De Tijdspiegel. Jaargang 69(1912)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 340] [p. 340] Verzen. Hein von Essen. Droomen. I. Als de slaap heur sluizen sluit En de droomen drijven uit, Vlietend in ziels diep verschiet, Met wat vaag en vreemd verdriet Vallen wij ten wissen buit Aan bewustheid en gebiedt Ons het leven al te luid? Vóór 't ontwaken even nog, Tusschen waarheid en bedrog, Zien wij om naar vlotten droom, Zeilend naar een nevelzoom... Langs bewuster zeeën toch Zilvert nog zijn zuiver zog Als een blindend-witte stroom. Naar wat kusten, schat-belaân Zal de schoone schepe gaan, Keerend in den nieuwen nacht Rijk met nieuwen schat bevracht, Langs een onbekende baan? Droom... wat onvermoede pracht Zal ik nog door U verstaan? [pagina 341] [p. 341] II. Droomen, wie Uw wegen gaan, Zal ten einde hunner baan, Recht en rustigend gevoerd, Oogenblikkelijk ontroerd Zuiver 't momloos Zelf verstaan. Hecht zult Gij de schakel slaan Die het hart aan de Ikheid snoert. Nooit, nóóit is een leugenwoord Door het Zelf van 't Zelf gehoord In de klare spraak der nacht: 't Hart draagt aller vreezen vracht; Aller zonde lok-akkoord Zwoelt de zinnen; nimmer schoort Schoonheid een onreine kracht. Maskers scheuren van 't gelaat Onzer liefden, onzer haat; Der Gedachte drieste stem Klinkt met dubbel-diepe klem; Wie haar gouden roep verstaat, Daden aan den dageraad Wachten en vervullen hem, Zoo wie zich tot droomen wendt, Heeft zich zelf voluit herkend, Ziet in schittering van schrik 't Leugenlooze naakte Ik, Eerlijk en getrouw erkend... Waan en waarheid in het end Scheiden zich één oogenblik. [pagina 342] [p. 342] De kikker. VOOR HANS EN HANNEKE. Uit de slierten van de slooten Kwam hij slank omhooggeschoten Praaide een blad... Dan een rukje en een rekje Aan het buikje en het bekje En hij zàt. En daar zit hij boven 't plasje, - Als een fijne Fransche man; 't Spikkelvestje, 't groene jasje, Gele zijën sokken an - Met bespotlijk korte armen Met belachlijk lange beenen Heel alleene. - - - - - - - - - - [pagina 343] [p. 343] En al dikker Wordt de kikker, Vormt en vult zich vol en voller Blaast z'n blazen bol en boller Tot de dubble doedelzak Rond en zwaar gezwollen wordt... Dan op éénmaal krachtig-kort: - Kwak! - En dan kraamt hij uit z'n kaken Krachtig krakend al z'n kwaken, Al z'n kunde en kranigheid; Maakt zich kwaad en maakt zich boos Zweert bij kris en kras en kroos, Groen en geel van nijd! Stilletjes neem ik een steentje Keil het vlak bezij zijn beentje... Plots een plonsje en wat geril En het plasje is weer stil. Vorige Volgende