De Tijdspiegel. Jaargang 64
(1907)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Tweede deel]Is het speculeeren dobbelspel?Speculeeren..., wie der lezers, die zelf geen handel drijft of relaties in de handelswereld heeft, krijgt geen rilling bij het lezen van dat woord? Allicht komen hem een paar voorbeelden in de gedachte van familieleden, vrienden of bekenden, die, zonder de gevaren aan de speculatie verbonden te kennen en zonder ook maar eenig verstand van zaken te hebben, op het zoet gefluit van een commissionnair zich met het beursspel hebben ingelaten en nu levenslang onder kwellende geldzorgen gebukt gaan. Talrijk zijn de voorbeelden van nuttige en achtenswaardige leden der maatschappij, die, eenmaal door dobbelzucht beheerscht, alles verloren, anderen in hun val medesleepten en zelfs, tot misdaad verleid, met de justitie kennismaakten. En hoe komen zulke menschen in de verleiding om te speculeeren? In den regel is te hoog leven de hoofdoorzaak. In de financiën zijn gaatjes ontstaan, welke gestopt moeten worden. Speculeeren gaat gemakkelijk, dus probeeren zij, of ook op die manier het tekort gedekt kan worden. Mislukken nu, wat meestal het geval is, de beursoperatiën, dan zijn de gaatjes groote gaten geworden. De speculaties worden al doller en brutaler, het eigendom van derden is niet meer heilig en het einde is tragisch. Maar ook om andere redenen wordt er gespeculeerd. Ieder wil, uit den aard der zaak, gaarne, zonder er veel moeite voor te doen, fortuin maken en gaat daarom maar al te gemakkelijk op den lijmstok zitten, dien de remisier of commissionnair uitzet. Prachtige voorspiegelingen worden gemaakt van reusachtige fortuinen, soms in enkele weken verdiend, en men waagt het. Zeker zijn er groote fortuinen met het speculeeren gewonnen, maar het zijn slechts hooge uitzonderingen. Tegenover een tiental personen door speculaties rijk geworden (in den regel zij, die het vak door en door kennen en er ‘inzitten,’ dus van alle bijzonderheden op de hoogte zijn), staan duizenden en nog eens duizenden nietzakenmenschen, die verloren hebben. In vroeger tijden waren het alleen kapitaalkrachtige kooplieden, welke zich met beursoperatiën bezighielden en thans is de speculatie, dank (?) zij de enorme ontwikkeling van het kredietwezen, ook zelfs onder het bereik gebracht van den kleinen burgerman en ook zelfs van werklieden. Men denke slechts aan Engelsche maatschappijen, welke hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aandeelen-kapitaal in aandeeltjes van 1 ₤ sterling = ca. 12 gulden hebben uitgegeven, alleen om den kleinen man in het profijt, hetwelk zulk een onderneming misschien zal afwerpen, te doen deelen. Ofschoon met de beste bedoelingen zoo ingericht, heeft het toch ook zijn schaduwzijde; de lagere onbemiddelde klassen worden als vanzelf tot speculeeren aangemoedigd. Verreweg het grootste gedeelte van het aan de Amsterdamsche beurs speculeerende publiek bestaat dan ook uit z.g. ‘dagjesmenschen’. Men bestempelt met dien naam hen, die niet kapitaalkrachtig zijn, dus het niet lang uit kunnen zingen en van den eenen dag op den anderen speculeeren. Zij zijn het, die bij dalende markt (in Amsterdam wordt meestal gespeculeerd op hoop van stijging) er het eerst aan toe zijn hunne zaken te moeten liquideeren. Kapitaal bezitten zij niet, krediet kunnen zij niet krijgen, zij kunnen dus ook geen betere tijden afwachten en worden de een na den ander, zooals de beursterm luidt, ‘geëxecuteerd’ of ‘afgeslacht’. Wat dit beteekent, zal een ieder licht begrijpen; de dagjesman is dan meestal geruïneerd. In algemeenen zin speculeert elkeen, die handel drijft. De winkelier koopt geheele voorraden artikelen, in de hoop deze later duurder aan het publiek te kunnen verkoopen. Ook de fabrikant speculeert, die zich bij lagen marktprijs voor een geheel jaar van de door hem benoodigde grondstoffen voorziet (z.g. voorkoop). Bij deze soort van speculatie is het er èn den winkelier èn den fabrikant om te doen de gekochte artikelen werkelijk te bezitten en later onbewerkt of bewerkt van de hand te doen. Laten wij hen echter buiten beschouwing, want zij zijn vóór alles handelaar en industrieel. Anders wordt de zaak, wanneer het den speculant niet te doen is om het artikel zelf waarin hij speculeert, doch alleen om de prijsverschillen. Bepaald gevaarlijk wordt de speculatie, wanneer men goederen of fondsen koopt zonder over de noodige gelden te beschikken om de koopsom te voldoen of verkoopt zonder zelfs die artikelen te bezitten. Zoo kan het voorkomen, dat een eerzaam burger, die wellicht een of andere Rijks- of Gemeentebetrekking bekleedt, zich eensklaps als speculant in koffie, suiker, graan of tabak opwerpt. Heeft die persoon dan eenige kennis van zaken, of kent hij het artikel door en door? zal menigeen licht vragen. Een commissionnair, die hem voorspiegelt, dat de prijzen van koffie, suiker, graan of tabak spoedig enorm zullen stijgen, is voldoende om van een Rijks- of Gemeenteambtenaar een suiker- of koffiespeculant te maken. Hij koopt en verkoopt geheele partijen, zonder ze zelfs ooit gezien te hebben en alleen de verliezen worden door hem betaald of de winsten in ontvangst genomen. Aangezien nu de speculaties in handelsartikelen (koffie, suiker, tabak, graan enz.) bij den speculant, wil hij eenige kans van slagen hebben, veel routine en warenkennis vereischen, vallen deze soort van zaken bij het publiek in het algemeen zeer weinig in den smaak. Een grooter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
attractie bezitten fondsen en effecten, terwijl in ons land Amerikaansche spoorweg- en industriewaarden, aandeelen van sommige tabaks-, petroleum- en mijnbouwondernemingen een bijzondere populariteit bezitten. Niet zoozeer omdat het publiek meer verstand heeft van effecten dan van koffie of suiker. O neen, niets is minder waar. De meeste speculanten geven zich zelfs nooit de geringe moeite de jaarverslagen, balansen en winst- en verliesrekeningen der maatschappijen in welker aandeelen wordt gespeculeerd, aandachtig door te lezen en zich op de hoogte te stellen van het bedrijf. Doch de reden waarom effecten juist een geschikt speculatiematerieel vormen, moet m.i. gezocht worden in het feit, dat zij geldswaardig, dus gemakkelijk te realiseeren papier zijn, waarop men te allen tijde geld kan leenen. Het feit alleen dat in een fonds veel handel is, is nog niet voldoende, het tot een speculatieartikel te maken. Hiertoe is allereerst noodig, dat de koersen sterk op- en neergaan, of zooals men het noemt ‘fluctueeren’. Is de koers van een effect gedurende een geruimen tijd stabiel, dan kan er van speculatie geen sprake zijn. De speculant moet tenminste kans hebben, dat hij het gekochte, binnen niet al te groot tijdsverloop, met voordeel van de hand kan zetten, anders koopt hij niet. Het rijzen en dalen van effecten hangt van verschillende omstandigheden af, welke dikwijls op het oogenblik dat de koersverandering plaats vindt, zoo onnaspeurlijk zijn, dat men allicht geneigd is te denken, dat deze koers-fluctuatiën geheel willekeurig plaats hebben. De ware reden, welke de koersschommeling teweeg bracht, leert men meestal eerst later kennen, wanneer meer bijzonderheden en berichten dienaangaande bekend raken, en men den toestand van een land of onderneming geheel overzien kan. Gaan wij in de eerste plaats na, welke algemeene oorzaken er bestaan, die gunstig of ongunstig op den koers der staatsfondsen werken en deze geschikt kunnen maken tot speculatiefondsen. Staatsfondsen zullen stijgen, indien het land hetwelk ze uitgaf, meer krediet krijgt, of wel wanneer handel en industrie zich in toenemenden bloei verheugen en de algemeene welvaart toeneemt. Naast deze meer algemeene oorzaken heeft men nog eene andere zeer belangrijke, n.l. de geldmarkt. De geldmarkt staat in het nauwste verband met de beurs. Het geld, hetwelk aan de beurs ook een handelsartikel vormt, kan ‘ruim’ zijn, d.w.z. geld kan op gemakkelijke voorwaarden en goedkoop geleend worden, doch kan ook ‘schaarsch’ d.w.z. moeilijker verkrijgbaar en duur zijn. Een en ander houdt weer verband met de eischen, welke de handel en industrie aan de geldmarkt stellen. Wanneer maatschappijen dividenden en coupons moeten betalen, fabrieken worden gebouwd of reeds bestaande uitgebreid, nieuwe steden verrijzen of geheele wijken in vooruitgaande plaatsen worden bijgebouwd en veel nieuwe leeningen zijn ondergebracht, dan zal men veel geld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noodig hebben, dus geld wordt duur. Menigeen die nu fondsen bezit, zal deze verkoopen, omdat hij het geld daarin belegd productiever kan maken, door het aan particulieren tegen een hoogere rente uit te leenen. Weinigen zullen fondsen koopen, dus de fondsenmarkt is verlaten en bijgevolg zijn de koersen laag. Hebben daarentegen handel en industrie geen beslag gelegd op de voorradige geldmiddelen, dan zullen velen nu geld opnemen tegen een lagere rente en daarvoor effecten koopen, welke een hoogere rente opleveren. Groote bedragen overvloedig kasgeld zullen nu belegd worden in rentedragende effecten, de markt wordt willig en als gevolg daarvan worden de koersen hoog. Een anderen invloed op de geldmarkt en dus indirect op de effectenmarkt oefenen de staatsbanken uit. Zij geven den toon aan, wat betreft de rente, die bedongen wordt voor het uitleenen van geld. Vreezen deze banken nu, dat te veel goud (zilver komt natuurlijk om zijn geringe betalingskracht ten opzichte van goud, voor schulddelging in het buitenland, niet in aanmerking) aan hun voorraad zal onttrokken worden, dan verhoogen zij den rentevoet (disconto). Het onttrekken van goud aan de banken staat weer in verband met de handelsbalans van een land. Is nu de invoer grooter geweest dan de uitvoer en zijn er dus groote betalingen aan het buitenland te doen, dan zullen, door de groote vraag naar wissels, de wisselkoersen stijgen. Stijgen zij nu zoo hoog, dat uitvoer van goud voordeeliger is, dan zullen de banken, zooals hierboven gezegd is, het disconto verhoogen. Als direct gevolg hiervan wordt de geldmarkt schaarsch en dus de fondsenmarkt verlaten en de koersen laag. Omgekeerd zullen de banken, indien zij veel geld disponibel hebben, den discontovoet verlagen; immers, zij willen den handel animeeren bij hen geld te leenen om hunne kasmiddelen productief te maken. De geldmarkt zal dan ruim, en weer als gevolg hiervan, de fondsenmarkt willig en de koersen zullen hoog worden. Als speciale oorzaken voor koersstijging van staatsfondsen kunnen wij nog opnoemen: goed financieel beheer van het land van uitgifte, afname der staatsschulden, verbetering van het muntstelsel, meer ontvangsten der spoorwegen, mijnen enz. door dien staat geëxploiteerd. Ongunstig op den koers zullen inwerken: een naderende oorlog, politieke verwikkelingen, vermeerdering der staatsschulden, deficits, niet binnenkomen van belastingen, misoogsten, minder ontvangsten der spoorwegen en staatsondernemingen, uitgifte van papiergeld met gedwongen koers (d.w.z. muntbiljetten door een staat uitgegeven, waarbij de verplichting deze biljetten te allen tijde tegen goud in te wisselen niet bestaat; zulk papier heeft o.a. lang in Oostenrijk, Rusland en Italië gecirculeerd), revoluties en muiterij van het leger (men denke slechts aan de jongste troebelen in Rusland) en conversie d.w.z. verlaging van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den rentevoet, zoodat b.v. een 5% leening geconverteerd wordt in een 4%. Ook zullen maatregelen door een staat genomen, waarbij de rente der door haar uitgegeven schuldbewijzen vermindert, den koers doen dalen. Wij bedoelen hier de z.g. couponbelastingen op sommige in het buitenland ondergebrachte leeningen. Zulke couponbelastingen zijn steeds als een gemaskeerd staatsbankroet aangezien, want daaruit blijkt ten volle, dat zulk een staat het met de nakoming der verplichtingen jegens zijne crediteuren niet zoo nauw neemt. Wij noemen slechts de couponbelastingen, welke op sommige Oostenrijksche, Russische, Italiaansche en Spaansche staatsfondsen drukken. Uit een en ander blijkt, dat er nog al heel wat gebeuren moet, aleer staatsfondsen erg fluctueeren en dus geschikt worden voor speculatie. Wordt er dan nooit in staatsfondsen gespeculeerd? Zeker, maar alleen in derderangsstaatspapieren, zooals die uitgegeven door de Zuid-Amerikaansche Staten als Mexico, Brazilië, Venezuela, Columbia, Urugay enz. In first class staatsfondsen heeft alleen in tijden van groote crisis speculatie plaats. Zoo wordt o.a. van Rotschild de volgende speculatie in Engelsche staatspapieren verhaald. Op het bericht dat Napoleon uit Elba was gevlucht en zich weer aan het hoofd zijner onoverwinnelijke troepen had gesteld, om Europa te gaan bevechten, daalden de Engelsche staatsfondsen geweldig. Rotschild kocht toen reeds groote posten van dit papier op. Of deze slimme speculant toen reeds Napoleons ondergang voorzag, valt moeilijk uit te maken. Een feit is, dat hij met de troepen, welke in 1815 onder Wellington Engeland verlieten om, met behulp van de overige Europeesche legers, Napoleon aan te vallen, medeging. Hij was ooggetuige van den slag bij Ligny, waarbij de Pruisen door de Fransche troepen verslagen werden en ook van den slag bij Waterloo, waar Napoleons leger het onderspit moest delven en in wanorde terugtrok. Onmiddellijk na dezen beslissenden veldslag keerde Rotschild terug naar Engeland. Met veel moeite haalde hij een visscher over, hem bij stormachtig weer met zijn schuit het Kanaal over te zetten en betaalde daarvoor 2000 francs. Dat deze som niet te hoog was, zal men dadelijk inzien. Het bericht van Napoleons nederlaag was intusschen nog niet te Londen bekend, en toen nu den volgenden dag Rotschild, met een bedrukt gezicht, op de Londensche beurs stond en aan zijn collega's, die wisten, dat hij op het Continent geweest was, vertelde, dat Napoleon de Pruisen bij Ligny verslagen had, ontstond een groote paniek. Dat Napoleon bij Waterloo overwonnen was, hield deze slimme vos vóór zich. Rotschild liet nu openlijk voor zijne rekening Engelsche staatsschuld verkoopen en zijn voorbeeld werd door velen gevolgd, waardoor natuurlijk de koers van dit papier scherp omlaag ging. Deze verkoopen echter waren slechts schijn, want verschillende makelaars hadden opdracht voor hem in het geheim enorme posten te koopen. Toen nu na een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
paar dagen het bericht van den slag bij Waterloo Londen bereikte, gingen de Engelsche papieren scherp omhoog en... Rotschild was de gelukkige bezitter. Maar zooals wij reeds hierboven zeiden, het is bij uitzondering, dat in staatspapieren wordt gespeculeerd. Voor dit doel komen voornamelijk in aanmerking aandeelen in maatschappijen, omdat deze geen vaste rente geven, doch de jaarlijksche uitkeeringen (dividenden genaamd) afhangen van de behaalde winsten. Op den koers der aandeelen werken behalve de invloeden, welke ook de staatsfondsen zullen doen rijzen of dalen, nog andere, welke weer in toevallige en niet-toevallige kunnen onderscheiden worden. Tot de toevallige oorzaken van rijzing of daling kan men rekenen: meerdere of mindere ontvangsten of productie, goede of schrale oogsten, beslissing in hangende processen en ten slotte het te verwachten dividend; terwijl men als niet toevallige oorzaken zou kunnen noemen: kapitaalsuitbreiding, verandering van het bestuur eener onderneming, het uitbrengen van gunstige of ongunstige rapporten, dikwijl geheel bezijden de waarheid, het publiceeren van geflatteerde of gedeprecieerde balansen, fusie met andere maatschappijen en het zich meester maken van een bepaald fonds door een groep van speculanten. Wij bedoelen met dit laatste de z.g. rings en corners. Een ring of corner is een combinatie van speculanten, welke zich ten doel stellen, alle aanwezige voorraden van een artikel, hetzij fondsen of wel koopmansgoederen, op te koopen. Natuurlijk zullen de koersen daardoor enorm stijgen. Zij hoeden er zich echter wel voor het verkoopen te staken; dit zoude voor hen zeer noodlottig kunnen worden, omdat men dan hunne bedoelingen al te spoedig zoude ontdekken. De verkoopen geschieden door de leden van den corner, elk in het hem aangewezen gebied. Tegelijkertijd begint de corner op tijd al de voorraden op te koopen, welke tegen de opeenvolgende rescontres worden aangeboden en het stijgen der prijzen wekt dat aanbod hoe langer hoe meer op. Degenen die in blanco (zonder het fonds te bezitten) verkocht hebben, zijn op de rescontres meestal niet bij machte te leveren, doordat de corner den bestaanden voorraad in handen heeftGa naar voetnoot(*). Zij moeten nu de gaandeweg grooter wordende verschillen bijpassen en hierin bestaat de winst van den corner. Het eindresultaat dezer ondernemingen is echter altijd mislukking geweest. Hoe groot het kapitaal ook is, waarover de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
corner beschikt, hij heeft toch nimmer vraag en aanbod geheel in zijn macht. Ook vereenigen zich groot-speculanten om groote voorraden van een bepaald fonds bij kleine partijtjes te verkoopen. De koersen zullen natuurlijk gaandeweg dalen. Heeft nu de koers zijn laagste punt bereikt, dan koopen de leden van zulk een syndicaat hunne stukken weer gaandeweg, meestal goedkooper, terug. Zij zijn dan, wanneer alles goed gaat, weer in het bezit van hunne voormalige fondsen, plus een zoet winstje. Natuurlijk gebruikt de Amerikaansche haute-finance allerlei trucs om het publiek tot speculatie aan te moedigen. Een der meest geliefkoosde hulpmiddelen bestaat in schijn-koopen en verkoopen. Is een fonds verlaten en is er niet veel animo van de zijde van het publiek om ‘in de markt te gaan’, dan worden voor rekening van een of meer speculanten groote posten gekocht, doch weer tegelijkertijd met de andere hand verkocht. De strekking van zulk een beurs-manoeuvre is het publiek op te wekken om te gaan speculeeren, want wordt er aan de beurs gekocht en verkocht, dus is er handel, dan krijgt men ook een noteering en men gaat zich voor zulk een fonds interesseeren. Zelden weten echter de outsiders, voor wiens rekening die transactiën plaats hebben en blijven zij ten slotte met de gekochte stukken zitten. Van alle speculatiefondsen, welke hier in ons land gekocht worden, zijn de ‘Amerikaantjes’ wel de meest aanlokkelijke, omdat zij zoo goedkoop zijn. Voor een speculatie in tabaksaandeelen zijn grootere kapitalen noodig. Men denke slechts aan de aandeelen Arendsburg, welke, elk f 2500. - groot zijn en bij een koers van 500% per stuk f 12500. - kosten; daarentegen zijn de meeste Amerikaansche fondsen betrekkelijk goedkoop. Men kan de speculanten, welke aan de beurs te Amsterdam in Amerikaansche waarden speculeeren, in drie hoofdgroepen verdeelen. Ten eerste en dit is wel een zeer gering aantal, zijn het de kapitaalkrachtige personen, die bij hun fondsenbezit nog ‘voor de aardigheid’ een paar speculatieve fondsen willen hebben. Zij koopen een paar aandeelen, leggen ze desnoods gedurende een jaar of langer in hun brandkast, zoolang hun n.l. het oogenblik tot verkoop niet gunstig lijkt en wachten op een gelegenheid om hun stukken tegen een goed prijsje weg te doen. Zij hebben dus het geld daarin belegd niet direct noodig, kunnen een afwachtende houding aannemen en loopen weinig risico. Een tweede en grootere groep wordt gevormd door kapitaalkrachtige menschen, welke groote posten van een bepaald fonds koopen en het geld daartoe benoodigd opnemen: het zijn de beroepsspeculanten. Uit den aard der zaak staan zij niet zoo vast in hun schoenen als de speculanten behoorende tot de eerste rubriek. Zij kunnen het toch vrij lang uithouden, omdat zij kapitaal en krediet te hunner dispositie hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zij kunnen door hunne speculatiën op groote schaal enorme winsten maken, doch ook zware verliezen lijden. Tot de laatste en grootste groep behooren de z.g. ‘dagjesmenschen’, de kleine winkeliers, kleine burgerluidjes meestal, die een paar honderd gulden hebben overgespaard en weleens gehoord hebbende van ontzettende rijkdommen met de speculatie verdiend, ook eens meenen een kansje te moeten wagen. De Amsterdamsche markt in Amerikaantjes is geheel afhankelijk van de beurs te New-York. Amsterdam zoude men met een marionettentheater kunnen vergelijken, waarvan de touwtjes in Wallstreet (populaire naam voor de New-Yorksche beurs) bewogen worden. Wij bedoelen hiermede, dat de Amsterdamsche beurs ten aanzien van de Amerikaansche fondsen geen eigen opinie heeft. Zijn de koersen te New-York hooger, of zooals de beursterm luidt, ‘komt New-York hooger af,’ dan zijn de koersen hier den volgenden dag ook hooger; ‘komt Amerika lager af,’ Amsterdam wordt ook lager. Hier is dus voor de meeste menschen de speculatie niet gegrond op kennis van de toestanden in Amerika zelf; want wie van de dagjesmenschen gaat geregeld de spoorwegontvangsten na van de maatschappijen in welker aandeelen hij speculeert, of leest de jaarverslagen? Zeker bijna niemand. Niet dat het lezen van verslagen een garantie is voor het welslagen van een speculatie. Menschen met de meeste kennis van zaken, zij die geregeld alles bijhouden, wat betrekking heeft op het fonds waarin zij speculeeren, kunnen nog in hunne berekeningen en verwachtingen teleurgesteld worden door een enkele groep van Amerikaansche kapitalisten, welke de markt gaan ‘opzetten’ of ‘drukken’; maar zij zullen de goede fondsen van de slechte leeren onderscheiden en tevens de intrinsieke waarde van hun fonds ten naaste bij kunnen berekenen. Toch zullen de Nederlandsche speculanten de dupe worden van de Amerikaansche beursmanoeuvres, daar men de reden van plotselinge rijzing of daling eerst verneemt, wanneer de haute-finance te New-York haar slag reeds heeft geslagen. Nu zal menigeen zich afvragen: hoe hebben wij in 's hemelsnaam iets te maken met Amerika, wat betreft onze winsten en verliezen; wij verkoopen onze stukken aan Nederlanders, dus hoe kan mijn winst een verlies zijn voor een Amerikaan en omgekeerd mijn verlies een winst voor hem? Het antwoord hierop is, dat behalve de gewone soort er nog een andere groep van speculanten bestaat, n.l. de arbitrageanten. Meestal zijn dit groote huizen, welke in verbinding staan met de voornaamste wereldbeurzen en de koersschommelingen nagaan, welke aan eigen en aan vreemde beurs genoteerd worden. Zien zij b.v., dat Rock-Islands in New-York (onder bijberekening van verzendingskosten natuurlijk) goedkooper staan genoteerd dan te Amsterdam, dan zullen zij telegraphisch groote kooporders aan Wallstreet opgeven en dit fonds direct weer te Amsterdam verkoopen. Omgekeerd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zullen zij effecten, welke hier goedkooper zijn, koopen, om ze in Londen of Parijs te verkoopen Zij zijn dus de ‘groothandelaars’ van het effectenvak en zorgen er voor, dat steeds daarheen fondsen gebracht worden, waar de vraag het grootst is. Zij brengen dus ook de koersen van eenzelfde fonds, aan verschillende beurzen genoteerd, op een zelfde niveau; want waar de fondsen lager genoteerd staan, zullen door hunne kooporders de koersen stijgen en waar zij hooger staan door hunne verkoopen dalen. Bestaat er eenig verschil, direct grijpen zij in. Diezelfde arbitrageanten zorgen er nu ook voor, dat fondsen, welke in Nederland verkocht zijn, naar Amerika worden uitgevoerd en omgekeerd dat papier, hetwelk men in New-York niet hebben wil, hier wordt aangeboden. De speculatiën van de groote ‘spoorwegkoningen’ kunnen gelocaliseerd zijn, d.w.z. zij plukken het Amerikaansche publiek; doch zij kunnen ook onbeperkt zijn, dan worden de Nederlandsche, Duitsche, Fransche en Engelsche speculanten het slachtoffer van de manipulatiën der Amerikaansche haute-finance. Men beweert, dat sedert de 40 jaren, dat de Amerikaansche waarden in ons land zijn geïntroduceerd, alleen in Nederland reeds het belangrijke bedrag van 600.000.000. - gulden daaraan verloren is, welk bedrag voor het grootste deel in de zakken der Amerikanen terecht is gekomen. Voorwaar een cijfer dat te denken geeftGa naar voetnoot(*). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men zal zich nu allicht afvragen: gaan dan alle verliezen naar Amerika? Volstrekt niet. Een gedeelte blijft hier hangen bij de groot-speculanten. Het zijn zij, die de Amerikanen volgen in hunne manipulatiën. Koopt New-York, zij doen het ook; wordt in Wallstreet verkocht, zij volgen het voorbeeld, echter zoo vlug dat het publiek nog niet den tijd gehad heeft om te koopen of te verkoopen. Deze groot-speculanten worden hiertoe in staat gesteld, doordat zij over betere informatiën beschikken dan het groote publiek; wij noemen slechts de particuliere telegrammen, welke zij dagelijks uit New-York ontvangen. Hunne winsten zijn lang niet zoo aanzienlijk als die van de Amerikanen, maar kunnen toch altijd nog beduidend zijn. Het groote publiek, of zooals men hen noemt de outsiders, verliezen op den duur en de winsten komen voornamelijk in de zakken der Amerikaansche financiers terecht. Wie ook altijd aan de speculatiën verdienen, zijn de commissionnairs. Zij ontvangen ten eerste provisie van den aan- en verkoop van elk fonds. De provisie bedraagt, wanneer zij zelf aan de beurs hunne orders uitvoeren ⅛%, zoodat zij voor iedere share (1 share = 1000 dollars = 2500 gulden nominaal) ⅛% van f 2500 = f 3.12½ verdienen. Aangezien nu Steelshares (gewone) bij een koers van 12% een waarde hebben van 12% van f 2500 = f 300 en zij hierop f 3.12½ provisie in rekening brengen, zal de commissionnair veel liever zien, dat iemand voor f 300 Steels dan voor f 300 Nederl. Werkel. Schuld koopt, waarop hij slechts ⅛% van f 300 = 0.37½ provisie of ca. 8 maal minder berekenen kan. Verder sluit de commissionnair ook de prolongatie, d.w.z. hij leent geld op de gekochte stukken tegen een bepaalde rente (prolongatierente genaamd), welke meestal tusschen 3 en 5% variëert. De stukken blijven het eigendom van den kooper, doch blijven onder berusting van den commissionnair, welke meestal op zijn beurt de stukken beleent tegen een lagere rente dan de prolongatiekoers. Gesteld nu dat de prolongatiekoers 4% bedraagt, en de commissionnair op de stukken van zijn committent weer hetzelfde bedrag leent bij een ander, tegen 3%, dan wint hij op deze transactie 1% van geld, hetwelk hem niet toebehoort. Dat zulke prolongatiën tot in het oneindige kunnen worden afgesloten, spreekt vanzelf. Nog een ander voordeeltje voor den commissionnair is de prolongatie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
provisie, ook wel sluitingskosten genaamd, welke voor den cliënt 1‰ en per maand en voor den commissionnair zelf ¾‰ en per maand bedraagt. (Prolongatiën worden n.l. voor één maand gesloten, zoodat elke maand weer prolongatie-provisie verschuldigd is). Van elk bedrag dat de commissionnair op prolongatie uitzet, geniet hij dus vast ¼‰ en per maand = 3‰ 's jaars, of wat op hetzelfde neerkomt 0 3%. Natuurlijk beleent de geldschieter de stukken niet tot de volle waarde, hij zou dan spoedig, zooals men het noemt, een ‘strop’ hebben. Nemen wij als voorbeeld een dagjesman, die een f 1000 kapitaal heeft en ook eens wil ‘spelen’ of ‘gokken’, zooals de volksterm luidt, en veronderstellen wij, dat zijn keuze gevallen is op Common Steelshares bij een koers van 13%. Elke share is zooals wij reeds zagen 1000 dollars = 2500 gulden nominaal en vertegenwoordigt dus een waarde van 13 × 25 = f 325. Kocht nu de dagjesman 3 shares, dan zoude hij daarvoor ca. f 1000 betalen. De stukken kon hij dan mee naar huis nemen en betere tijden afwachten. Daalden de papieren intusschen, het zoude hem niet veel schaden. Maar op zoo'n manier te speculeeren is voor hem te kinderachtig, de winst zoude al te klein zijn. Hij zal dus zijn f 1000 bij een commissionnair brengen en wanneer deze 10% surplus verlangt, kan onze speculant voor 10 × f 1000 = f 10.000 aan shares koopen, of m.a.w. de commissionnair leent hem een bedrag van f 10.000 op prolongatie. De dagjesspeculant wordt dus de gelukkige bezitter van 30.000 dollars Common Steelshares. De oorspronkelijke f 1000 en de 30 shares dienen nu als onderpand, waarvan de commissionnair rente en prolongatieprovisie af kan houden en waarmede hij eventueele verliezen kan dekken, wanneer de koers mocht dalen. Gesteld nu dat het den dagjesman meeloopt en hij na twee maanden de Steels kan verkoopen voor 15% of 2% van f 75000 = f 1500 gewonnen heeft, dan zal hij eerst aan den commissionnair 2 maanden rente over f 10.000 à 4% (in de veronderstelling dat de prolongatiekoers 4% is) en 2‰ prolongatieprovisie = f 86.67 moeten betalen en is zijn zuivere winst f 1500 - f 86.67 = f 1413.33. Dus heeft hij ruim 140% mef zijn f 1000 verdiend. Spreekt men nu zoo'n gelukkigen speculant, dan zal men wonder wat te hooren krijgen over zijn helder inzicht en geslepenheid in geldzaken. Weinigen beseffen, hoe zij het willooze werktuig in handen van Amerikaansche speculanten zijn geweest. Zoo'n dagjesman wordt in zijn kring spoedig de vraagbaak voor iedereen. Meestal zal hij nog eens een kansje willen wagen, wordt overmoedig, speculeert een beetje grover, om dan, zooals het helaas maar al te vaak geschiedt, alles te verliezen. Gesteld dat deze dagjesman f 2000 surplus stort en nu voor het dubbele bedrag dus voor 60.000 dollars Common Steelshares koopt. Wanneer deze shares nu maar 1% achteruit loopen, zullen zij 600 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dollars = f 1500 minder waard zijn. De commissionnair zal hem nu direct laten weten, dat, wanneer hij niet voor meer onderpand zorgt, hij alle stukken zal verkoopen (‘executeeren’ of ‘afslachten’). De geldschieter is hiertoe wel genoodzaakt, omdat hij zelf op die shares een bedrag van f 20.000 leende. Is het surplus niet voldoende om het verlies te dekken, dan loopt hij gevaar geen volle f 20.000 meer voor de shares bij verkoop terug te zullen ontvangen. Kan de speculant, hetgeen meestal het geval is, niet suppleeren, dan volgt executie en de f 2000 zijn nagenoeg geheel versnoept. Wanneer men nu 's avonds, zooals reeds hiervoren gezegd is, in de courant leest, dat ‘zwakke houders fondsen afgaven’, dan kan men daaruit opmaken, dat het de dagjesmenschen zijn, die er het eerst aan moesten gelooven. Daalt het fonds nog meer, dan gaan de groote beroepsspeculanten verkoopen, want hun begint ook de angst om het hart te slaan en.... een crisis is nabij. Een veiligheidsklep, waardoor zulk een crisis wordt voorkomen, vormen een andere groep van speculanten n.l. de baissiers. Dezen koopen, wanneer de hierboven genoemde speculanten, welke haussiers genoemd worden, verkoopen; daarentegen verkoopen zij, wanneer deze laatsten koopen. Door hunne koopen zullen zij de lage koersen doen stijgen, of zooals men het noemt ‘steunen zij de markt’, terwijl zij door hunne verkoopen de koersen doen dalen en dus een al te hooge stijging van de koersen, veroorzaakt door de haussespeculatie, zullen tegengaan. De benamingen haussier en baissier beteekenen, dat de eerste speculeert ‘à la hausse,’ op het stijgen, hij koopt op hoop van duurder te kunnen verkoopen; de baissier speculeert ‘à la baisse,’ op het dalen, hij verkoopt (meestal groote posten, welke hij niet bezit, dus in blanco) in de hoop het verkochte later goedkooper terug te kunnen koopen. De speculatie ‘à la baisse’ (‘in den wind gaan’ is de term, dien men er hier voor heeft) is bij ons niet zoo algemeen als aan andere beurzen. Een verdere uitweiding over de verschillende wijzen waarop in effecten gespeculeerd kan worden, ligt niet in het bestek van dit opstel. Die er meer van willen weten, verwijzen wij naar het werkje van A. Wachtel, Prämien-, Stellage-, & Noch-Geschäfte. Wien, A. Hölder, hetgeen den lezer zeer veel wetenswaardigs aanbiedt. Resumeerende komen wij tot deze conclusie, dat speeuleeren altijd gevaarlijk is, zeer gevaarlijk zelfs voor kapitaalkrachtige personen, wanneer zij zich boven hunne krachten engageeren door middel van het prolongatiesysteem; doch bepaald noodlottig is zij voor den kleinen man. Dezen moeten zich m.i., wanneer zij absoluut speeuleeren willen, alleen beperken tot aankoop van een enkel stukje en dit contant betalen. Meestal wordt met de speculatie verloren. Het verlies vormt een groote winst voor de Amerikaansche beursmannen en een kleinere voor die slimme vogels aan de Amsterdamsche beurs, welke, doordat zij beter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de hoogte zijn dan de outsiders, het groote publiek vóór zijn, terwijl de commissionnairs altijd aan de speculatie verdienen. Dat het commissionnairsvak zeer productief blijkt te zijn, valt af te leiden uit het feit, dat deze huizen als paddestoelen uit den grond verrijzen. Degene die speculeeren wil, stelle zich allereerst op de hoogte van de omstandigheden, welke op de koersen in het algemeen en op die van het fonds waarin hij speculeert, invloed hebben; hij zal dan wel niet verzekerd zijn van succes maar althans goede papieren van de slechte leeren onderscheiden. Maar hoe men de zaken ook keert of wendt, speculatiën in Amerikaantjes blijft voor den kleinen man dobbelspel. Oosterbeek. E.J. van der Maaten. |
|