De Tijdspiegel. Jaargang 69
(1912)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 234]
| |
II. Betoovering en bezwering.Welk mysterie kon dieper indruk maken op den mensch dan de dood, die onverwacht overvalt, komend men weet niet van waar - die als een onzichtbare en daarom des te meer verschrikkelijke macht, heerscht over alle levende schepselen? Deze maaier die de broze stengels neervelt op den akker der menschheid, deze demon die met zijn tooverstaf allen op hun beurt aanraakt, werd overal gezien en zijn tooverkracht was onweerstaanbaar. De natuurmensch gevoelde, wat later Shelley onder woorden bracht: Death is here and' death is there,
Death is busy everywhere,
All around, within, beneath,
Above is death - and we are death.
Death has set his mark and seal
On all we are and all we feel,
On all we know and all we fear.
De tooverkunst heeft victorie geroepen, telkens wanneer het haar gelukte den dood te geven, stuiptrekkingen teweeg te brengen en de ingewanden te verbranden. Wanneer de toovenaar zijn giftbrouwsels toediende en met innige belangstelling de uitwerking ervan gadesloeg, bracht het aanschouwen van zijn werk hem in verrukking. Die doodstrijd bewees zijn macht, verkondigde dat hij aan het Noodlot een | |
[pagina 235]
| |
zwart geheim ontrukt had, en nu treffen kon met bliksemstralen van plotseling sterven of met uittering van langzaam wegkwijnen. De tooverij geloofde godenmacht te bezitten, maar ging daarna zich ook toeleggen op het zoeken naar middelen om eeuwig te leven, om rijkdom te verwerven en geluksrecepten samen te stellen. Op de Fidji-eilanden plant men een reuzen-arum voor de deuren, om dood en verderf buiten te houdenGa naar voetnoot1.. De Chineezen hangen wilgetakken voor de deuropeningen, tijdens het feest der afgestorvenen; daarmee zal men de geesten der voorvaderen tot zich trekken en tegelijk de booze geesten op een afstand houden. In Indië groeit op de graven de sierlijke tchampaka (Michelia champaka) wier Sanskrietsche namen de sierlijkheid van haar vormen prijzen, zoowel als haar prachtige goudgele bloemen en haar bedwelmenden geurGa naar voetnoot2.. In deze geurige uitwaseming van het graf stijgt de etherische ziel op en vervliegt in de ruimte. De Asphodelus, waarover alle Grieksche en Romeinsche schrijvers spreken, groeide volgens Homerus op de weiden der onderwereld. Deze plant werd gegeten, haar knollen waren de aardappels der Oudheid, en tegenwoordig is zij nog een grafplantGa naar voetnoot3.. In Normandië plantte men appelboomen op de kerkhoven, ongetwijfeld om de zielen in deze vruchtboomen te doen voortleven.Ga naar voetnoot4. In de Pfalz gelooft men dat het afsterven van een appelboom voorteeken van een sterfgeval in de familie is. Wanneer in Béarn één enkele roos op een stam groeit, en deze roos is naar een woonhuis gekeerd, wordt dit beschouwd als een teeken dat spoedig iemand in dat huis sterven zal. Op Allerzielen zuivert men in Beieren de graven van onkruid, en maakt er figuren op met de aan Thor gewijde roode lijsterbessen. Te Casvin in Perzië stond een oude boom, die overdekt was met spijkers en steentjes, elk een herinnering aan een wonderbaarlijke genezing; wie tandpijn of koorts had, dreef een spijker in den boom of stopte een steentje in de scheuren van den bast. Adam Olearius voegt hierbij, in zijn reisverhaal (1638), dat de boom door een priester bewaakt wordt en dat deze de offers van de dankbare genezen patiënten in | |
[pagina 236]
| |
ontvangst neemt en als zijn rechtmatige prooi beschouwt. Dergelijke spijkerboomen bestaan of bestonden in de provincie Groningen, zoowel als in Mecklenburg, in Angola en aan den LoangoGa naar voetnoot1.. Afrikaansche houten afgodsbeelden, die met spijkers bezaaid zijn, vinden we in alle ethnographische musea. In Duitschland kent men overal het bannen van een ziekte in boomen. In Franken gaat men naar een wilg, maakt drie knoopen in drie twijgen, en spreekt dan driemaal: ‘Weide ich winde dich
Meine 77erlei Gichte binde ich,
Im Namen Gottes.’
Indien men slechts zorg draagt niet meer voorbij dien wilgeboom te komen, zal men van de jicht verlost zijn. Koorts, tandpijn en verschillende andere kwalen worden door middel van bijna gelijkluidende bezweringsformulieren in boomen gebannen. In Brandenburg en Oldenburg neemt men bij afnemende maan een spijker, waarmee men in den zieken tand boort, totdat er bloed te voorschijn komt. Zwijgend drijft men dien spijker in de Noordzijde van een eik - de zon mag er niet op schijnen - en de pijn zal ophouden zoodra de spijker verroest is. Zoolang de boom bestaat komt de tandpijn niet terug. In verschillende Duitsche landen gebruikt men een splinter van een wilg in plaats van een spijker; die splinter moet uit de Noordzijde van den boom afkomstig zijn en wordt weer op dezelfde plaats teruggebracht om splinter, tandpijn en boom te doen samengroeienGa naar voetnoot2.. Zulk een spijkerboom stond kort geleden nog in het hartje van Weenen, en staat er misschien nog. Men noemde hem den Stock am Eisen, en iedere leerjongen, die uittrok op zijn Wanderjahre, dreef een spijker in den boom, met welke rite hij bedoelde zich geluk te verzekerenGa naar voetnoot3.. De eik van La Palud, bij Angers, was tot op 10 voet hoogte met spijkers overdekt; iedere voorbijgaande werkman volbracht dezelfde rite - het | |
[pagina 237]
| |
gebruik werd in eere gehouden door timmerman zoowel als door wagenmaker, door den schrijnwerker evengoed als door den metselaarGa naar voetnoot1.. Om in Westfalen een dief te dwingen het gestolene terug te brengen, drijft men voor zonsopgang drie nieuwe hoefnagels in een pereboom. Krachtiger nog zijn nagels, die uit een doodkist afkomstig zijn, en de wondermacht wordt nog versterkt door die nagels in te smeren met arme-zondaars-vet, vet van een terechtgestelden misdadigerGa naar voetnoot2.. Drie geheime machten, die den geest van het volk kwellen, worden hier te hulp geroepen; de hoefnagels spreken van den duivel; het graf en de galg vormen een eindelooze bron van mysterie.
Tot het toovergeloof behoort ook de weerwolf, roggenwolf, Bilwitz, die onder menigvuldige namen in de sagengeschiedenis van Slavische, Germaansche en Latijnsche volkeren rondspookt. Dit is een mensch die zich tijdelijk in wolf verandert, zooals de heks het vliegvermogen verwerft en de ziel het slapende lichaam verlaat in tallooze legenden. In eindelooze afwisselende sagen wordt verhaald hoe de Bilwitz den oogst vernielt en met welke toovermiddelen men zich tegen dezen boozen geest beschutten kan. Alle misgewas wordt aan den invloed van dergelijke booze geesten toegeschreven en op menig dorpeling, dien men verdacht een weerwolf of een Bilwitz te zijn, koelden zijn medeburgers hun wraakGa naar voetnoot3.. Hoeveel menschen werden door boosheid bezield en koesterden een duivelschen invloed in hun boezem! Het demonisme is nog niet verdwenen. Een paar jaren geleden werd een Milaneesch minnaar door zijn uitverkorene afgewezen. Spoedig vertoonde de jonge man teekenen van waanzin, en dit was voldoende om zijn familieleden op het denkbeeld te brengen dat hier een booze invloed in het spel was. Zulk een hardnekkige getrouwheid aan een versmade liefde kon slechts gevolg zijn van ‘het booze oog’, ‘la jettatura’, en het schuldige meisje werd ter verantwoording geroepen en onderging, naar de dagbladen meedeelden, in den zomer van het jaar 1903, de meest onteerende behandeling. In vroeger eeuwen werden bezetenen plechtig bezworen en | |
[pagina 238]
| |
bande men, volgens de regelen der kunst, den booze uit de woning die hij tijdelijk zich gekozen had. De bewerking vond plaats onder hulp der geestelijkheid, en sommige duivelbanners gingen den duivel zoo hardhandig te lijf, dat hun slachtoffers tijdens de operatie stierven, maar in den toestand der genade en met een zegening op de lippen voor den bezweerder, die hun ziel bevrijd had van de duivelsche macht. Wanneer in onze dagen sprake is van een bezetene, wordt het geval behandeld door de psychiaters en psychologen en het feit gerangschikt door de school der Salpétrière. Steeds ziet men abnormale verschijnselen, zooals de bezeten non te Grèze in Frankrijk in 1902; doch ze worden behandeld door de psycho-pathologie, en zelfs de menschen die vasthouden aan demonistische beschouwingen, denken geen oogenblik meer aan het toepassen van marteling op de slachtoffers, die waarlijk reeds genoeg kwelling doorstaan. Men heeft in de laatste jaren het animisme en het demonisme van natuurvolkeren beter leeren kennen en daarbij dikwijls ook zielen in planten zien huizen. Zoo gelooft men op Java dat planten denken kunnen. De Colocasia antiquorum smaakt walgelijk, doch de varkens eten de plant. De inlander nadert de plant knorrend, brengt haar zoo in den waan dat zij met een varken te doen heeft, en dit beweegt haar om onschadelijk te worden voor den mensch. Een ander begrip wordt verkondigd met betrekking tot een zekere giftplant (Sarcolobus narcoticus). Men nadert haar geheel ontkleed, en kruipend over den grond. De plant denkt door een varken te zijn aangegrepen en ontwikkelt haar meest giftige krachten. Dit is wat de inlander wenscht; op die manier behandeld zal het gift wonderkracht bezitten.Ga naar voetnoot1.
De tooverkunst der Ouden berustte vaak op de werking van narcotische planten. De vreeselijke vizioenen, waarmee de doodstrijd gepaard gaat, van iemand die met Belladonna vergiftigd is, bezorgden een even groote voldoening aan hen die deze wonderen te voorschijn riepen, als de waanzin, die op toediening van Helleborus volgde. Een drank van hennep en opium diende om krijgslieden in een toestand van wilde geestdrift te brengen en Democritus vermeldt een wortel, die de | |
[pagina 239]
| |
kracht bezat om gevangenen tot bekentenis te dwingen. Democritus en Galenus spreken over het veelvuldig gebruik van bilzenkruid (Hyoscyamus) in tooverdranken, dienende om den geest met lamheid te slaan, terwijl de Egyptenaren van dezelfde plant gebruik maakten om hun kinderen kalm te houden, voor welk doel in Germaansche landen papaver (slaapbollen) wordt gebezigd. Het in slaap wiegen van den geest was een magische bewerking en waanzin bewees bezetenheid. In de hekserij der middeleeuwen speelden de narcotische planten een even groote rol als in de kunsten van den medicijnman der natuurvolkerenGa naar voetnoot1.. Pijnstillende middelen waren bekend aan de geneesheeren der Oudheid. In de middeleeuwen diende de mandragora bij operatiën als verdoovend middel. De Indische weduwe, die haar overleden echtgenoot op den brandstapel vergezelde, werd, naar men zegt, vaak door een tooverdrank ongevoelig gemaakt voor haar smartelijken dood. De overlevering verzekert, dat de kruisvaarders, onder andere geheimen, ook het middel uit het Oosten meebrachten om ongevoelig voor pijn de vlammen te trotseeren. Gevoelloosheid voor vuur werd als een bewijs van tooverij en verbond met den duivel beschouwd. De duivel stond de heksen, toovenaars en ketters bij, wanneer zij glimlachend den marteldood ondergingen. Taboureau sprak dit uit met overtuiging, in het jaar 1585, en hij sprak uit ondervinding, want hij was procureur des konings te Dijon en kon dus oordeelen op grond van eigen waarnemingen; hij geloofde dat de aanwending van de pijnbank nutteloos was, sinds de veroordeelden de middelen bezaten om gevoelloos alle martelingen te doorstaan. Welk een toovermacht straalt uit van de bedwelmende middelen, van opium die extase verwekt, welke bij de geestverrukking van heiligen en van fakirs vergeleken is, of van de haschich welke den bedelaar zich trotsch doet oprichten boven de emirsGa naar voetnoot2.. Tusschen de papaverbloemen zweven droomen - Een zekere Arabische plant brengt zoete zaden voort, die ietwat naar opium geuren. Wie van deze zaden, tot poeder gemaakt, iniieemt, begint luidruchtig te lachen, te zingen en te dansen. De werking van dit vroolijk toovermiddel duurt ongeveer een uur, doch dan is men uitgeput en valt in een diepen slaapGa naar voetnoot3.. | |
[pagina 240]
| |
Voor de duistere werken moet men kruiden bij nacht zoeken. Shakespeare spreekt (Macbeth) van in den donker opgegraven scheerlingwortel, en betoogt elders dat omstreeks middernacht geplukte bloemen, met de koele dauwdruppels van den nacht overdekt, het best geschikt zijn om op de graven te strooien (Cymbeline). Teekenend is de naam ‘nachtschade’ (nachtschaduw) voor de giftige tooverplant, die we ook bitterzoet noemen, en voor haar even onheilspellende verwanten. De schaduw is de schim en men heeft verband gezocht tusschen de fransche woorden nuit en nuire: de nacht is het mysterie, het domein van de booze machten. De hollandsche namen van het bitterzoet herinneren aan den voor-christelijken tijd; als elfrank en elgjeshout spreekt de plant van de elfen, die nachtmerrie bezorgden en die in ons ‘Nummer Elf’ bewaard zijn; weerhout en qualsterhout doelen evenzeer op onderaardsche machten. Boomen met donker gekleurde bladeren werden vaak zinnebeeld van het mysterie; deze boomen behoorden aan den nacht en dus aan de booze geesten. De altijd groene eik (Quercus Ilex) is één der boomen, die volgens de legenden het heilig kruishout geleverd zouden hebben. De houthakkers der Ionische eilanden durven dezen boom niet aan te raken. De witte populier vertoont op de twee zijden van zijn bladeren den dag en den nacht. De Grieksche populier, de boom van Hercules, gelijkt op onzen witten populier en Hercules stelt den tijd voor, evenals Saturnus. Dierbach en Houttuyn verklaren dit symbool: de bladeren keeren zich om wanneer de langste dag aanbreekt en geven dus aan dat de dagen gaan korten; deze boom verdeelt het jaar in twee deelen. Bij de feesten van Hyacinthus bekransten de Lacedemoniërs zich met klimop. Klimop stelt den wijnstok voor, een wijnstok met kleine zwarte en wrange bessen, een wijnstok van den winter, maar die altijd groen blijft, terwijl de edele druivelaar slechts éên jaargetijde kent. De eene plant hoort op de aarde en de andere is een macht der onderwereld. Op Zaterdag deden de heksen geen kwaad, doch gingen liever den Duivel opzoeken onder een noteboom. Deze heksensabbath op Zaterdag (Italiaansch: Sabato) werd gehouden onder den noteboom van Benevento, nabij een rivier die den naam Sabatus droeg; de verzameling der booze geesten in de zwarte schaduw van dezen boom werd wijd en zijd vermaard en de naam Benevento | |
[pagina 241]
| |
boezemt schrik inGa naar voetnoot1.. Phallische mythen zijn met duivellegenden saamgeweven. Om den boom der vruchtbaarheid wikkelt zich de slang, om den noteboom dwaalt de Duivel. De nacht is voor de satanische werken; de zonneheld daalt af in de hel. De nacht is de sombere boom waaronder de helsche heksendans plaats heeft. Elders verhaalt de legende van een reusachtigen neger, die een appel omhoog wierp en weer opvingGa naar voetnoot2., en men herkent in deze mythe den Demon van den Nacht, die Vader is van het licht en die speelt met de zon. - Een tooverboom is ook de Taxus, die donkergroen is, nooit verwelkt en bovendien giftige eigenschappen bezit in al zijn deelen. Deze boom groeit langzaam, maar duurt lang, het hout is vast en hard; hij heeft voorhistorische wouden helpen vormen en wordt op de Engelsche kusten gevonden in gezelschap van olifantsbeenderen. De dichters der Oudheid plaatsten den Taxus in de donkere gangen der onderwereld. De Taxus leverde de fakkels der furiën en de kransen van de priesters van Eleusis. Claudius Nero verkondigde dat taxussap het beste middel tegen slangenbeeten was, en later diende deze boom in de heksenkeuken. Het Stevenskruid, in het duitsch Hexenkraut en in het engelsch Enchanter's Nightshade, is een op sommige plaatsen (b.v. in het Haagsche Bosch) algemeene plant, zij hoort thuis in oude bosschen, zij vormt een deel van de wilde Natuur en past zich niet aan bij de beschaving. De botanische naam van het stevenskruid is Circaea lutetiana; ik weet niet waarop de soortnaam doelt, doch heb dit tooverkruid nooit in Parijs (Lutetia) aangetroffen. De naam Circaea werd oudtijds gedragen door de Mandragora, en dus is er geen reden om de tooverkunsten der Thessalische heks en zonnedochter Circe met dit plantje in verband te brengen. In verschillende deelen van Duitschland wordt het Stevenskruid in den stal opgehangen, als middel tegen het beheksen der koeien, welk beheksen blijkt uit het feit dat de beesten minder melk geven; elders stopt men het plantje in bed als middel tegen de booze nachtalfen die zich op de borst der slapenden zetten en zoo de nachtmaar of nachtmerrie (in het Duitsch ‘das Alpdrücken’) veroorzaken. Soms wordt de Circaea genoemd als het plantje dat ‘de men- | |
[pagina 242]
| |
schen doet verdwalen’, doch deze legende hoort eer bij de varens thuis en we zullen er op terugkomen. Nadat Circe met behulp van haar magie de metgezellen van Ulyssus in zwijnen had veranderd, ging de held onbevreesd de woning der heks binnen: hij was onaantastbaar, daar hij het kruid Moly bij zich droeg, het wonderkruid van den wijzen Mercurius. Ulyssus verkreeg zelfs van Circe dat zij de 22 zwijnen wederom in menschen herschiep, en hij vertoefde een jaar bij de dochter der zon. Circe veranderde ook Scylla - uit jaloezie - in een monster, door kruiden in de zee te werpen op de plaats waar haar mededingster kwam baden. Een Duitsche legende spreekt van een man met twee dochters, waarvan de oudste kwade karaktertrekken vertoonde, terwijl haar jongere zuster zachtzinnig en liefhebbend was. Toen de vader op zekeren dag naar de markt ging, vroeg de eene dochter hem een zijden japon voor haar mede te brengen, doch het jongste meisje verlangde slechts drie rozen op één tak. De vader kocht de japon doch kon nergens op de markt de rozen vinden. Hij keerde huiswaarts en was bedroefd, dat hij niet kon voldoen aan den wensch van zijn meest beminde dochter, toen hij plotseling bij een tuin kwam vol rozestruiken, en ziet: er waren drie rozen op één tak aan één van de rozelaars. Toen de vader deze rozen afsneed, kwam er eensklaps een monster voor den dag, greep hem en liet hem niet los voor hij zijn jongste dochter ten huwelijk beloofd had. De vader beloofde dit, in zijn doodsangst, en toen het monster hem losliet keerde hij ijlings huiswaarts met zijn rozen. De jongste zuster was erg blij met de rozen, en vernam niet tot welken prijs haar vader ze verkregen had. Het geheele voorval was reeds bijna vergeten, toen op zekeren dag een rijtuig voor de deur stilhield, om de beloofde bruid te halen, en zij vertrok tot groote droefenis van haar huisgenooten. In den loop des tijds raakte zij gewoon aan haar nieuwe leven en aan het gezelschap van het monster, en toen dit monster eens niet naar huis kwam, ging de jonge vrouw uit om haar man te zoeken en vond hem levenloos uitgestrekt bij een vijver. Toen werd zij zeer bedroefd, zij bukte zich over het lijk en haar tranen stroomden overvloedig. Maar nauwelijks hadden die tranen den doode aangeraakt, of hij keerde tot het leven terug in de gedaante van een jongen man, | |
[pagina 243]
| |
die door betoovering in een monster was veranderd; de liefde - die groote magische rite - had het mirakel tot stand gebracht, hem niet alleen het leven, doch zelfs zijn menschelijke gestalte terug te geven.Ga naar voetnoot1. Tot hetzelfde gebied behoort de klassieke legende van Lucius - verhaald door Apuleus. Lucius was in een ezel veranderd en hij vernam van de jonge Thessalische dienstbode, Fotis, die ervaren was in tooverkunsten, dat hij opnieuw mensch kon worden door rozen te eten. Maar Fotis had geen rozen dien avond en zij troostte Lucius, belovende hem den volgenden morgen met rozen uit de betoovering te zullen komen verlossen. Toen ging Lucius naar den stal en werd daar slecht ontvangen door zijn eigen paard en door den ezel van zijn gastheer, wier avondmaal hij vergeefs trachtte te deelen. Een verdere beproeving wachtte hem, toen hij kransen van rozen bespeurde om het beeld van Epone, de godin der stallen. Die rozen waren juist dien dag als offer gebracht door den heer des huizes, die de goden vreesde en zorgzaam waakte voor het welzijn van zijn huisgenooten zoowel als van zijn beesten. Lucius dacht die rozen te eten, om de vurig gewenschte onttoovering teweeg te brengen. Doch helaas bespeurde de stalknecht zijn heiligschennende poging en duur moest Lucius zijn ongeduld bekoopen. Tannhäuser drong uit nieuwsgierigheid in den berg van vrouw Venus door, bezweek voor de verleidingen der heks - die de onttroonde Holda voorstelde - en slaagde er pas een jaar later in, uit deze onchristelijke verblijfplaats te ontkomen en berouwvol zich naar Rome te begeven. ‘Ik kom boete doen en absolutie vragen’ sprak Tannhäuser tot den paus, en deze antwoordde: ‘Wanneer de stok, dien ik in de hand houd, rozen zal dragen, is de absolutie toegestaan.’ Bedroefd en van wanhoop vervuld vertrok de ridder, maar den derden dag ontsproten er rozen aan den stok van den paus, en deze liet Tannhäuser opsporen. Hij werd gevonden, doch hij lag dood in den Venusberg, dien men ook Hörselberg noemt en is dus zonder absolutie gestorven.
De Thessalische tooveressen konden door de lucht vliegen, evenals haar romeinsche zusters en de heksen die de verbeelding van onze voorvaderen bevolkten en waaraan de herinne- | |
[pagina 244]
| |
ring geenszins verdwenen is. De talrijke mededeelingen, die Plinius over tooverplanten doet, zijn echter zeer vaag, en als we in aanmerking nemen dat Plinius alle handschriften van Athene uit het aan vervalschingen zoo rijke Ptolemaeus-tijdperk argeloos voor goede munt aanvaardde, verliezen de mededeelingen over geheimzinnige krachten in de Historia Naturalis veel van haar beteekenis, en doen we beter niet ons het hoofd te breken over magische planten, vermeld op gezag van Democritus en Pythagoras, ja zelfs van Orpheus, van Aesculapus en van Apollo. Men heeft de Zigeuners verheven tot den rang van geestelijke vaders der groote tooverij-periode, welke samenvalt met het einde der middeleeuwen en den aanvang der Renaissance. De Zigeuners, die ook Egyptenaars, Heidenen en Tartaren genoemd werden, kwamen uit Azië, en voerden Aziatische toovermiddelen met zich, waartoe de doornappel (Datura) behoorde, die in de tooverij zulk een groote rol speelde, zooals een verwante soort door de Peruaansche inboorlingen in den tonga-drank gedronken werd om vizioenen te voorschijn te roepen, om met de geesten der voorvaderen in gemeenschap te treden. De heksen van het middeleeuwsche Europa vormden het nageslacht van de profetische Nornen en Alrunen, van de Walkyren, die rijden op wolken evenals de heksen op haar bezemstelen. Boschnymphen, hamadryaden, priesteressen, leven voort in waarzegsters en wijze vrouwen, in geheimmiddelen en zwarte kunst. De moedergodin Holda (die Holde) werd, toen het Christendom haar onder de booze geesten rangschikte, de ‘Unholde’ en men dichtte haar helsche bezetenheid toe. Uit Wodan en Thor ontstond de Duivel. De doodsgodin Hella - een vorm van Holda - gaf haar naam aan de hel. Het vriendelijke en poëtische in den ouden natuurdienst werd door de eerste christelijke beschavers miskend. Zij zagen in de menschen, die Noord-Europa bewoonden, slechts wilden en heidenen; zij kleurden de oude godheden zwart, stelden die machten voor als hatelijke demonen, ervarende dat het uitroeien van ingewortelde begrippen niet gemakkelijk gaat. Inderdaad hebben de opvattingen van den vóór-christelijken tijd, met den aanhang van tooverij, zich in verschillende vormen gehandhaafd door den loop der eeuwen. De begrippen zijn gewijzigd van gestalte, maar de kern is onaantastbaar gebleven. De vroolijke en tevens plechtige optochten van de Germaansche, Skandinaafsche of Keltische | |
[pagina 245]
| |
stammen in hun heilige wouden, gaven aanleiding tot den sagenschat over Bloksberg-sabbath en wilde jacht. ‘Verstandig was het van de kerk - schreef Grimm - dat zij toeliet, wat zij ook niet kon beletten, dat hier en daar wat heidensch en christelijksch ineen vloeide. Aan beide godsdiensten grenzen te stellen, zal zeker aan de geestelijken zelf niet overal gelukt zijn. Evenals in de taal, naast een menigte nieuw ingevoerde Latijnsche en Grieksche uitdrukkingen, ook nog voor kerkelijk gebruik een gedeelte uit de heidensche taal behouden bleef, in de dagen der week b.v. de oude namen der godheden onverdelgbaar bewaard zijn, zoo verbonden zich met dergelijke woorden van lieverlede en ongemerkt heidensche gewoonten.’ De vergelijkende studie der laatste kwart-eeuw heeft doen inzien waarom die begrippen onuitroeibaar waren: ze zijn ontsproten aan het volk en dit volk is er mee opgegroeid te midden der natuur van zijn woonplaats. Het geweld van Karel den Grooten was even machteloos tegen de begrippen die in hart en ziel huisden, als de brandstapels een paar eeuwen later. De Walpurgisnacht, de samenkomst der heksen met den duivel, is vaak door dichters als thema gebruikt - b.v. in Faust - en algemeen is men van gevoelen dat de heksen gebruik maakten van een zalf om in geestvervoering te geraken en de vizioenen te krijgen, aan de werkelijkheid waarvan ze dikwijls zelf geloof sloegen. Menige heks heeft voor de wereldlijke en geestelijke rechters over deze heksenzalf gesproken. In deze zalf ging een of ander ritueel vet, afkomstig van gevreesde of walgingwekkende dieren, vleermuizenbloed, paddevenijn of schuim van een dollen hond. In een dergelijk mengsel kookte men sap van negen tooverplanten. Men noemt de maanvaren (Botrychium), die soms ook het paard voorstelt waarop de heks door de lucht zal rijden, de traditioneele bezemsteelGa naar voetnoot1.. Dan komt de sierlijke venushaar-varen (Adianthum capillus veneris) wier loof in het water droog blijft. Karaktervolle planten gingen in het brouwsel, zooals huislook, dat aan de dondergoden gewijd is en de huizen tegen het inslaan van den bliksem beschermt; deze plant voert de namen donderbaard, joubarbe, Jovis Barba. Het bingelkruid (Mercurialis) was aan Wodan gewijd en draagt den naam van Hermes-Mercurius. De Verbena, die het heilig kruid, ‘Herbena’, | |
[pagina 246]
| |
der Romeinen herinnert, zoowel als de heilige Verbena der Galliërs, werd beschouwd als een beproefd middel tegen den beet van dolle honden en slangen. In den nacht van St. Joris, 23 April, wijst de Verbena verborgen schatten aan en men kan de plant slechts opgraven in den nacht van St. Jan of van 15 Augustus. De wilde heliotroop, een klein plantje, trok de aandacht doordat het zijn witte bloempjes steeds naar de zon keert. Clytia beminde Helios, doch haar liefde was hopeloos. De goden hadden medelijden met haar en herschiepen de ongelukkig Clytia in deze bloem, die in de tooverij diende om zich onzichtbaar te maken, en die men voor de heksenzalf in het eind van Juli plukken moest, wanneer de zon in den Leeuw was. De giftige monnikskap, waaruit Medea, de dochter van Hecate, het vergift bereidde om Theseus te dooden, mag evenmin in het helsche brouwsel gemist worden als de doodelijke Belladonna, die zuster is van de Mandragora en dochter van Atropos, de macht des doods. De laatste van het negental is het bilzenkruid (Hyosoyamus), waarvan het sap in staat zou zijn een zilveren beker te doen barsten, wanneer men het er in giet. De kok van een klooster had de wortels dezer tooverplant bij vergissing tusschen het eten gemengd. De monniken werden als bezeten, sommigen hunner zongen tijdens de mis onbehoorlijke liederen en pas door het gebruik van olie en azijn kwamen zij weder bij hun zinnenGa naar voetnoot1.. Om regen te maken nam men soms zijn toevlucht tot een rite, die door den bisschop van Worms omstreeks het jaar 1000 werd verboden, op straffe van 20 dagen water en brood, hetgeen voor het misdrijf van tooverij een gematigde straf mag worden genoemd, vergeleken bij de wreedheden van volgende eeuwen. Men ontkleedde dan een jong meisje en liet haar met den pink der rechterhand het bilzenkruid uit den grond rukken, nadat men de plant had verbonden aan den kleinen teen van haar rechtervoet. Daarna werd het meisje door haar vriendinnen naar de rivier gebracht en met water besproeidGa naar voetnoot2.. Soms worden onder de bestanddeelen der heksenzalf ook zwarte nachtschade genoemd en mandragora, gevlekte scheerling en opium. ‘Hebt gij nooit de gewoonte van zekere vrouwen gevolgd? Zij ontkleeden zich, wrijven zich in met honig, spreiden een laken op den grond uit en werpen daar graan op. In dit | |
[pagina 247]
| |
graan wentelen zij zich rond en verzamelen zorgvuldig alle korrels die op haar huid bleven vastkleven. Van deze korrels maken zij meel waarbij zij de molensteenen in tegenovergestelde richting draaien dan gewoonlijk. Vervolgens bakken zij van dit meel een brood en laten haar mannen er van eten, hetgeen verzwakking en zelfs den dood dezer laatsten tengevolge heeft. Indien ge deze dingen bedreven hebt, moet ge veertig dagen boete doen, op water en brood’, verklaarde bisschop Burchard van Worms. Een Japansche legende verhaalt, dat een Witte Haas ontsnapt was aan den aanval van een krokodil, doch zijn huid was vol gaten en zijn pels was onoogelijk. Toen sprak een God tot den Haas, die sedert dien ook goddelijk geworden is: ‘Loop wat je loopen kunt naar den mond der rivier en wasch je met frisch water. Neem dan stuifmeel van de biezen die aan den mond der rivier groeien, bestrooi er de aarde mee en rol je zelf in het poeder, dat je huid in minder dan geen tijd herstellen zal’. De heksen veroorzaakten zwavelregen, (die uit wolken stuifmeel van populieren of andere boomen bestond) heksenbezems, welken naam men geeft aan uitwassen op sommige boomen, en vooral heksenkringen bestaande uit heksenklauw (Lycopodium) of soorten paddestoel, die vaak in cirkelvormige groepen groeien; men verklaart deze cirkels uit de manier waarop de sporen worden uitgestort. Ook kringvormige plekken in weilanden waar het gras wegblijft of weliger groeit dan elders, worden aan de heksen toegeschreven. Men kan deze verschijnselen aan verschillende oorzaken toeschrijven: aanwezigheid van zwammen, toevallige meerdere of mindere bemesting, vernieling door dieren enz. Voor het volk blijft de hekseninvloed vaak nog de opperste verklaring. De vlier is de boom der heksen, en deze huisboom was in innige gemeenschap met den mensch. Als de geneeskrachtige eigenschappen aan blad, bast en bessen toegeschreven op waarheid berustten, zou men zich moeilijk een ziekte kunnen voorstellen waaraan de buitenlui konden lijden, zonder het middel er tegen in de vlier te vinden. Men gelooft soms dat de binnenbast een braakmiddel is, wanneer hij van beneden naar boven wordt afgeschild, doch dat men een purgatief verkrijgt, indien men denzelfden bast in de tegenovergestelde richting van den boom neemt. De elfen hielden zich | |
[pagina 248]
| |
in den vlierboom op, in Denemarken is de vlier de beschermgeest van het huis, en een Russische volkszang verhaalt, hoe de vlierstruiken booze geesten afwenden uit medelijden met de menschen. De Pruisen droegen zorg geen vlier te beschadigen, om de kabouters geen leed te doen, die onder de wortels wonen. Ook de aardgod Puschkaytus woonde onder dezen boom, en de Littauers brachten vol heiligen schrik offers aan den vlierboom, dat wil zeggen aan de godheid die er in huisde. Zulk een offer bracht ook een heks, die bekende dat zij negen dagen lang telkens vóór Zonsopgang bier en brood aan een vlierstruik gebracht en dien struik begroet en aangesproken hadGa naar voetnoot1.. In Tyrol neemt men voor de vlier den hoed af; en op Sicilië gelooft men dat vlier de slangen doodt en de dieven afschrikt beter dan de beste tooverroede; en misschien denkt men hierbij dat de tooverfluit uit een vliertak gemaakt was. Op Goeden Vrijdag loopt de boer zijn velden rond en steekt vlierstokjes in den grond, als beschutting tegen het ongedierteGa naar voetnoot2., en men verhaalt dat zeker ridder een weerwolf doodde met een kogel uit vlierpit gemaakt, nadat reeds alles vergeefs beproefd was, en zelfs kogels van geërfd zilver het monster niet getroffen hadden. In het Zuiden van Frankrijk bedreigt men de yèble (Sambucus ebulus), dat men den struik armen en beenen zal afhakken, indien hij de wormen niet verwijdert uit de ingewanden van paard of koe. Deze bedreiging vangt aan met een groet: ‘Adiù siès, monsu l'aoûssier, sé né trases pas lous bers de moun berbenier, vous coupi la cambo, maï lou pey’Ga naar voetnoot3.. Apuleus maakte reeds melding van een dergelijk gebruik met denzelfden heester, dien men 27 malen moest aanroepen om genezing van het vee te verkrijgen. ‘De toovenaars doen in een mensch booze geesten varen, door middel van appelen. Satan leidt den mensch in verzoeking op dezelfde wijze als hij reeds deed met Adam en Eva’, verzekerde Boguet, die Groot-Rechter van Bourgogne was. Even verdacht waren de oranjeappelenGa naar voetnoot4.. Het duizendguldenkruid werd in de olie der lamp vermengd, hetgeen ten gevolge had, dat alle aanwezigen onder den invloed dezer betoovering zichzelf het onderst boven waanden. In Denemarken gelooft | |
[pagina 249]
| |
men dat heksen de deuren bestrijken met slijm van een zekere zwam, en dit den menschen verhindert om boter te maken, terwijl booze lieden met behulp van de paardebloem de koeien van anderen kunnen melkenGa naar voetnoot1.. In Engeland bestaat het geloof, dat de geur van de gewone boterbloem krankzinnigheid kan veroorzakenGa naar voetnoot2.. en in Normandië onderscheidt men een niet nader aangeduide plant als ‘Malherbe’ en waarschuwt dat men op dit kruid de voeten niet moet zetten. Verschillende planten dienen om het booze oog te bezweren, behekste kinderen te onttooveren. In Duitschland noemt men als zoodanig o.a. doovenetel, gewoon kruiskruid, fijnstraal. In Trentsin (Hongarije) draagt men een stuk esschenhout bij zich om de booze geesten af te weren, wanneer men voor langeren tijd zijn huis verlaatGa naar voetnoot3.. Dezelfde Slovakken houden alle stekelige planten voor middelen tegen spoken en heksen. Om aan de nachtmaar te ontkomen, kruipen zij driemaal onder den boog van een vastgewortelden braamuitlooper; behekste melk ziften zij door netelen en kruiswijs gelegde messenGa naar voetnoot4.. In alle deelen van Engeland en Schotland is de lijsterbes (Sorbus aucuparia; rowan tree, mountain-ash) tot afwering van tooverij in gebruik; men draagst stukjes van zijn hout als amulet. Overal bij de boerenwoningen ziet men dezen boom aangeplant, wiens groote hoeveelheid roode bessen de aandacht trokken. Toespelingen op de heilzame krachten van dezen tooverboom, vindt men veel in Engelsche vertellingen, balladen en spreekwoordenGa naar voetnoot5.. In Denemarken maakt men amuletten van een lijsterbes, die op de kruin van een ouden wilg groeit. Zulk een boom is als toovermiddel aangewezen wegens zijn zeldzaamheid, en ook wijl hij den grond niet heeft aangeraakt en daarom geacht wordt beveiligd te zijn tegen heksen. Er zijn in Denemarken nog oude lieden, die op hun borst een zakje dragen als talisman, waarin een twijgje van den lijsterbes zich bevindt in gezelschap van het tooverkruid Imperatoria, dat men in het Duitsch Meisterwurz noemt, benevens lijnzaad, kerkhofaarde en geërfd zilver. In Bohemen plaatst men een tak van de vogelkers in het venster om boosdoeners en toovenaars af te weren, welk ge- | |
[pagina 250]
| |
bruik Dodonaeus reeds meedeelde in zijn Cruydt-Boeck. De bloemen van Tanacetum vulgare, ons wormkruid, werden door soldaten als amuletten tegen de kogels gedragen. In Burma heeft men in iedere woning de heilige plant Eugenia groeiend in een pot, om booze invloeden af te wenden. In Annam en China dient de perzik als talisman; zijn hout zal het huis van spoken vrijwaren, men grift in dit hout tooverformulesGa naar voetnoot1.. De Basken plaatsen meidoorntakken in hun vensters, en de aanwending van deze takken was reeds bij de Romeinen algemeen. Elders was de wijnruit beroemd als middel tegen tooverij, hoewel de plant tevens aan de heksen voor haar duistere werken diende. De Spaansche naam Yerba buena voor de munt, die door haar geur zoozeer de aandacht trok, beteekent wellicht dat de plant ‘in geur van heiligheid’ stond. Onze kleine, sierlijke maagdepalm (Vinca) diende als orakel om de schuldigheid van heksen uit te vinden. Men werpt de blaadjes in een pan kokende olie en noemt bij elk blaadje een naam; indien een blaadje buiten de pan springt, is de genoemde persoon in dienst van den BoozeGa naar voetnoot2.. In Duitschland worden berookingen met in de kerk gewijde tooverkruiden tot het beveiligen van huis en stal aangewend.Ga naar voetnoot3. Men legt bijzonderen nadruk op het feit dat het gewijde kruidenbundeltje uit negen plantsoorten bestaan moet, die men zwijgend plukt, op witten Donderdag, Paschen, Hemelvaartsdag of St. Jan, steeds vóór zonsopgang. De priesterlijke wijding op Maria Hemelvaart schenkt aan deze kruiden het maximum van kracht. Daar al deze planten reeds befaamd zijn voor haar wondermacht, staat het veelvoud driemaal drie borg voor een overtreffende trap van heilige kracht. In verschillende streken van Duitschland gelooft men wel te doen met op Gründonnerstag één of ander groen gewas te eten; in Denemarken mengt men negen soorten groente voor deze gelegenheid.Ga naar voetnoot4. | |
[pagina 251]
| |
De Duivel verschijnt overal in de plantenwereld; zoo noemen wij de paddestoelen ook ‘duivelsbrood’ en de pad was een incarnatie van den Duivel (Puck, pogge, pad). Onze ganzevoeten danken dien naam aan den bladvorm, en om dezelfde reden wordt één der soorten Goede Hendrik genoemd. Heinz, Heinrich, Heinzelmännchen, waren namen van Kabouters en Kobolden, en later gaf men aan den Duivel den naam Grauheinrich. Reeds Wuttke bemerkte, dat duivels-sagen veel talrijker zijn dan heiligen-legenden, en we zien dat planten, die na de middeleeuwen bij ons werden ingevoerd, soms reeds spoedig bevolkt werden door booze geesten. De aardappel heeft sinds lang in Duitschland een ‘Kartoffelndämon’ en in Schotland een ‘potato-bugle’. De duivelsbeet (Scabiosa succisa) is een plant, die volgens de legende door den Duivel voor booze werken gebruikt werd. De maagd Maria maakte den wortel krachteloos en in zijn woede beet Satan er toen een stuk af. Wanneer men echter dien wortel in den St. Jansnacht opgraaft, is hij onbeschadigd en zal tegen duivelsche invloeden beschermen. In Bohemen hangt men de duivelsbeet in de stallen en laat het vee er van eten in den Walpurgisnacht. Portugeesche vrouwen hangen maïs-aren aan haar spinnewiel, om den Duivel te verjagen. We ontmoeten herhaaldelijk in de magische bewerkingen het getal Drie, en de beteekenis van dit getal is universeel erkend. De eenvoudigste figuur wordt begrensd door drie lijnen, die een verbinding vormen tusschen drie punten. Reeds Pythagoras noemde het getal Drie hoofdvoorwaarde en grondslag voor al wat bestaat. De Egyptenaren spraken van de drieëenheid: wereldgeest, oorsprong van het licht en der wijsheid. In het Oude Indië verrees de leer van Brahma-Vischnoe-Siva. De Noren kenden drie Asen, drie Nornen en de Wereldboom Yggdrasil had drie wortels. De Edda symboliseerde Verleden, Heden en Toekomst, of ook Geboorte, Leven en Dood. Plato sprak van Goedheid, Wijsheid en Almacht. De Kabbala geeft aan de wereld drie aan elkander ondergeschikte beginselen. De oudheid kende drie schikgodinnen: Clotho die den levensdraad spint, Lachesis die den levensduur bestemt en Atropos die den levensdraad afsnijdt. Het woord Jehovah heeft men verklaard: Hij was, is, zal zijn. De christelijke beeldspraak bediende zich van talrijke drieëenheids-symbolen. Bij de Niassers en bij de Noord-Amerikaan- | |
[pagina 252]
| |
sche Roodhuiden ontdekte men een begrip van drie zielen die samensmelten, en die worden voorgesteld als adem, hart en schim. De Bataks hebben hun drie tandis. De beteekenis van het getal Drie is een zoo vastgeworteld wereldbegrip, dat zich overal uit de aanschouwing en overweging der natuur aan het ontwakend verstand moest opdringen, dat de tooverij niet kon nalaten zich van dit toovergetal meester te maken. Een boek uit den tijd toen de hekserij nog openlijk bloeide, voert tot titel: ‘De wijsgeerige parelboom, het gewas der drie beginselen, ter duidelijker verklaring van den Steen der Wijzen; hoe hij met zijn wortels in de buitenste en donkere wereld staat, met zijn bloemen echter in de wereld van het Paradijs en het licht reikt, en met zijn rijpe vrucht in de hemelsche wereld der Engelen doordringt.’Ga naar voetnoot1..
De naam heks wordt soms afgeleid van hagedis, wat ‘boschnymph’ beteekent en dus op de oude Germaansche priesteressen wijst, soms ook van het oud-Duitsch ‘hagazussa’, dat beteekenen zou: wezens die schade aan de akkers toebrengen. Ook heeft men heks (engelsch: hag), willen verklaren door een woord ‘hage’, dat handig, bekwaam zou beteekenen. De Engelsche taal spreekt nog van ‘wise women’, hoewel ons woord vroedvrouw en het fransche sage femme een andere beteekenis gekregen hebben. De namen waarmee de heksen, vooral tijdens haar processen, haar duivelschen heer en meester noemden, zijn namen van elfen en kobolden, die gelijk plantennamen zijn, zooals Wolgemut (Origanum), Wegetritt (Plantago of Cichorei) en Peterkin (peterselie). Andere namen herinneren aan den mystieken vlierboom: Flederwisch, Federhans, FederbuschGa naar voetnoot2.. Nergens blijkt zoo het karakter der magie, zich uitende als een streven naar wijsheid, als in de runen, het heilige schrift der oude Skandinaviërs, dat nooit een algemeene schrijftaal schijnt te zijn geweest, doch het karakter van mysterie behield. Den Engelschen naam ‘rowan’ voor onze lijsterbes, heeft men afgeleid van runeGa naar voetnoot3. en runen heeft men willen zien op | |
[pagina 253]
| |
den bast van den eschdoorn (Acer), den boom die in Ethiopië heilig is en op wiens wortels men wijn goot in Europa, terwijl men hem slechts velde onder het uitspreken van bezwerings-formulierenGa naar voetnoot1.. De runen, die tooverteekens waren, sneed men in stokken, die daardoor wichelroeden werden, en daar de traditie de runen toeschreef aan Odin, hebben de christenzendelingen geen aanleiding gezien om deze praktijken aan te moedigen. ‘De overlevering gewaagt van een heilige bron te Oesdom bij Heilo, de Runksputte genoemd, waar later eene kapel ter eere van Maria is gesticht, tot aandenken aan het bekende wonder van Willebrord...... Naar alle waarschijnlijkheid is door de geestelijke kroniekschrijvers het mirakel van Willebrord uitgevonden om de herinnering van de voorvaderlijke runen uit te dooven’Ga naar voetnoot2.. In een Deensche ballade grift een ridder machtige runen op rozen, en werpt die in de zee. De jonkvrouw, wier hart de ridder vergeefs had pogen te veroveren, vindt de rozen en legt ze op haar bed. Maar in het midden van den nacht ontwaakt zij, onder den indruk van een droom: de liefde voor den edelen ridder is in haar hart gedrongen, de tooverrunen op de tooverrozen hebben haar werk gedaanGa naar voetnoot3.. In Egypte plaatste men vijgen op een mandje, zoodat de vijgen het hiëroglyphisch teeken vormden, dat ‘wijs’ beteekentGa naar voetnoot4.. (Wordt voortgezet). |
|