Levenswoorden.
Alle ware menschen hebben overvloed van hindernissen, want waar geestelijke wasdom is, moet men tegenstand vinden, zich door de moeilijkheden doorslaan, daar anders stilstand intreedt. Bij een middelmatig karakter kan het voortdurende opvoeden en dresseeren door betaalde taal-, dans- en fatsoenmeesters van allerlei soort een zeker overwicht of een schijn van meerderheid geven, vergeleken bij de middelmatige karakters van lageren stand. Het tegendeel geldt van menschen met een meer dan gewoon karakter; daar is de kiem gelegd van onweerstaanbare kracht, die steeds zich ontwikkelen zal. Voor zulke kiemen is die grond de ware, waar zij het best wassen. Waar een wil is, is ook een weg. Is de aanleg geniaal, dan bestaat vanzelf de mogelijkheid, ja, de zekerheid van ontwikkeling. Het schijnt dikwijls, dat het onverstandig omspitten en mesten hier meer schaadt dan helpt en doodt, wat van de hardheid van het blinde toeval verschoond bleef. Een Frederik de Groote, een Napoleon worden zelden voor hun beroep grootgebracht, meestal op een geheel anderen weg, in eenzaamheid en leed, gebrek en druk.
Carlyle.
De eikel wordt achteloos weggeworpen, komt terecht in den onbewerkten grond en groeit daar op tot een eikeboom. Iedere boomkweeker weet, dat vette grond een bederf is voor den eik. Zoo is het ook met den menschelijken geest, die zijn gebreken afschudt door er voor te lijden. Wie gestreden heeft, al ware 't alleen met armoede en handen-arbeid, wordt sterker en wijzer dan hij, die den slag ontweek en zich voorzichtig verborg tusschen de proviandwagens.
Carlyle.
Ook dat is een harde waarheid, maar daarom niet minder waar: hij in wiens behoeften als 't ware bij zijn geboorte reeds voorzien is, hij die alleen te vragen heeft, hoe zal ik mijn bekwaamheden het best aanwenden, hij zal in wezenlijke ontwikkeling altijd beneden hem blijven, wiens eerste groote taak en plicht niet is geestelijke ontwikkeling maar harde arbeid en dagelijksch brood. Menige veel belovende kiem verstikt en de kunst met haar ganschen rijkdom van middelen staat daar dikwijls machteloos.
Carlyle.