythmus van gedachten En gevoelens dièr ziel, waarin de mijne Zich gaarn verliest - waarom toch is mijn hart Zoo diep doorsneden door de voren van den twijfel? Waarom trilt elke vezel pijnlijk bij 't ontleden Van wat, spontaan genoten, worden zou Tot hoogste zins- en zielsverrukking beide, Waar 't leed des levens schuw voor weg zou krimpen In valen schemernacht, waaruit het zich verhief? Waarom toch schijnt uw licht zoo zelden klaar En onbewogen in het brandpunt van mijn denken, Maar siddert meest, of kille, grille nachtwind Er langs zijn adem stuwt, zoodat de schimmen Van mijn gedachten spookachtig op den wand Mijns harten roeren in lugubren schijn? Waarom wordt liefde - angst? Waarom wordt schoonheid - pijn? Waarom wordt 't stralende mysterie van Uwe levenskracht En levensvolheid, die 't heelal doordringen, Zoo bleek in mij, als 't morgenlicht in grauwen herfstdag, Wen de zon haar rouw uitviert in kille kamer, zwaar Behangen van loodgrijs floers in starre plooi? [pagina 342] [p. 342] Waarom, waarom? Roept dan mijn ziel niet staâg Uit diepten van verlangen naar Uw heil, Uw wondren glans, dat die de binnenkaam'ren Van mijnen geest zacht kleuren met het morgenrood Van 't zoet begrijpen van Uw diepste wezen? En ik begrijp nòg niet - nòg niet! Als dieren, fel op roof, Zoo werpen, ach, hoe vaak, de wreedste twijfelingen Zich plots op 't zielebeeld, dat liefde en schoonheid schiep.... En in de worstling gaat mijn zielekracht verloren, En vlucht, het schoon gelaat van felle smart verwrongen, 't Geluk - en laat mijn droeve ziel alleen en ledig daar! Vorige Volgende