Levenswoorden.
Voor hem, die een zaak goed wil overleggen, is ijdel gepraat de aanvang van leegheid, halfheid, onmacht, de dampkring waarin onkruid welig tiert, de edelen vruchten van het menschelijk leven onderdrukkend, verstikkend, - een der fataalste ziekten van onzen tijd, die niet te sterk kan bestreden worden. Wijs, in den zin van een wijsheid, die ver boven onze ondiepe diepte staat, was het oude voorschrift: Bewaar uw tong, want uit haar komt de stroom des levens.
Spreek niet eer, vóor uw gedachte zwijgend tot rijpheid is gekomen. Laat uw tong in rust tot een redelijke zin haar in beweging brengt. Spreken is menschelijk; zwijgen is goddelijk.
Carlyle.
Het karakteristieke teeken van goed werk is altijd een zekere onwillekeurigheid en onbewustheid; de gezonden weten niets van hun gezondheid, alleen de zieken.
Carlyle.
Het zijn niet de goede neigingen der natuur maar de lagere, die den mensch in verzoeking brengen het geheim van zijn ziel in woorden te openbaren. Heeft hij werkelijk een geheim, dan blijven woorden altijd ontoereikend om het uit te drukken.
Woorden werken de werkelijke openbaring der daad tegen, kunnen deze ten laatste onmogelijk maken. Geen mensch, die iets werkelijk grootsch in de wereld deed, kan daar breed over spreken. Willem de Zwijger sprak het best door het land, dat hij bevrijdde. Olivier Cromwell was geen redenaar. Goethe meende, dat hij niet over een boek moest spreken, dat hij schrijven wilde.
Carlyle.
Een mensch en zijn werk moeten niet afgerekend worden naar hetgeen men de werking op de buitenwereld noemt, wanneer men er juist over wil oordeelen. Uitwerking? Invloed? Nut? Laten wij ons werk doen. De zorg voor de vrucht staat niet aan ons. De vrucht moet en zal rijpen.
Carlyle.
Wanneer over de deugd gephilosopheerd wordt, is zij zichzelf bewust geworden, zij is ziek en teert weg.
Carlyle.