De Tijdspiegel. Jaargang 65
(1908)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 318]
| |
Opmerkingen en mededeelingen.Volksontwikkeling.- Een eigenaardige proeve om de ontwikkeling van het volk te bevorderen heeft in de Rijnlanden plaats en verdient de aandacht. Men heeft haar den naam van volksacademie gegeven, omdat men geen anderen geschikteren naam kon vinden. Maar wat men er mee bedoelt, blijkt voldoende uit hetgeen daar sinds een paar jaren geschiedt. De zaak is op touw gezet door de heeren Volk en Dr. Streiker. De eerste is secretaris van het Rijn-Mainverbond voor volksopvoeding; de ander woont in bad Nauheim. Zij wilden een aantal leergierige personen uit verschillend beroep voor enkele weken vereenigen om van gedachten te wisselen en daardoor elkanders ontwikkeling te bevorderen. Twee malen hebben tot nu toe zulke vereenigingen plaats gevonden. Het getal der deelnemers bedroeg 40 en 42, benevens een aanzienlijk getal gasten. Het meerendeel bestond uit onderwijzers, wier medewerking van het hoogste belang was, daar zij van zelf de geschiktheid hadden om hunne kennis mee te deelen en van anderen kennis in zich op te nemen. Ook de geestelijkheid was door verscheidene vrijzinnige theologen vertegenwoordigd. Bij de eerste samenkomst ontbrak het vrouwelijk geslacht; maar bij de tweede waren er reeds een viertal dames aanwezig. Uit den aard der zaak kon op niet vele werklieden gerekend worden. Toch namen beide malen verscheiden arbeiders, leden van het Rijn-Mainverbond, aan de samenkomsten deel. Veertien dagen duurt zoo'n bijeenkomst; de plaats hangt van omstandigheden af. De eerste maal kwam men samen in Rüsselheim, een fabrieksstadje aan den Main, waar de predikant Fuchs zijn huis en tuin voor de heeren openstelde. De tweede maal vond men een gastvrij onderkomen in de winterzaal te Hechgenheim aan de Bergstraat. Het bestuur van het Rijn-Mainverbond zorgt voor logies en onderhoud, dat zeer goedkoop verstrekt wordt, voor velen om niet, vooral voor hen, die zich verbinden ook in het vervolg zich aan de volksontwikkeling te wijden. Bij den korten duur van het samenzijn komt het natuurlijk vooral aan op een goed geregelde verdeeling van den tijd. 's Morgens te 8 uren is er gemeenschappelijk ontbijt. De voormiddag is bestemd voor twee of drie voorlezingen, gevolgd door debat. Deze voorlezingen waren bij alle wetenschappelijkheid toch zoo ingericht, dat zij voor allen te genieten waren. Het waren onderwerpen uit de natuurlijke historie, de geschiedenis, de wereldbeschouwing en ook uit den arbeid der volksopvoeding. Nog vruchtbaarder dan het algemeen debat, dat zich daarna ontspon, waren de afzonderlijke gesprekken, waartoe enkele groepen zich vereenigden. Men kon aan het Platonisch gastmaal denken, wanneer 's middags aan tafel de belangrijkste vraagstukken werden te berde gebracht. Maar de namiddagen gaven gelegenheid tot de intiemste gedachtenwisseling. In den regel werden | |
[pagina 319]
| |
dan uitstapjes gemaakt, en wel met een bepaald doel, waarbij dan weer wat te leeren viel, en die onder kundige leiding plaats hadden. Zoo ging men eens naar Frankfort om het Städels-instituut te bezichtigen; een ander maal naar geologisch belangrijke punten van het Odenwald of ter bezichtiging van den havenaanleg naar Mannheim enz. Door vriendelijke tegemoetkoming der opzichters gaven deze bezichtigingen veel nieuws en belangrijks te leeren. Tusschen 7 en 8 uren vereenigde men zich weer aan het avondeten, waarop dan nog voordrachten, concerten, tentoonstellingen en dergelijke volgden, die als voorbeelden voor degelijk onderhoud van het volk moesten dienen. Zij waren tot op zekere hoogte ophelderingen van de voorlezingen, die 's morgens hadden plaats gehad. In de tweede samenkomst, te Hechgenheim, was buitendien nog een driedaagsche uitstap ingevlochten, een voetreis door het Odenwald naar het schoone, in de hoogte gelegen slot Lichtenberg. Hier was door de Hessische kunstenaren Grein er en Sutter een tentoonstelling van kunstwerken ingericht, die, vooral doordat zij betrekking op het vaderland hadden, veel bijval vonden. In de oude slotkapel hield Dr. Greiner een sierlijke voordracht over de beteekenis der kunst voor de volksopvoeding, terwijl de dorpsjeugd het gezelschap vermaakte met het zingen van liederen, het houden van voordrachten en het uitvoeren van allerlei grappen. Al te snel gingen de 14 dagen voor de deelnemers voorbij. Maar hoeveel goeds die korte tijd in de hoofden en harten achterliet, dat merkt men eerst recht, wanneer men is thuisgekomen en zijne gewone werkzaamheden heeft hervat. Dan is het oog geopend voor veel, waaraan men vroeger geen aandacht schonk. Dan rijzen herinneringen en gedachten op, die het leven rijker en belangrijker maken. En wat het voornaamste is, de behoefte aan meerdere kennis, aan dieper inzicht, aan omgang met andere, meer ontwikkelde personen is wakker geworden. Vandaar, dat de zoogenaamde volksacademie reeds hier en daar navolging gevonden heeft. Zoo heeft de gastvrije predikant Fuchs in Rüsselsheim een wekelijkschen steeds goed bezochten debatavond ingericht. Ook elders zijn dergelijke avonden tot stand gekomen, zelfs in dorpen, waar dit in den regel moeilijker gaat. Naar gelang van de personen en omstandigheden worden dan historische, natuurwetenschappelijke of andere onderwerpen behandeld, meest in aansluiting aan de belangen der plaats. In bad Nauheim heeft 's winters elke week een openbare letterkundige avond glaats, die meestal door 30 of 40 personen bezocht wordt. Na verscheiden proefnemingen bleek het meest practische te zijn, dat in huis het een of ander dichtwerk gelezen wordt en dat daarover dan in de samenkomst wordt gesproken. Meestal komt men daarbij, evenals in de volksacademie, al heel spoedig op de belangrijkste vraagstukken van godsdienstigen en staatkundigen aard. Wel heeft nu de arbeid der volksopvoeding een onzijdig karakter, maar dit mag niet beteekenen, dat de zaken, die het hoofd en hart het meest bezighouden, eenvoudig op zij gehouden worden. Dan zou men, buiten de muziek, ieder gebied van kunst en wetenschap moeten vermijden. De beste neutraliteit wordt deze geacht, dat alles wordt besproken, dat ieder aan het woord kan komen, de vrijdenker zoowel als de rechtzinnige, de behoudsman zoowel als de sociaal-democraat. Dat is de weg, dien de volksacademie heeft ingeslagen en die, trots alle pessimistische bedenkingen, de ware is gebleken. Zou uit deze onderneming ook voor ons volk niet iets te leeren zijn? Q.N. | |
[pagina 320]
| |
De marteldood van den profeet Jesaia.Indertijd heeft over den beroemden profeet Jesaia een joodsch-apocrief geschrift bestaan, waarin werd verhaald hoe hij is gemarteld. De kerkvader Origenes kende het, Epiphanius deelt mede, dat een paar secten zich er van bedienden, terwijl Hieronymus, die den bijbel vertaalde in het Latijn (de z.g.n. Vulgata), een ascensio of hemelvaart van Jesaia heeft gekend. Tusschen de 5e en 11e eeuw ontbreekt dan elk spoor, dat de kerk het geschrift zou hebben gebruikt; maar nu duiken weder berichten op, waaruit blijkt dat hier en daar een handschrift moet hebben bestaan. In 1522 werd een visio Jesaiae gedrukt. Doch dit ‘gezicht’ van Jesaia, opnieuw in 1832 door Gieseler uitgegeven, was beslist een fantasie van christelijken oorsprong. Toen ontdekte R. Laurence een aethiopisch handschrift bij de Abessyniërs en gaf dit in 1819 uit. Dit bevattte niet alleen de genoemde visio, maar eveneens Jesaia's marteldood. Nadat een paar andere aethiopische handschriften waren ontdekt, bewerkte A. Dillmann in 1877 een wetenschappelijke uitgave, waarna R. Basset het in het Fransch en Georg Beer het in 't Duitsch vertaalde. Deze aethiopische tekst schijnt vertaald te zijn tusschen de 5e en 7e eeuw uit een Grieksche bewerking. Terwijl de visio ongeveer in de 2e eeuw na Chr. is samengesteld, is het joodsche verhaal van Jesaia's marteldood van ouder oorsprong. In den tijd der apostelen schijnt deze overlevering reeds bekend te zijn, althans waar zij verhaalt van een dood door instukken zagen, is het opmerkelijk dat in Hebreën 11:37 wordt gezegd over de profeten ‘anderen zijn in stukken gezaagd’. Ook in den Talmud komt deze dood van Jesaia voor. Aanleiding tot deze overlevering heeft misschien het bericht uit 2 Koningen 21:16 gegeven, waar wij lezen: ‘Daartoe vergoot (koning) Manasse ook zeer veel onschuldig bloed’. In Talmudische geschriften wordt het voorgesteld, alsof Jesaia op een vlucht zich in een boom verborg, maar verraden werd, doordat de kwasten van zijn kleed buiten den boom uitstaken, waarop Manasse bevel zou hebben gegeven den boom stuk te zagen, waarbij natuurlijk de profeet omkwam. Deze bijzonderheid ontbreekt in het aethiopisch werk. Wij bieden hierbij een Hollandsche vertaling van dien marteldood aan. Voor zooverre ons bekend, is deze vertaling de eerste Hollandsche.
Toen Hizkia was gestorven en Manasse koning geworden, gedacht hij de geboden van zijn vader Hizkia niet meer, maar vergat ze, en SammaëlGa naar voetnoot(1) kroop in Manasse en nestelde zich in hem vast. Nu hield Manasse op met den dienst van den God zijns vadersGa naar voetnoot(2) en hij diende Satan met zijn engelen en machten. Wat in zijns vaders huis voor Hizkia wet geweest was, veranderde hij: de woorden der wijsheid en den godsdienst. Ook veranderde Manasse van gevoelen, zoodat hij BelialGa naar voetnoot(3) diende. Want de vorst van het booze, die over deze wereld heerscht, is Belial, wiens naam Matan-BoekusGa naar voetnoot(4) is. Deze verblijdde zich om Manasse te Jeruzalem en versterkte hem in zijn dwalingGa naar voetnoot(5) en in het kwaad, dat te Jeruzalem was verbreid. Zoo ver- | |
[pagina 321]
| |
meerderde zich de toovenarij, de kunst van bezweren, het waarzeggen door middel van de vogelvluchtGa naar voetnoot(1), de magie, het overspel, de echtbreuk en de vervolging der rechtvaardigenGa naar voetnoot(2) door Manasse, Bechira, Tobias de Kanaäniet, Jona uit Anathoth en Zaliq NewaiGa naar voetnoot(3). De rest van 't verhaal staat in het boek der Koningen van Juda en Israël opgeteekendGa naar voetnoot(4). Maar toen Jesaia, de zoon van Amos, het vele kwaad zag, dat plaats vond te Jeruzalem, den dienst van Satan met zijne fratsen, ontvlood hij Jeruzalem en ging hij te Bethlehem-Juda wonen. Omdat echter ook hier veel kwaad werd bedreven, vlood hij ook uit Bethlehem en ging wonen op een berg in de woestijn. De profeet Micha, de grijze Ananias, Joël, Habakuk en Jesaia's zoon JaschubGa naar voetnoot(5) en vele geloovigen, trokken zich terug en gingen wonen op dezen berg Zij trokken een zak aan, allen waren profeten, zij hadden niets dan het naakte lichaam en allen treurden diep over den afval van Israël. Ook hadden zij niets te eten dan woestijnplanten, die zij op de bergen verzamelden, vervolgens kookten en te zamen met den profeet Jesaia atenGa naar voetnoot(6) en zoo brachten zij den tijd van twee jaren door op deze bergen en heuvelen. Maar daarna trad, terwijl zij zich bevonden in de woestijn, een man op, een Samaritaan, genaamd Bechira, uit het geslacht van ZedekiaGa naar voetnoot(7), den zoon van Kenaäna, een leugenprofeet, die te Bethlehem woonde. Hizkia, de zoon van Kenaäna, de broeder van zijn vader, was ten tijde van koning Achab, den koning van Israël, de leermeester van de 400 Baälsprofeten en hij sloeg en beschimpte den profeet Micha, den zoon van JimlaGa naar voetnoot(8). Hij werd door Achab beschimpt, en Micha werd met den profeet Zedekia in de gevangenis geworpen. Zij waren er samen met Ahasia, den zoon van Alamerem Balaaw. Elia de ThisbietGa naar voetnoot(9) uit Gilead schold Ahasia en Samarië en profeteerde, dat Ahasia op zijn legerstede zou sterven aan zijn ziekteGa naar voetnoot(10) en Samarië overgegeven zou worden in de hand van Salmaneser, omdat hij de profeten van God had gedood. Toen de leugenprofeten dat hoorden, die zich bij Ahasia, Achabs zoon, bevonden... overreedden zij Ahasia... en hij doodde MichaGa naar voetnoot(11). Maar Bechira ontdekte en zag de plaats, waar Jesaia en de profeten, die bij hem waren, zich bevonden, want hij woonde te Bethlehem en hij was een aanhanger van Manasse. Ook profeteerde hij leugenwoorden over Jeruzalem, en vele inwoners van Jeruzalem hadden een verbond met hem gesloten, hoewel hij een Samaritaan was. Doch toen Salmaneser, de koning van Assyrië, kwam, Samarië veroverde en negen stammen in ballingschap meevoerde en hen in de landstreken der Meden en aan de rivier GozanGa naar voetnoot(12) bracht, ontsnapte deze jongeling en kwam ten tijde van Hizkia, den koning van Juda, te Jeruzalem. Hij ging evenwel niet op den weg van zijn vader, den | |
[pagina 322]
| |
Samaritaan, omdat hij Hizkia vreesde. Hij trad ten tijde van Hizkia op en hield goddelooze toespraken te Jeruzalem. Toen klaagden Hizkia's zoons hem aan, en hij vlood henen naar de omstreken van Bethlehem. Nu klaagde Bechira Jesaia aan en de profeten, die bij hem waren, en hij zeide: Jesaia en zijn volgelingen profeteeren tegen Jeruzalem en de steden van Juda, dat zij zullen verwoest worden, en tegen BenjaminGa naar voetnoot(1), dat het in ballingschap zal gaan, en ook tegen u, o heer koning! dat gij met spitshaken en ijzeren ketenenGa naar voetnoot(2) zult moeten gaan. Maar zij spreken valsche profetieën over Israël en Juda uit. Jesaia zelf heeft gezegd: Ik zie meer dan de profeet Mozes. Immers Mozes heeft gezegd: Er is niemand, die God heeft gezien en bleef levenGa naar voetnoot(3), maar Jesaia heeft gezegd: Ik heb God gezien en zie, ik leefGa naar voetnoot(4). O koning, erken toch, dat zij leugenprofeten zijn. Jesaia heeft Jeruzalem Sodom genoemd en de vorstenGa naar voetnoot(5) van Juda en Jeruzalem volk van Gomorra geheetenGa naar voetnoot(6). Zoo klaagde hij Jesaia en de profeten herhaaldelijk bij Manasse aan. Nu bezat Belial het hart van Manasse en dat der vorsten van Juda en dat der eunuchenGa naar voetnoot(7) en raadslieden des konings. Bechira's woorden bevielen hem zeer en hij liet Jesaia gevangen nemen. Terwijl Jesaia werd stukgezaagd, stond Bechira er bij en beschuldigde hem. En alle leugenprofeten stonden er bij, terwijl zij lachten en blijdschap hadden over Jesaia's leed. Belial Matan-Boekus stond spottend voor Jesaia. Toen zeide Belial tot Jesaia: Zeg: alles wat ik heb gesproken, heb ik gelogen, Manasse's wegen zijn goed en recht, en ook Bechira's wegen zijn goed. Zoo sprak hij, toen men begon Jesaia stuk te zagen. Maar Jesaia zag op tot den Heer en zijn oogen waren op Hem gevestigd, zoodat hij hen niet zag Toen sprak MalkiraGa naar voetnoot(8) tot Jesaia, zeggende: Zeg na, wat ik u zal voorzeggen en ik zal hen van plan doen veranderen en bewerken, dat Manasse en de vorsten van Juda, het volk en geheel Jeruzalem u zullen aanbidden. Toen antwoordde Jesaia en zeide: Voor zoover het aan mij ligt, wees vervloekt gij, al uwe machten en uw geheele huis. Want gij kunt niet meer doen dan de huid van mijn vleesch nemen. Toen grepen zij Jesaia, den zoon van Amos, en zaagden hem stuk met een boomzaagGa naar voetnoot(9). Manasse, Bechira, de leugenprofeten, de vorsten, het volk en iedereen stonden erbij en zagen er naar. Tot de profeten, die bij hem waren, zeide hij, alvorens hij werd stukgezaagd: Gaat naar den omtrek van Tyrus en SidonGa naar voetnoot(10), want voor mij alleen heeft God den drinkbekerGa naar voetnoot(11) gemengd. Maar Jesaia schreeuwde noch weende, toen hij stukgezaagd werd, doch zijn mond onderhield zich met den heiligen geestGa naar voetnoot(12), totdat hij door midden was gezaagd. Woudsend. K. Vos. |
|