De Tijdspiegel. Jaargang 65
(1908)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 375]
| |
Het systeem der arbeiderstuinen in binnen- en buitenland.Ga naar voetnoot(*)I.Onze tijd is een tijd van sociaal streven, dat in allen deele erop gericht is om den economisch zwakkeren in de maatschappij steun te verleenen, opdat zij door eigen kracht een standpunt kunnen innemen, hetwelk ze nimmer zouden hebben bereikt, indien zij slechts hadden beschikt over zelfstandige hulpmiddelen. In dat streven is van armenzorg in hare gewone beteekenis geen sprake, ligt integendeel een begrip opgesloten, dat daarmede in lijnrechten strijd is, juist, omdat het bedoelt preventief te werken en de toestanden, die in gewoon en normaal verloop armoede zouden kunnen teweegbrengen, te verbeteren alvorens de daadwerkelijke onderstand, die zoo zelden vernedering buitensluit, noodig is geworden. Dat streven heeft in veelvuldige gedaanten zijne ontwikkeling gevonden, is voor een deel, en een niet gering deel zelfs, merkbaar in de groote lijnen der arbeidswetgeving van dezen tijd. Maar indien er één vorm is, waarin zijne schoone en wezenlijk humane bedoeling zoo zuiver mogelijk is vastgelegd, dan is het ongetwijfeld in het systeem der arbeiderstuinen, waarvan de verspreiding over bijna alle landen der wereld het meest overtuigend bewijs is van de juiste inzichten, die het in 't leven riepen; waarvan de erkenning der goede resultaten, die het afwerpt, ook door de beste philanthropen, de zekerste proeven van deugdzaamheid in zich bevat. En zóó algemeen bekend mag het grondtype van het stelsel dan ook genoemd worden, dat eene nadere aanduiding van zijne beginselen bijna overbodig is; ook al, wijl de naam zelf hiervoor zoo duidelijk spreekt. Arbeiderstuinen toch zijn niets anders dan die stukken grond, welke, hetzij door particulieren, hetzij door eene vereeniging van weldadigheid, hetzij ook door staat of gemeenten, in betrekkelijk geringe oppervlakte, somwijlen kosteloos, somwijlen tegen een dan altijd zeer lagen prijs, ter beschikking worden gesteld van die werklieden, wien het zwaar valt in de dagelijksche behoeften van hun gezin te voorzien met het loon alleen. De werkman bebouwt en bewerkt den grond met | |
[pagina 376]
| |
behulp van vrouw en kinderen, in den aanvang misschien meer dan eens met tegenzin, maar naarmate de resultaten van den arbeid meer en meer voor den dag komen, natuurlijk met steeds grooter lust en opgewektheid. Want het is een door de praktijk der dingen niet meer te ontkennen feit, dat de arbeider, eenmaal eigenaar van dat stukje grond, wetende dat eigen vlijt er direct zichtbaar voordeel brengt, zich na afloop van zijn werk al heel gauw haast naar zijn nieuw bezit, waar hij - vooral in den zomer, als het in de stad stoffig en warm is - kan genieten van den groei der door hem en de zijnen verzorgde groenten, vruchten en bloemen, waar hij bovendien onbeperkte vrijheid geniet om te doen en te laten wat hij verkiest. Het behoeft werkelijk geen nader betoog, dat van zulk een systeem de uitvloeiselen vele en veelzijdige moeten zijn, zich onmogelijk kunnen beperken tot de strikt philanthropische, waarvoor het is aangevangen. De gunstige uitkomsten van den in bruikleen of in huur ontvangen grond brengen in het gezin nieuwen levenszin en opgewektheid; men wil, langzaam aan daartoe opgewekt, het kostbaar eigendom bestendigen en er nog meer van genieten, tengevolge waarvan noodwendig de spaarzin de woning komt binnentreden, om voor zaden of gereedschap datgene af te zonderen, wat anders zoo licht aan een der eerste gevolgen van uithuizigheid, het kroegbezoek, zou zijn ten offer gebracht. En nevens dezen spaarzin, welke den arbeider kan leiden tot betrekkelijke welvaart en tot zedelijk geluk, ontstaat tusschen de eigenaren van aangrenzende perceelen gronds van geheel zulk een blok arbeiderstuinen een gemeenschapsgevoel, dat brengt de voordeelen van eene organisatie, waarin flinke werkgevers ook spoedig belang zullen gaan stellen en daar door praktischen raad en een vrijwillig aangeboden helpende hand somtijds meer sympathie kunnen wekken dan door geldelijke hulp, die veelal beschouwd wordt in den vorm van een aalmoes, en als zoodanig wrevel en verbittering achterlaat in plaats van dankbaarheid en sympathie. Ten slotte vinden de kinderen der arbeidersgezinnen in den tuinarbeid een heerlijk gezonde uitspanning, die, zij 't ook voor een zeer klein deel, opweegt tegen het hygiënisch nadeel, hetwelk noodwendig het leven in de benauwde en dompige stadskwartieren teweegbrengt; vinden zij hier bovendien een speelveld, dat beter en zedelijk zeker minder gevaarlijk is dan de straat, welke met alle mogelijke elementen nu eenmaal is bevolkt. Is het na dit alles nog noodig te spreken van den zegenrijken invloed, dien de arbeiderstuinen met hunne nieuw gekweekte bevolking moeten oefenen tegenover de samenleving? Zegenrijk niet alleen in productieven zin, omdat zooals een der grootste ijveraars in deze richting, de heer Louis Rivière, eens heeft gezegd, hier gesproken kan worden van veelvoudige vermenigvuldiging van den geldelijken onderstand, teweeggebracht door den vrijwilligen arbeid van den bedeelde; zegenrijk nog meer in moreel opzicht, omdat die invloed zich op zeer breed gebied uit. Want men | |
[pagina 377]
| |
kan, zooals de bekende redenaar en philosoof wijlen Ferdinand Brunetière het uitsprak op het eerste internationale congres voor arbeiderstuinen in 1903 te Parijs gehouden, de beweging uit verschillende gezichtspunten bezien, er tal van beschouwingen en verwachtingen aan vastknoopen. Zij brengt beteekenis voor gevoel en poëzie, omdat zij, evenals de talrijke pogingen om de kunst onder het volk te brengen, hier met bloemen de ontwikkeling van die schoonheid en die kunst bevordert. Zij heeft beteekenis uit een oogpunt van sociale en economische waarde, waar haar invloed op de vorming der standen en hunne maatschappelijke verhoudingen zich doet gelden en in ethischen zin medewerkt tot de verhooging van de volksklassen op eene wijze, die niet anders kan dan den nationalen rijkdom ten goede komen. Zij heeft eindelijk beteekenis uit een wijsgeerig en symboliek oogpunt, aangezien zij de aloude liefde tot den grond aankweekt en versterkt. En juist deze verscheidenheid van motieven onderscheidt de beweging der arbeiderstuinen gunstig van landnationalisatie, een ander soortgelijk streven in deze richting, waarbij natuurlijk een gemeenschappelijke grondslag niet te ontkennen valt. De arbeiderstuinen zijn het onderwerp eener internationale beweging geworden, maar de verwezenlijking van hare denkbeelden heeft in elk land een eigenaardig nationale kleur gehouden. Engeland heeft in het bestaan der arbeiderstuinen bij de wet voorzien; Amerika kent ze door de hulp van elke gemeente op zichzelve; Duitschland huldigt het systeem in zeer verschillend gebruik, waarvan de Laubenkolonien en de Schrebergarten zelfstandige uitvloeiselen zijn; en Frankrijk heeft ze gemaakt tot het middenpunt van nieuw en welig opbloeiend sociaal leven. Ook in Noorwegen, in Denemarken, in Italië, in Rusland en Servië; ook in Nederland, zelfs in tamelijk groote mate, zijn de arbeiderstuinen reeds bekend. En met de huisvlijt, die welig wortel schiet, behooren ze ongetwijfeld tot de beste en krachtigste sociale voorbehoedmiddelen van onzen tijd. | |
II.In Engeland is in het bestaan dezer tuinen bij de wet voorzien, sedert de bekende democraat Jessie Collings in het Parlement de Allottments-Extension-Act deed aannemen, welke tot grondslag had de bepaling, dat alle armenlanden in een kerspel in den vorm van allottments - dat wil zeggen kleine stukken gronds, bestemd om te worden bebouwd door behoeftige gezinnen, die dan zelf de vruchten van den arbeid zouden plukken in letterlijken en figuurlijken zin - moesten worden gesteld ter beschikking van werklieden. Deze wet werd in 1882 na lange en breedvoerige discussiën aangenomen, maar reeds spoedig eischte zij revisie. Zij bracht wel eene lang gewenschte verbetering en hervorming in den toestand van het Engelsche grondbezit, welke, tevoren uit verkeerde historische ontwikkeling opgebouwd, den landlord tot onbeperkt meester over zijne pachters maakte; eerst | |
[pagina 378]
| |
evenwel nadat achtereenvolgende partieele wijzigingswetten hare administratieve inrichting zoodanig hebben geregeld, dat de gemeentelijke overheid daarin nòch door den op dit terrein over haar gestelden raad van een graafschap, nòch door de bekrachtiging van eene rijkswet kan worden tegengewerkt, geeft ze thans gronden over en stelt die in stukken van ten hoogste één acre ter beschikking van werklieden, die geen ander hoekje ter verbouwing van groenten en aardappelen kunnen verkrijgen; en eerst thans, nadat zoodoende de uitvoering der wet ook de zoo noodige praktische waarborgen heeft verkregen tegen de, vooral in den aanvang zeer groote oppositie der ambtenaren, is het systeem in allen deele doorgevoerd te achten. En de uitkomsten, die zonder meer zeer gunstig mogen worden genoemd, zijn dan ook niet uitgebleven; in 1892 bedroeg het aantal dier tuinen in Engeland en Wales tezamen reeds 448,586, een cijfer, waartoe ook het particulier initiatief krachtdadig heeft kunnen en willen medewerken. Eenigermate anders toegepast, meer vrijgehouden van den centraliseerenden invloed der rijkswetgeving, is het stelsel in Amerika. Het deed daar zijn intrede eerst in 1894, het bewuste jaar, hetwelk werd gekenmerkt aan de overzijde van den Oceaan door eene vreeselijke handelscrisis, die hare gevolgen verre na zich sleepte. De burgemeester van Detroit in den staat Michigan kwam toen op de gedachte, dat aan de werkeloozen in zijne gemeente gemakkelijk arbeid en verdienste zou zijn te verschaffen door hen nog niet ontgonnen terreinen der stad in bebouwing te geven en hen daarbij te steunen met de kostelooze verstrekking van de noodige zaden en gereedschappen. Ook hier bleven de gunstige resultaten niet uit, en ze waren zelfs van dien aard, dat de proeve eerst te New-York en daarna in niet minder dan 25 groote steden der Unie de aandacht trok, die tot getrouwe navolging leidde. Sedert heeft het systeem zich in de Vereenigde Staten ontwikkeld tot belangrijke hoogte, waarbij evenwel drieërlei grondslag moet worden in het oog gehouden: 1o. als instellingen, waarbij de tuinen door openbare lichamen worden geregeld; 2o. als werkmanstuinen, die zich ingericht en beheerd zien door bestaande liefdadige genootschappen; 3o. als tuinen, beheerd door afzonderlijke daarvoor in het leven geroepen commissiën. Tot de eerste groep is al spoedig Detroit gaan behooren, dat zich volgens de statistieken op deze wijze in den loop van drie jaren f 142.500 aan kosten der openbare armenzorg heeft bespaard en daartegenover slechts kleine uitgaven voor de regeling der tuinen behoefde te stellen; tot de tweede groep kunnen New-York en Boston gerekend worden, waar de gemeentebesturen de nuttige zaak steunen door subsidies in den vorm van afstand van grond; onder de derde groep eindelijk is Philadelphia te rangschikken, waar eene nauwkeurige berekening tot uitkomst heeft gegeven, dat 632 met tuinen begunstigde gezinnen daarvan een opbrengst verkregen, in middelmaat gelijk aan het drievoudige der aan den tuin ten grondslag gelegde kosten. Maar | |
[pagina 379]
| |
eigenaardig, een kenmerk van het gevolgde stelsel tevens, is het, dat in Amerika in alle gevallen de tuinen worden gegeven om te dienen tot middel van bestaan aan den valieden werkman, hetzij deze nog arbeitsfähig, doch tijdelijk buiten werk is, hetzij hij door gevorderden leeftijd als fabrieksarbeider is ontslagen, terwijl hij voor de cultuur van het land nog productieve werkkracht kan leveren. Zoodat dus - eene gemakkelijk te trekken conclusie - in het land van den Yankee uitgesloten is het verhuren van stukken gronds aan geregeld nog loontrekkende arbeiders, die dan daaruit eene bijverdienste zouden kunnen putten; uitgesloten wegens principiëele bezwaren, die de economische en moreele kracht der beweging zoeken in het schoone middel van selfhelp en er dus voornamelijk op uit zijn het zelf-respect te doen behouden blijven voor diegenen, wien daartoe allereerst eene nieuwe omgeving en nieuwe hoop voor de toekomst een behoefte mogen heeten. Als derde land komt Duitschland aan de beurt, waar - wel eigenaardig voor een Rijk, welks sociale wetgeving zoovele landen tot model en imitatie diende, - de overheid zich niet aan de beweging liet gelegen liggen en haar gegeven heeft uitsluitend in de handen van het particulier initiatief. En in zekeren zin gelukkig ook. Want juist daar, waar - zoo in Pruisen door de wetgeving betreffende het stelsel der Rentegüter, dat de verdeeling der staatsdomeinen in eere wil houden, zoo in de door Leipzigs en Kiels stadsbesturen ingerichte arbeiderstuinen - staat of gemeente zich voor de zaak interesseerden, waren de weinige verspreiding der pogingen, zoowel als het totaal gemis aan een vooraf beraamd doel in den opzet der plannen, maar al te spoedig oorzaak, dat hare zedelijke en sociale beteekenis geheel verloren ging. Met de pogingen, die van particuliere zijde uitgingen, kon dit geenszins het geval worden geacht, en zij hebben dan ook op de ontwikkeling der beweging op Germaanschen bodem den besten en meest vruchtdragenden invloed gehad. In dat opzicht verdienen allereerst vermelding de Schrebergarten, zoo genoemd naar den philanthroop, wiens naam zij dragen en door hem te Hamburg, Darmstadt, Dresden en tal van andere, grootere en kleinere plaatsen in het leven geroepen als tuinsteden ter bevordering van de lichamelijke en zedelijke ontwikkeling van het schoolkind. Genoemd moeten daarnevens worden de Laubenkolonien, in den omtrek van groote steden aangelegd ten behoeve van den werkman, die hier, gesteund door de goede lessen der tuinbouwvereeniging, met zijn gezin tracht voordeel te trekken van het hem ter beschikking gestelde stukje land, dat hij al meer en meer leert liefhebben. Doch het recht doeltreffende werk in de principiëele richting der arbeiderstuinen werd eerst geleverd door de in 1897 in Silezië opgerichte ‘Waldenburger Verein’, welks werken vooral merkwaardig is, omdat het blijk geeft van de belangstelling, die in Duitschland de groot-industriëelen, hier dus de mijndirecteuren, stellen in deze lotsverbetering der arbeiders. Nog | |
[pagina 380]
| |
meer wordt het ten toon gespreid door de Vincentius-Vereeniging en de uitgebreide Nationale Vrouwenvereniging ‘Het Roode Kruis’. In het bijzonder deze laatste, welker tuinen over een groote oppervlakte liggen onder den rook van Berlijn in de onmiddellijke nabijheid van het Charlottenburger slot, heeft met haren arbeid de schoonste resultaten geoogst, die in algemeen sociaal opzicht temeer aandacht verdienen, wijl door de verbinding met spaarkassen en de zeer geroemde en aardige tuinfeesten, de veredeling des volks in zijne laagste klassen blijvend is doorgevoerd kunnen worden. En zeker baart het daarbij geen verwondering, in de formuleering van het doel van eene vereeniging als deze het sanitair-hygiënisch element meer dan bij andere gelijke instellingen naar voren gebracht te zien; omdat de bewering niet vreemd is, dat deze arbeiderstuinen een uitnemend middel zijn om invalieden en herstellende of gedeeltelijk genezen longlijders door lichte bezigheden in de open lucht de hoog noodige versterking op de minst kostbare manier te geven. | |
III.Staat in Duitschland bij alle pogingen op dit terrein op den voorgrond de tuinen niet kosteloos in gebruik te geven, maar ze te verhuren tegen zeer lagen prijs en zoodoende elke gedachte aan een weldaad te doen vervallen, in Frankrijk daarentegen is het juist regel den grond voor niets te geven en het uit de bebouwing voortvloeiend resultaat in de plaats te stellen van de armenzorg in klinkende munt. Trouwens, de vroeger bestaande toestanden, waarbij in Frankrijk de arbeiderstuinen zich aansluiten, zijn ondanks de revolutie van 1789 van dien aard gebleven, dat feitelijke ondersteuning, althans voorloopig, zich daaraan meer aanpast dan een self-help, die op het energiek karakter der Angelsaksen is berekend. Hoewel reeds vele jaren de arbeiderstuinen in Frankrijk te vinden waren, verkregen zij eerst een algemeen karakter, nadat in de fabrieksplaats Sedan in 1889 in deze richting met den meest gunstigen uitslag stappen waren gedaan. In het mijndistrict aan de Loire schoot het werk krachtig wortel, en een staking te St. Etienne was de aanleidende oorzaak, dat daar werd overgegaan tot de stichting van Volpette, welke binnen korten tijd dermate groeide, dat in 1898 reeds 400 gezinnen met 2500 personen konden worden geholpen. Het Noorderdistrict werd een derde arbeidsveld, dat zich met Reims als middenpunt eveneens uitstekend ontwikkelde onder de leiding van de vertegenwoordigers der arbeiders zelve, maar tegelijkertijd onder toezicht van de geestelijkheid, die hare groote sympathie voor dit sociale werk door daden zeer terecht toonde. Merkwaardig is het ook hier te zien, dat het bij de arbeiderstuinen alleen niet is gebleven, maar dat eerst op eenvoudige schaal, later meer in het groot, tot het bouwen van eigen woningen op den verworven grond is overgegaan, waardoor weer een geheel complex van instellingen, als | |
[pagina 381]
| |
een arbeidsbeurs, een bibliotheek, een bureau voor geneeskundige adviezen, een Raiffeisenbank en tal van nuttige inrichtingen meer, ten behoeve van de gezamenlijke houders der tuinen in het leven is geroepen. Dat zoodoende het gezinsleven op hooger peil wordt gebracht, dat voor de kinderen, die meestentijds uitgebreide speelterreinen vinden, eene gezonde opvoeding te verkrijgen is, behoeft nauwelijks betoog; terwijl de arbeiders zelve door de oprichting van volkshuizen hebben doen zien, hoezeer het voldoend ontvangen van lichamelijk brood op de behoefte naar geestelijk brood invloed oefent. En nog is in Frankrijk eene uitbreiding der beweging allerminst uitgesloten, omdat niet alleen vele groote steden, als Amiens en Dyon, den weg der particuliere liefdadigheid volgen, maar omdat ook sedert eenige jaren die particuliere pogingen zijn vereenigd geworden in een enkel lichaam, de ‘Ligue du Coin de Terre et du Foyer,’ waarvan de bekende abbé Lemire de voorzitter is. België toont ten opzichte van de arbeiderstuinen dezelfde antecedenten als Frankrijk, alleen met dit onderscheid, dat eerst in 1890 de beweging er meer algemeen is geworden. Van Nivelles uit heeft de arbeiderstuin zich over België verspreid, dank zij den arbeid der Ligue, waarvan minister Beernaert de voorzitter is en die gesteund wordt door tal van dames en heeren uit de hoogste kringen. Aan haar hoofddoel heeft de Ligue als nevendoel verbonden eenerzijds eene poging om de vrouwen en meisjes der fabrieksplaatsen door kookcursussen te leeren smakelijk eten te bereiden uit de eigen gewonnen groenten, en anderzijds eene lichamelijke ontwikkeling der jeugd door de inrichting van speelterreinen, welke tevens een open ruimte bevatten voor de kleine bloementuintjes, die den kinderen liefde voor de natuur inboezemen. Maar bovendien dwingt de Ligue, die de tuinen kosteloos verstrekt, den werkman om een klein bedrag te sparen en zoodoende het tiende gedeelte bijeen te krijgen van de kosten voor een eigen huis, waarna volgens de bepalingen der Belgische woningwet voor hem de mogelijkheid openstaat tot den bouw van zoodanig eigen huis over te gaan, doordat de Rijkspostspaarbank de overige negen tienden voorschiet. Een wonder is het zeker niet, dat dit stelsel, hetwelk in zijne opeenvolgende maatregelen in allen deele geschikt is om den arbeider financiëel en moreel onafhankelijk te maken, allerwegen steun geniet, ook van de zijde der gemeenteraden, die niet nalaten voor zeer geringen prijs gronden ter beschikking te stellen van de Ligue. Jammer slechts, dat de klacht gerechtvaardigd is, dat de flinke werklieden zich van het werk, dat in België te zeer als een werk van liefdadigheid alleen wordt beschouwd, eenigszins afkeerig betoonen; wat intusschen niet verhindert, dat nu reeds 800 tuinen door de Ligue zijn uitgedeeld en daardoor 4000 menschen zijn te hulp gekomen. Nog in enkele landen van Europa treft men de arbeiderstuinen, zij het ook in zeer afwijkenden vorm, aan. Van de Skandinavische landen is in Noorwegen weinig van de arbeiderstuinen te bemerken, en | |
[pagina 382]
| |
is in Zweden een proef nabij Stockholm opgegeven moeten worden, omdat de lange winter de velden te weinig deed opleveren. In Denemarken daarentegen is niet alleen de historische stand der Hensmaend, ontstaan, voordat een wet verbood de door het weiderecht verkregen kleine boerderijtjes te verkoopen, doeltreffend hervormd, maar is tevens de heide-ontginning ter hand genomen en ten slotte door eene wet van 1899 het verschaffen van grond aan landarbeiders mogelijk gemaakt, in dien vorm, dat een daarvoor aangestelde districtsraad onderzoekt, in hoeverre de aanvrager waard is aan de regeering voorgedragen te worden voor een hypotheek ten bedrage van negen tienden van de opbrengst der bezitting. En evenzeer als de ontwikkeling van het land hier meer stuurde in de richting van aanmoediging van het kleine grondbezit, die wel in uiterlijke gedaante eenige gelijkenis vertoont met de arbeiderstuinen, maar daarvan overigens geheel is afgescheiden, evenzeer is ook in Zwitserland de gunstige invloed van het aloude Allmend, dat aan burgers eener gemeente een recht toekent op een deel van den gemeenen grond, oorzaak geweest, dat de veelvuldige beoefening van den kleinen tuinbouw de arbeiderstuinen in vele streken onnoodig maakte. Toch is men in het Fransche deel der Helvetische republiek sedert kort met het bevorderen der nieuwe sociale instelling aangevangen; het voorbeeld, dat Fribourg in dit opzicht heeft gegeven, heeft zoozeer theoretische waardeering gewekt, dat praktische uitingen daarvan als gevolg mogen worden verwacht. Italië zag in Rome op den oever van den Tiber een aantal tuinen inrichten, die zeer voldeden, maar na korten tijd verdwenen; in de Slavische landen, als Rusland en Servië, waar het voorheen bestaande collectief grondbezit werkzaamheid in deze richting zou doen verwachten, is van de zegenrijke instelling der arbeiderstuinen nog geen sprake, hoewel de vooruitgang der industrie in het Tsarenrijk ze juist bijzonder noodig maakt; en in Spanje ten slotte is er door publicisten de aandacht op gevestigd, omdat zij, hoewel moeilijk tot stand te brengen, als vanzelf de tal van sociale en economische instellingen zouden vestigen, die het land voor den waren vooruitgang van den arbeidersstand zoo dringend behoeft. In Nederland? - zal men ten slotte vragen. Ook daar is werkzaamheid niet achtergebleven, reeds merkbaar tientallen van jaren terug. De ‘Maatschappij tot Nut van 't Algemeen’ heeft al in 1865 de aandacht der departementen gevestigd op deze sociale taak en in 1904 deze poging herhaald met voorloopig nog onbekend resultaat; de Friesche vereeniging ‘Door arbeid tot verbetering’ en de vereeniging ‘Openbaar belang’ te Arnhem waren en zijn nog in den echten geest der arbeiderstuinen met het beste succes werkzaam; van de armbesturen heeft dat te Goes enkelen der bedeelden door dezen onderstand zich langzamerhand omhoog zien werken; en van de christelijk-sociale bonden heeft het R.K. Kruisverbond te Nijmegen een proef genomen, die te gauw is opgegeven om er eene bepaalde conclusie uit te trekken. Het | |
[pagina 383]
| |
bestuur der vereeniging zeide het niet op zijn weg te achten duurzaam die tuinen uit te geven en vond deze wijze van armenzorg meer eigenaardig thuis behoorende bij vereenigingen van liefdadigheid. Er is voor deze meening iets te zeggen, maar anderzijds mag men niet de kracht der beweging ontkennen als voorbehoedmiddel tegen sociale ellende, als wapen in menigen ethischen strijd. Waar een Fransch werkman zelf verklaarde, dat zijn tuin hem een dubbel loon gaf, omdat hij naast de daarin gewonnen verdienste nu ook mocht rekenen op datgene, wat hij anders in de kroeg uitgaf, kan dit oordeel reeds een kenmerkend teeken heeten voor den gunstigen invloed, dien in Frankrijk de arbeiderstuinen inderdaad blijken te hebben op het misbruik van sterken drank. Maar daarbij moet vóór alles in het oog worden gehouden, dat, wanneer dit maar eenigszins mogelijk is, de werkman een - natuurlijk zoo gering en op zoo gemakkelijk mogelijke wijze te betalen - bedrag aan zijn tuin ten offer moet leggen, omdat hij alleen daardoor weet geen gave te ontvangen, die hij niet aan eigen arbeid dankt, en dat hij bovendien zeker is den grond te zullen behouden, indien hij dezen goed bewerkt. Alleen dàn vullen de zedelijke en stoffelijke voordeelen elkander aan en zal het systeem duurzaam effect hebben. In den laatsten tijd zijn meer en meer de arbeiderstuinen de aandacht gaan trekken van allen, die werkzaam zijn voor de verheffing en de gezondheid van den werkman, voor het intense geluk van zijn gezin! Zeker zijn er nadeelen aan verbonden; maar de groote voordeelen, die juist de nevendoeleinden geven, heffen deze geheel op en maken het systeem in alle opzichten aanbevelenswaardig. En waar sociale hervormers en praktici als Beernaert en Lejeune, economisten als Lavaleye en Rivière, propagandisten als Lemire en wijlen Brunetière een zaak inleiden met hun gezag, daar moet zij wel een ernstig streven zijn, dat in alle geval aandacht en overweging verdient. Aandacht en overweging niet 't minst daarom, omdat weer eens, in bijna elken regel van deze uiteenzetting en in bijna elk der lokale en nationale systemen, blijkt, hoezeer de sociale middelen en toestanden in elkander grijpen, hoezeer zoodoende ook het actueel probleem der werkeloosheid van dezen kant dient bezien te worden. En vandaar ook onze wensch om deze vluchtige beschouwing nog eens nader dan in anderen vorm reeds is geschied, onder ieders aandacht te brengen. Den Haag, September '08. Henri van der Mandere. |
|