De Tijdspiegel. Jaargang 63
(1906)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Tweede deel]Het laatste decennium der internationale politiek.I.In 't voorjaar van 1895, nadat Japan China overwonnen had, werd te Shimonoseki de vrede gesloten; daarop volgde een interventie van Frankrijk, Duitschland en Rusland - onder de aegide van laatstgenoemd land. Aan de orde van den dag verscheen in eens het vraagstuk van 't verre Oosten of eigenlijk van geheel Azië en dus ook van den Stillen Oceaan. De openbare meening begreep, dat er een nieuw tijdperk der geschiedenis begonnen was; dat door het opdagen van dit vraagstuk alle andere, waaromheen de internationale politiek tot nu toe gedraaid had en welke een Europeeschen brand deden vreezen, op het tweede plan verschoven zouden worden. De gebeurtenissen volgden in een snel tempo op elkaar. Rusland, dat in de geheele actie de eerste viool speelde en dat in 't verre Oosten groote moeielijkheden maar ook groote winsten verwachtte, ziet van zijn traditioneele veroveringspolitiek in Europa af, verandert zijn houding tegenover Turkije, waaraan het tijdens de Armenische bloedbaden de hand boven 't hoofd houdt; treedt in een schikking met Oostenrijk, welks handen daardoor gebonden worden; tracht in een goede verstandhouding met Duitschland te blijven; dat alles - om in 't verre Oosten vrij spel te kunnen hebben. Einde 1897 treedt de hernieuwde coalitie der drie reeds genoemde machten tegen China op: Duitschland neemt Kiao-Tchao met omstreken, Frankrijk's vroegere bezittingen in Zuid-China worden met nieuwe landstreken afgerond, terwijl ook voordeelige concessies en monopoliën aan de republiek toegestaan worden. Rusland gaat met het leeuwenaandeel strijken: het ontvangt in pacht het schiereiland Kwantoeng met Port-Arthur en Talien-Wan en perst de zwakke regeering van den Zoon des Hemels de concessie af voor den de twee oorlogshavens vereenigenden Mandsjoerschen spoorweg. Er werd toen niet meer aan getwijfeld, dat deze groote provincie een onderdeel van 't Russische rijk zou worden. De boxers-opstand bespoedigt het bezetten van Mandsjoerije; ondanks de protesten van Engeland, van Japan en van de Vereenigde Staten | |
[pagina 2]
| |
gaat de Russische regeering Mandsjoerije als eigen provincie behandelen, zonder voor de daaraan verbonden reusachtige uitgaven terug te deinzen. Begin 1902 wordt de (eerste) Engelsch-Japansche overeenkomst aangekondigd, krachtens welke Japan bij een eventueelen oorlog (met Rusland) van een interventie verschoond zou blijven. Niet alleen denkt Rusland er niet aan, om Mandsjoerije volgens de afspraak te ontruimen, maar 't werpt zijn netten naar Mongolië, Thibet en Corea uit. In 1903 wordt de toestand hoe langer hoe meer gespannen; in Februari 1904 ontvlamt tusschen Rusland en Japan een verwoede strijd, waarvan verloop en einde bekend zijn en tot den vrede te Portsmouth in New-Hampshire leidden. De Russische nederlaag weerspiegelt zich op een geweldige wijze in de onderlinge verhoudingen der mogendheden, niet alleen in Azië maar ook in Europa. De oude bondgenootschappen raken aan 't wankelen; de zorgvuldig voorbereide en nagestreefde combinaties spatten uit elkaar en er rijzen andere op, waaraan men twee jaren geleden geen reden van bestaan mocht toekennen. Laat ons hierbij een oogenblik stilstaan. De Fransch-Duitsche en de Russisch-Turksche oorlogen waren de laatste, welke een verandering in de kaart van Europa teweeg hadden gebracht. Van dien tijd af slingert de internationale politiek - wij bedoelen de reëele politiek, de politiek der daden, - uitsluitend in het koloniaal gebied. Er vertoonden zich wel is waar aan den staatkundigen hemel hier en daar zwarte wolken; men verwachtte of vreesde, dat het tusschen den Tweebond en den Driebond tot een vreeselijke afrekening zou komen: er is evenwel geen donderslag uit die wolken gevallen en nu weten we, dat er geen redenen zijn geweest dien slag te verwachten. Op de Fransche ‘revanche’ na bestond er in Europa geen enkele quaestie, welke tot een gewapend conflict zou kunnen hebben leiden. De renbaan werd naar den overkant der zeeën verlegd, om nieuwe nederzettingen te stichten, nieuwe markten te winnen. Terrein van dien wedloop is hoofdzakelijk Afrika geworden en in een tiental jaren werd het geheele ‘zwarte continent’ een buit van de blanke ‘broeders’. Niettegenstaande de objecten dezer staatkunde buiten ons werelddeel waren gelegen, heeft zij toch Europeesch moeten blijven, want de koloniale vraagstukken en het lot der verre exotische landen werden niet in loco maar in de Europeesche hoofdsteden opgelost en beslist. Een quaestie van de een of andere annexatie werd een quaestie tusschen de kabinetten van Londen, Parijs en Berlijn, ook een quaestie, waarin de kosten eener expeditie de hoofdrol speelden. Op zulk een achtergrond der openbare meening begon hoe langer hoe meer de overtuiging grond te winnen, dat groote oorlogen voorgoed tot het verleden zijn gaan behooren, aangezien de grenzen der Europeesche rijken als vast bepaald mochten worden aangezien, terwijl men ten opzichte der andere werelddeelen eenige duizenden, soms slechts eenige honderden soldaten toereikend achtte, om uitgestrekte | |
[pagina 3]
| |
koloniale gebieden te overmeesteren. 't Spreekt vanzelf, dat men daarin meer dan eens de plank had misgeslagen, maar men begon te gelooven, dat de oude politieke geschiedenis geëindigd was en dat men in de toekomst slechts met oeconomische tweestrijden en met vreedzame handelsoorlogen te doen zou krijgen. Tot die meening heeft het tot stand komen der Haagsche Vredesconferentie veel bijgedragen. Nu weten we, dat het hoofddoel van Rusland, dat het initiatief tot die bijeenkomst genomen had, het stuiten der krijgstoerustingen in Europa is geweest, ten einde zijn eigen toebereidselen tot den Aziatischen oorlog des te ongestoorder voort te kunnen zetten. Een met deze bijgedachte in 't leven geroepen instituut kon niet anders dan de daaraan geknoopte verwachtingen teleurstellen. De laatste tien jaren hebben een reeks van feiten meegebracht, waaruit men tot de slotsom moet komen, dat de perspectieven anders waren, dan men ze zich had voorgesteld. De voormalige Europeesche staatkunde heeft zeeën en oceanen overschreden en gansch den aardbol omvat; anderzijds ontstonden op de verre continenten staatkundige centra, machtige rijken, waarvan de druk zich zelfs in de Europeesche verhoudingen ging doen gevoelen. Europa verliest de heerschappij over den aardbol. Dat was het gevolg van vele belangrijke feiten: niet alleen zijn onder onze oogen de Vereenigde Staten en Japan als staatkundige rijken opgetreden, maar ook de Europeesche mogendheden hebben een evolutie ondergaan, welke aan de vroegere Europeesche staatkunde een eind heeft gemaakt. Gelijk Gibson Bowles opmerkt, heeft Engeland er reeds sedert lang een stelsel van wereldstaatkunde op nagehouden en zulks met het oog op zijn uitgebreide overzeesche bezittingen. Op dit oogenblik echter bevindt deze mogendheid zich in het stadium van een koloniale crisis, welke in ieder geval aan de beteekenis van Europa afbreuk zal moeten doen. Er werd reeds lang geleden verkondigd, dat de koloniën alleen zoolang aan de metropool gehecht blijven, totdat zij voor een zelfstandig bestaan rijp zijn geworden, en - de meerderheid der Engelsche koloniën verkeert juist op dit oogenblik in het stadium van op 't punt te zijn rijp te worden. Deze op een niet al te groote historische ondervinding gegronde meening mag misschien onjuist blijken en het Engelsche imperialisme koestert de hoop niet alleen de eenheid van den staat te zullen redden, maar die zelfs krachtiger te zullen doen worden, door haar een meer reëelen grondslag in de gedaante van een tolverbond en van een gemeenschappelijke weermacht te verschaffen. Over de lotgevallen eener imperialistische federatie evenals over die van 't geheele Britsche rijk zal de toekomst beslissen; hoe echter die uitspraak ook moge zijn: de beteekenis van het Vereenigde Koninkrijk, d.w.z. van het Europeesche Engeland, zal alleen minder kunnen worden. Mochten de droombeelden der imperialisten verwezenlijkt worden en mocht de vereeniging en dus een ‘greater Britain’, dat ⅓ van den aardbol zou beslaan, tot stand | |
[pagina 4]
| |
komen, dan zal het eigenlijke Engeland allengs en onvermijdelijk tot de rol eener provincie van dat wereldrijk dalen. Wel is waar zal die provincie nog altijd eenigszins een hoofdprovincie blijven, maar in beginsel verandert dat niets aan de zaak. Mocht er tusschen de metropool en de koloniën een scheuring komen en mochten deze laatste onafhankelijke rijken worden, dan zal dat resultaat eveneens ten nadeele van 't Europeesche Engeland uitvallen. Onder de tegenwoordige regeering ging Rusland tot een pan-Aziatische staatkunde over; 't heeft het zwaartepunt zijner buitenlandsche staatkunde naar Azië overgebracht en de Russische publicist Prins OekhtomskiGa naar voetnoot(*) wees er menigmaal op, dat zelfs het middelpunt van 't rijk daarheen behoort te worden verplaatst; dat in 't belang van een duurzame en grondige vermeestering van Azië 's rijks hoofdstad dáár en niet elders gesticht dient te worden. De strijd, welken de twee machtigste rijken van Europa om hun bestaan voeren, wordt gestreden buiten Europa, op het verre continent van Azië, waar bondgenooten en steunpunten ijverig gezocht en elkaar afgetroggeld worden en waarheen een belangrijk deel der voorraden en krachten wordt overgebracht. In het zooeven besproken tijdperk begon ook Duitschland naar de rol van wereldmacht te dingen, waartoe het zoowel door het bestendig aangroeien zijner bevolking als door een intensieve ontwikkeling zijner industrie genoopt werd, ten einde nieuwe landstreken voor nederzettingen, nieuwe markten voor de voortbrengselen zijner industrie te krijgen. Dat ging met groote moeielijkheden gepaard, want vooralsnog mist Duitschland de middelen, waarover Engeland en, ongeacht zijn laatste nederlagen, ook Rusland nog steeds blijven beschikken. Duitschland geeft echter 't spel niet op. Uit de hoogte van den troon wordt verkondigd, dat 's rijks toekomst op zee gezocht en gevonden moet worden, en men gaat aan 't werk, om die plannen te verwezenlijken. In 1898 en 1900 verleent, hoewel niet geheel en al, de Rijksdag zijn sanctie aan twee reusachtige ontwerpen tot aanbouw van oorlogsschepen; men sticht een schatten kostende en niets opbrengende nederzetting te Kiao-Tchao; men neemt van Spanje het restant zijner bezittingen in den Stillen Oceaan - de Carolinen en de Marianen - over. Keizer Wilhelm II onderneemt met medewerking van Cook & Co. een reis naar 't Heilige Land en zonder het staatkundige doel zijner reis te verhelen, verklaart hij zich te Damascus tot vriend en beschermer aller Muzelmannen en tevens tot protector der in Klein-Azië woonachtige Duitsche Christenen, wier bescherming sedert eeuwen krachtens de met het Turksche rijk aangegane capitulaties Frankrijk op zich genomen had. De Duitsche invloed te Konstantinopel rijst en ongeacht de tegen- | |
[pagina 5]
| |
werking van Rusland en Engeland wordt de concessie voor het bouwen der Bagdad-spoorlijn aan Duitschland toegewezen. De, hoewel niet altijd beter, toch altijd goedkooper voortbrengselen der Duitsche industrie beginnen langzamerhand die der Engelsche op de wereldmarkt te verdringen, 'tgeen in Engeland veel kwaad bloed zet; met iedere vreedzame uitbreiding der Duitsche débouchés, met iedere aangroeiing der Duitsche aanspraken, met ieder tot steun dier aanspraken te water gelaten Duitsch schip gaat de verhouding tusschen Engeland en Duitschland, niettegenstaande beider vorstenhuizen door zeer nauwe banden van bloedverwantschap vereenigd zijn, hoe langer hoe minder vriendschappelijk worden. De indertijd jaar in jaar uit plaats hebbende bezoeken van den keizerlijken kleinzoon aan zijn koninklijke grootmoeder en de daarmede in verband staande, in breede kringen verbreide overtuiging, dat in geval van een oorlog tusschen den Tweebond en den Driebond Engeland zich aan de zijde van den laatste zou scharen, behooren sedert lang tot de geschiedenis. Oom en neef staan op dit oogenblik in zeer vijandige houding tegenover elkaar. Idem de mogendheden. Na China's nederlaag mocht de deelneming van Duitschland aan een rechtstreeks tegen Japan en indirect tegen Engeland gerichte coalitie als het teeken eener veranderde verhouding beschouwd worden, terwijl Duitschland's houding ter zake van Jameson's rooftocht en tijdens een dergelijken rooftocht van Engeland tegen Transvaal nog scherper het principieel antagonisme tusschen de twee rijken deed uitkomen. Er werden wel is waar eenige pogingen tot herstel eener goede verstandhouding aangewend; er werden zelfs eenige overeenkomsten tot stand gebracht, maar toch werden na elke poging de wederzijdsche wangunst en 't wantrouwen grooter en sterker, terwijl de pers der beide landen niet veel ertoe bijdroeg, om de gemoederen tot bedaren te brengen. Eerder omgekeerd. De onlangs in de Matin verschenen sensationeele berichten ter zake van het aftreden van Delcassé hebben hun uitwerking niet gemist en in beide kampen redevoeringen en uitingen uitgelokt, welke op een uiterst gespannen toestand wezen en zelfs een oogenblik aan de mogelijkheid eener gewapende botsing deden denken. Buiten de drie bovengenoemde rijken - Rusland, Engeland en Duitschland - mag men de overige deelnemers aan 't z.g. ‘Europeesch concert’ als tot den tweeden rang gedaalde mogendheden beschouwen. Dat is zelfs op Frankrijk van toepassing. Ondanks zijn reusachtige voorraden materiaal, een talrijk leger, een machtige vloot en zijn uitgebreide koloniale bezittingen is 't Fransche volk door een even duidelijke als bedenkelijke malaise aangetast, die zich in verschillende verschijnselen openbaart. 't Wordt door inwendige oneenigheden ondermijnd, door twisten, die verflauwing van 't patriotisme en desorganisatie in 't leger veroorzaken en zoodoende ook de uitwendige krachten zwakker doen worden. De Dreyfuss-zaak, welke tijdens het | |
[pagina 6]
| |
presidentschap van Casimir-Périer in 1895 begonnen was, duurt een tiental jaren voort. Haar groote beteekenis ligt hierin, dat het conflict tusschen de republiek en het leger bekend is geraakt; dat men onder 't voorwendsel het leger van anti-republikeinsche elementen te zuiveren het leger en den militairen geest ging aanvallen en bestrijden. Ten gevolge van inwendige tweespalt en van de daardoor zwakker geworden staatkundige aspiraties ziet men Frankrijk zich uit alle moeielijke of gevaarlijke combinaties terugtrekken en den weg van den geringsten weerstand opgaan. Tien jaren geleden is er nog dikwijls sprake van geweest, om het Egyptische vraagstuk door den Tweebond aan de orde van den dag te doen stellen, en de expeditie van Kitchener naar Soedan werd in Frankrijk als een uittarting opgenomen. Thans is de Egyptische quaestie afgedaan: Engeland heeft niet alleen op de Derwisjen te Khartoum maar ook op de Fransche aanspraken te Fashoda een overwinning behaald en zijn mededinger op zee tot den staatkundigen terugtocht gedwongen, en binnen eenige jaren na het incident zien we Engeland Frankrijk's plechtig ‘placet’ ter zake van de instandhouding zijner positie aan den Nijl weten te verkrijgen. Als een merkwaardig feit zij hier aangeteekend, dat de Engelsche diplomatie dit buitengewone resultaat niet door een spanning zijner verhouding tot Frankrijk maar langs den weg eener ‘entente cordiale’ wist te bereiken. Nog eenige jaren na Fashoda stelde men zich de vraag, of Frankrijk zich bij Duitschland en tegen Engeland of wel bij dit laatste tegen Duitschland zou gaan aansluiten en daarmee een keus doen tusschen Egypte en Elzas. Nu wordt deze vraag, door niemand meer opgeworpen; èn hier èn ginds heeft Frankrijk zich bij een voldongen feit neergelegd. Oostenrijk-Hongarije doorleeft reeds een tiental jaren een inwendige crisis, die van de bekende verordeningen van den premier Graaf Badeni dateert. In de laatste jaren zijn door de gespannen verhouding tusschen de twee helften van het rijk nieuwe complicaties komen opdagen. Ten gevolge daarvan en van eenige andere imponderabilia draagt de staatkunde van Graaf Goluchowski den stempel van lijdelijkheid en van een totaal gebrek aan breede plannen. 't Is een echt Oostenrijksche staatkunde ‘vom Fall zum Fall’. De destijds als een belangrijke zet op 't staatkundige schaakbord beschouwde overeenkomst met Rusland (te Mürzsteg) ten opzichte der Balkan-zaken is niets anders geweest dan een verzekering der Russische belangen in den Balkan en zulks met het oog op den zwaren arbeid, welke Rusland in 't verre Oosten te wachten stond. 't Geheele geheim van het door den Oostenrijkschen minister behaalde z.g. succes was hierin gelegen, dat Rusland, genoodzaakt zich van een werkdadige staatkunde in den Balkan te onthouden en vreezende, dat Oostenrijk van de gelegenheid gebruik zou maken, de overeenkomst gesloten en zich van dien kant tegen ongewenschte verrassingen beveiligd had. | |
[pagina 7]
| |
Sinds Italië in de rij der groote mogendheden was getreden, bleef het steeds aan den staart van het Europeesche concert marcheeren. Er is ongetwijfeld een streven naar expansie niet alleen in Afrika maar ook in Europa waar te nemen. De progressieve ontbinding van Oostenrijk en van Turkije verschaft aan dat streven een min of meer reëelen grondslag, hoewel wij voor ons evenmin aan een groote toekomst van Italië als aan een zoodanige van Frankrijk en van Spanje kunnen gelooven. In het laatste decennium hebben de Italiaansche pogingen, om een kolonie machtig te worden, in de meeste gevallen schipbreuk geleden. De nederlaag bij Adua heeft alle op Abessynië betrekking hebbende plannen te niet gedaan en aan de toekomst der kolonie Erythrea een einde gemaakt; het gehoopte aandeel in de verdeeling van China is mislukt en de oplossing der Tripolis-quaestie blijft nog steeds raadselachtig hangende. De verhouding van Italië tot Frankrijk is langen tijd zeer gespannen geweest; de toenadering begon na den val van Crispi, den man van den Driebond. Victor Emanuel III bracht een bezoek aan Frankrijk's hoofdstad, waar hij met geestdrift ontvangen werd. Émile Loubet beantwoordde dat bezoek met zijn komst te Rome, waarbij de omstandigheid aangestipt dient te worden, dat het hoofd van een Roomsch-Katholieken, concordatairen staat zijn bezoek tot het Quirinaal bepaald heeft, zonder in 't Vatikaan zijn opwachting te gaan maken, waarmede de eerste stap tot de latere opzegging van het concordaat gedaan en de voorbode der nu reeds volbrachte scheiding van Kerk en Staat in Frankrijk geworden is. Het in 't kielwater van den Driebond sturende Italië is sedert dien tijd de vriend van Frankrijk geworden; 't is echter te betwijfelen, of 't in de toekomst in de internationale staatkunde actief op zal treden. In Europa hebben we dus eigenlijk drie groote mogendheden, die in den laatsten tijd met een volle stem in de wereldpolitiek meegesproken hebben. Op 't gebied der wereldpolitiek verschijnen twee nieuwe rijken: de Vereenigde Staten en Japan. De Amerikaansche reus wekte reeds sedert lang eenige ongerustheid, maar tot aan den Spaansch-Amerikaanschen oorlog meende men in hem slechts een dreigenden mededinger op oeconomisch gebied te zien. Intusschen heeft hij niet alleen van een veelomvattende staatkundige eerzucht doen blijken: President Roosevelt liet hooren, dat een land, dat groote rijkdommen bijeenzamelt en niet gelijktijdig een macht schept, welke die rijkdommen tegen een begeerigen vijand zou kunnen verdedigen, tot ondergang gedoemd is. Zich tot nu toe tot militairisme op zee bepalende, is Amerika op weg een militaire staat te worden; na de Spaansche nederlaag werd tot den aanbouw van een machtige vloot besloten en dwars door den Stillen Oceaan spreidde zich een Amerikaansche voorpostenketen uit, over Hawaii naar de Filippijnen, als waakzame vooruitgeschoven posten der machtige | |
[pagina 8]
| |
republiek ten oosten van Azië. Te gelijk hervat de regeering der Unie het mislukte plan van De Lesseps: het doorsteken der landengte van Panama. Toen de onderhandelingen met de regeering van Columbia niet tot het gewenschte resultaat mochten leiden, barstte een revolutie in Panama uit en de Vereenigde Staten namen in hun hand niet alleen de onderneming van den kanaalbouw in oeconomischen zin maar ook het staatkundige gezag over 't geheele territoor, waarlangs het kanaal zou loopen. 't Zal een der belangrijkste waterwegen, zoo niet de belangrijkste, op den aardbol worden en de sleutel ervan zal zich in handen der Yankees bevinden. Thans reeds nemen de Vereenigde Staten een zeer sterke en invloedrijke positie aan den Stillen Oceaan in en de toestand zal nog meer in hun voordeel veranderen, wanneer Panama aan Suez en andere waterwegen het leeuwenaandeel van den handel zal ontnemen en wanneer de Amerikaansche vloot ten allen tijde en met gemak uit den Atlantischen naar den Stillen Oceaan zal kunnen stoomen. De tegenwoordige president der Unie heeft de hoop uitgedrukt, dat de ‘stars and strips’ nog in den loop dezer eeuw den schepter over den Stillen Oceaan zullen zwaaien; de uiterst gunstige geographische voorwaarden verleenen eenige waarschijnlijkheid aan die verwachtingen, hoewel op 't oogenblik Rusland als voorbeeld kan dienen, dat men alleen op die voorwaarden nog niet alles vermag te bouwen. Er zij hier nog aangestipt, dat de Vereenigde Staten door de vlootvertooning te Smyrna en te Salonichi voor 't eerst den indruk gewekt hebben zich ook in de Europeesche aangelegenheden te willen mengen - 'tgeen als een aanduiding mag worden opgenomen, dat Amerika, naar een imperialistische staatkunde overhellende, aan de Monroe-leer slechts ten behoeve van zichzelf maar niet met toepassing op Europa wil vasthouden. Als staatkundige macht bereidde Japan der wereld een tweede verrassing. Tien jaren geleden zag men, dat er in 't oosten van Azië een nieuwe en vrij belangrijke mogendheid, het wedergeboren Japansche keizerrijk, ontstaat; dat men ermede in de toekomstige Oost-Aziatische combinaties rekening zal dienen te houden; dat zijn vriendschap of zijn vijandschap bij het wedijveren der Europeesche mogendheden gewicht in de schaal zou kunnen leggen. Men bleef echter Japan als een tweede-rangsmogendheid - zelfs in 't verre Oosten - beschouwen. Een reeks van Russische overwinningen, die even zoovele vernederingen van Japan beteekenden, heeft die meening zoo sterk doen worden, dat, toen de telegraaf de mare van een Engelsch-Japansch verbond aan de verbaasde wereld bekendmaakte, door de meerderheid der Europeesche groote pers geen bijzonder gewicht aan dat feit werd gehecht. Engeland, beweerde men, vreest met Rusland over Indië in een conflict te geraken, maar het verbond zal daaraan niets kunnen veranderen; ongetwijfeld heeft Japan het grootste belang bij het tegenhouden der Russische annexaties in Mandsjoerije en Corea, maar zal alléén niets kunnen | |
[pagina 9]
| |
ondernemen of uitrichten en Engeland zal zich van beslissende stappen wel onthouden. Aldus sprak Zarathustra. Het eigenlijke doel van het verbond werd eerst bij het uitbreken van den oorlog duidelijk: Japan was reeds sedert eenigen tijd op een strijd met Rusland voorbereid en 't verbond diende alleen als schild tegen een interventie of tegen een vermomde of openlijke verkrachting der onzijdigheid van derde mogendheden. 't Is toen duidelijk gebleken, dat men in Europa niet veel of in 't geheel niets wist van wat eigenlijk Japan was. Het officieel orgaan van den Russischen grooten staf publiceerde de resultaten der onderzoekingen, welke men vóór den oorlog naar de waarde van 't Japansche leger had ingesteld, en het resultaat leidde tot het oordeel, dat het Japansche leger in hoedanigheid vèr bij 't Russische zou achterstaan, - welke meening ook de bekende staatsraad Bloch in zijn werk geuit had. Intusschen, in de overtuiging, dat een gewapende botsing onvermijdelijk was, heeft Japan zijn spel zeer handig omsluierd; 't scheen oogenschijnlijk geen prijs op een hooge meening over zijn strijdkrachten te stellen en kleedde zijn protesten over Mandsjoerije steeds in een bescheiden vorm. De meening, dat Japan slechts met werkdadige hulp van Engeland iets van beteekenis zou kunnen verrichten, maar voor een zelfstandig optreden niet berekend was, won hoe langer hoe meer veld en men was overtuigd, dat Japan, aan zichzelf overgelaten, nimmer zijn voet op 't vasteland van Azië zou kunnen zetten. In het afgeloopen decennium werden de meest gunstige horoscopen voor de toekomst en voor de wereldheerschappij van twee rijken getrokken: Rusland en de Vereenigde Staten zouden langs een breed en veilig pad naar het doel stappen. Anders Engeland, welks weg naar een imperialistische federatie langs gevaarlijke afgronden en klippen zou moeten loopen, om zich in zandige duinen te verliezen. Nog minder verzekerd mocht de maritieme toekomst van Duitschland heeten. | |
II.In de geheele internationale politiek der laatste tien jaren vormde de strijd om den Stillen Oceaan een alle andere quaesties beheerschend vraagstuk. Het is bekend, hoe dit vraagstuk - althans voorloopig - opgelost is, en we wenschen alleen aan de daaruit voortvloeiende vermoedelijke of waarschijnlijke gevolgen een korte bespreking te wijden. De Russische politiek bevindt zich op dit oogenblik op een kruispunt te midden van onnoemelijke moeielijkheden en 't is hachelijk, te voorspellen, welke richting zij kiezen zal. Zal zij, haar pan-Aziatische plannen opgevende, tot haar traditioneele vraagstukken in Europa terugkeeren, het Balkan-schiereiland trachten te overmeesteren en de verwaarloosde maar evenmin vergeten als opgegeven panslavistische plannen weer opvatten? Zal zij haar plannen in Azië toch trachten door te zetten en zich eenige opofferingen en concessies in Europa gaan getroosten? | |
[pagina 10]
| |
De Russische constitutionalisten hoorend, zou men kunnen meenen, dat zij de Russische politiek naar 't Westen en in 't bijzonder naar 't Balkan-schiereiland zouden willen sturen. Geen wonder, dat er in Duitschland hoe langer hoe meer stemmen de meening uitspreken, dat een hervormd Rusland niet alleen uit hoofde van het Poolsche vraagstuk maar uit zijn geheelen aard een vijand van Duitschland zal worden. Blijft Azië het terrein der toekomstige Russische politiek, dan bestaan hier slechts twee richtingen van uitbreiding: het verre Oosten met het vooruitzicht op een Russische ‘revanche’ en de Perzische Golf met de omliggende landstreken, welker overmeestering alleen op den weg van een conflict met Engeland kan geschieden, iets, waartegen Engeland afdoende maatregelen genomen heeft. Op die maatregelen zullen we nog terugkomen. De bijna honderdjarige wedstrijd tusschen Rusland en Engeland in Azië heeft in onze dagen een geheel veranderd aanzien gekregen en wel door het verrijzen van een machtig Aziatisch rijk. Een reeks van schitterende overwinningen, die door geen enkele nederlaag verduisterd werden, en dat in een strijd met een tot nu toe als onoverwinnelijk geldende legermacht, plaatst Japan eensklaps in de rij der groote mogendheden. Veel vijanden - veel eer, zeide Bismarck. Dien zin kan men hier omkeeren. Ongetwijfeld heeft Japan bij vele mogendheden een gevoel van wangunst en van vrees opgewekt, zoowel om staatkundige als om oeconomische redenen. Zoo behoorden b.v. de Vereenigde Staten tot de landen, waar vóór en gedurende den oorlog de sympathieën aan den kant van Japan waren. De regeering der Unie zag met leede oogen aan, hoe Rusland Mandsjoerije in beslag nam, Corea bedreigde en zich aan de kust van den Stillen Oceaan nestelde. Er werden naar Petersburg bij wijze van protest eenige nota's gezonden, maar daarmede was het afgeloopen en indien Japan niet van leer had getrokken, zou Rusland, ongeacht de houding van Engeland en Amerika, Mandsjoerije tot een ‘Geel-Rusland’ hebben gemaakt. Amerika wilde alleen niet optreden en was zelfs op een goede verstandhouding met Rusland gesteld; niettemin werden er het energieke optreden van Japan en zijn overwinningen met ingenomenheid begroet. Maar van 't standpunt der Amerikaansche belangen werd Japan's overwinning te belangrijk geacht. Indien Japan, volgens de woorden van Baron Suyematsu, als mandataris van Engeland en van de Vereenigde Staten geageerd had, dan bleek toch de mandataris al te ijverig te zijn geweest. Na Rusland te hebben overwonnen, zal Japan onvermijdelijk naar de hegemonie in 't verre Oosten moeten gaan dingen; bovendien is voor den Engelschen en den Amerikaanschen handel Japan veel gevaarlijker dan Rusland. 't Is best mogelijk, dat deze consideraties niet vreemd zijn gebleven aan den op Japan uitgeoefenden druk tijdens de onderhandelingen te Portsmouth, die destijds als een | |
[pagina 11]
| |
geniale zet van Graaf Witte werden uitgekreten, - een beoordeeling, waartoe overigens genoemde staatsman zelf 't meest bijgedragen had. Met het sluiten van den vrede van Portsmouth viel nog een ander hoogst belangrijk feit samen, nl. het hernieuwde Engelsch-Japansche verbond, waardoor Japan's positie als groote mogendheid en zijn macht in Azië als 't ware officieel erkend werden. Krachtens het tractaat van 12 Augustus 1905 wordt de Engelsch-Japansche overeenkomst van 1902 uitgebreid en op meer solide grondslagen gevestigd, terwijl het in dezen nieuwen vorm aangegane verbond voor den tijd van 10 jaren verlengd werd. Het trotsche Engeland, dat zijn ‘splendid isolation’ zoo lang boven verbonden, welke het geen genoegzame voordeelen aanboden, verkoos, heeft ten slotte ingezien, dat het wel de moeite waard was, een verbond aan te gaan met een rijk, dat over een uitmuntend en dapper leger beschikte en met gemak zijn strijdkrachten op 't vasteland van Azië zou kunnen werpen. De in de overeenkomst van 1902 voorkomende clausule: ‘in 't geval, dat een der contractanten door meer dan een mogendheid aangevallen zou worden’, is in het tractaat van 12 Augustus 1905 weggevallen; van nu af zijn beide bondgenooten gehouden elkaar werkdadigen steun te verleenen in 't geval van een ‘niet geprovoceerden oorlog met één of meer mogendheden’. Van de nauwe solidariteit van het verbond getuigt art. 5, krachtens hetwelk het aangaan van afzonderlijke overeenkomsten met derde mogendheden den beiden bondgenooten verboden wordt. De voorafgaande bepalingen, waarin het object van 't verbond toegelicht wordt, verschillen belangrijk van de oorspronkelijke, want terwijl in deze laatste over de onafhankelijkheid en onaantastbaarheid van China en Corea gesproken wordt, waarbij het statu quo in Azië gehandhaafd zou moeten blijven, wordt in 't nieuwe tractaat niet meer van dit statu quo gewaagd. Een der doeleinden van het tractaat zou het verzekeren van den vrede, van een gelijkheid van rechten van alle mogendheden in China zijn met inachtneming van het grondbeginsel van onafhankelijkheid en integriteit. Daarbuiten waarborgen de bondgenooten elkaar ieders bijzondere belangen: Engeland erkent Japan's suprematie in Corea met inachtneming der handelsbelangen van andere mogendheden; Japan erkent Engeland's bijzondere belangen in alles, wat de veiligheid der Indische grenzen aangaat, en kent aan Engeland het recht toe c.q. overeenkomstige stappen in de nabijheid van Indië te ondernemen. In verband met dit artikel is het weglaten der voorwaarde statu quo van het hoogste belang; in de Russische dagbladen wordt dat in dezen zin uitgelegd, dat Engeland uit hoofde van zijn ‘bijzondere belangen’ en met het oog op de ‘veiligheid der Indische grenzen’ een actie in Afghanistan of in Perzië zou mogen instellen. In de beoordeeling der eigenlijke bedoelingen van het tractaat verschillend, is de Europeesche pers over de groote beteekenis ervan het eens | |
[pagina 12]
| |
geweest. De aan 't verbond vijandig gezinde stemmen trachten te betoogen, dat Engeland, zijn onmacht, om Indië tegen Rusland te verdedigen, erkennende, Japan tot huurling en tot gendarme van Indië gemaakt heeft. Wij voor ons beschouwen hier de Japansche hulp als een reserve in geval van uitersten nood. In verband met het hernieuwde verbond bestaat het voornemen, om Singapore tot een bevestigde oorlogshaven te maken; 't is een punt, dat in zekere mate den weg uit het Zuiden naar den Stillen Oceaan beheerscht en een vereenigingshaven - operatiebasis - zou kunnen worden der drie Engelsche eskaders: 't Indische, 't Chineesche en 't Australische. Hier kunnen de bondgenooten elkaar de hand reiken en vanhier uit tot een gemeenschappelijke actie overgaan. Het is aan geen twijfel onderhevig, dat het hernieuwde verbond een reusachtige macht voorstelt, en men hoort niet meer de stemmen, welke het verbond van 1902 een quantité négligeable achtten. ‘Protectoraat over Azië!’ riepen met schrik de Duitsche dagbladen uit. Na de bekendmaking van het tractaat zond Lord Landsdowne aan den Engelschen gezant te St.-Petersburg een nota, waarin de doeleinden van het verbond toegelicht en geruststellingen gegeven werden. ‘'k Vermeen,’ schreef o.a. Lord L., ‘dat het tot stand komen van dit verbond niet zonder invloed op 't eindigen van den oorlog is gebleven en zoodoende tot herstel van den vrede het zijne heeft mogen bijdragen.’ De Russische dagbladen hebben die uiting in den zin van ‘qui s'excuse s'accuse’ uitgelegd. Eigenlijk is 't Engelsch-Japansch tractaat tegen Rusland gericht; wel ontstond er ook in Duitschland een paniek, dat de kansen op een uitbreiding der Chineesche pachtgronden tot nul herleid zouden worden, en maakte men zich zelfs te Berlijn een oogenblik over 't lot van Kiao-Tchao bezorgd, eer men tot de overtuiging kwam, dat het den bondgenooten hoofdzakelijk erom te doen is geweest, aan Rusland's agressieve aanvechtingen paal en perk te stellen. Zoo ver ligt de tijd nog niet achter ons, waarin uit St.-Petersburg netten naar Mongolië, Thibet, Chineesch Turkestan werden uitgeworpen; de tijd, waarin een Russische haven aan de Perzische Golf slechts een quaestie van tijd scheen te zijn. Van dergelijke voornemens ziet men niet lichtelijk af en 't is volstrekt niet onwaarschijnlijk, dat in de hoofden der Engelsche staatslieden de gedachte spookte, dat Rusland zich voor zijn nederlagen in de wateren van Petjili in de Perzische Golf of elders schadeloos zou willen stellen. Tegen Duitschland alléén - we bedoelen het alleenstaande Duitschland - behoefde Engeland niet zulk een verbond op touw te zetten; het zou de ‘gepantserde borst’ niet behoeven te vreezen en allerminst in 't verre Oosten, waar Duitschland alléén, zonder den steun van een mogendheid van den eersten rang en tegen den wil van Engeland in, geen stap in China zou kunnen doen, - zelfs niet wanneer het Engelsch-Japansche tractaat in 't geheel niet bestond. | |
[pagina 13]
| |
III.Nog slechts eenige jaren geleden werd Engeland door een coalitie der drie grootste mogendheden van 't vasteland bedreigd. Duitschland sloot zich meer dan eens bij het anti-Engelsche optreden van den Tweebond aan en indien er een oprechte verzoening tusschen Frankrijk en Duitschland plaats had kunnen grijpen, zou ook de coalitie tot stand zijn gekomen; nà Fashoda scheen het, alsof Frankrijk gereed was, om, zijn nederlaag en zijn vernedering vergetende, Duitschland om den hals te vallen, ten einde met vereenigde krachten tegen Engeland op te treden. De Engelsche diplomatie heeft dat weten te verhinderen en de internationale politiek van Engeland is tot heden toe veel solider gebleven dan die van Duitschland; er zou zeer veel onhandigheid van de zijde der Engelsche staatslieden en zeer veel handigheid van die der Duitsche diplomatie aan den dag moeten worden gelegd, om dien toestand ten nadeele van Engeland en ten gunste van Duitschland te doen veranderen. Tot het bereiken van dit resultaat heeft Frankrijk ook 't zijne bijgedragen. Sedert een zevental jaren stond aan 't hoofd van 't ministerie aan den Quai d'Orsay een bepaald Engelschgezind man, de minister Delcassé. Eenige maanden na Fashoda bracht hij een vrij uitgebreide koloniale overeenkomst met Engeland tot stand en, jaar in jaar uit de artikelen dier overeenkomst wijzigende of aanvullende, slaagde hij er in 1904 in een meer reëele overeenkomst over Egypte en Marokko tot stand te brengen. Zonder de persoonlijke voorkomendheden van Keizer Wilhelm II, die van zijn troonsbeklimming af ervan droomde den met oorlogsapparaat opgesmukten intocht in Rome ook in Parijs te herhalen, barsch af te wijzen, legde Delcassé een gematigde terughouding aan den dag. Beleefd bejegende Frankrijk de zeer duidelijke pogingen tot toenadering. Wel is waar ontstond er een meer luide dan sterke Duitschgezinde partij, die zich openlijk voor het zoeken naar een ‘modus vivendi’ met Duitschland verklaarde, maar de republikeinsche staatkunde sloeg andere banen in. Delcassé's streven was: aan het verbond met Rusland vast te houden, de goede verstandhouding met Engeland nauwer te doen worden, m.a.w.: Engeland zich bij den Tweebond te doen aansluiten, den Driebond door het ‘débaucheeren’ van Italië losser te doen worden en - Duitschland te isoleeren. 't Laat zich begrijpen, dat Rusland de toenadering van Frankrijk tot Japan's bondgenoot en Rusland's traditioneelen vijand en mededinger in Azië met leede oogen aanzag, maar 't begreep van den anderen kant, dat die toenadering ook haar lichtzijden had. De Mandsjoersche zaak bevond zich juist in een acuut stadium en 't kon aan 't Petersburgsche kabinet niet anders dan welgevallig zijn, om door toedoen van Frankrijk Engeland van Japan te verwijderen en dit laatste land te isoleeren. De onderhandelingen tusschen Frankrijk en Engeland hadden een gunstig verloop en twee maanden na 't uitbreken van den oorlog | |
[pagina 14]
| |
werd een overeenkomst tusschen die twee mogendheden bekendgemaakt; 't lot van Egypte en van Marokko werd buiten Duitschland om beredderd, dat zich voorloopig erbij scheen neer te leggen, omdat Frankrijk's bondgenoot, ongeacht diens nederlagen in 't verre Oosten, nog niet over 't hoofd gezien mocht worden. Met een vage krijgshaftige toespraak aan den Rijn luchtte Keizer Wilhelm II zijn hart, maar de Duitsche diplomatie bleef zich onbetuigd laten - 'tgeen toen niemand vreemd toescheen, aangezien men zich toch de houding der Duitsche diplomatie in zake de Middellandsche Zee nog goed herinneren kon. Zoowel op de conferentie te MadridGa naar voetnoot(*) als in verscheiden later plaats gehad hebbende acties van het Europeesche ‘concert’ in de Middellandsche Zee heeft Duitschland zich steeds ver gehouden, verklarende, dat het dáár geen belangen te verdedigen had. Daarin vergiste men zich, want na den voor Rusland noodlottigen slag bij Moekden vernam men van Duitschland een dreigend ‘veto’ ter zake van Marokko. De reis van Wilhelm II naar Tanger, de openingsrede in den Duitschen Rijksdag, 't opdringen eener conferentie te Algeçiras, waaraan de val van Delcassé voorafgegaan was, - 't zijn feiten der laatste dagen. Marokko, waar Duitschland zeer weinig belangen te verdedigen heeft en waar die belangen haastig in de laatste dagen uit den grond werden gestampt, - we bedoelen een Duitsche leening aan den Sultan en een Duitsche concessie voor den aanbouw van een pier - om toch een schijnbaar reëel voorwendsel te kunnen vinden, Marokko, herhalen we, is slechts een voorwendsel geweest, om Frankrijk, dat de ‘Liebeswerbung’ van Duitschland koud had gelaten, door een dreigement vriendschappelijk te stemmen. Door Frankrijk tot de conferentie te dwingen, behaalde de Duitsche diplomatie een overwinning van de soort van die van Pyrrhus, want terwijl het in hoofdzaak de quaestie was, Frankrijk van Engeland te verwijderen, heeft men daar het ‘veto’ zóóver gebracht, dat Engeland's vriendschap voor Frankrijk een vraag van nationale eigenwaarde en van staatkundige onafhankelijkheid is geworden. Rusland, dat anderzijds gaarne aan Duitschland de hand zou reiken, om in gemeenschap met Frankrijk een machtige coalitie tegen 't Engelsch-Japansch verbond tot stand te brengen, moet met de gevoeligheid van zijn bondgenoot rekening houdenGa naar voetnoot(†). Van zulk een coalitie droomt men te Berlijn sedert lang; in de wereldpolitiek staat het rijk der Hohenzollern eigenlijk geïsoleerd, want de Driebond kan alleen in Europa van dienst zijn. Vandaar Duitschland's pogingen, om zich bondgenooten te verschaffen, wier macht buiten Europa zou reiken en die èn in de Europeesche èn in de veraf gelegen | |
[pagina 15]
| |
zeeën voldoenden bijstand zouden kunnen verleenen, wanneer de Duitsche vloot met de Engelsche zeemacht in botsing zou moeten komen. We hebben dus een groot wereldschaakspel. Aan den eenen kant: het met Japan verbonden Engeland zet paal en perk aan de Russische expansie in Azië en stelt tegelijkertijd alles in 't werk, om een coalitie Rusland-Duitschland-Frankrijk te voorkomen. Met Frankrijk is 't reeds gelukt; nu wordt ernaar gestreefd, om Rusland van Duitschland te verwijderen. Aan de andere zijde: Duitschland, dat zich met handen en voeten aan Rusland vastklemt en dat een verbond tracht te sluiten, de hoop niet latende varen, dat het misschien nog lukken zal, Frankrijk erin te halen en de gedroomde anti-Engelsche coalitie tot stand te brengen. Een verwoede onderaardsche strijd wordt door de diplomatie der wedijverende mogendheden gevoerd; in de pers verschijnen allerlei voorstellen van bondgenootschappen; in de kolommen der dagbladen duiken allerlei ware of verzonnen diplomatieke geheimen op en haast iedere week brengt sensationeele onthullingen mede. Het is niet doenlijk, eenige positieve gissingen voor de toekomst op te stellen; men kan echter, helaas! constateeren, dat ‘homo homini lupus’ nog altijd van kracht blijft. Ten slotte willen we nog in herinnering brengen, dat het in 't lieve oude Europa vanouds de gewoonte is geweest, dat, waar de grooten 't met elkaar aan den stok kregen, de kleinen de gebroken potten moesten betalen. Meer dan ooit dienen de laatstgenoemden ‘'t kruit droog, 't zwaard geslepen houden’. | |
Naschrift.Dit opstel schreven we vóór den afloop der vaudeville-voorstelling te Algeçiras. De bekende sensationeele dépêche Lamsdorff-Cassini en de houding van Italië, dat, alhoewel Duitschland's bondgenoot, aan Frankrijk zijn steun verleende, doen Duitschland's isoleering, welke niet eens ‘splendid’ mag worden geheeten, nog grooter worden, want èn 't verloop èn de afloop der conferentie deden duidelijk uitkomen, dat de sympathieën van Europa niet aan Duitschland's zijde waren. Wel is waar blijft Duitschland zich in de vriendschap van Abdoel-Hamid, van Abdoel-Azis, van Mozzaffar-Eddin en misschien ook van Menelik verheugen. Dat is ook iets waard. Ignotus. |
|