namen, geven dan ook een geheel onjuist beeld van den inhoud van het boek. Het hoofdstuk ‘Buffalo’ zegt nauwelijks iets over die stad, maar is voornamelijk gewijd aan de vrouwenbeweging. Het hoofdstuk getiteld ‘Naar Buffalo’ wordt geheel ingenomen door de behandeling van het negervraagstuk en bevat een overgroot aantal aanhalingen en verhalen uit andere boeken, alles evenzeer lezenswaardig als het geheele boek, doch soms nauwelijks behoorende bij het behandelde onderwerp. Onder het ‘New-York’ getitelde hoofdstuk krijgen wij een belangrijk overzicht van de staatkundige geschiedenis van Hawaï. Ofschoon een hoofdstuk gedoopt is naar de stad St. Louis, hooren wij van haar niets. De hoofdstukken over Holland-City en Grand Rapids daarentegen bevatten vele belangrijke, o.a. historische gegevens omtrent de Nederlandsche pioniers van de negentiende eeuw.
De schrijver heeft inderdaad de menschen in Amerika verkozen als onderwerp van studie boven hun land, zooals hij zelf verhaalt. Consul-diplomaat, warm voelend voor zijn land, tegelijk diep en hoog van gedachten, gaat hij het staatkundige leven der Amerikanen na en het economische. Tal van cijfers geeft hij ten beste, verstrooid over zijn boek en niet gemakkelijk daaruit op te diepen, omdat een register ook weder in dit Nederlandsche werk ontbreekt, zoodat men in den blinde zoekt, wanneer men zijn tallooze snedige gezegden, aanhalingen, verzen, cijfers en anekdoten in het geheugen wil terugroepen.
In zekeren zin vormt het geschrift een breed gedacht consulair verslag; de lezing geeft van den groei en van den bloei des lands een beeld, niet volledig, maar toch veelzijdig.
Dat het werk geschreven is gedeeltelijk op reis in Amerika, gedeeltelijk in het verre Perzië, is een verklaring voor enkele historische vergissingen die zijn blijven staan. Dat New-York door ons in 1673 werd hernomen en daarna bij den vrede van Breda voorgoed afgestaan, kan moeilijk juist zijn, waar die vrede in 1667 gesloten werd. De geschiedenis van Texas, zooals op blz. 98 medegedeeld, sluit ook niet met wat op blz. 157 daaromtrent verhaald wordt. En zoo vallen er nog enkele vergissingen te vermelden. De keurige stilist, die voor ‘lift’ het gelukkig gekozen woord ‘heffer’ wist uit te denken, schrijft slechts bij vergissing germanismen als: ‘twee vrouwen doen mij leed’ bedoelende dat zij hem medelijden inboezemen, ongerecht voor onrechtvaardig en mijdt liefst het woord machtsstelling.
Maar juist die geheel andere omgeving heeft hem te duidelijker doen ontwaren de bewondering- en navolging-waardige zijden van het karakter van den Amerikaan. Zijn zin voor arbeid, ‘mits geschikt voor zijn behoeften, zijn belangen en zijn vermogens.’ Zijn godsdienstzin, wars van dweeperij, rekening houdende met het dagelijksch leven, die op een groot feest der Union League Club van Chicago de honderden aanwezige clubleden o.a. het ‘Onze Vader’ doet bidden. Zijn streven naar het hoogste, omdat hij weet ‘dat geen slagboomen van stand hem in den weg staan om morgen een groot man te worden, indien hij daartoe de noodige bekwaamheden bezit.’
‘Werken is het levensdoel. Met medelijden, ja met verachting, wordt in Amerika neergezien op den man die niets om handen heeft, al moge hij ook nog zoo rijk zijn.’ Niemand roept ons dit met meer recht toe dan hij, die in het afmattende Oosten zich met dezen vaderlandslievenden arbeid verpoosde.
H.