De Tijdspiegel. Jaargang 69(1912)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] Oude stad. J.C. Bloem. Temidden van de verre stilten en de weiden, Door groene singels in een looverkrans omvat, Ligt, weinig slechts beroerd door 't glijden van de tijden, Verlaten en vergeten, menige oude stad. Daarboven gaat de trek der nooit-geruste wolken En spelen zon en wind en lucht hun eeuwig spel: De menschen, die de kleine woningen bevolken, Zien hoog-op naar dit schoon, en zij herkennen 't wel. Elk uur wiekt er een vlucht van hemelwaarts getilde Tonen den slanken, spitsen klokketoren uit. Hoor hoe, wanneer dit hoog en puur geluid vertrilde Als een veel ijler klok de broze stilte luidt. Zoo schouwde ik eens een stad: het was na zomerregen, Als uit gebroken lucht een steile zonneval Schuin neerstaat op het land en vreemde schaduws vegen Over het blikkrend dak der kerk en weide en wal. Niet anders had ik 't mij gedacht: de straten zonder Vertier, gebogen in een weifelende lijn, Een steeds-ruischende sluis, een grachtje met een vonder, Dan, op de leege markt, die loome zonneschijn. [pagina 345] [p. 345] O deze vrede van de gevels en de gaarden, Die maakt, wat ook het leven teistere en verdoff', Zoo maar zijn droomen deze heugenis bewaarden, Van ieder mensch een hovenier in stilte's hof. Mij zijn die oorden vol van een beminder leven, En inniger dan wat door groote steden stroomt; Hier is mijn hart te huis, in deze leege dreven, Waar 't in den gulden mist der milde zonnen droomt. Als langzaam de geluiden van den dag verstillen, De schemering gelijk een wolk van teerheid breekt, Ontluiken ongerept en pril weer de eeuwge idyllen, Bij 't eerste schuchtre woord, dat lief tot liefste spreekt. Ontvlucht aan 't laag vertrek, waar bij den vreê der lampen 't Gezin te zamen zit, gaan schuw buurmeisje en buur Elkander vinden, half verhuld in de avonddampen, Gescheiden door een haag, dicht bij den ouden muur. Heb ik ooit meer begeerd? Hoe bitter voel ik heden Mijn dwaasheid, die verkoos de wereld en haar gloed. Nu dwaal ik onvervuld door landen en door steden En drijf naar gunst of dwang van elke levensvloed. Vorige Volgende