De Tijdspiegel. Jaargang 69
(1912)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| |
Buitenlandsche zaken.
| |
[pagina 354]
| |
is voor de vredesvooruitzichten, kan het geheel buitengewone succes der Bulgaarsche wapenen uit zichzelf ook het gevaar, dat tusschen de beide grootmachten een oorlog zal worden gevoerd over de belangen der Slavische Balkan-Staten, zeer doen verminderen. Het belang van Rusland bij de machtsuitbreiding van de Balkan-Staten is betrekkelijk. Het bestaat alleen in zooverre zij beloven den weg voor Rusland naar Constantinopel te zullen vrijmaken. Maar de aspiraties van koning Ferdinand reiken veel verder. Hij wil niet slechts in naam, maar ook in het wezen der dingen, den Staat onafhankelijk maken, en daarbij sterk. Het verleden laat niet den minsten twijfel, dat Bulgarije bereid is een zelfstandige politiek te voeren. Vorst, later koning Ferdinand heeft bijzonderlijk naar eene goede verstandhouding met Oostenrijk gestreefd. Dikwijls, eenmaal gedurende verscheidene jaren, was de verhouding tot Rusland zeer onaangenaam. In 1908 was het na zijn bezoek aan keizer Frans Joseph, doch zonder voorafgaande goedkeuring der keizerlijke regeering te St. Petersburg, dat de vorst zich tot koning liet kronen. Ter zake van de Bosnische en Oost-Rumenische aangelegenheden bestond in 1908 volkomen overeenstemming tusschen Weenen en Sofia. De gebeurtenissen der laatste weken doen de onmiddellijke mogelijkheid voorzien, dat Bulgarije als een machtige, wezenlijk souvereine nationale Staat, de uitbreiding van Russisch gezag naar het Zuiden sterker blokkeert, dan voorheen het geval was. Deze omstandigheid moet een temperenden invloed uitoefenen op de sympathie van St. Petersburg voor de Balkanvolken. Geheel anders staat de zaak voor Oostenrijk. Tot dusverre is dit Rijk door een ernstig weerbaar Turkije beveiligd geweest tegen het gevaar, dat in het Oosten een Russisch overwicht zou onstaan. Nu het Turksche Rijk in Europa ineenstort, althans bijna hopeloos verzwakt, zal Oostenrijk door een zelfstandig sterk Bulgarije tegen eene Russische omarming, welke het als levensgevaarlijk moet vermijden en bestrijden, worden gedekt. Aldus zal hetgeen de diplomatie onder het status quo verstaat in hoofdzaak gehandhaafd blijven. De Oostenrijksche regeering zal aan Bulgaarsche veroveringen geen ernstige beperkingen stellen. Hierop duiden ook de langdurige, een buitengewoon vriendschappelijk karakter dragende bezoeken, welke Bulgaarsche staatslieden in den loop | |
[pagina 355]
| |
dezer maand aan Weenen hebben gebracht. Door een Bulgaarsch-Oostenrijksche verstandhouding zal Servië van zijn krachtigen bondgenoot beroofd en tot matiging gedwongen worden. Alleenstaand moet Servië weerloos geacht worden tegenover Oostenrijk, hetwelk zelfs onder voor Servië meest gunstige omstandigheden Belgrado onmiddelijk en meest gevaarlijk bedreigt. Thans nu het gedunde leger in het Zuiden is vastgelegd en een oorlog met Oostenrijk voor de Albaniërs, die met de Serven niets gemeen hebben, het teeken zou zijn van een krachtige actie tegen hun would-be veroveraars, kan Servië er minder dan ooit aan denken zelfstandig den strijd met Oostenrijk aan te binden. De brutale toon, door de pers te Belgrado en door Servische staatslieden gevoerd, kan alleen verklaard worden uit de verwachting, dat eene critieke toestand kan worden geforceerd en eene constellatie in het leven geroepen, welke Rusland zal verleiden zich partij te stellen. Zeer zeker wordt die hoop gevoed door de camarilla te St. Petersburg; door de grootvorsten, schoonzoons van koning Nikita. Maar het is niet aan te nemen, dat de verantwoordelijke Russische regeering hare en hunne voorspiegelingen zal waar maken. Het schijnt onaantastbaar, dat Rusland zijne volle kracht moet sparen, om zijne positie bij de uit- en toegangen tot de Zwarte Zee zoo gunstig mogelijk te maken. Dàar ligt het groote Russische belang. Dàar kunnen, onder omstandigheden, voor Rusland belangrijke resultaten bereikt worden, zoowel in geval de Bulgaren Constantinopel bezetten als wanneer de Bosporus en de Dardanellen in handen blijven van het oude Turkije, of wat er dan van resten zal. Onder deze omstandigheden een twist met Oostenrijk en Italië aan te binden, ter wille van Servische gebiedsuitbreiding (in Albanië, waar geen Serviërs of oud-Serviërs wonen) moet te meer uitgesloten worden geacht, daar Oostenrijk niet absoluut vijandig staat tegenover eene verbetering van Rusland's positie bij de toegangen tot de Zwarte en Middellandsche Zee. Van zulk eene niet-absoluut vijandige houding getuigt het dezer dagen veelbesproken geschrift van den Oostenrijkschen veldmaarschalk Radetzky, waarin volmondig wordt erkend, dat het voor Rusland een levensbelang is, van een vrijen uitweg uit de Zwarte Zee verzekerd te zijn en zelfs toegestemd, dat Rusland geïsoleerde forten, welke den vrijen doortocht in die zeestraten verzekeren, mag verlangen. Voor eene bevredigende regeling der aan de | |
[pagina 356]
| |
orde gestelde verschillen kan de houding van Duitschland geacht worden zelfs een waarborg te schenken, wanneer Rusland slechts vermijdt ongerechtvaardigde, in overwinningsroes opgekomen verlangens van Servië, ten nadeele van Oostenrijk's positie, te steunen. Indien Rusland, met vrije doorvaart niet tevreden, Constantinopel zou willen bezetten en het ideaal verwerkelijken, waarvoor in de afgeloopen eeuw in bloedige oorlogen enorme offers zijn gebracht, het ideaal, hetwelk sedert Peter den Groote wordt gekoesterd, dàn was er oorlog met Oostenrijk, dat tegen een Russisch overwicht waken moet. Maar het is haast niet te denken, dat Rusland inderdaad, zes jaar na den uitputtenden oorlog met Japan, nog door hevige binnenlandsche beroering gevolgd, een strijd zal aanbinden, waarin het Oostenrijk, Bulgarije en Roemenië wel onmiddelijk vereenigd tegenover zich zou mogen vinden. Met zekerheid toch zou kunnen worden voorzien, dat het overwicht in Azië, hetwelk het, dank de samenwerking met Japan, op Engeland alreeds herwon, dan onmiddelijk weer verloren zou gaan. Daarenboven, al werd de strijd tegen Oostenrijk en zijn direct belang zoekende medestanders met succes gevoerd, dan toch bleef het wel zeer onzeker of het door de andere machten, met name door Engeland, veroorloofd zou worden de vruchten van zijn inspanning te oogsten, De ervaring, welke Rusland in dezen heeft opgedaan, moet de Russische staatslieden sceptisch stemmen, tot voorzichtigheid en bescheidenheid manen. Er is bij de huidige constellatie alle reden te hopen, dat de vrede onder de grootmachten van het vasteland van Europa bewaard zal blijven, hoezeer de kaart van Turkije als gevolg van de beslissing, welke door het zwaard moge vallen, zal worden verkleurd. Het streven van de regeeringen te Weenen, Rome en Berlijn is thans zeker en bijna ontwijfelbaar is mede 't doel van de verantwoordelijke Russische regeering daarop gericht. Een machtig complex van omstandigheden noopt, noodzaakt bijna, tot eene vreedzame regeling van de verschillen, welke tusschen Oostenrijk (en Italië) eener- en Rusland anderzijds in verband met Servische veroveringen aan de orde komen. Voor Oostenrijk toch ontstond het belang aan de Russische ‘dochterstaten’ alle mogelijke gezagsuitbreiding toe te staan (voor zooverre hunne veroveringen zich slechts niet uitstrekken | |
[pagina 357]
| |
tot de eigene met Italië gedeelde invloedsfeer); daarentegen is voor Rusland oorzaak ontstaan om tegen eene al te groote machtsuitbreiding van Bulgarijë te waken. Servië wil zich ten koste van Oostenrijk verrijken; Bulgarijë daarentegen ambieërt het bezit van Constantinopel, dat Rusland, daar 't geen uitzicht heeft het thans zelf te verwerven, liefst in handen laat van een verzwakt Turkijë. Zoo dit nimmer te voren het geval is geweest en in de toekomst misschien nooit weer zal voorkomen, dan hebben Rusland en Oostenrijk thans toch reden eensgezind hun wil aan de kleine Balkan-Staten op te leggen, perk te stellen aan veroveringen ten hunnen kostte. Van verzet der Balkan-Staten zou, uitgeput door den oorlog als zij zijn, minder dan ooit sprake kunnen zijn. Maar ondanks deze zeldzaam gunstige constellatie, welke, ter zake van den Balkan, belangenovereenstemming doet ontstaan tusschen Rusland en Oostenrijk, werd de vrede nog niet hersteld, doch werden integendeel de verhoudingen in gansch Europa angstig gespannen. Rusland en Oostenrijk bereiden zich op oorlog voor. Dit is een daadzaak. En het bezoek van den Oostenrijkschen troonopvolger aan den Keizer van Duitschland, toevallig samentreffend met te Berlijn gehouden conferenties tusschen de chefs van de Oostenrijksche en Duitsche generale staven, laat niet den minsten twijfel, dat het gevaar voor een grooten Europeeschen oorlog ernstig is. De groote kwade factor, welke aan eene voor allen, behalve voor Turkijë zelve, gelukkige of althans beëindiging van het Balkan-conflict in den weg staat, is Engeland (en in verband daarmede de onzekere houding van Frankrijk). De Britsche staatkunde is sedert jaren vast op het veroorzaken van Europeesche verwikkelingen gericht. Engeland heeft nu eerst Turkijë gesteund in verzet tegen onvermijdelijk door de omstandigheden geboden en door Oostenrijk voorgestelde hervormingen in Macedonië. Het vuurt thans, als in 1908, Servië tot een agressieve houding tegen Oostenrijk aanGa naar voetnoot1.. Niet onwaarschijnlijk is het, dat aan Rusland meer of minder degelijke ‘vooruitzichten’ geopend zijn, levensbelangen van Oostenrijk rakende, | |
[pagina 358]
| |
niet dan door oorlog te verwerkelijken. Een dreigend sterke vloot - dezer dagen wederom met vier Dreadnoughts versterkt - heeft Engeland in de Middellandsche zee samengetrokken, ter ondersteuning van Servische aanspraken, tot steun van een Russische actie of voor den een of anderen coup. Het is op alles voorbereid. Turkijë is verzwakt en Engeland meester van de zee. Egypte, waarheen het zijn bekwaamsten generaal gezonden heeft, is veilig. Het garnizoen daar is versterkt. Het is zeer wel mogelijk dat een krachtig ingrijpen van Oostenrijk, Servië wederom zal dwingen, als voor vier jaren, het hoofd in den schoot te leggen en dat het Drievoudige Verbond er dan in slaagt eene groote Europeesche conferentie te beleggen, tot eene bevestiging der bestaande verhoudingen tusschen de grootmachten in het Oosten, het zoogenaamde status quo. Evenwel speelt de Engelsche diplomatie haar spel met groote volharding en de gecompliceerde toestanden - de zes millioen Serven in Oostenrijk kunnen ook woelig worden - leveren ernstige gevaren op. In verband met Engeland's positie verdient o.i. de onlangs gehouden rede van Bonar Law, den leider der Unionistische partij groote aandacht. Hij zeide (Liverpool, 9 November): De wonderlijke gebeurtenissen van de laatste weken (met betrekking tot den Balkan) hebben fundamenteel en permanent de gansche situatie in Europa veranderd... Ik ben geen alarmist; maar de tijden zijn zeer ernstig. The wish may be father to the thought. De spreker mag - 't zou niet voor de eerste maal zijn - wel degelijk alarmist zijn geweest, de slecht van zijn verantwoordelijkheid bewuste drijver en overdrijver. Maar hij is toch niet de eerste de beste, wiens woord zeer licht kan worden opgenomen. Wat hij ziet of meent te zien, wordt door zijne partij en door de leidende fractie der liberalen gewenscht: eene verstoring van de verhoudingen onder de continentale grootmachten, waaraan zij bijna een halve eeuw van onderlingen vrede en hun meer of minder belangrijken groei danken. - In de Fortnightly Review van 1 Nov. erkent Sidney Low, die met groote kennis van zaken over Engeland's buitenlandsche staatkunde schrijft, dat in Sept. - October j.l. Frankrijk meest ernstig met Rusland heeft willen samenwerken om oorlog in den Balkan af te wenden; doch dat het zeer teleurgesteld geworden is over de in dat verband door Engeland aangenomen houding. | |
[pagina 359]
| |
Wat Frankrijk betreft, zoo is het duidelijk, dat de omstandigheden het uitnoodigen, in het eigen belang samen te werken voor het behoud van den vrede. Maar dat lichtzinnigheid en wraakgierigheid de rede parten kunnen spelen, werd voldoende geïllustreerd door de houding van Delcassé in 1904 en die van Pichon in 1910. Aan de bestrijding van dien kwaden factor in de situatie kan en moet Nederland echter - het is plicht het telkens weer te herinneren - medewerken door tijdig deugdelijken waarborg te bieden, dat zijne neutraliteit effectief gehandhaafd, zijn territoir of territoriaal water niet voor doeleinden van oorlog misbruikt zal worden. Maar terwijl allerwege in Europa groote militaire voorzorgen genomen worden, blijft men in Nederland werkeloos de gebeurtenissen afwachten, waardoor de staatkundige kaart van Europa, ook op de Noordzeekust, aan 't Kanaal, belangrijke verandering kan ondergaan. Wij bereiden ons voor op onafhankelijksfeesten! Terwijl er grond is voor de hoop, dat het vrede blijft, moet men wel heel ernstig rekenen met de mogelijkheid, dat er binnen een paar maanden, of dagen, oorlog is. | |
Eene gebeurtenis van wereldbeteekenis.Het kanongebulder in den Balkan, en de gevaren welke daaruit voor den vrede in West-Europa voortvloeien, de tragische tooneelen in het Zuidoosten, versomberd nog door het verschijnen van de cholera, den geduchten vijand van allen, die morgen ook voor onze eigene poorten mag verschijnen - dit alles leidt de aandacht af van eene gebeurtenis in Amerika, welker beteekenis voor de wereldgeschiedenis misschien grooter kan zijn, dan het meest verschrikkelijke wat op den Balkan plaats had. Die gebeurtenis is het resultaat van niets beters dan kiezersgescharrel en geldgeknoei - de electie van Dr. Woodrow Wilson tot President van de Vereenigde Staten; de val van de Republikeinsche partij in Amerika. Sedert Engeland voor den brutalen eisch van President Cleveland - die als democraat aan de regeering kwam, maar haar als republikein verliet - moest bukken en zijn geschil met Venezuela (1895/96) door arbitrage moest beslechten, heeft de imperiale staatkunde onder opvolgende, door de Republikeinen gekozen presidenten, Mc Kinley, Roosevelt en Taft, hoogtij gevierd in Washington. De Britsche regeering heeft | |
[pagina 360]
| |
die staatkunde niet tegengewerkt. Lord Salisbury, ontwijfelbaar sterk onder den invloed van Joseph Chamberlain, heeft haar zelfs krachtig bevorderd, ten spijt van de zelf geleden nederlaag. Beducht voor de machtige opkomst van de Hollandsche Republieken in Zuid-Afrika, die Engelsche expansie in dat deel der wereld ernstig belemmerden, - meer bezorgd nog over het snel toenemend overwicht, hetwelk Rusland in Oost-Azië geldend maakte, - later geagiteerd door Duitschland's vlootbouw, waarin zij, terecht, eene relatieve verzwakking zag van Engeland's positie - heeft de Britsche regeering vriendschap met de Vereenigde Staten gezocht en samenwerking - gelijk Canning omstreeks 1823 deed, naar aanleiding waarvan de Monroe leer ontstond. - Engeland, zich alleenstaande te zwak ervarende om krachtige expansie politiek met succes te kunnen voeren, noodde Mc Kinley tot samenwerking en samendeeling. De oplossing van oude geschillen - waarvan sommige nog uit 1812, vele uit 1863 dateerden - werd te Londen oprecht en in concilianten geest ter hand genomen, nadat het gouvernement te Washington zich tot samendeeling bereid had verklaard en van het bewijzen van wederdienst niet afkeerig - gelijk het eerst bleek uit de houding van de Vereenigde Staten met betrekking tot den oorlog in Zuid-Afrika en vervolgens uit de belangrijke diensten, welke de Amerikaansche diplomatie en het Amerikaansche geld bewezen hebben in verband met den door Engeland uitgelokten oorlog van Japan tegen Rusland. Vooral echter voor de eigen gezagsuitbreiding hebben de Amerikanen zich zeer sterk geïnteresseerd, nadat de houding van Engeland, hetwelk tot dusverre met de Monroe-leer had gespot en aan Amerikaansche expansie zeer in den weg had gestaan, eene vriendschappelijke was geworden. In nauwelijks vijftien jaren tijds werden de Vereenigde Staten een koloniale mogendheid van den derden of tweeden rang. In 1898 werd onder valsche voorwendsels en naar aanleiding van een feit, dat bewezen werd gefingeerd te zijn geweest (het dymamiteeren van de ‘Maine’), oorlog gevoerd tegen het in verre zeeën bijna weerlooze Spanje en de contrôle, feitelijk bezitstitel, verworven over Porto Rico, de Philippijnen, de Hawaiïeilanden en Cuba. In 1899 werd een deel der Samoa-eilanden onder een met Engeland's medewerking aan Duitschland opgedragen deelingsverdrag geannexeerd. Twee jaar later (1901) werd met Engeland het Hay-Pauncefote verdrag | |
[pagina 361]
| |
gesloten, waarbij door Engeland aan de Vereenigde Staten het ‘recht’ verleend werd het Panama-kanaal te bouwen, hetwelk den wereldhandel moet dienen en had behooren te worden geinternationaliseerd. Gedurende den loop van 1902/3 manipuleerde het gouvernement van president Roosevelt daarop de revolutie in Columbia, welke leidde tot het uitroepen van de Republiek Panama, die onmiddelijk het souvereiniteitsrecht over het kanaal-gebied aan Amerika verkocht. En nog voor de Philippijnen effectief veroverd waren (1906) moet reeds het eerst zeer onlangs openlijk ter sprake gebrachte Amerikaansch-Nederlandsch verdrag ter bescherming van de wederzijdsche bezittingen in Indië, hetwelk bijna noodwendig den weg zou effenen voor een Amerikaansch protectoraat, in studie genomen zijn. Doch middelerwijl de Vereenigde Staten meer en meer gezag en invloed vestigden in streken, waar zij tot dusverre geenerlei aanspraak of belang hadden en terzelfder tijd de Washingtonsche diplomatie een werkzaam aandeel begon te nemen in zuiver Europeesche kwesties, werd een neo Monroe-leer gepredikt en - wat erger was - opgedrongen, waarbij den (kleinen) Europeeschen Staten hun beschikkingsrecht over hunne bezittingen in Amerika, zonder voorafgaande goedkeuring van Washington wordt onzegdGa naar voetnoot1.. Besprekingen door Denemarken over verkoop van zijn West-Indische Koloniën met Duitschland aangevangen, werden reeds vóór 1902 gestuit, waarna Amerika zelf een verdrag over den aankoop dier Kolonies met Denemarken afsloot (hetwelk echter door de Volksvertegenwoordiging te Kopenhagen niet is goedgekeurd). De Nederlandsche Koloniën in de West moeten thans geacht worden binnen den invloedsfeer der Vereenigde Staten te liggenGa naar voetnoot2.. De brutale contenties, door den gevaarlijken demagoog Roosevelt sterk gepropageerd, vonden van de Europeesche Kabinetten niet de tegenwerking welke zij verdienden: de verhoudingen in Europa waren te gespannen dan dat de regeeringen er vrijmoedig stelling tegen konden nemenGa naar voetnoot3.. De Eerste Vredes- | |
[pagina 362]
| |
conferentie in Den Haag (1899) kon zelfs door de Amerikaansche en Engelsche diplomaten, als voor andere doeleinden, worden misbruikt om haar eene declaratie te doen aannemen, welke een halve erkenning is van de aanspraken van de Vereenigde Staten onder de Monroe-leer om naar willekeur aan andere Staten vestiging in het Westelijk Halfrond toe-te-staan of te verbieden: de hooge vergadering gaf pro forma den leugen ten beste dat de leer bestaanbaar was met het doel en de oogmerken van de vredesconferentieGa naar voetnoot1.. Onder het presidentschap van Taft is San Domingo, door bemiddeling van Amerikaansche financiers, onder de contrôle van Washington gebracht (een Amerikaansch ambtenaar de douane beheerende), Honduras, Nicaragua en andere zwakke Republieken, werden of worden gaandeweg in dezelfde afhankelijke positie gebracht. Tijdens zijn bestuur werd - meest belangrijk feit - de fortenbouw aan de mondingen van het Panamekanaal, dat reeds in 1913 zal kunnen worden voltooid, ter hand genomen, waardoor Amerika deze grooten wereldweg in tijd van oorlog zal kunnen beheerschen, gelijk Engeland, hetwelk zijne in deze onmisbare medewerking verleende, bereids dien van Suez bewaakt. Tusschen 1908 en 1912 werd de vlootbouw krachtig voortgezet. De schoone Engelsch-Amerikaansche arbitrage-overeenkomst, welke een verkapte overeenkomst van algemeene samenwerking was, verloor echter onmiddelijk na door Taft te zijn ingeleid veel van haar fraicheur - zoo hartstochtelijk werd de idee door tal van andere Staten omhelsd - en zij werd ten slotte door een terecht wantrouwenden en naijverigen Senaat omhals gebracht. De pogingen van Amerika om een reciprociteits-verdrag met Canada tot stand te brengen hebben terzelfder tijd een zekere vervreemding gewekt tusschen Londen en Washinghton. Maar verklaarde lord Salisbury, hoezeer ook gedrongen, nog, dat de Monroe-leer was ‘inapplïcable to the state of things in which we live at the present time’, in Nov. 1911 getuigde de Britsche minister van buitenlandsche zaken: ‘our policy is in full accord with the Monroe doctrine’. | |
[pagina 363]
| |
Engeland's oogmerk om de Vereenigde Staten tot medestander te krijgen in de groote politiek, is nog geenszins volkomen bereikt. Tot dusverre is Washington minder ijverig geweest in het samenwerken, dan in het samendeelen. In 1906 (Algeciras-conferentie) nam Amerika officieel eene nog eenigszins gereserveerde houding aan en in 1911, tijdens de Maroccocrisis, kwam het geld van Pierpont Morgan de positie van Duitschland sterken. Maar als de republikeinsche partij aan het bewind gebleven ware, - bijzonderlijk indien een brutaal imperialist als Roosevelt wederom op het kussen ware gekomen - dan zou de politiek van Washington meer en meer op expansie zijn gericht geworden en een agressief karakter hebben aangenomen: de positie van de Vereenigde Staten ware meer en meer tegenover Europa gecompromitteerd en gaandeweg, of plotseling, zou de noodzaak van vaste aansluiting met Engeland zijn ontstaan - aansluiting welke, bij de huidige verhoudingen, aan Engeland een zoo groot overwicht zou geven, dat het wellicht zijn hegemonie in Europa vast zou kunnen vestigen. De overwinning van de democraten in 1912 heeft de strekking, de Engelsch-Amerikaansche samenwerking welke een ernstig gevaar is voor de volken, die niet van Angelsaksischen stam zijn, te verstoren, althans sterk te verzwakken en de politiek in minder agressieve banen te leiden. De democratische partij is van huis uit niet imperialistisch. Zij heeft zich steeds tegen de staatkunde verklaard, welke door Mc. Kinley ingeleid, door den luidruchtigen en onbetrouwbaren demagoog Roosevelt krachtig voortgezet werd, en waaraan, na hem, Taft op minder ostentatieve maar ernstige wijze gewerkt heeft. Van de zijde der democraten zijn in de laatste jaren herhaaldelijk ernstige protesten opgegaan tegen de politiek van expansie buiten Noord-Amerika, zoowel op ethische als op economische en staatkundige gronden. Heftig hebben voorname democratische leiders geageerd tegen de verovering van de Philippijnen en het geknoei in Panama; tegen inmenging in Europeesche aangelegenheden; bizonderlijk tegen een samengaan met Engeland hebben zij vooral geijverd. - Het lijdt geen twijfel, dat de nieuwe regeeringspartij in de Vereenigde Staten niet geheel den invloed zal kunnen ontgaan van de imperialistische strooming, welke de drie laatste presidenten hebben in het leven geroepen en dat zij ook de gepopulari- | |
[pagina 364]
| |
seerde neo-Monroeleer niet zou willen, noch zou kunnen verwerpen, zonder de positie der partij ernstig te schaden. Maar verwacht kan worden, dat, nu de leiding van de zaken van staat in Amerika in de handen van de democraten gekomen is, Engeland voor eene agressieve staatkunde niet langer steun uit Amerika ontvangen zal. Volgens Engelsche en Amerikaansche propagandisten - onder wie in een adem genoemd mogen worden de Britsche secretaris van Staat Chamberlain en Roosevelt - is de gemeenschap van ras en taal voldoende sterk om alle bezwaren te overwinnen en een vasten band te leggen tusschen de Engelsch-sprekende volkeren. Inderdaad schenen de laatste jaren die opvatting waar te maken. Maar nu de regeering veranderd is, is er hoop, dat de Ieren, die de zegeningen van Britsche politiek kennen, en wier bloed, naar men heeft willen becijferen, in 40% der bevolking zit, hun anti-imperialistischen invloed zullen doen gelden; - zoo ook de 6.000.000 volbloed en de paar millioen halfbloed Duitschers (de federale wet van Roosevelt, welke kennis der Engelsche taal eischt voor naturalisatie, toch is eene waarschuwing, dat als men zich niet verweert, de Duitsche vestiging ook staat bemoeilijkt te worden). Goede belofte geeft ook de omstandigheid, dat Bryan, de heftige anti-imperialist, uitgenoodigd is in de nieuwe regeering zitting te nemen. - Op grond van deze overwegingen mag aan de verkiezing van Wilson wereldbeteekenis worden toegekend. |
|