Levenswoorden.
De ware vreugde des menschen is, te bewonderen, waar hij kan; er is niets, wat hem zoozeer - zij 't ook slechts voor een oogenblik - verheft boven kleinzieligheid, als ware bewondering.
Carlyle.
De rijkdom der wereld bestaat in het aantal oorspronkelijke menschen. Door hen en door hun werk wordt de wereld niet een woestijn.
Carlyle.
Er is geschreven: wanneer wijzelf knechten zijn, bestaat er geen held meer voor ons. Maar - wij herkennen den held niet, wanneer wij hem zien; wij houden zotskappen voor helden.
Carlyle.
Wij menschen spreken te veel over de wereld. Laten wij de wereld worden, wat zij wil, overwinnen of niet overwinnen. Is ons niet ons eigen leven toevertrouwd? Één leven, een kleine spanne tijds tusschen twee eeuwigheden. Wij zullen wèl doen te leven niet als dwazen en huichelaars, maar als wijze, echte, waarachtige menschen. Dat de wereld gered wordt, redt ons niet; wij bederven niet, als de wereld verloren gaat. Letten wij op onszelf; onze plicht is, te blijven bij het naastbijliggende. Buitendien, om de waarheid te zeggen: ik heb nooit gehoord, dat de wereld op een andere wijze gered is. De zucht om werelden te redden is veelal een stuk sentimentaliteit. Laten wij niet te ver daarmee gaan. De redding der wereld wil ik geheel aan den Schepper overlaten, die er wel raad mee zal weten. Wat mij betreft: ik wil mij om mijn eigen redding bekommeren, wat meer op mijn weg ligt.
Carlyle.
De groote wet der ontwikkeling is deze: laat iedereen worden, waarvoor hij de geschiktheid in zich heeft; laat hij, voor zoover doenlijk, ontluiken tot zijn volle grootheid, alle bezwaren overwinnen, alle vreemde, vooral alle schadelijke aanhangsels van zich stooten en zich dan in zijn eigen gestalte en grootheid vertoonen, van welken aard die ook moge zijn. Er bestaat geen gelijkvormigheid in hetgeen voortreffelijk is, noch in de physische noch in de psychische natuur; alle echte dingen zijn, wat zij moeten zijn. Het rendier is goed en fraai, de olifant ook.
Carlyle.