De Tijdspiegel. Jaargang 69
(1912)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
IV. De tooverstaf.De Alchemilla vulgaris is ongetwijfeld een groot tooverkruid geweest. De naam herinnert dat de alchimisten het plantje gebruikten. Ze beweerden daarmee kwik in vasten toestand te brengen en maakten de zweetdruppeltjes der bladeren tot basis van hun goud-tinctuur en levenselixer. Er werd uit Alchemilla een drank bereid, die ‘goudwater’ heette, en tegen alle kwalen helpen moest. De plant kan ook gif aanwijzen, want men had haar slechts in een glas wijn te werpen waarin vergif was, en het glas zou springen. Was de giftige wijn in een steenen pot, dan zou de vloeistof gaan koken door de aanraking van het tooverkruid. De oude naam SinnauGa naar voetnoot1. beteekent dat de plant steeds overdekt is met een soort zweet, dat men voor dauwdruppels aanzag, en dat tot legenden aanleiding gaf. Evenals de zonnedauw (Drosera), die bekend is om hetzelfde verschijnsel op de bladeren, is het vrouwenmanteltje ook van vleescheterij beschuldigd. Het was oudtijds aan Freya gewijd en kreeg later namen als Onze Lieve Vrouwen Mantel en Mariatranen. Het zoeken naar schatten, het maken van goud, het vereeuwigen van het individu, was het streven van alle tooverij. | |
[pagina 19]
| |
Men graaft naar schatten onder een haagdoorn of linde, onder een hazelaar of eik. Te Starberg in den Harz groef men naar een schat bij een oude linde. Het goud werd gevonden, doch tegelijk verschenen een menigte spoken en eischten de gravers als offers. Een dezer riep angstig: ‘ik wil niet’, en toen verdwenen onmiddellijk schat zoowel als spoken, want bij het schatgraven mag men nooit spreken. De profeet Elisa legde aan de Sulamitische vrouw het zwijgen op, toen hij haar kind door de kracht van den staf des profeets tot het leven wilde terugroepen (II Koningen 4:29). In den St.-Jansnacht is het duivelsche heir losgelaten; geesten en heksen houden huis. Een hazeltwijg, in tweeën gebroken en kruisgewijs voor het venster gestoken, zal het huis beschermen. In dezen nacht kan men den wonderbaarlijken hazelworm uit den grond graven onder Donar's heiligen hazelaar. Dit slangvormig diertje, dat men zich in de gedaante van een witte slang voorstelt, zal wijsheid geven en geluk, zal gevaar afwenden en schatten doen ontdekken. Met behulp van den hazelworm leert men de stem der kruiden verstaan en weet dus waar ze goed voor zijnGa naar voetnoot1.. Indien op een hazelaar mistel groeit, zal onder den wortel een schat begraven zijn of een mandragora of hazelworm gevonden worden, wat nog meer waard is dan een schat - Het Christoffelkruid (Actaea) was een zeer beroemde schatgraversplant, en het schatgraven noemde men ‘Christopheln’, waaruit volgens sommige schrijvers de naam der plant, ‘Christophkraut’, ontstaan is. Het omgekeerde lijkt echter veel waarschijnlijker. Er zijn planten die op de bladeren een metaalglans vertoonen, en die waarschijnlijk verantwoordelijk zijn voor het ontstaan der legenden over ‘goudplanten’, die van de middeleeuwen tot op onzen tijd zich gehandhaafd hebben. Bij Skutari in Albanië stond een eik, waarvan de bevolking beweerde dat de wortels een schat omsloten. Deze eik heeft goudgele bladeren, is lijdende aan een soort chronische bleekzucht, en in de nabijheid bevinden zich graven met Romeinsche bronzen en ijzeren overblijfselen. De goudlegende is daar een toespeling op de eigenaardigheid van den boom, die gele bladeren draagt, terwijl alle andere eiken in de omgeving groen zijn; maar ook leeft in het verhaal een herinnering aan de geschiedenis der plek. Berichten over goudplanten kwamen uit | |
[pagina 20]
| |
Armenië, Hongarije en den Libanon. Ook sprak de legende in die landen zoowel als op Madagascar over geiten, schapen en runderen, met goud-glanzende tanden, die de aanwezigheid van schatten in den bodem zouden aanwijzenGa naar voetnoot1.. De alchimisten ‘maakten goud’ met de heksenplant maanvaren (Botrichium lunaria); een varen met maanvormige blaadjes was natuurlijk tot mysterie-werken voorbeschikt. De sleutelbloem opent den weg naar verborgen schatten, en wordt ook Hemelsleutel en Sint-Pieterskruid genoemd; deze bloem ontsluit de lente met haar schatten en heeft een menigte legenden doen ontstaan, waaraan zich ook de ‘Sesam’ van Ali Baba sluit, en die Sesam is een plant waaruit olie wordt gewonnen - olie is vloeibaar vuur en tevens vloeibaar goud. De springwortel der Duitsche legenden werd reeds door Plinius vermeld en in de oudheid werd dezelfde wonderkracht aan deze tooverplant toegedicht als in onze dagen nog het geval is. Deuren, die men er mee aanraakt, springen open; wanneer men springwortel in den rechterzak draagt, is men tegen kogels en sabelhouwen beschut (Schwaben). De wortel wijst alle schatten der aarde aan (Harz). De specht, de vogel die op den boom klopt, verschaft ons het tooverkruid. Reeds Plinius noemt de specht, elders is het de raaf, in Tyrol de zwaluw, en vooral door de tusschenkomst van den vogel verbindt zich de sage met alle verhalen van vogels die het vuur op de aarde brengen of de hemelsche soma rooven. Steeds blijkt uit dergelijke legenden, dat men aan het vuur, aan schatten, aan den landbouw enz. een hemelschen oorsprong toeschreef: alles wat den mensch begeerenswaardig toescheen, was door een wonder van boven gekomen. Dit leeren we ook uit de manier waarop de menschen den springwortel moeten inzamelen. Het nest van den vogel, dien men als bode der vurige hemelmachten beschouwt, sluit men dicht terwijl het mannetje is uitgevlogen. Wanneer de vogel terugkeert, zal hij springwortel gaan halen om zijn nest te openen. Men plaatst dan een kom water in de nabijheid, men maakt een vuur aan, of spreidt een rooden doek uit, dien de vogel voor vuur aanziet, en waarin hij den wortel zal laten vallen. (Zuid-Duitschland, Bohemen, Waldeck, Westfalen, Oldenburg). Deze springwortel symboliseert den bliksem, die alles versplin- | |
[pagina 21]
| |
teren kan, de geweldige hemelsche macht, die de menschen in hun zak wilden steken als een opperste tooverkracht. De legende is een uiting van de poëzie en philosophie van natuur-menschen, die de machtige stem der goden vertolken willen in aardsche beelden. Dezen springwortel heeft men ook Johannisbrood genoemd en zijn attributen gelijken op die van het varenzaad. De geheimzinnige varenkruiden worden beschouwd als de planten, waarvan de aanschouwing tot deze legenden geleid heeftGa naar voetnoot1.. Alle beroemde tooverplanten - varen, mandragora en mistel - staan tot het goudzoeken, dat is dus tot zon en bliksem, tot hemelvuur en levenskracht in verband. De tooverij hult dezelfde mysteriën in steeds verschillend gewaad van beeldspraak en poëzie. De mistel, de gouden tooverstaf van de AEneïde, die ook voor de Keltische druïden zoo heilig was, heeft in sommige streken haar hemelsch karakter behouden en is onschendbaar gebleven. De boeren van Savoye weigeren mistel uit te roeien, zoowel voor anderen als op hun eigen boomen. Indien men hun gelast een boom onmiddellijk van mistel te zuiveren, beweren zij dat men een ander seizoen moet afwachten, dat de operatie op dit oogenblik den boom zou dooden, en steeds stellen zij het werk uitGa naar voetnoot2.. IJzerkruid (Verbena) was een heilige plant bij Kelten zoowel als Romeinen. De tegenwoordige Kelten noemen de plant nog toovenaarskruid en duivelkeerder. De Romeinen noemden Herbena of Verbena de takken van verschillende boomen of kruiden, die door afgezanten als symbool gedragen werden. De naam Verbena zou dan beteekenen: heilig kruid, het kruid bij uitnemendheid. Eisenkraut en IJzerhard heet de plant omdat zij als beschutmiddel tegen houwen en steken diende. Ook genas dit wonderkruid de beten van slangen | |
[pagina 22]
| |
en dolle honden en wees verborgen schatten aan in den nacht van Sint-Joris, den 23en April. Wanneer men het kruid ging plukken, sprak men een tooverspreuk uit, bijvoorbeeld: Hallowed be thou, Vervein!
As thou growest on the ground;
For in the Mount of Calvary
There thou werest first found.
Thou healest our Saviour Jesus Christ
And staunchedst His bleeding wound.
In the name of Father, Son and Holy Ghost
I take thee from the ground.
Dit plantje was gewijd aan Isis, aan Juno en aan Mercurius; het bracht alle wondergenezingen tot stand en de naam is bewaard gebleven, met de herinnering, in de feesten die Madrid onder de benaming Las Noches de Verbena viert, den dag vóór Sint-Antonius, Sint-Pieter en Sint-Jan. Het belangrijkst is het Verbena-feest in den nacht vóór Sint-Jan. In dien toovernacht dansen de Madrileenen op hun Prado, doch van de Verbena is alleen de naam bewaard, hoewel men vroeger ook de plant ging plukkenGa naar voetnoot1..
Virgilius verhaalt hoe twee duiven, door Venus gezonden, AEneas helpen om den gouden twijg op een eik te vinden. Met dezen tooverstaf gewapend, bezocht AEneas de onderwereld. Virgilius noemt de mistel, in zijn beschrijving van het somber woud waar het goud glinsterde op den boom, en deze mistel heet in Wales nog ‘Boom van Zuiver Goud’. We zien in de AEneas-legende al de elementen van varenzaad, goudkruid en springwortel vereenigd. De gulden zonneschijn verlicht de wereld en, zoo het al niet opgaat om de zon te beschouwen als den bodem waarop alle mythologie berust - hetgeen in het midden der negentiende eeuw mode was - is het toch aannemelijk, dat de menschen die zon vaak tot het middelpunt der beschouwingen maakten, hetgeen wel den grootsten triomf van instinktmatige wijsheid mag worden genoemd. Of nu al die overleveringen tot elkander in verband staan omdat ze de elementen aan elkander ontleend hebben, of wel omdat | |
[pagina 23]
| |
ze in de omringende natuur overal dezelfde bouwstoffen voor het gedachtenleven vonden, bespreken we liever niet, daar we gelooven dat beide gezichtspunten op een grond van waarheid berusten moeten. De historische uitlegging heeft ongetwijfeld veel overdreven door te spoedig gevolgtrekkingen te maken, doch de moderne ethnographische en anthropologische studie der mythologie kan haar gezag slechts versterken door zich op haar beurt te hoeden voor overdrijving en niet alle waarde te ontzeggen aan de historisch-geographische verbreiding en evolutie van natuurmythen. Evenals alle belangrijke begrippen der magie, heeft zich ook deze tooverroede door alle eeuwen heen en in de meest verschillende gestalten, gehandhaafd. Bij de Grieksche offervuren mocht slechts het hout van den witten populier gebruikt worden. In Rusland moest populierhout voor den brandstapel van heks of toovenaar dienen en men roste de heksen af met een populiertak en dreef een staak van populierhout in het hart van vampyrenGa naar voetnoot1.. De Schotsche melkmeid draagt een takje lijsterbes om zichzelf en de koeien tegen booze geesten te beschuttenGa naar voetnoot2.. In Servië wordt de kalvende koe met een wilgentwijg geslagen, die op Palmzondag uit de kerk meegenomen is en in Normandië dient men de koe drie slagen toe met een hazeltakje, wanneer zij naar den stier geleidt wordtGa naar voetnoot3.. Lange wandelstokken kenmerkten in Egypte de hooggeplaatsten, de notabelenGa naar voetnoot4.. In Wales zwoer men bij den priesterstafGa naar voetnoot5.. In Beieren zoekt de herder een stok met negen bochten; dien stok steekt hij in den grond en hij gelooft dat daardoor zijn kudde bijeen zal blijven. In Burma kent men een staf waarvan het eene einde door aanraking den dood schenkt aan de levenden, terwijl het andere einde de dooden doet herleven. In een Grieksche legende kan de princes met haar tooverroede zich een weg banen over de zee, evenals MozesGa naar voetnoot6.. In Karinthië slaat de boer de vruchtboomen met den stok, om ze te dwingen tot een goede opbrengstGa naar voetnoot7.. We geven hier zooveel voorbeelden van de magische aanwending van stokken en van de symboliek van staf en roede, omdat dit studieveld zoo ontzaglijk groot is. We hebben in | |
[pagina 24]
| |
een vorig artikel reeds een en ander medegedeeld over de magie van staf en schepter als phallisch symbool opgevatGa naar voetnoot1.. Stokken dienen als zinnebeeld van het landvolk, stokken vertegenwoordigen bij plechtige gelegenheden, zooals de verkiezing van een koning, de stammen zoowel als de familiën en ten slotte de individuën. Bij de Nias van Afrika vond men een stok, die met figuren bedekt was. Onderaan waren de figuren klein en talrijk, doch hoogerop wordt het aantal steeds geringer en de afmetingen worden grooter. In den aanvang vormen de individuëel vergeten voorouders een verwarde menigte, doch het thans regeerend opperhoofd staat bovenaan, trotsch op zijn schild leunend en rijk versierd met veeren en haarbossen, die op den vijand veroverd werdenGa naar voetnoot2.. De tooverroede wordt vermeld in de Chaldeeuwsche en Babylonische magie. Hindoes en Chineezen kennen deze praktijken zoowel als de regenmakers, die in onzen tijd nog een enkele maal van zich doen spreken. Het ‘Nibelungenlied’ zegt: ‘Der wunsch der lac darunder, von golde ein ruetelin’
en deze roede is meestal een hazeltwijg. Een gevorkte tak van een hazelstruik boezemt in Savoye nog vertrouwen in om bronnen en vooral schatten mee te ontdekkenGa naar voetnoot3.. Soms was ook de statige gulden roede (Solidago virgaurea) de talisman der schatgravers en deze plant heeft in haar namen de herinnering aan haar heiligheid bewaard. Zooals alle tooverplanten, moet de hazeltak ook op rituëele wijze worden verkregen, wil hij dienst kunnen doen als wichelroede. Men kan hem snijden, met een vuursteen en niet met een mesGa naar voetnoot4., op Sint-Jan, op Driekoningen of op Vastenavond. De maan moet schijnen en de zon moet juist op het punt zijn zich aan den horizon te vertoonen; beide hemellichamen zullen haar toovermacht aan de heilige roede meedeelen. Terwijl men snel den tak van den boom los maakt, zegt men: ‘Ich schneide dich, liebe Rute,
Das du mir muszt sagen,
Um was ich dich thu fragen,
Und dich so lang nit rühren,
Bis du die Wahrheit thust spüren.’
| |
[pagina 25]
| |
Wordt de hazelroede met een mes gesneden, dan moet het een nieuw mes zijn, verhaalt men in Tyrol en Bohemen. In verschillende streken van Duitschland verstopt men de roede in het kleed van een kind, dat men laat doopen. Zoo wordt de roede mede gedoopt. De Tyroler doopt den hazeltak zelf, met den naam der Drie Koningen, of met den naam Caspar om goud te vinden, Balthasar om zilver en Melchior om bronnen te kunnen ontdekkenGa naar voetnoot1.. Een paar jaar geleden ging de landraad Von Uslar, op last der Duitsche regeering, naar Zuidwest-Afrika om met zijn tooverroede bronnen te ontdekken. De gouverneur der kolonie verspreidde een kennisgeving, bevattende dat ‘de heer landraad Von Uslar binnenkort een rondreis door het land zal doen, om met de tooverroede de aanwezigheid van bronwater vast te stellen. Allen, die onderzoekingen naar bronnen wenschen, met name de landbouwers van de kolonie, worden daarom uitgenoodigd, hunne wenschen zoo spoedig mogelijk kenbaar te maken aan het bestuur ter plaatse’. Deze proefnemingen dagteekenen van het jaar 1906. In Denemarken wordt een wilgentak op dezelfde wijze aangewend om uit de richting waarheen het dikke einde neigt, terwijl men de beide dunne einden in de handen houdt, tot de aanwezigheid van water te besluiten. Dergelijke proefnemingen woonde Linnaeus een eeuw geleden bij, doch liet zich slechts ten halve overtuigenGa naar voetnoot2.. De hazelaar was het symbool van den god Tius, Tyr, onder wiens hoede de Wapenen en het Recht stonden en daarom werd de vergaderplaats der Germanen, de rechtplaats, het ‘Thing’ met hazelstruiken omheindGa naar voetnoot3.. Thing en Tyr leven voort in de verschillende namen van Dinsdag, en van dit Thing is de ‘Rijksdag’ der Germaansche en Scandinavische landen een onmiddellijke historische ontwikkeling. De hazelaar is een mededinger van den vlierstruik. In Oostenrijk wordt op Sint-Jan, vóór zonsopgang, een hazeltwijg in den grond gestoken om vlas of graan hoog te doen opschieten. Soms vervangt de berk den hazelaarGa naar voetnoot4.. Op Sint-Maarten gaan de herders huis aan huis berkentakken brengen, die het volgend jaar zullen dienen om het vee uit de stallen naar de weide te drijven. | |
[pagina 26]
| |
Jakob betooverde de schapen van Laban, zoodat ze gespikkelde lammeren voortbrachten. Daartoe had Jakob takken van populier, hazelaar en kastanje genomen en er witte strepen op gesneden. Deze tooverroeden plaatste Jakob in het drinkwater (Genesis 30:37-39). In de middeleeuwen sloeg men met de hazelroede een afwezigeGa naar voetnoot1., men kon er behekste melk mee onttooverenGa naar voetnoot2., men beschutte zich ermee tegen slangen, tegen heksenGa naar voetnoot3., tegen brandgevaar en in Rusland werden dubbele hazelnooten als kostbare amuletten zorgvuldig bewaard; wie zulk een noot bij zich droeg zou rijk worden. In Zweden begroef men zulk een noot in den schapenstal, in de verwachting dat tweelingslammeren zouden geboren worden.
Hoewel de wichelroede het wint in tooverkracht en in wereld-vermaardheid, is het bescheiden klaverblaadje in het weidegras veel meer populair in den volksmond als geluksplantje; tenminste wanneer men er in slaagt een klavertje-vier te ontdekken. Het vergunt den bezitter dwergen en elfen te zien en de heksen te onderscheiden in de kerk; daartoe moet men het viertallig klaverblaadje gevonden hebben op Zondag vóór zonsopgang en het in den schoen steken. Hertog Maximiliaan van Beieren verbood in 1611 om met bijgeloovige oogmerken en met magische riten klaveren-vier te zoeken, doch zulk een verbod heeft nog nooit invloed op een toovergebruik gehad. Omdat het bezit van een viertallig klaverblaadje voldoende is om binnen een jaar getrouwd te raken, is deze amulet onder jongelieden zeer gezocht. Een burger van Chambéry was, in de eerste helft der negentiende eeuw, zoo gelukkig het wonderplantje van zaad te kweeken - verhaalt men - en hij verkocht overal de klavertjes-vier. In de omgeving van Chambéry deed hij echter geen zaken, omdat de Savooysche boeren gelooven dat het kruid alleen kracht bezit, wanneer men het zelf gevonden heeftGa naar voetnoot4.. Dit elfenplantje geeft liefde en geluk, beschut tegen tooverij en bedrog, omdat het drietallig blad alreeds heilig was, en de zeldzame vorm met vier blaadjes een tooverbeteekenis kreeg. Algemeen is deze volksoverlevering van Zweden tot in Italië. | |
[pagina 27]
| |
Bekend is de legende van Sint-Patrick, die aan de Ieren het klaverblaadje voorhield als zinnebeeld der Drie-eenheid. Met deze klaverblaadjes is niet op groote schaal getooverd en geprofeteerd, doch ze leefden in de volkssprookjes als een karakter dat overal het volk omgaf en dat tot de ziel van den eenvoudigen mensch sprak en zijn hart veroverde. Boomen en struiken, die onder den invloed van den bliksem gedacht werden, dienden tot werken der duisternis. De mandragora van het galgeveld, de geheimzinnige mistel uit de toppen der hooge boomen, de raadselachtige varens uit de schaduw der wouden, werden om haar somberheid gekozen als werktuigen der zwarte magie. Men heeft de tooverij gedefiniëerd als het streven om de natuur te beheerschen en den loop der natuurwetten te wijzigen, door invloeden die slechts in een schijnbaar verband stonden tot het doel waartoe men ze wilde aanwenden. Het gebruik van geneeskrachtige kruiden, waarin men dwalen kan, is een proefneming. Het wordt tooverij, wanneer men kracht zoekt in de formules welke men bij inzameling of aanwending uitspreekt, of wanneer men van de plant andere resultaten verwacht, dan die zij door scheikundige werking in staat is teweeg te brengen. We zullen hier niet stilstaan bij de geneeskundige tooverij, welke een dankbaar veld voor nasporingen ontsluit. Vooral het gebied van de leer der Teekenen voert ons in een labyrint van magische wijsbegeerteGa naar voetnoot1.. Want we aarzelen niet de tooverij den naam wijsbegeerte toe te kennen. In die naïve riten en die onbeholpen aanwending van kruiden, aanschouwen we den aanvang en de evolutie van het wetenschappelijk denken. De tegenwoordige natuurwetenschap bouwt voort op de meest kinderlijke beschouwingen van oudheid en middeleeuwen, en in sommige gebruiken en voorstellingen kunnen we zonder overdrijving een weerspiegeling zien van de oudste indrukken van den menschelijken geest, waarvan men in onze dagen nog de paralellen ontmoet bij de minst beschaafde natuurvolkeren. De geloofsartikelen der volksoverlevering laten zich niet altijd verklaren, evenmin als men de mythologische plant steeds | |
[pagina 28]
| |
tot een bepaalde soort kan thuisbrengen; natuurlijk heeft de legende de soorten verward zoowel als zij in den loop der eeuwen dikwijls de oorspronkelijke rite met een menigte aanvullingen heeft opgesierd. Door vergelijking ontrafelt men soms de beteekenis, maar zelfs onverklaard zijn zulke getuigenissen van de historische ontwikkeling der menschelijke gedachte uiterst gewichtig, omdat ze er toe bijdragen ons in staat te stellen, tot het scheppen van een zoo trouw mogelijk beeld onzer geestelijke geschiedenis. We zijn aan die innigheid tusschen mensch en natuur ontgroeid, en nu begrijpen wij niet meer wat de kruiden aan het menschenbrein ingaven. De zin der symbolen ontsnapt ons, omdat wij de stem der natuur niet meer verstaan. |
|