De Tijdspiegel. Jaargang 45
(1888)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 164]
| |||||||||||
I.
| |||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||
totnogtoe Frankrijk's Koningen hunne afdwalingen hadden weten te bedekken. Maar ook haar rijk was voorbijgegaan. De laatste jaren haars levens waren eene aaneenschakeling van lichaams- en zielelijden geweest, en, toen de dood aanklopte, vond hij haar bereid. Tevergeefs had zij alle kunstgrepen der coquetterie aangewend, om haar vorstelijken minnaar aan zich te blijven boeien; tevergeefs had zij in het lustoord te Versailles, dat men de Hermitage noemde, tal van ontmoetingen bedacht, waarbij ze, dan eens als herderin, dan weder als sultane of bayadère gekleed, schijnbaar toevallig voor Lodewijk's oogen verscheen of zich in voorgewenden sluimer door hem liet betrappen - toen jeugd en gezondheid haar verlieten, toen de moeielijke taak, een geblaseerden monarch te vermaken, voor hare schouders te zwaar werd, had zij zich met eene bescheidener rol tevreden gesteld en, als surintendante der vorstelijke vermaken, gezorgd dat het serailGa naar voetnoot(*) des Konings nooit van bevallige en zeer jeugdige bewoonsters verstoken bleef. Daar verschenen, door hare goede diensten, achtereenvolgens of ook wel gelijktijdig, de jonge dames Tiercelin, Morphise, Fouquet, Hénaut, Robert, David, Selin, De Marny, Vernier en tal van andere, wier namen niet tot ons gekomen zijn. Werd hare vervanging wenschelijk geacht, dan ontvingen zij een grooter of kleiner geschenk in geld, zooals bv.: Mlle Tiercelin, omtrent wie wij in het Livre rouge, bl. 156, lezen:
In het gunstigste geval werden zij uitgehuwelijkt, zooals Morphise, den 25sten November 1755 in den echt verbonden met een arm edelman uit Auvergne, die twee jaren later bij Rossbach sneuvelde. En mocht het al een oogenblik schijnen, dat, nog vóór den dood der favorite, Mlle De Romans hare plaats innemen en oppermachtig aan het hof zou heerschen, deze schijn bleek weldra ongegrond, toen men vernam dat dit bevallige meisje oogenblikken had, waarin zij haar verleden betreurde en door den Koning nu en dan met roodgeweende oogen werd aangetroffen. Lodewijk XV nu, die zelden lachte en aan vlagen van sombere zwaarmoedigheid ten prooi was; die eens, een doodenakker voorbijgaande, tot iemand uit zijn gevolg zeide: ‘ga zien, of zich daar geen versch gedolven graf bevindt’Ga naar voetnoot(†): Lodewijk XV moest, wilde men hem blijvend boeien, een vroolijk gelaat, een gullen lach tegenover zich zien. | |||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||
En dat alles vond hij in ruime mate bij de expresselijk voor deze gelegenheid vervaardigde Gravinne Du Barry. Had zij om haar verleden willen weenen, zij zou reeds lang in tranen weggesmolten en in de ijle lucht verdampt zijn! Jeanne Bécu, geboren den 19den Augustus 1743 te Vaucouleurs (ondeugende speling van het lot, die der beruchte Favorite den voornaam schonk van de maagd van Orleans en hare wieg plaatste in een oord, met het optreden dezer laatste in zoo nauw verband) uit een tot den huidigen dag onbekend gebleven vader en eene dertigjarige dienstbode, Anne Bécu, had aan hare moeder slechts ééne, overigens niet te versmaden gift te danken, namelijk de in het geslacht der Bécu's erfelijke schoonheid. Haar grootvader, Fabien Bécu, gaarkeukenhouder te Parijs, had daarmede in zijne jonge jaren de zinnen bekoord eener adellijke dame, de Gravin De Montdidier, dame De Cantigny, die hem hart en hand geschonken had. Na haar dood hertrouwd, had zijne tweede echtgenoote hem verheugd met een zevental telgen, waarvan ons de namen bereikt hebben van Jeanne's moeder en van eene niet minder schoone dochter, Hélène, die in zekere kringen als la belle Hélène vermaardheid verwierf. Anne Bécu vertrok in 1747 naar Parijs en huwde daar een bediende, Rançon; de kleine Jeanne bleef voorloopig aan de zorgen van het echtpaar toevertrouwd. Gedurende ettelijke jaren ontving zij het onderwijs der geestelijke zusters van het Convent de Ste-Aure. Of zij er veel geleerd heeft? Hare spelling der Fransche taal is niet vrij te pleiten van zeer gewaagde nieuwigheden; maar waar de hoogadellijke dames, in wier gunst de Hertog De Richelieu zich mocht verheugen, tot den ontrouwen minnaar brieven richtten met den aanhef: vous ne mémé plu; waar de kunsten letterlievende Madame De Pompadour nooit op de hoogte heeft kunnen komen van het onderscheid tusschen se en ce; waar de geestige en talentvolle Madame Geoffrin - men raadplege hare correspondentie met den Koning van Polen - schier geen regel kon neerschrijven zonder taal- of spelfouten, daar mogen wij der aanstaande Madame Du Barry niet hard vallen. Haar schooltijd duurde overigens niet lang; van wetenschappelijke overlading, volgens velen de kwaal van onzen tijd, kon bij haar geen sprake wezen. Op haar vijftiende jaar achtte men haar volleerd en ontving zij van een jeugdigen kapper, Lametz, les in het friseeren; een gevaarlijke cursus voor meester en leerlinge beide, zooals dan ook een later pamphlet, terecht of ten onrechte, niet verzuimt in herinnering te brengen: Je sais qu'autrefois les laquais
Ont fêté ses jeunes attraits,
Que les cochers, les perruquiers
L'aimaient, l'aimaient d'amour extrême.
Daarna zien wij haar, in stemmiger omgeving, als kamenier geplaatst bij Madame De la Garde, weduwe van een fermier général, vanwaar | |||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||
zij al spoedig vertrekt om als winkeljuffer op te treden in een der vele modemagazijnen, die, onder den naam van A la poupée de la rue St.-Honoré, Au secret de plaire, A la toilette de Lesbie, Au miroir des Grâces, A la ceinture de Vénus en andere pretentieuse titels, in 1760 de Parijsche dames van toiletartikelen voorzagen. Tegen de gevaren, welke eene dergelijke omgeving voor een bekoorlijk zeventienjarig meisje oplevert, was de toch al zwakke veste van Jeanne's deugd heel niet bestand; als Mlle Beauvarnier of Mlle Lange gaat zij dan ook weldra het breede pad op, en als zoodanig ontmoet zij den zich noemenden Graaf Jean du Barry, Gouverneur De Lévignac, Vidâme De Châlons enz. Een eigenaardige persoonlijkheid was Jean du BarryGa naar voetnoot(*), bijgenaamd le roué - half edelman, half avonturier, zooals men ze ten tijde van staatkundig verval meer aantreft. Zijn vader, Antoine du Barry, nobleGa naar voetnoot(†), ridder der orde van St. Louis, had een goed figuur gemaakt in den Spaanschen successieoorlog. Hij zelf, geboren te Lévignac den 2den September 1723, was op zijn vijf-en-twintigste jaar gehuwd, maar liet zijne echtgenoote te Toulouse al spoedig in den steek en begaf zich naar Parijs, waar hij meende dat men zijn eigenaardige talenten het best zou kunnen op prijs stellen en weten te gebruiken. In den aanvang ging alles goed; hij maakte een gunstigen indruk op Rouillé, Secretaris van Staat bij het Departement van Buitenlandsche Zaken, die hem met eene zending naar verschillende Duitsche hoven belastte. Maar Rouillé werd, na een kortstondig optreden van den Abbé de Bernis, vervangen door den Hertog De Choiseul, die weer anderen vooruit te helpen had en aan Du Barry's kortstondig optreden als diplomaat een einde maakte. Hij werd achtereenvolgens in verschillende betrekkingen bij de Departementen van Marine en van Oorlog geplaatst, maar zag zich verplicht, ten einde een gewenscht evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven te bereiken, zijne toevlucht te nemen tot andere, niet altijd even eervolle praktijken. Madame Du HaussetGa naar voetnoot(§) verhaalt ons, hoe zij, met eene vriendin in den schouwburg te Compiègne, waar het hof toen verblijf hield, gezeten, in eene naburige loge een beeldschoon jong meisje opmerkte, omringd door een stoet van hovelingen. Op hare vraag, wie die jonge dame was, werd geantwoord: ‘Dat is Mlle Doro- | |||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||
thée, de dochter van een waterdrager te Straatsburg. Zij is hier gebracht door een zekeren Gasconjer: Du Barré of Du Barry, die wel het gevaarlijkste mauvais sujet is, dat men in Frankrijk zou kunnen vinden. Hij tracht haar met den Koning in kennis te brengen.’ Deze en soortgelijke handelingen verschaften hem den bijnaam van le roué, een epitheton dat eigenlijk destijds reeds verouderd was en onder het regentschap dat van petit-maître had vervangen. Het kan geen verwondering baren, zoo Mlle Beauvarnier, die intusschen weder herdoopt was in Vaubernier, en Jean du Barry zich tot elkander aangetrokken voelden. Ils étaient faits pour se comprendre. En ook de plaats waar, in den loop van 1763, hunne eerste ontmoeting plaats greep - het clandestiene speelhuis van Madame la Marquise Duquesnoy - was een zoo belangwekkend menschenpaar volkomen waardig. Jean du Barry, Jeanne Bécu en hare mama, Madame Rançon, richtten weldra een hoogst genoegelijk gemeenschappelijk huishouden op - wil men le roué gelooven, uitsluitend met het doel om zijn veertienjarigen ziekelijken zoon en de honneurs van zijn huis aan goede handen te zien toevertrouwd. ‘N'ayant d'autre soin alors’, schrijft hij in 1775 met beminnelijke brutaliteitGa naar voetnoot(*), ‘que celui de veiller à l'éducation de mon fils, page du roi, jouissant d'une santé chancelante, je me renfermai dans un cercle fort étroit de connaissances. Et ce fut alors que je priai madame Rançon et sa fille, Mlle De (sic) Vaubernier, de veiller sur la tenue de ma maison et d'en faire les honneurs, ce qu'elles firent pendant plusieurs années avec affection et intelligence.’ Ondanks dit aandoenlijk motief tot samenwoning hield de politie van M. de Sartine een oog in 't zeil, en den 14den December 1764 signaleert zij de verschijning in den schouwburg ‘d'une jeune personne de 19 (lees: 21) ans, l'air noble et de la plus jolie figure....... la maîtresse de du Barry, qui la produit en loge aux Italiens.’ Deze aanteekening heeft dubbele waarde. Vooreerst, omdat zij een onpartijdige getuigenis aflegt voor het genre van Madame Du Barry's schoonheid, welke in later jaren als van zeer lage orde is voorgesteld; en vervolgens omdat daaruit blijkt, dat zij niet, zooals latere schotschriften en de gedenkschriften van Choiseul ons willen diets maken, als eene Venus vulgivaga van de minste soort reeds van hare prilste jeugd bij de desbetreffende autoriteiten bekend stond. Vier jaren lang duurde dit idyllisch samenzijn. De koningspage met de wankelende gezondheid was intusschen luitenant bij het regiment Roi-infanterie geworden, en droeg, als vierde man, het zijne bij tot de gezelligheid van den huiselijken kring. Men zag elkander niet te nauw op de vingers, geld schijnt niet ontbroken te hebben, en Jeanne, onder den naam van Du Barry's echtgenoote, was, in afwachting van de groote dingen die stonden te gebeuren, tevreden met haar lot en reed welgemoed in eene karos door de straten van Parijs. | |||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||
Toen was het dat zij, in het voorjaar van 1768, de aandacht trok van den bijna zestigjarigen Lodewijk XV. Hoe en waar? De daaromtrent voorhanden berichten, zooals schier alle welke Madame Du Barry betreffen, zijn zóó onbetrouwbaar, dat het moeite kost hieromtrent eenige zekerheid te verkrijgen. Het schijnt echter - althans de zeer partijdige gedenkschriften van Choiseul stemmen er mede overeen - dat ditmaal de voorstelling, welke Jean du Barry in bovengenoemden brief van de zaak geeft, niet al te zeer beneden de waarheid is. ‘Je cédai’, zegt hij, ‘à madame Rançon et à mlle de Vaubernier, sa fille, l'intérêt que j'avais dans les vivres de CorseGa naar voetnoot(*), dont elles jouirent quelques mois. Les nouvelles dispositions de M. de Choiseul venant à les en priver, elles en sollicitèrent la maintenue auprès de lui; et ce fut dans les divers voyages qu'il les engagea à faire à Versailles, que mlle Vaubernier fixa les regards du roi. M. Le BelGa naar voetnoot(†) fut chargé de ses ordres, et ce dernier, avec lequel ni elle ni moi n'avions de liaison, en poursuivit l'exécution auprès d'elle seule.’ Zooals wij zeiden, levert deze voorstelling niets onwaarschijnlijks op. Du Barry zag ongaarne de voordeelen, welke de Corsikaansche leverantie aan zijne huisgenooten verschafte, ontsnappen. Zelf de desbetreffende stappen te doen, achtte hij minder wenschelijk; hij behoorde - wij zagen het - niet tot de gunstelingen van Choiseul; ondanks het gevoel van eigenwaarde, dat hij, als rechtgeaard Gasconjer, bezat, begreep hij wellicht dat zijn roep er in de laatste jaren niet op verbeterd was; en bovendien, de tusschenkomst van een mooi meisje zou bij den galanten Minister wellicht meer uitwerken, dan de zijne. Maar Choiseul schijnt zich door Jeanne's bekoorlijkheden weinig aangetrokken te hebben gevoeld; hij verwees haar althans naar den ambtenaar, wien de zaak meer eigenlijk aanging, naar Foulon, denzelfde wiens hoofd, met dat van zijn schoonzoon Berthier, één-en-twintig jaren later aan een piek gehecht en in triomf door de straten der hoofdstad werd rondgevoerd. Te Versailles, waar zich Foulon's bureaux bevonden, zag haar de Koning - en zoo was voor Jeanne Bécu de eerste stap tot den rang van favorite eene sollicitatie, evenals voor Madame de Pompadour, die ten behoeve van een harer verwanten om den post van fermier général kwam aanhouden, toen zij Lodewijk XV voor het eerst ontmoette. Welke zouden voor Jeanne Bécu de gevolgen van die ontmoeting wezen? Zou zij het niet verder brengen dan het geheimzinnige petite maison, alwaar, onder het opzicht eener stemmige en tapisserie werkende duenna, de slachtoffers der vorstelijke verveling elkander in de laatste jaren steeds sneller hadden afgewisseld? Zou het haar, als Mlle De Romans, gegeven worden de schande van het Parc-aux-Cerfs te ontgaan, een naam te dragen in de minnarijen des konings, maar toch het beloofde land slechts van verre te aanschouwen, om spoedig, na | |||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||
korte jaren van twijfelachtige heerschappij, in vergetelheid te verzinken? Of zou zij, als Madame De Pompadour twintig jaren lang was ten deel gevallenGa naar voetnoot(*), met opgeheven hoofd aan de zijde van den monarch de zalen van Versailles mogen doorschrijden, met vorsten, dichters en wijsgeeren briefwisseling houden, machtig genoeg om, naar 't haar lustte, haren gunstelingen de hoogste bedieningen in den Staat, haren vijanden de cachotten der Bastille te doen geworden? Voorloopig liet zich daaromtrent niets met zekerheid bepalen. Het hof was in den zwaren rouw; den 8sten Mei was de Prinses De Lamballe gestorven, den 24sten Juni overleed de Koningin, en Lodewijk, die er zich veel op liet voorstaan de eerste edelman van Frankrijk te wezen en het uiterlijk decorum nooit geheel uit het oog verloor, moest zich, in afwachting van betere tijden, tevreden stellen met de genoegens van Jeanne's omgang in het verborgene te smaken. Bovendien, het ging bezwaarlijk aan de nieuwe favorite onder een der vele namen, welke zij totnogtoe gedragen had, in de hofkringen binnen te leiden. Men kon wel is waar den knoop doorhakken en haar, als vaak in dergelijke gevallen geschied was, een fraaien adellijken titel schenken - maar daartegen bestonden ditmaal toch ook bezwaren. Zij had reeds zoovelen gelukkig gemaakt! Het wenschelijkst was ongetwijfeld, zoo mogelijk een dragelijken, getitreerden echtgenoot, die tevens bereid zou wezen zijne rol als eene sinecure op te vatten, voor haar te vinden; en de wijze, waarop dit plaats greep, is eenig in de geschiedenis der vorstelijke afdwalingen. Het meest rationeel zou voorzeker geweest zijn, haar in het huwelijk te doen treden met Jean du Barry, wiens huishouden zij gedurende een viertal jaren op zoo bevredigende wijze had waargenomen. Hiertegen bestond echter een onoverkomelijk bezwaar, namelijk dat de verlaten echtgenoote van le roué, Marie Catherine Ursule Dalmas, nog in leven was. Bereidwillig bood zich echter aan een zijner beide broeders, Guillaume, zich eveneens noemende ‘Graaf’ Du Barry en voorts ‘Capitaine des troupes détachées de la marine.’ De huwelijksakte wordt opgemaakt. De bruid behoudt de benaming, waaronder zij laatstelijk bekend stond, maar met eene bijvoeging: zij heet in dat stuk ‘Jeanne Gomard de Vaubernier, fille mineure.’ Jean du Barry, als getuige optredend, teekent ‘haut et puissant seigneur messire Jean, Comte du Barry-Cérès, Gouverneur de Lévignac’Ga naar voetnoot(†). Alles gaat trouwens vol- | |||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||
komen in den vorm. Partijen, met afwijking van art. 1 der costume van Parijs, huwen buiten gemeenschap van goederen, en het kluchtspel wordt zóó tot het einde toe volgehouden, dat aan de echtgenoote onder meer wordt opgedragen de opvoeding der kinderen, welke uit het huwelijk mochten geboren worden!Ga naar voetnoot(*) De bezittingen van Jeanne, hoofdzakelijk bestaande, nevens een kapitaal van zestienduizend livres, uit diamanten, vier-en-dertig zijden, goud- en zilverlaken japonnen en vieren-twintig corsetten, worden in de akte vermeld als ‘provenant de ses gains et économies.’ De moeder der Du Barry's, te Toulouse woonachtig, laat zich vertegenwoordigen door zekeren sieur Gruel, koopman in zijden stoffen te Parijs, die het genoegen mocht smaken de bruid onder zijne klanten te tellen. Toen dit alles in orde en het contract, wij willen hopen met een ernstig gelaat, door de onderscheiden betrokken personen geteekend was, werd, den 1sten September 1768, des morgens ten vijf uur, in de St. Laurenskerk te Parijs, het huwelijk voltrokkenGa naar voetnoot(†). Eene handelwijze als hierboven vermeld, zou, strikt genomen, naar luid van het edict van 20 Maart 1680 bruid en bruidegom beiden aan de galg hebben moeten brengen. Immers volgens de bepalingen daarvan werd valschheid in authentieke akten, waar het gold matière royale, met den dood gestraft. En eene geheele reeks van valschheden was noodig geweest, om de vijf-en-twintigjarige Jeanne Bécu, vader onbekend, te hervormen in de minderjarige dochter van Jean Gomard de Vaubernier. Men was begonnen met een valsch stuk op te maken, waaruit moest blijken dat, den 19den Augustus 1746, te Vaucouleurs uit het huwelijk van Anne Bécu en Jean-Jacques Gomard de Vaubernier, eene dochter was geboren. Dit bracht echter het bezwaar mede, dat, nu Jeanne minderjarig was geworden, tot het aangaan van een huwelijk de vaderlijke toestemming niet kon gemist worden. De papa moest dus uit den weg geruimd, en dezelfde hand, welke hem uit het onbekende had te voorschijn gehaald, deed hem weder daarin verdwijnen door middel eener tweede akte, behelzende, dat Gomard de Vaubernier den 14den September 1749 te Vaucouleurs het tijdelijke met het eeuwige verwisseld had. De arme man had zich dus slechts even drie jaren in het bezit van zijn lieftallig dochtertje mogen verheugen en lag thans in dubbelen zin op het kerkhof. En met zoo weinig zorg waren bedoelde stukken opgemaakt, dat er vergissingen in voorkwamen, welke met een weinig oplettendheid gemakkelijk waren te vermijden geweest en wier ontdekking de onechtheid in het oog zou hebben doen springen. | |||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||
Zoo deed men, geheel zonder noodzaak, Fabien Bécu, Jeanne's grootvader, die in 1745 gestorven was, aanwezig zijn bij den dood van zijn fictieven schoonzoon, vier jaren later. Zoo was op de huwelijksakte van Jeanne's moeder de handteekening van den pastoor van Vaucouleurs gelegaliseerd door een burgemeester met name d'Arbanom, terwijl deze in 1746 reeds sedert eenige jaren door een ander vervangen was. Nu men toch eenmaal aan het bijschilderen was, bestond er geene reden om nog niet wat verder te gaan. Het geslachtswapen der Du Barry's werd bij die gelegenheid door een ander en fraaier vervangen, welks keuze voor de hand lag. Immers men had slechts in Engeland te borgen bij het reeds uit de Normandische verovering herkomstige huis der Barry-more, waarvan de op dat oogenblik levende afstammeling James Barry, Earl of Barry-more, Viscount Buttevant, Baron Barry of Barry's Court, Olethan and Hawne, voerde: in zilver drie tweelingslinker schuinbalken (barres) van keel; helm met kroon; helmteeken: een zilveren kasteeltoren waaruit een wolfskop van sabel; schildhouders: twee wolven van sabel met een gouden kroon om den hals met dito keten; wapenspreuk ‘Bouttez en avant.’ En alzoo geschiedde. De bruid ontving een splinternieuw wapenbord, van teederder kleur en liefelijker teekening: in azuur een gouden keper met een gaai, overladen door de letter G. in het bovenste en met twee rozen in het onderste gedeelte van den keper; in de schildpunt een rechtopstaande hand van zilver. Wie, met dien gaai (geai) en G. voor oogen, er nog aan twijfelen mocht of Jeanne's vader wel Gomard heette, moest wel zeer ongeloovig wezen. Jeanne Bécu zou nu voortaan Madame la Comtesse du Barry heeten, en voor eene Gravin behoefde Lodewijk XV zich, zoo meende hij, niet te schamen. Al sloeg hij voorloopig haar aandrang, om ten hove voorgesteld te worden, af, zij betrok toch al spoedig te Versailles de appartementen, eerst van Madame De Pompadour, vervolgens van Mesdames De France, het drietal van 's Konings zeer stemmige en zeer devote dochters, welke pruttelend en morrend ter wille der favorite verhuisden. En Choiseul, ziende dat Lodewijk op zijn acht-en-vijftigste jaar weder bestendiger in de liefde begon te worden, dan in de laatste tijden het geval was geweest, ving aan zich ongerust te maken en te vreezen dat hij, die zijn aanzien en zijne macht aan Madame De Pompadour te danken had, met de nieuwe gunstelinge des Konings wel eens minder goed overweg zou kunnen. Choiseul was, zoo al geen buitengewoon, dan toch een werkzaam en vaderlandslievend staatsman. Hij had den naam van Frankrijk hoog gehouden, voor zoover dat nevens een Lodewijk XV mocht gelukken. Hij had als Minister van Oorlog het leger gereorganiseerd, als Minister van Marine de vloot uit haar toestand van diep verval opgeheven, als Minister van Buitenlandsche Zaken - de titularis, Praslin, Choiseul's neef, was niet meer dan zijn agent - de leiding der Europeesche | |||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||
politiek in handen gehouden en van Rusland's keizerin den bijnaam van ‘Cocher de l'Europe’ ontvangen. Het zooveel besproken ‘familieverdrag’, waarbij alle regeerende Bourbons in Europa elkander het bezit hunner Staten waarborgden en waarvan men toen nog alle heil verwachtte, was eenige jaren geleden voornamelijk door zijn invloed tot stand gekomen. Mocht men hem al verwijten, dat zijne schitterende combinaties vaak luchtkasteelen bleken, dat hij vaak tot uitvoering overging, alvorens de zaak, die het betrof, voldoende bestudeerd te hebben - tegenover de mislukte kolonisatie van Guyana, die duizenden het leven kostte, kon hij althans wijzen op de annexatie van Corsica, juist tijdig genoeg, om Napoleon's wieg op Franschen bodem te plaatsen, en, waar de geestverwanten van Voltaire en Rousseau hem, den Minister die door eene favorite was tot het gezag gekomen, die voor eene favorite zou vallen, als de incarnatie van het ancien régime beschouwden, daar toonde hij hun het Koninklijk edict van 1764, dat de opheffing der Jezuïetenorde in Frankrijk bevatte. Hij was bovendien en in de eerste plaats een Minister naar den geest van Lodewijk XV, een Minister, die den Koning nimmer in zijn kabinet met diepzinnige politieke vraagstukken lastig viel, maar die er slechts omheen scheen te fladderen, op het bal, aan tafel, in de opera; die den aanloop tot een staatkundig gesprek wist te vinden in de chronique scandaleuse van den vorigen dag en het besloot met een epigram of een madrigal; die aan de meest ongunstige tijdingen een hofgewaad aantrok en blanketsel oplegde, alvorens hij ze vergunde voor zijn meester te verschijnen - een voorlooper van Morny, die de staatszaken allereerst als artist behandelde en bij het welslagen zijner plannen hetzelfde gevoel genoot als de schrijver, die zijn tooneelstuk met goed gevolg ziet opgevoerd. Maar, zooals de meeste staatsmannen van den tweeden rang, zoo ook overschatte Choiseul zijne talenten en achtte zich voor de bewezen diensten lang niet voldoende beloond; slechts met den staf van Maarschalk van Frankrijk zouden deze, zoo dacht hem, naar waarde zijn vergolden. Ware zijn blik juister, zijn oordeel onbevangener geweest, dan had hij ingezien dat een bondgenootschap tusschen hem en Madame Du Barry, welke evenals hij in zoo hooge mate de zeldzame gave bezat van Lodewijk te kunnen amuseeren, aan beide niets dan voordeel kon aanbrengen; dan had hij de nieuwe favorite met evenveel overtuiging als Madame De Pompadour naar de oogen gezien en begrepen, dat, waar een zestigjarige zich eene gunstelinge kiest, het hoogst zelden zal gelukken die te verdringen. Doch, waar zijne politieke tegenstanders, Richelieu, Vauguyon, d'Aiguillon en anderen al dadelijk hare zijde kozen en hare gunst deelachtig werden, meende de Minister dat het op zijn weg lag den strijd met haar aan te binden, waarin hij na verloop van een tweetal jaren, zij het dan ook met eere, gevallen is. Gelijk wij zien zullen heeft het van Jeanne's zijde niet aan pogingen tot verzoening en samenwerking ontbroken, welke echter van den aanvang af door Choiseul, | |||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||
wil men, met fierheid, maar dan toch met eene fierheid, nauw verwant aan onverstandige hoofdigheid, zijn afgewezen. Heeft Choiseul de hand gehad in en is de strijd begonnen met den regen van pamphletten van allerlei aard, welke al dadelijk op het hoofd van Madame Du Barry begon neer te dalen, toen het bleek dat zij eene duurzamer plaats aan de zijde van Lodewijk XV zou innemen, dan in de laatste jaren aan iemand geschonken was? Men heeft het beweerd en de verklaring gezocht in de omstandigheid, dat de Minister, als diplomaat van de oude school, in plaats van rechtstreeks op den tegenstander af te gaan er de voorkeur aan gegeven zou hebben, hem met kleine middelen en langs kronkelwegen aan te tasten. Zooveel is zeker, dat al die letterkundige voortbrengselen zijn gecontrasigneerd door den lieutenant de police, M. de Sartine; derhalve door de censuur zijn goedgekeurd, en, zooal niet door de Regeering aangemoedigd, toch allerminst geweerd. En er was heel wat: verzen, tooneelstukken, prenten, die alle aan kieschheid soms veel, aan duidelijkheid niets te wenschen overlieten. In den laatsten tijd was in de hoofdstad zeer populair een liedje, dragende den titel van la Bourbonnaise en behelzende de avonturen eener juffer, uit het Bourbonsche afkomstig en naar Parijs verdwaald. Dit nu werd, met gretig aangegrepen toespeling op den geslachtsnaam des konings, onder verschillende vormen pasklaar gemaakt voor diens nieuwe vriendin: ‘La Bourbonnaise’, heette het in eene daarvan: La Bourbonnaise } bis.
Arrivant à Paris } bis.
A gagné des Louis,
La Bourbonnaise
A gagné des Louis
Chez un marquis.
In den aanvang boerinnetje, wordt zij allengs dame, rijdt in eene koets en komt zoo te Versailles aan: Elle est allée } bis.
Se faire voir en cour, } bis.
Se faire voir en cour,
Elle est allée;
On dit qu'elle a, ma foi,
Plu même au roi.
Deze Bourbonnaise is nog vrij onschuldig. Van eene andere zouden wij niet gaarne meer aanhalen dan het eerste couplet: Quelle nouvelle!
Une fille de rien,
Une fille de rien,
Quelle merveille!
Donne au roi de l'amour,
Est à la cour!
| |||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||
Ook ten behoeve van het tooneel werd eene Bourbonnaise bewerkt en wel door zekeren Barret de Villancourt, die gewoon was tegen vaste prijzen voor kleine schouwburgen te arbeiden. In een der tooneelen treedt La Bourbonnaise gearmd met twee mannen op en ontspint zich het navolgende gesprek: Geneviève, bouquetière.
C'est peut-être là cette fameuse Bourbonnaise? Ah! je voudrais ben savoir ça. La Bourbonnaise, à ses deux hommes.
Eh! mon Dieu! faites-la donc taire. Vous n'entendez pas que ces créatures me nomment et que me voilà déshonorée? Marie-Jeanne, marchande de fruits.
Eh! regardez-donc comme ça vous parle d'honneur! ne dirait-on pas qu'elle en a à revendre? Geneviève.
En tout cas, ça ne vaudrait pu ren, ça ne serait que du réchauffé.
Overigens zou ook menige plaats in dit stuk, zelfs aan den meest beginselloozen dragonder een blos op de kaken jagen. Het is in zoover belangrijk, als daarin achtereenvolgens optreden alle aan Jeanne toegeschreven minnaars, ‘van de vroegste tijden tot op heden’, zooals het in de vaderlandsche-geschiedenisboekjes heet. Een ander vatte de zaak van een ernstiger standpunt op en stelde op eene prent Madame Du Barry voor als oude vrouw op een armoedig zolderkamertje stervend, met het verzoenend onderschrift: ‘Le repentir efface les fautes.’ Hooger dan dat alles staat een vers, waarin de indignatio den onbekenden dichter voor eene wijle welsprekend maakt en o.a. van Lodewijk en Jeanne doet zeggen: Dans la foule enfin de peut-être cent belles
Qu'il honora de son amour,
Vous distinguez, je crois, celle qu'à notre cour
On soutenait jamais n'avoir été cruelle.
La bonne pâte de femelle!
Combien d'heureux fit-elle dans ses bras!
Qui, dans Paris, ne connut ses appas?
Du laquais au marquis chacun se souvient d'elle.
Mocht echter Choiseul verwacht hebben, dat al deze meer dan ruwe onthullingen den koning van Madame Du Barry zouden vervreemden, dan bedroog hij zich. ‘J'en suis content; elle me plaît; cela doit suffire’ voerde hij in zijn waan van niet-verlicht despoot tegemoet aan hen, die er ernstig op wezen, dat voor Jeanne Bécu geen plaats te Versailles | |||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||
behoorde te zijn. En de hofdichter Cailhava gaf op bovenvermelde spotverzen het antwoord, door op Nieuwjaarsdag van 1769 een door hem vervaardigd comédie-ballet ten hove te doen opvoeren, getiteld Les étrennes de l'amour, dat, in den bloemrijken stijl der achttiende eeuw, tal van galanterien ten behoeve der favorite bevatteGa naar voetnoot(*). Amor wendt zich o.a. tot Euphrosyne en hare zusteren en voegt haar toe: ‘Puissiez-vous voir sans chagrin, qu'il y a plus de trois Grâces.’ Men raadt, wie de vierde is. En, waar den minnegod door eenige spijtige schoonen zijn boog ontnomen is, vraagt hij: ‘Voudraient-elles s'en servir pour lancer les traits de la médisance et de la calomnie?’ Aan het slot eindelijk wordt zij als Hébé toegesproken: Cybèle en vain de traits mordants m'accable,
Pourvu qu'Hébé, l'ornement, de ma cour,
Daigne applaudir d'un geste favorable
Aux Étrennes de l'Amour.
‘L'ornement de ma cour!’ Dat Jeanne Bécu in tegenwoordigheid der koninklijke familie en van de beste namen van Frankrijk zoo genoemd kon worden, teekent een tijdvak beter, dan tal van geleerde vertoogen. Wat bevalligheid betreft behoefde zij, met haar guitige oogen, met haar fraaie, blonde of licht kastanjebruine lokken, met haar gelaatstint zóó frisch, dat het blanketsel haar onbekend bleef, voor weinige onder te doen; hierboven werd er reeds op gewezen, hoe een uit den aard der zaak weinig galant politierapport haar uiterlijk prijst en - met uitzondering van Choiseul - stemmen alle tijdgenooten, vrienden zoowel als vijanden, daaromtrent overeen. Hooren wij Mirabeau, die haar in zijne Galerie des dames nationales onder het pseudoniem Elmire aldus beschrijft: ‘Elmire avait reçu de la nature un assortiment de beautés dans tous les genres, qui presque jamais ne se trouvent réunies dans le même individu, depuis ses superbes cheveux, si richement fournis et teints d'une si belle couleur, jusqu'aux pieds modelés de la main des Grâces..... Ses formes si naturellement soutenues, une taille si parfaitement arrondie, terminés par des mains si voluptueuses....’ Hooren wij eene vrouwelijke getuige, Madame De Genlis, later gouvernante der kinderen van Philippe Egalité en der favorite alles behalve welgezind: ‘Elle avait des cheveux blonds d'une couleur charmante, de jolies dents et une physionomie agréable.’ Maar overigens! Zij mocht er zich al op toeleggen Madame De Pompadour in gedistingeerde manieren en waardig uiterlijk optreden na te volgen, de natuur was sterker dan de leer en ze was het meest zichzelf, ze amuseerde ook het meest den koning, zoo vaak ze taal en eigenaardigheden van de straten der groote stad in de boudoirs van Versailles binnenleidde. Bonne fille, dat was zij en dat is zij gebleven, maar het sieraad van een hof....! | |||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||
Intusschen, hoezeer ook Lodewijk XV met haar ingenomen mocht wezen, de officiëele bezegeling van 's vorsten toegenegenheid, de presentatie ten hove, bleef uit. En zonder tot deze plechtigheid toegelaten te zijn bleef men in het voorportaal vertoeven, maar aanschouwde het binnenste des tempels niet. Geene uitnoodiging voor jacht- of wandelrid, geen souper in de petits cabinets, geen whist aan 's konings speeltafel, geen bevoegdheid in één woord om op denzelfden rang zich te bewegen met al die authentieke Gravinnen en Princessen, die uit de hoogte op haar neerzagen - uit jaloerschheid, zooals zij Lodewijk wist te beduidenGa naar voetnoot(*). Het was bekend, dat zij gedurende den winter 1768-1769 al den invloed harer bekoorlijkheden had aangewend, om die hoogste gunst deelachtig te worden; de pamphletten verschenen grover en talrijker dan ooit, en zoo ook al een onbekend dichter de zaak wat luchthartiger opvatte en in eenige bevallige regelen aldus de almacht der schoonheid bezong: Lisette, ta beauté séduit
Et charme tout le monde,
En vain la duchesse en rougit
Et la princesse en gronde.
Chacun sait que Vénus naquit
De l'écume de l'onde.
En vit-elle moins tous les dieux
Lui rendre un juste hommage,
Et Pâris, ce berger fameux,
Lui donner l'avantage
Même sur la reine des cieux
Et Minerve la sage?
Dans le sérail du Grand Seigneur
Quelle est la favorite?
C'est la plus belle au gré du coeur
Du maître qui l'habite.
C'est le seul titre en sa faveur
Et c'est le vrai mérite.
terstond was er een pruttelaar, die bij het hooren daarvan vuur vatte en, in hetgeen Jacob Geel zou genoemd hebben den ‘gemelijken en knorrigen stijl’, antwoordde: De deux Vénus on parle dans le monde,
De toutes deux gouverner fut le lot,
L'une naquit de l'écume de l'onde,
L'autre naquit de l'écume du pot.
Het laatste met toespeling op de culinaire bezigheden van Jeanne's | |||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||
moeder en grootvader. In de hofkringen sprak men over schier niets anders, dan over het gewichtige feit: zal Madame Du Barry gepresenteerd worden of niet? Weddingschappen werden daaromtrent aangegaan. Choiseul, ten einde raad, trachtte in de persoon eener jonge en bekoorlijke doktersvrouw, Madame Millin, eene onschadelijke plaatsvervangster in het leven te roepen. Maar, zooals meer geschiedt, al die pogingen hadden eene verkeerde uitwerking. Lisette's schoonheid triomfeerde. De voorstelling, eerst uitgesteld, daar de koning door een val van 't paard zich den voet verstuikt had, had plaats; den 22sten April teekent Lodewijk woordelijk op zijne tablettes aan: ‘22 Avril 1769. Prés. de Mme Du Barry.’ Die voorstelling zelve leverde tal van gevaren op, waar ook de meest welopgevoede dames met angst en schroom tegen op zagenGa naar voetnoot(*). De heeren kwamen er gemakkelijker af; men ontving eene uitnoodiging om met den koning ter jacht te gaan; een paard uit de vorstelijke stallen werd voor die gelegenheid ter beschikking van den uitverkorenen gesteld; een souper in de petits cabinets besloot den dag, en men was voor goed in de meer intieme hofkringen opgenomen. Maar de schoone sekse was aan meer formaliteiten onderworpen. Behalve dat men de bewijzen van adellijke geboorte bij den genealoog van het hof moest overleggen, was een vereischte, dat men geïntroduceerd werd door eene dame, welke de vuurproef reeds had ondergaan. Hoe men ten opzichte van Madame Du Barry de eerste moeilijkheid heeft overwonnen, blijkt niet; men schijnt er een oogenblik over gedacht te hebben Jeanne's wieg te adellijken door ten haren behoeve een vreemd vorstendommetje aan te koopen, maar dit denkbeeld weder te hebben laten varen. De introductie was gemakkelijker te verkrijgen; wel verdrongen zich niet de dames uit Frankrijks edelste geslachten om der favorite tot marraine te verstrekken, maar toch was eene onbemiddelde Gravin De Béarn - van ouden adel genoeg, indien ten minste haar echtgenoot zich niet vergiste, die beweerde via Eudo van Aquitanië van de Merovingen af te stammen - te bewegen die rol op zich te nemen, ter belooning waarvan hare schulden betaald en hare zoons aan goede betrekkingen geholpen werden. Maar nu begon eerst de moeilijkheid voor de te presenteeren persoon zelve. Deze moest, binnengeleid zijnde, terwijl de in dit geval althans voorzeker niet welwillende oogen van het geheele hof op haar gevestigd waren, drie révérences afsteken, met zóóveel beleid verdeeld, dat zij zich na de laatste juist vóór den koning bevond. Zoo ooit, dan was het hier zaak eene juiste raming op te maken en zich binnen de grenzen daarvan te bewegen; het ging toch moeilijk aan, wanneer men den afstand wat krap berekend had, als Monsieur Jourdain aan Dorimène den monarch toe te voegen: ‘Reculez un peu pour la troisième.’ Meer dan eens was het dan ook reeds voorgeko- | |||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||
men, dat de dames bij de presentatie in onaangename verstandhouding met hare queue waren geraakt of zelfs omgevallen. Deze ongerieflijkheden zochten zij in den regel te voorkomen door eenige voorafgaande lessen van den beroemden danser Vestris, die haar leerde door een handig aangebrachte coup de talon de queue binnen de grenzen te houden, waarbuiten zij zich niet behoort te bewegen. Maar, ook wanneer men den recipient zonder ongelukken bereikt had, bestond de mogelijkheid dat deze, wanneer hij zich toevallig in een slecht humeur bevond, in plaats van aan de dame aanstonds de hand ter kus aan te bieden, haar geruimen tijd in gebogen houding voor zich liet staan. Voor het laatste bestond in dit geval weinig vrees, en ook overigens schijnt Madame Du Barry bij de gevaarlijke plechtigheid een goed figuur te hebben gemaakt; althans de hoogst vijandige Anecdotes van Pidansat de Mayrohert melden: ‘Madame Du Barry a été fort bien reçue de Mesdames et même avec des grâces particulières: tous les spectateurs ont admiré la noblesse de son maintien et l'aisance de ses attitudes. Ce rôle de femme de cour est ordinairement étranger les premières fois qu'on le fait, et Madame Du Barry l'a rempli comme si elle y eut été habituée depuis longtemps.’ Jeanne Bécu kon zich dus beschouwen als de opvolgster van Madame De Pompadour. Aan 's konings disch neemt zij voortaan plaats aan de zijde van Mesdames De France; op de invitatiekaarten tot hare soupers staat vermeld: ‘Sa Majesté m'honorera de Sa présence’; en, zooals men in de koninklijke rekeningen van 1754 vermeld vindt: ‘Une chaise prie-Dieu, couverte de velours ciselé cramoisi, pour servir à madame la marquise de Pompadour.’ zoo treft men in die. van 1770 aan: ‘Une chaise prie-Dieu, couvert de velours cramoisi, clouée de clous dorés avec galons d'or faux, pour servir à madame du Barry.’ | |||||||||||
II.
| |||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||
dam afkomstige Van den Yver met zijne beide zonen. Men had haar beschuldigd aan de émigrés te Londen, gedurende haar herhaald verblijf aldaar in de laatste jaren, gelden ter hand gesteld te hebben; eerstgenoemden zouden haar daartoe de noodige fondsen hebben verstrekt. En in het Frankrijk van 1793 was eene dergelijke beschuldiging een doodvonnis. De laatste rit der veroordeelden was lang van duur, en, waar de dood wenkt, is de verbeelding willig, de herinnering levendig. Wellicht dan ook, dat gedurende dien bangen tocht voor het oog van Jeanne Bécu de vervlogen dagen weder opdoemden, van af het oogenblik, waarop zij hare stoutste wenschen bevredigd en overtroffen had gezien, tot op de ure waarin, terwijl het leven haar nog zoo rooskleurig toelachte, dat leven een einde stond te nemen. Welke was toch de reden geweest, dat zij, meer dan eenige andere koninklijke favorite - en de geschiedenis van Frankrijk kon er vele aanwijzen - ten prooi had gestrekt aan afkeer en beleediging, aan haat en verguizing? Hoe kwam het, dat al wat haar vaderland rampspoedigs overkwam, dat elke publieke calamiteit aan haar geweten werd, la du Barry, gelijk men haar verachtelijk noemde, op een geheel anderen toon, dan men in vroeger jaren van la petite d'Etiolles gesproken had? Was ze dan zooveel kwaadwilliger en boosaardiger geweest dan hare talrijke voorgangsters, en had zij niet juist, meer dan de meeste van deze, getracht zich buiten de zaken van den Staat, buiten de kuiperijen van machthebbenden en machtzoekenden te houden, niets meer verlangend dan vroolijk te leven, dan zich en hare medemenschen te amuseeren - een wel is waar niet verheven, maar toch voorzeker niet gevaarlijk levensdoel. Was het hare afkomst? Ongetwijfeld, Jeanne Bécu kon, ondanks haar fraai wapenbord, haar stamboom niet hoog opvoeren. Maar was het dan een privilege van de adellijke geslachten, den koning van maîtressen te voorzien? En was Jeanne Poisson zelve, de zoo gevreesde en slechts in 't verborgen aangevallen Madame De Pompadour, dochter eener femme galante en nicht van een lakei des konings, uit zooveel aanzienlijker ouders gesproten? Waarlijk, zij had beter gedaan met dezer voorbeeld te volgen en, van het eerste oogenblik van haar optreden af, een ieder, die het waagde zich tegen hare heerschappij te verzetten, op gevoelige wijze het stilzwijgen op te leggen. Had niet indertijd de Graaf De Maurepas een ondeugend epigram met eene langdurige ballingschap geboet? Was niet Madame Sauvé, op het bloote vermoeden dat een voor Madame De Pompadour niet welwillend briefje, in de wieg van den kleinen hertog van Bourgondie gevonden, van haar hand zou wezen, levenslang naar de Bastille verwezen? Was niet de chevalier De Rességuier, ten wiens huize men eenige satirieke verzen gevonden had, opgesloten in een ijzeren kooi waarin men zitten noch liggen kon, en had zijn straf niet zeven jaren geduurd?Ga naar voetnoot(*) | |||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||
Zóó brengt men zijne vijanden tot zwijgen. Maar zij, die op dat oogenblik ter slachtplaats werd gevoerd, had ongelukkigerwijze de zaken luchthartiger opgevat, en, gansch niet preutsch, hadden de minvleiende benamingen, welke haar naar het hoofd werden geslingerd, meer haar lachlust dan haar toorn gaande gemaakt. En ze had voorbijgezien, dat de revolutie naderde, dat spot- en schimpliederen weldra zouden vervangen worden door het bloeddorstig geschreeuw van sansculottes en tricoteuses; dat zij het ongeluk had de laatste te wezen der koninklijke maitressen van het ancien régime; dat de afkeer, welke haar optreden alom in den lande teweegbracht, onbewust minder haar persoon gold dan de vorstelijke gril, die millioenen verslond terwijl het volk honger leed; dat de dag van 22 April 1769 de eerste schrede was geweest tot de guillotine.
Wat had men haar niet verweten! Haar duel met Choiseul, zoo noemde men het liefst, sints de eens zoo populaire eerste Minister goedgevonden had het te doen voorkomen, dat hij in een strijd, en nog wel een oneerlijken strijd, gevallen was; dat zijne nederlaag hem eigenlijk tot glorie strekte; dat, waar Jeanne Bécu aan de eene zijde van Lodewijk XV stond, aan diens andere zijde voor den Hertog De Choiseul, pair van Frankrijk, geene plaats was. Alsof hij zich altijd even kieskeurig hadde betoond, die, creatuur van Pompadour, voor het Parc-aux-cerfs de oogen wel had willen sluiten! Alsof de geldverspilling der nieuwe favorite - geringer trouwens dan die harer voorgangster - waarvan hij zoo hoog opgaf, hèm zoo bijster had kunnen hinderen, wiens portret, met dat van Sully in één medaillon opgenomen, der geestige operazangeres Sophie Arnould aanleiding had kunnen geven tot de opmerking: ‘dat stelt zeker voor: Ontvangsten en Uitgaven.’ En Madame Du Barry had het van den aanvang af aan pogingen tot toenadering niet laten ontbreken. Een onpartijdig getuige, Choiseuls oomzegger, Lauzun, deelt ons op bladz. 79 zijner Mémoires hieromtrent het volgende mede: ‘Pendant un voyage à Compiègne, M. du Barry me donna un jour rendez-vous dans la forêt et je m'y rendis le lendemain matin. Il se plaignit à moi de l'acharnement que M. le duc de Choiseul mettait contre madame du Barry et contre lui, me dit qu'elle rendait justice à un si grand ministre et désirait ardemment de bien vivre avec lui et qu'il ne la forçât pas à être son ennemie; qu'elle avait sur le roi plus de crédit que madame de Pompadour n'en avait jamais eu et qu'elle serait très fâchée qu'il l'obligeât à s'en servir pour lui nuire. Il me pria de rendre compte de cette conversation à M. le duc de Choiseul et de lui faire toutes sortes de protestations d'attachement. Je fis ma commission. M. de Choiseul me reçut avec la fierté d'un ministre persécuté des femmes et qui croit n'avoir rien à redouter. Il se déclara donc une guerre implacable entre lui et la maîtresse du roi.’ | |||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||
Choiseul, te weinig staatsmansblik bezittend om, als het getij verloopt, de bakens te verzetten, had tegen den stroom willen oproeien, had zich aan de zijde der onwillige parlementen geschaard, had - was het ‘familieverdrag’ niet door zijne zorgen tot stand gekomen? - met Spanje op den oorlog tegen Engeland aangedrongen terwijl de schatkist ledig was en het geheele land naar rust verlangde, en aan ieder die het hooren wilde verhaald, dat het ‘Madame Du Barry was, die ‘réchauffée de Cythère’, welke zijne tegenstanders, Maupeou, Du Terray, d'Aiguillon steunde en tegen hem in het harnas jaagde. Waarlijk, hij bewees der favorite te veel eer. Aan eene politieke rol dacht zij niet. Wel had een conciliant dichter haar toegezongen: Déesse des Plaisirs, tendre mère des Grâces,
Pourquoi veux-tu mêler aux fêtes de Paphos
Les noirs soupçons, les fâcheuses disgrâces;
Et pourquoi méditer la perte d'un héros?
maar beter werd zij beoordeeld door Choiseuls partijgenooten, door Mme. Du Deffant b.v.Ga naar voetnoot(*) waar zij opmerkt dat Jeanne nooit eene staatkundige rol zou spelen, dat men haar, als een papegaai, zou kunnen laten napraten wat men haar voorzegde, dat zij een stok kon wezen in de handen van anderen, maar niet meer, en dat het slechts aan Choiseul had gelegen van haar te maken, wat hij gewild had. Intusschen, de Hertog was gevallen, en gevallen, zooals hij geschitterd had: en grand seigneur. Den 24sten December 1770 was hem zijn ontslag door den Koning beteekend in de volgende termen: ‘J'ordonne à mon cousin le duc de Choiseul de remettre la démission de sa charge de secrétaire d'État et de surintendant des postes entre les mains du duc de la Vrillière et de se retirer à Chanteloup jusqu'à nouvel ordre de ma part.’ Nauwlijks was het feit bekend, of honderden lieten zich tot afscheid bij hem inschrijven, en, toen hij den volgenden dag naar het hem tot verblijfplaats aangewezen buitengoed vertrok, kon zijn rijtuig zich schier geen doortocht banen te midden der talrijke koetsen, welke den weg versperden. Met recht kon men zeggen: Comme tant d'autres dans sa place,
Il dut avoir des ennemis,
Comme nul autre en sa disgrâce
Il acquit de nouveaux amis.
| |||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||
Maar niet en grand seigneur had hij zich in zijn lot geschikt. Zoo het ooit bleek, dat zijn beweeren, als ware zijn ontslag slechts de bevrediging zijner wenschen geweest, onwaar moest heeten, het bleek te Chanteloup, waar hij zich den tijd verdreef met het vervaardigen en doen opvoeren van tooneelstukken, die Madame Du Barry door het slijk haalden, met het opstellen van gedenkschriften, waarin van Madame Du Barry gesproken wordt op eene wijze, welke de hedendaagsche naturalistische school zou doen watertanden. Het kwam hem duur te staan. De favorite zelve had er om gelachen; Lodewijk echter had eene dergelijke handelwijze minder passend geacht en aan Choiseul den hem verbleven post van Kolonel-Generaal der Zwitsers, waaraan eene jaarwedde van honderdduizend livres verbonden was, ontnomen. De edele Hertog, die veel geld noodig had en gewoonlijk met het voldoen zijner rekeningen eenigszins ten achteren was; wien het zelf niet vrijstond voor den koning te verschijnen teneinde te trachten van het Kolonel-Generaalschap of ten minste van het tractement te redden wat er nog te redden viel, had een zijner vrienden, Du Chàtelet d'Harancourt, met deze delicate taak belast. De vriend deed zijn uiterste best, liep van 's morgens tot 's avonds rond bij invloedrijke personen, voerde verzachtende omstandigheden aan, wees op Choiseul's bewezen diensten, op den slechten toestand zijner finantiën: maar aanvankelijk met weinig gevolg. De koning wilde er niets van weten; d'Aiguillon, Choiseul's opvolger en persoonlijke vijand, werkte de zaak zooveel mogelijk tegen, en de eenige, bij wie Du Châtelet hulp en steun vond, was - Madame Du Barry! Zij had de zaak nog zoo erg niet gevonden en besefte ten volle, hoe hard het moest wezen, veel van geldverteeren te houden en van tijd tot tijd den bodem zijner geldkist te zien opdoemen. Zij hoorde hem met welwillendheid aan, zoodat zij dan ook op hem een vrij wat beteren indruk teweegbracht, dan het mogelijk scheen op een vriend van Choiseul te maken, en hij dan ook aan den laatste schrijft, dat het aan haar niet ligt, indien hij slechts weinig vordertGa naar voetnoot(*). En toen de onderhandelingen eindelijk begonnen te vlotten, maar Choiseul door zijne onhandige persoonlijke inmenging bijna alles weder in de war had gebracht en Du Châtelet zelf de zaak verloren waande, toen was het Madame Du Barry, welke met hare aangeboren goedhartigheid den wagen weder in het rechte spoor bracht en door haar invloed op den koning den Hertog nog meer had doen verwerven, dan hij had durven hopen, een jaargeld van zestigduizend livres en honderdduizend kronen in eens. De laatste, ditmaal weder zéér grand seigneur, achtte het onnoodig den koning - van JeanneGa naar voetnoot(†) was natuurlijk geen sprake - voor | |||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||
zijne milddadigheid dank te weten. Meer nog, hij beklaagde den monarch wegens de weifelende houding, door hem in deze aangelegenheid betoond; 's konings zwakheid, teekent hij aan, boezemde hem zelfs afkeer in. ‘Ni moi, ni madame de Choiseul ne fîmes de remerciement. L'injustice et la manière dure que l'on avait employée nous dispensaient de la reconnaissance. Je n'ai commencé que dès ce moment à être vraiment l'ennemi personnel de M. d'Aiguillon, et la conduite du roi à mon égard acheva l'opinion que j'avais de lui et le dégoût que sa faiblesse cruelle m'inspiraient.’ En hij gaat weer lustig voort zijne Mémoires met scheldwoorden aan het adres der favorite te verrijken, en als er, weinig tijd later, sprake van is dat Jean du Barry een spotvers op zijne voormalige minnares zou vervaardigd hebben, schrijft Madame Du Deffant aan Madame de Choiseul dat zij, zoodra ze het bekomen kan, haar een exemplaar van dat belangrijke document zal toezenden. Heeft een der schrijvers, welke de geschiedenis van Madame Du Barry geboekstaafd hebbenGa naar voetnoot(*), ongelijk, wanneer hij zegt ‘qu'il y a quelque chose de plus méprisable qu'une courtisane, c'est un courtisan?’ Maar ditmaal was, bij uitzondering, de publieke opinie aan de zijde der courtisane, en geen tegenspraak ontmoette, ondanks zijne opgeschroefdheid, het meer welgemeende dan welberijmde vers, dat naar aanleiding van het bovenstaande verscheen:
Vers à madame la comtesse du Barry, qui a sollicité elle-même une pension pour M. le duc de Choiseul. Chacun doutait, en vous voyant si belle,
Si vous étiez ou femme ou déité;
Mais c'est trop sûr: votre rare bonté
N'est pas l'effet d'une simple mortelle.
Quoiqu'ait écrit jadis en certain lieu
Un roi-prophète en sa sainte demeure,
Quoiqu'un poète en ait dit: la vengeance
N'est que d'un homme et le pardon de Dieu.
De rampen van Polen. Ook deze waren door Madame Du Barry en door haar alleen veroorzaakt. ‘Als Choiseul er nog maar geweest was!’ zou Lodewijk gezegd hebben, toen de tijding der eerste verdeeling van dat ongelukkige land hem bereikte. En Choiseul was immers ter wille der favorite opgeofferd! Men zag over het hoofd, dat, zooal in vroeger jaren Lodewijk bereid geweest was Polen te hulp te komenGa naar voetnoot(†), die stemming na den rampspoedigen afloop van den zevenjarigen oorlog | |||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||
eenigszins gewijzigd was en de koning in den loop van 1763 keer op keer had verklaard, ten behoeve der Poolsche successie, opengevallen door den dood van Augustus III, geen krijg te zullen voeren en geld noch soldaten te willen zenden. Men was vergeten, dat in hetzelfde jaar de Minister van Buitenlandsche Zaken Praslin, Choiseul's neef en blinde volgeling, aan den Franschen vertegenwoordiger te Warschau geschreven had: ‘lors même que, contre toute vraisemblance, les quatre puissances (Rusland, Oostenrijk, Pruisen en Turkije) s'arrangeraient pour partager la Pologne, il est encore très-douteux que cet évènement put intéresser la France.’ Men lette er niet op, dat Polen's ondergang door Polen's kinderen in de eerste plaats reeds lang voorzien was, in de zestiende eeuw door den beroemden prediker Scarga, in de zeventiende door koning Johan Casimir, laatstelijk in 1753 door Stanislas Leckzintski, waar hij in zijn werk La voix du citoyen voorspellend uitroept: ‘nous serons la proie de quelque fameux conquérant, ou peut-être les puissances voisines s'accorderont-elles à partager nos états.’ Men zag ten slotte voorbij, dat, terwijl geheel Europa den dageraad van een nieuw leven tegemoet ging, het scheen alsof die ongelukkige Staat, met zijn koningschap bij keuze, met zijne bloedige godsdiensttwisten, welke aan de dagen der Ligue herinnerden, met zijn stoet van ridders, welke een leger heetten te verbeelden, willens en wetens op den afgelegden weg wenschte terug te treden. Zoo ooit voor een Staat het tijdperk van opgaan en blinken vervlogen, het oogenblik van verzinken aangebroken was, dan was dit ten opzichte van Polen het geval, en de hand van Madame Du Barry of van wien dan ook zou dat onvermijdelijk noodlot niet hebben kunnen afwenden.
Haar schandelijk gedrag tegenover de jeugdige Dauphine, de vijftienjarige Marie Antoinette, welke men gedwongen had aan hare zijde plaats te nemen en hare vernederende tegenwoordigheid te dulden! Den 16den Mei 1770 was de Dauphyn in het huwelijk getreden. Eene versterking der Fransche monarchie, waar de beteekenis van Engeland in de rij der Europeesche mogendheden zoozeer was toegenomen en de vriendschap met Spanje steeds minder waarde verkreeg, was Choiseul wenschelijk voorgekomen en die versterking had hij gezocht en gevonden in de Oostenrijksche alliantie. Maria Theresia had hare dochter wèl op het hart gedrukt, nooit te vergeten dat zij aan hem, en aan hem alleen, de eer te danken had als aanstaande koningin van Frankrijk op te treden. Het was dus niet twijfelachtig, aan welke zijde zij bij hare verschijning ten hove zich scharen zou. Twijfelachtig evenmin, of Lodewijk XV, die zich tegenover zijne eigene dochters in zijn verhouding tot Madame Du Barry nooit had ontzien, zou dit tegenover de echtgenoote zijns kleinzoons ook niet doen. Ten deze was van weerszijden niets bedongen, niets beloofd. Was het dan wonder dat de favorite, die door hare presentatie tot de hofkringen in de ruimste beteekenis | |||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||
toegang had gekregenGa naar voetnoot(*), bij de huwelijksfeesten niet ontbrak, dat zij naast den koning aan dezelfde speeltafel met de Dauphine eene plaats vond? Haar grafelijke titel mocht niet geheel in den haak zijn, zij heette dan toch Gravin Du Barry; zij moge zich en petit comité wellicht minder welgemanierde aardigheden veroorloofd hebben, bij officiëele feestelijkheden stak zij niet af, zoodat zelfs hare vijanden moesten erkennen, dat zij, welke hare meisjesjaren nu niet juist in de salons van Versailles had doorgebracht, zich den daar heerschenden goeden toon al wonderwel had weten eigen te maken. Voorzeker, het zou schoon en edel zijn geweest, zoo Madame Du Barry, waar Marie Antoinette naderde, met boetvaardig gelaat den koning tegemoet getreden ware en ongeveer het volgende hadde gezegd: ‘O Koning! zij die totnogtoe met mij uwen luister deelden, waren aan schandalen gewoon en bloosden niet licht. Maar naast het blondlokkige koningskind, dat weldra deze zalen zal binnenzweven, gevoel ik mij, schuldbewust, onwaardig op te treden. Vergun mij dus, o koning! mijne overige levensdagen in afzondering te slijten, of wel, laat mij uwe gunst deelachtig blijven, maar wijs mij voortaan een vergeten hoekje in eene uwer vele woningen aan en bezoek mij daar slechts vermomd en steelsgewijze.’ Maar wederom - indien zij die woorden niet gesproken heeft en zoo edele zelfopoffering haar vreemd bleef, kan haar dit tot verwijt strekken? ‘La plus belle fille du monde ne peut donner que ce qu'elle a;’ heeft men het recht van Jeanne Bécu gevoelens te verwachten, welke Louise de Lavallière wellicht zou gekend hebben? En zoo er plaats mag wezen voor een verwijt, treft dat verwijt dan niet uitsluitend den koning, den eersten edelman zijns rijks, die had behooren te beseffen dat, waar Habsburg wordt binnengeleid door Bourbon, de vloer effen, de wanden van spinrag gezuiverd behooren te zijn? De briefwisseling van Maria Theresia met hare dochter en met den Oostenrijkschen gezant in Frankrijk, Graaf De Mercy d'Argenteau, leert ons overigens de verhouding tusschen Marie Antoinette en Madame Du Barry volledig kennen. Een hedendaagsch schrijverGa naar voetnoot(†) heeft daarvan gezegd: ‘De geslepen maîtresse des Konings kon den kalmen, fieren blik van het vorstelijk kind niet zonder schaamte ontmoeten.’ Eene fraze, die, in een roman niet misplaatst, in de historie niet te huis behoort. De geslepenheid der maîtresse bestond - wij wezen er meermalen op - zelfs in het oog van de eerlijkste harer tegenstanders, zelfs in dat der Dauphine nietGa naar voetnoot(§), haar schaamtegevoel is steeds beneden | |||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||
het vriespunt gebleven en alleen de kalme, fiere blik van het vorstenkind vindt genade voor den rechterstoel der kritiek. Marie Antoinette heeft, van den aanvang af, Madame Du Barry hoogstens met eene ijskoude beleefdheid bejegend, ondanks dezer welgemeende maar vaak onhandige avances, ondanks ook den aandrang harer moeder, welke vreesde, dat eene dergelijke houding den koning zou ontstemmen en die er zelve in vroeger jaren niet tegen had opgezien met Madame De Pompadour te correspondeeren. De Dauphine is den weg blijven bewandelen, dien zij zich had aangewezen in haar brief aan Maria Theresia van 12 Juli 1770, toen zij schreef: ‘Vous pouvez bien être persuadée, ma très chère mère, que je ne ferai jamais de faute ni pour ni contre elle.’ En ook dat had der hooghartige koningsdochter moeite gekost, en het was eerst na herhaalde vertoogen van Mercy en hare moeder, dat zij te bewegen was een enkel woord tot de favorite te richten. In Mei 1770 was zij gehuwd - op Nieuwjaarsdag 1772 verlaat zij voor het eerst, en nog slechts ter halverwege, ‘la hauteur de son dédain.’ Zij had er in toegestemd, dat Madame Du Barry in gezelschap van Mesdames d'Aiguillon en De Mirepoix haar kwam complimenteeren. Jeanne's gemoed zwol van vreugd; op 't sierlijkst uitgedoscht verscheen zij voor de Dauphine, die, na eerst eenige woorden tot Madame d'Aiguillon gericht te hebben, langs de favorite heenstapte, haar toevoegde: ‘Er zijn heel wat menschen te Versailles’ en onmiddelijk daarop een gesprek met Madame De Mirepoix aanknoopte. En welk eene overwinning zij daarmede op hare aangeboren fierheid had behaald, blijkt, waar zij denzelfden dag tot Mercy zegt: ‘Ik heb ééns tot haar gesproken, maar ik heb mij stellig voorgenomen niet verder te gaan, en die vrouw zal het geluid mijner stem niet meer hooren.’ Zij heeft woord gehouden. Tevergeefs hield de favorite zich in hare tegenwoordigheid zooveel mogelijk op den achtergrond; tevergeefs, wetende dat Marie Antoinette bijzonder op diamanten gesteld was, deed zij haar door een derde een stel oorhangers, geschat op zeven maal honderdduizend livres, aanbieden. Waar Madame Du Barry zich in de schaduw plaatste, trachtte de Dauphine geen licht op haar te doen vallen; waar Madame Du Barry juweelen aanbood, deed zij antwoorden, dat ze genoeg sieraden bezat en geen nieuwe behoefde. En hoogstens was zij voortaan te bewegen om, als Jeanne in gezelschap eener andere dame haar bezocht, zonder haar gesprek met de laatste af te breken één oogenblik haar oog tot de favorite te wenden, welke zich dan met eenige verbeeldingskracht kon voorstellen, dat een kruimke van het vorstelijk discours haar was ten deel gevallen. Tweemaal, onder geheel verschillende omstandigheden, toont ons de geschiedenis de namen van Marie Antoinette en Madame Du Barry zusterlijk vereenigd. De eerste keer bij het in 1773 gesloten huwelijk des zoons van le roué, Jean Baptiste Du Barry, mestre de Camp de | |||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||
Cavalerie, met Mlle De Tournon. De huwelijksacte toch bevat o.a. de onderteekening van niet minder dan:
En de presentatie der jonge echtgenoote ten hove, welke plechtigheid weinige jaren geleden aan Jeanne zooveel bange uren had gekost, geschiedde ditmaal onder de auspiciën van Madame Du Barry. Het tweede officieel stuk, waarop wij beider namen vereenigd terugvinden, is het register der Conciergerie.
Dat alles kwam haar wellicht voor den geest, terwijl de kar der guillotine door de straten van Parijs voortrolde, omringd door republiekeinsche gardes te paard, die met moeite het opdringende volk vermochten in bedwang te houden. Dubbel moeilijk was heden die taak, nu zich - een tot nog toe niet genoten prooi - aan de oogen van dat volk de herinnering vertoonde aan wellicht de ellendigste herinnering aan een verdwenen tijdvak: de maîtresse en titre. ‘Daar staat zij’, zoo klonk het haar in de ooren ‘de lichtekooi van den voorlaatste onzer tirannen, die twee milliard aan de natie heeft gekost; het monster van onreinheid, dat zich met menschenvleesch heeft gevoed.’ En wat haar hier uit schorre en heeschgebrulde keelen tegenklonk, was slechts de nagalm van wat haar, ook in de dagen van luister, onder honderde vormen, sarrend en profaan, geestig en vuil, openlijk en bedekt was te gemoet gevoerd. Nevens de olympische verachting toch, waarmede Marie Antoinette haar overlaadde, hadden de speldeprikken gestaan, haar door anderen en minderen toegebracht. Vrij onschuldig voorzeker de aardigheid van den Hertog De Lauraguais, die gedurende eenigen tijd het land had rondgereisd in gezelschap eener juffer, aan welke hij, met toespeling op den naam der favorite (Barry, baril), den weidschen titel van Madame La Comtesse du Tonneau had geschonken. Grievender voorzeker de houding van velen uit de vorstelijke omgeving, die het voorbeeld, door de Dauphine gegeven, gretig navolgden en, zooals veelal geschiedt, dat voorbeeld voorbij streefden. Niet alleen, dat de Graaf Van Artois, de latere Karel X, bij zijn in 1773 gesloten huwelijk met Maria The- | |||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||
resia van Savooie, zijne echtgenoote deed belooven dat zij noch tot Madame Du Barry, noch tot iemand van dier omgeving ooit het woord zou richten, maar ook het gevolg van Marie Antoinette trad in een edelen wedstrijd, wie er het best in zou slagen de favorite onhebbelijk te bejegenen. De dame d'atours, Hertogin De Cossé, die hare plaats aan Madame Du Barry te danken had, weigerde ronduit op een souper te verschijnen, waar deze laatste zou aanwezig zijn, en, bij tooneelvoorstellingen ten hove, stelde men er eene eer in haar het bekomen eener plaats lastig te makenGa naar voetnoot(*). Zelfs het formulier des gebeds werd ontheiligd, waar schotschriften en caricaturen, steeds dezelfde obsceniteiten bevattend, waar Le gazetier cuirassé van Morande en de gefingeerde Mémoires authentiques de Madame Du Barry van Nogaret op den duur vervelend voorkwamen. Een Pater was verschenen: ‘Notre Père qui êtes à Versailles, votre nom n'est plus glorifié, votre trône est bien ébranlé, votre volonté n'est pas plus exécutée en la terre qu'au ciel; donnez-nous aujourd'hui notre pain quotidien, que vous nous avez ôté; pardonnez à votre parlement d'avoir les lois défendu, comme nous pardonnons à vos ministres d'avoir voulu les anéantir; de la Du Barry ne succombez plus aux tentations, mais délivrez nous du chancelier. Ainsi soit-il.’ Een Ave was gevolgd: ‘Je vous salue, la Du Barry pleine de grâces, le roi est avec vous, vous êtes bannie d'entre toutes les femmes et la discorde est le fruit de vos entretiens avec les hommes. Belle Du Barry, reine des amours, priez-pour nous maintenant et nous prierons pour vous à l'heure de votre mort. Ainsi soit-il.’ Het uur van haar dood naderde, maar niemand bad voor haar.
Intusschen - en ook de herinnering daaraan zal haar op dien Decemberavond niet gefaald hebben - aan zonneschijn had het evenmin ontbroken. En hier behoefde ze zich niet uitsluitend voor den geest terug te roepen de meer verblindende dan verwarmende stralen, welke op hem of haar vallen, die, verdiend of onverdiend, in vorstelijke gunst mag deelen. Dat ze zich in die hulde verheugd en haar met volle teugen genoten heeft - wie zal 't wraken? Verheugd had het haar, waar ze bij het bezoek van het camp de plaisanceGa naar voetnoot(†) te Compiègne in den zomer van 1770 zóó populair was, dat de dienst er onder leed, dat de kolonel van het regiment de Beauce, chevalier De la Tour du Pin, haar de militaire honneurs liet brengen - al wist hij ook, dat zulks hem eene niet malsche berisping van den Minister van Oorlog, Choiseul, zou op den hals halen. Verheugd, waar keer op keer in | |||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||
den toen nog tweejaarlijkschen Salon haar portret, door Drouais geschilderd, hare buste, door Pajou geboetseerd, met tal van galante attributen versierd, ten toon werden gesteld en tot vleiende complimenten, tot bloemrijke verzen aanleiding gaven; waar Grétry haar zijn Comédie-ballet Zémire et Azor opdroeg met de woorden: Madame, ‘Quand on possède si bien l'art de plaire, l'on ne peut manquer d'être sensible à tous les arts d'agrément, et puisque ce dernier ouvrage m'a mérité vos bontés, il devait vous être offert par ma reconnaissance’ - waar te Bordeaux een prachtig versierd vaartuig, dat haren naam en haar beeld droeg, voor het eerst aan de zee werd toevertrouwd, met de bijvoeging, dat het der golven geweld niet te vreezen had, daar immers Neptunus de schoonheid liefheeft: Vaisseau, tu peux sans crainte aller braver l'orage,
Ton nom est Du Barry, tu portes son image;
De la beauté Neptune aime à porter les fers;
Amphitrite moins belle a régné sur les mers.
Aardig had zij het gevonden, als zij, met den koning te Fontainebleau de gast van den schatrijken fermier général Bouret, op eene wandeling door het park plotseling eene marmeren Venus ontdekte, geheel gelijk aan die, welke door den beeldhouwer Coustou voor den koning van Pruisen was vervaardigd, met dit onderscheid, dat de trekken der godin door de bekoorlijke lijnen van haar eigen gelaat waren vervangen. En hare schoone oogen zullen zich niet onbetuigd hebben gelaten, als, op een feest ten harent, door eenige genoodigden een reusachtig ei werd binnengebracht, dat, toen zij het te aanschouwen kreeg, berstte en aan een klein cupidootje, met pijl en boog gewapend, doorgang verleende; willende men daarmede te kennen geven, dat een enkele harer blikken de liefde deed ontluiken, wijl men haar toezong: En ces lieux Du Barry s'avance,
Plaisirs, soyez tous ranimés.
Est-il possible en sa présence
Que des yeux demeurent fermés?
Zelfs was het haar te beurt gevallen - en die herinnering was nog slechts vier jaren oud - bezongen te worden door den somberen dweeper der revolutie, die Robespierre zijn God noemde, door Antoine Louis Léon Florelle de St. Just, welke op zijn twintigste jaar, met het motto: ‘J'ai vingt ans, j'ai mal fait, je pourrai faire mieux’, een verward gedicht in het licht had gegeven, waarin van Madame Du Barry, onder het pseudoniem Adelinde, wordt gezegd: Ces yeux errant sous leur paupière brune,
Ces bras d'ivoire étendus mollement,
- - - - - - - - - - - - - -
Et cette bouche et vermeille et petite,
Où le corail et les perles brillaient,
Au dieu d'amour les baisers demandaient.
| |||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||
Daarnevens echter hadden uren gestaan van hooger en edeler genot. Zoo herinnerde ze zich, dat zij het geweest was, die vaak den Koning had genoopt gebruik te maken van zijn vorstelijk recht van gratie, dat hij, hardvochtig van natuur, niet geneigd was, uit eigen beweging toe te passen en welks bestaan Madame De Pompadour had geïgnoreerd. Ze dacht terug o.a. aan dien braven soldaat van het regiment Mestre de Camp Général, in garnizoen te Provins, die, een jaar in dienst en met een schoon strafregister, door heimwee aangegrepen naar zijne geboorteplaats deserteerde. Hij werd ter dood veroordeeld; maar een zijner chefs, M. de Belleval, had medelijden met den armen jongen, vroeg en verkreeg gehoor bij Madame Du Barry, en deze, met haar aangeboren goedhartigheid, wist bij den koning te bewerken, dat hij werd begenadigdGa naar voetnoot(*). Ze herinnerde zich met trots het voorrecht, dat haar was te beurt gevallen, een voorrecht, dat zelfs souvereinen hooger stelden dan een ridderkruis - een brief van Voltaire. Toen een harer vrienden, M. de la Borde, eene reis naar Ferny ondernam, was hem door Jeanne opgedragen den ouden man uit haren naam twee kussen over te brengen, en de galante grijsaard had terstond geantwoord in de volgende bewoordingen: ‘Madame, “M. de la Borde m'a dit que vous lui aviez ordonné de m'embrasser des deux côtés de votre part.” Quoi! deux baisers sur la fin de ma vie!
Quel passeport vous daignez m'envoyer!
Deux! c'en est trop, adorable Égérie:
Je serais mort de plaisir au premier.
“Il m'a montré votre portret; ne vous fâchez pas, Madame, si j'ai pris la liberté de lui rendre ces deux baisers.” Vous ne pouvez empêcher cet hommage,
Faible tribut de quiconque a des yeux;
C'est aux mortels d'adorer votre image,
L'original était fait pous les dieux.
Daignez, Madame, agréer les respects d'un vieux solitaire, dont le coeur ne connaît presque plus d'autre sentiment que celui de la reconnaissance.’ Wat beteekende het hiertegenover, dat Madame De Choiseul naar | |||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||
aanleiding hiervan aan Madame Du Deffant de nijdige woorden had geschreven: ‘Voltaire a bien souillé sa plume dans sa vieillesse?’ Te meer toch schatte zij die hulde hoog, waar ze haar gebracht was nadat zij reeds lange jaren van het hof verwijderd en van vorstelijke gunst verstoken was. Den 10den Mei 1774, des namiddags ten drie uur, was Lodewijk XV overleden. Sombere, onheilspellende teekenen waren dien dood voorafgegaan. De Almanach de Liège van dat jaar bevatte de voorspelling, dat in April ‘une dame de plus favorisées jouera son dernier rôle’. In de paaschweek had een prediker met donderende stem van den kansel verkondigd, dat binnen veertig dagen Ninevé verwoest zou wezen. En die voorspellingen waren bewaarheid. In eene vlaag van devotie - de Zweedsche gezant had goed gezienGa naar voetnoot(*) - had de Koning bevorens de lettre de cachet geteekend, waarbij Madame Du Barry werd verbannen naar de abdij van Pont-aux-dames nabij Meaux. Marie Antoinette jubelde. ‘La créature’, aldus schrijft zij den 14den Mei aan hare moeder, ‘est mise au couvent et tout ce qui portait ce nom de scandale a été chassé de la cour.’ De goede nonnen, welke in den aanvang niet bijster op haar gezelschap gesteld waren en vreesden, dat zij het Beest uit de Openbaring binnen hare muren hadden opgenomen, konden het al spoedig uitstekend met haar vindenGa naar voetnoot(†). Haar verblijf in de abdij duurde overigens nog geen jaar; 25 Maart 1775 werd zij vrijgelaten, onder voorwaarde van zich niet binnen tien mijlen afstand van Parijs of de plaats, waar het hof zich mocht bevinden, te vertoonen; in October van het volgende jaar werd ook dit verbod opgeheven en vestigde zij zich op het bekoorlijke Louveciennes, haar in de eerste dagen harer grootheid door den koning geschonken. Daar was het dat zij beurt aan beurt bezocht werd door Franklin en Cagliostro, door de afgezanten van Tippo Saïb, welke haar keur van Oostersche stoffen ten geschenke aanboden en door niemand minder dan Keizer Josef II - dit laatste tot groote verontwaardiging zijner zuster, die, standvastig in heur haat, niet nalaat op te merken: ‘J'aurais été plus contente, si l'empereur s'etait dispensé de voir cette méprisable Du Barry.’Ga naar voetnoot(§) In die dagen was het, dat zij vaak Parijs bezocht en aldaar den man ontmoette, die nog kort geleden geacht werd in de voorste gelederen | |||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||
der revolutie te strijden, maar die, als zoovele anderen, door de wilde jacht was voorbijgerend en wiens hoofd reeds vóór het hare op het schavot was gevallen. Na eene afwezigheid van twintig jaren en meer was Voltaire in de hoofdstad teruggekeerd, en zijn terugkeer was een zegetocht geweest. Duizenden verdrongen zich van den morgen tot den avond voor het hôtel van den Markies De Vilette, waar de vierentachtigjarige zijn intrek had genomen. Franklin smeekte hem, dat het hem behagen mocht zijn kleinzoon te zegenen; de Académie wachtte zijn aangekondigd bezoek niet af, maar kwam hem te gemoet, wat zij zelfs tegenover koningen niet gewoon was te doen; in de Comédie-Française, waar Irène en Nanine werden opgevoerd, drukte men hem een gouden lauwerkrans op de slapen. Onder de velen, die zich ten bezoek bij hem lieten inschrijven - onder het kleiner aantal uitverkorenen, dat door den patriarch ontvangen werd, behoorde ook Madame Du Barry. Den trap weder afgaande ontmoette zij een vierentwintigjarig jonkman met een hoogst sympathiek voorkomen, die haar schuchter tegemoet trad. Reeds den vorigen dag had hij aangeklopt, ten einde, zoo mogelijk, de inleiding zijner Théorie des lois criminelles den grijsaard aan te bieden - maar de drukte, welke in de antichambre heerschte, de aanwezigheid aldaar van zooveel corypheeën op elk gebied, hadden den onervarene afgeschrikt en onverrichter zake was hij weder teruggekeerd. Zou het heden beter gaan? Het viel te betwijfelen; het voorvertrek was wellicht nog voller dan gisteren en op nieuw zonk het hart hem in de schoenen, op nieuw maakte hij zich gereed, met de inleiding onder den arm weder huiswaarts te keeren. Daar nadert hem Madame Du Barry en die verschijning - Brissot zelf verhaalt het ons in zijne gedenkschriften - was zóó liefelijk, zóó bevallig, dat hij zijn gemoed voor haar uitstortte en haar zijn leed durfde klagen. ‘Monsieur De Voltaire heeft heden schier niemand ontvangen’, had zij vriendelijk geantwoord, ‘ik ben echter zoo gelukkig geweest en - komaan, ik zal zien, wat ik doen kan’. En ze was zelf naar Voltaire teruggekeerd, en Voltaire had haar verzoek ingewilligd, en de schuchtere jonkman met de inleiding was tot het heiligdom toegelaten. Ook Brissot vergat die ontmoeting nooit. Op bladz. 281 zijner Mémoires lezen wij de schoone woorden: ‘En me rappelant son sourire si plein de grâce et de bonté, je suis devenu plus indulgent envers la favorite, mais je laisse à d'autres le soin d'excuser la faiblesse et l'infamie de Louis XV.... Le déshonneur de cette femme venait de sa naissance, de son éducation, de ceux qui l'ont prostituée, tandis que le déshonneur de ceux qui se sont prostitués dans ses bras ne venait que d'eux seuls’.
Voor het overige - ook te Louveciennes was zij Jeanne Bécu gebleven. Zonder liefde, in de Fransche beteekenis van dat woord, kon zij | |||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||
niet bestaan. Maar de gelukkige voorwerpen daarvan droegen althans grafelijke of hertogelijke kronen. Eerst was het haar voisin de campagne, Henry Seymour, Count of Glocester, Northbrook, Devon enz.; vervolgens - of moeten wij wellicht zeggen, voor eene wijle gelijktijdig? - Louis Hercule Timoléon, Hertog De Cossé - Brissac, Gouverneur van Parijs en Kolonel-Kommandant der Koninklijke Cent-Suisses. Twee gevaarlijke ambten, waar wij spoedig 1789 schrijven! Na de inneming der Bastille achtte hij het dan ook geraden Parijs te ontvluchten, maar werd spoedig aangehouden en bewaakt, tot uit de hoofdstad het bericht zou zijn ontvangen, of men hem gemakshalve ter plaatse zijner aanhouding zou afmaken, dan wel naar Parijs terugbrengen. Het gelukte hem ditmaal te ontkomen. Maar een lang leven was niet beschoren aan den man, die in een pamphlet dier dagenGa naar voetnoot(*) de eer genoot van het navolgend signalement: ‘Brissac, ci-devant gouverneur de Paris, ci-devant commandant et chef des plaisirs de la du Barry et de la garde du roi, traître à la nation, ce dont il vient à donner la preuve la plus authentique en voulant faire massacrer tous les bons citoyens de Paris et mettre le feu aux quatre coins de la ville. Voilà ce qui s'appelle une bonne aubaine pour la haute cour nationale! comme elle va nous travailler la liste civile! A qui pourra prévenir un accident et faire un petit St. Denis de M. Timoléon Cossé-Brissac, 12000 livres!’ Weldra werd hij dan ook, in Mei 1792, ten tweedenmale te Orleans gevat en was zijn lot beslist. Hij behoorde onder de drie-en-vijftig gevangenen, die, kort daarop in karren van Orleans naar Parijs gevoerd, in de straten van Versailles door eene woedende menigte en zonder dat het escorte er zich in het minst tegen verzette, met pieken, sabels en bajonetten tot den laatsten man werden geslacht. Brissacs hoofd, volgens de mode dier dagen afgehouwen en op een piek geplaatst, werd naar Louveciennes gebracht en over de muren van Madame Du Barry's tuin naar binnen geworpen. Eenige jaren geleden vond men, bij het omspitten van dien tuin, een doodshoofd, dat ter begraafplaats werd bijgezet. De revolutie was aangebroken en zou, met zooveel grooteren en beteren, ook Madame Du Barry wegnemen. St. Just had nog wel meer gegeven, dan weelderige beschrijvingen van vrouwelijk schoon; was hij het niet, die het gevleugeld woord gesproken had: ‘Men geneest gevaarlijke ziekten niet met rozenolie en muskus?’ Wonderlijk - ook zij was vervuld met het zonderlinge vertrouwen, dat duizenden op Frankrijks bodem deed vertoeven en er zelfs terugkeeren, wier doodvonnis toch zoo onherroepelijk door hunne daden of hunne geboorte was neergeschreven! Of was het geen doodvonnis voor Jeanne Bécu, als zij na de Octoberdagen van 1789 eenige gewonde gardes du corps liefderijk ten harent opneemt en verpleegt? Was het geen doodvonnis, waar zij na de executie van Lodewijk XVI in rouwgewaad verschijnt? En, zoo | |||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||
zij nog twijfelen mocht, grijnsde de dood haar niet te gemoet uit de regels, welke Marat in den Ami du peuple van 11 November 1790 wel aan haar had willen wijden: ‘Sachez que ce que coûte à l'État l'Assemblée Nationale, ne coûte pas pendant une année entière le quart de ce que lui coûtait l'une des catins favorites de ce vieux pécheur, Louis XV. Voyez comme il a calé à Julienne (sic) cette du Barry, qui trottait ci-devant dans la crotte. Ah! si vous l'aviez vue, il y a vingt années, couverte de diamants; dame, il fallait la voir faire son embarras dans le château de Versailles, et donner par hottées à ses voleurs de parents les louis d'or de la nation.’ De eigenlijke aanleiding, welke bestaan heeft tot Jeanne's herhaalde reizen naar Engeland in 1791 en de beide volgende jaren, is nog altijd met een sluier bedekt. Zij zelve deed het voorkomen, alsof de diefstal harer diamanten, die den 10den Januari 1791 zou hebben plaats gehad en welks daders het kanaal overgestoken waren, die reizen noodzakelijk maakte. Hare vijanden daarentegen beweerden, dat bedoelde tochten alleen ten doel hadden, aan de zich aldaar bevindende émigrés gelden te doen toekomen, welke haar door de bankiers Van den IJver werden overgemaakt. Hoe het zij, ze werd in Londen hoffelijk ontvangen, dineerde bij den Lord-Mayor en maakte kennis met Pitt. Deze zou zelfs, naar men verhaalt, bij haar laatsten terugkeer naar Frankrijk dien stap ontraden en aan Madame Du Barry, mocht zij er toe overgaan, het lot van Regulus voorspeld hebbenGa naar voetnoot(*). Hare dagen waren dan ook geteld. Een revolutieman van Engelsche afkomst, George Greive, vriend van Marat en zichzelf met den fraaien titel versierend van ‘facteur et anarchiste de premier ordre et désorganisateur du despotisme dans les deux hémisphères’ had zich in de gemeente Louveciennes genesteld en het gemeentebestuur overgehaald, Jeanne's eigendommen te doen verzegelen, daar een zoo vaak herhaald en langdurig verblijf buitenslands haar als uitgewekene moest doen beschouwen. Den 27sten Juni 1793 wordt zij op de lijst der verdachten geplaatst, en Greive, aan het hoofd van eenige sansculotten uit Louveciennes, vertrekt naar de Conventie ten einde haar te denonceeren. Den 6den Juli besluit dit lichaam, dat hare zaak zal onderzocht worden. Intusschen, dit eerste onderzoek leidde tot eene vrijspraak; het comité de sûreté générale vond geene termen om haar te veroordeelen. Maar kort daarop werd het comité opnieuw saamgesteld; de namen van Boucher, Saint-Sauveur, Amar, Vadier en Panis schenen Greive toe betere waarborgen voor welslagen aan te bieden, en hij haastte zich zijne aanklacht te herhalen. Ditmaal met beter gevolg. Den 21sten September werd besloten, dat ‘la femme nommée Du Barry, arrêtée par mesure de sûreté générale et suspecte d'incivisme et d'aristocratie’, naar de gevangenis van Sainte-Pélagie zou gebracht werden. Daar ontmoette zij, nevens de echtgenooten van Brissot en Pétion, nevens Ma- | |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
dame Roland en Mlles De Moncrif, het negental tooneelspeelsters van het Théâtre Français, een drietal weken vroeger daar binnengevoerd en onder haar Mademoiselle De Raucourt, wier debuten zij twintig jaar geleden bijgewoond en aangemoedigd had. Den 4den December verwisselde zij dat verblijf met de Conciergerie, waaruit men schier zonder uitzondering slechts trad, om het doodvonnis te hooren uitspreken. Twee dagen later verscheen zij met de bankiers Van den IJver voor de revolutionaire rechtbank, en Fouquier-Tinville was bij haar aanblik welsprekender dan ooit, ving zijne acte van beschuldiging aan met de bezielde woorden: ‘Citoyens-jurés, vous avez prononcé sur le complot de l'épouse du dernier tiran des Français, vous avez dans ce moment à prononcer sur les complots de la courtisane de son prédécesseur!’ en besloot haar met de hoogst moreele tirade: ‘En frappant du glaive de la loi une Messaline coupable d'une conspiration contre la patrie, non seulement vous vengerez la République de ses attentats, mais vous arracherez un scandale public et vous affirmerez l'empire des moeurs, qui est la première base de la liberté des peuples.’ Wat konden de ‘citoyens jurés’ tegenover zooveel welsprekendheid anders doen, dan daags daarop ‘la Du Barry’ ter dood veroordeelen en wel binnen vier en twintig uren? Eene laatste herinnering aan de tiranny vernietigen, de republiek wraak doen nemen op de snoode aanvallen eener Messalina en het rijk der zeden op hechteren grondslag vestigen - zoo iets bereikt men niet iederen dag door een eenvoudig: à mort! En zoo geschiedde het, dat de vijftigjarige Madame Du Barry op den 8sten December 1793 in de kar der guillotine door de straten van Parijs reed. De historie meldt ons, hoe de roemruchte slachtoffers der omwenteling, hoe Marie Antoinette, Madame Roland, Charlotte Corday en zoovele anderen, met opgeheven hoofd het schavot te gemoet gingen en in het aangezicht van den dood niet verbleekten. Maar zoo deze, welke gestreden en geleden hadden voor een beginsel, daaraan de kracht ontleenden uit het leven te scheiden als gingen zij ten feestmaal - is het aan Jeanne Bécu euvel te duiden, zoo zij anders stierf? De beul had moeite met haar, en op het oogenblik, dat de valbijl het hoofd van den romp scheidde, doorsneed een deerniswekkende, hartverscheurende kreet het luchtruim. G.H. Betz. |
|