Levenswoorden.
Over uw tijd hebt gij geen macht; het staat niet aan u een bedorven wereld te hervormen. Over éen mensch echter hebt gij wel bepaalde, onbeperkte, onbedwingbare macht. Welnu, hervorm dien mensch, dan doet gij iets, ja, gij doet veel en uw werk en uw leven zijn niet verloren.
Carlyle.
Het is werkelijk zoo! Wij hebben, - om de oude spreekwijs te nemen - wij hebben God vergeten, of - volgens het moderne dialect en meer overeenkomstig de waarheid der zaak - wij hebben het wezen dezer wereld opgevat, zooals het niet is. Wij hebben het oog gesloten voor den eeuwigen aard der dingen en zien alleen den schijn. Wij gelooven, dat het innerlijk wezen dezer wereld slechts een groot onbegrijpelijk vraagteeken is. Wat den uiterlijken vorm aangaat, lijkt die wereld het meest op een grooten veestal en een werkhuis met een enorme keuken en lange eettafels, en de wijste man is hij, die aan zulk een tafel een plaats weet te vinden.
Alle waarheid in deze wereld heet onzeker; alleen winst en verlies, eten en drinken is en blijft voor den praktischen man werkelijkheid.
Met de volken, welke ongelukkig en ellendig geworden zijn, is het in den grond ook zoo. De oude leiders der volken, profeten, priesters, of hoe men ze ook noemen wil, wisten dit heel goed en leerden het zoo krachtig mogelijk om het diep in te prenten. De moderne aanvoerders der volken, die eveneens verschillende namen hebben, - journalisten, staatslieden enz. - hebben dit geheel vergeten en zijn steeds bereid het te ontkennen.
Toch blijft het onloochenbaar en er bestaat niet de minste twijfel, dat het ons zal worden geleerd, tot wij het weder belijden. Wij zullen gegeeseld en getuchtigd worden, tot wij het geleerd hebben en wij zullen het eindelijk leeren, of ten doode gestriemd worden. Niet naar de wetten der feiten hebt gij geleefd, maar naar de wetten van bedrog en list en opzettelijke of niet opzettelijke miskenning der werkelijkheid.
Carlyle.