De Tijdspiegel. Jaargang 45
(1888)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 59]
| |
Uit de resolutiën van XL. raden van Delft.In den winter van 1637 op '38, die zeer streng was en een vreeselijken watersnood met al zijne ellende deed ontstaan, werd Delfland door de ‘inbreuk’ van den Lekdijk sterk met overstrooming bedreigd. Den 6den Februari 1638 werd dienaangaande in de vergadering der Vroedschap gehandeld en een besluit genomen, dat in de volgende notulen is vervat. ‘D' Heer Burgemr. Ewout vander Dussen, beneffens d' Heere out-burgemr. Pieter vander Hoeve, doet rapport van de convocatie op gisteren gehouden tusschen den HH. Hoogheemraden ende vercoren hooftingelanden van Delfland op de swarigheyt van het opperwater, comende door den imbreuk van den Leckendijk, 't welk, indien den ijsdam niet en verschiete, geschapen is op Delfland af te sacken; wesende op die materie geschreven seeker missive by Huibregt d'onderschout tot Waddinxveen, daarinne hij klaarlijk deduceert (betoogt) aan de Ed. Heeren van Goudriaan, hoe het water in verscheyde polderen omtrent de Goutcade, Boscoop, Waddinxveen ende andere quartieren is gestelt; mitsgaders seeckeren voorslag gedaan by Johan van den Bosch, ingenieur, hoe men het voorsz. water beste soude connen houden ende stutten van de West-AmbagtenGa naar voetnoot(*). Ende by den Veertigen ende Vroetschappen op 't gunt voorsz. is, gedelibereert zijnde alsmede op de gelegentheyt ende interessen, die de stad Delft door de afsnijdinge, in den voorslag begrepenGa naar voetnoot(†), soude hebben te lijden, hebben deselve ten aansien van de groote oncosten, te doen in het afsnijden, stoppen van bruggens, watergaten, leggen van nieuwe caden ende onseekerheyt van de nieuwe waterkeeren, niet goetgevonden daarinne te condescendeeren (treden), maar geoordeelt dat de Vijf SluysenGa naar voetnoot(§) opengehouden wordende, het land van Delfland door den Oostenwind ende andere tot het waterlosen bequaem, door die ordinaris losinge van de Delflandsche | |
[pagina 60]
| |
Oost- ende Westsluysen beter sullen worden gedient, ende dat dese resolutie door de vier Heeren Burgemrn. beneffens den Pensionaris nog desen dage aan de voorsz. collegiën, in den Hage vergadert, sal werden ingebragt.’ Of de ijsdam is ‘verschoten’ en het van dien kant Delfland steeds bedreigende gevaar is afgewend, heb ik niet kunnen opsporen. Uit het verdere stilzwijgen der aanteekeningen zou mogen worden opgemaakt, dat de ramp, die, evenals in Gelderland en Utrecht, voor Zuid-Holland de schromelijkste gevolgen na zich slepen zou, nog gelukkig dat gewest en Delft spaarde. Bij zoo'n catastrophe toch zou de gansche stad, enkele hooger gelegen deelen wellicht uitgezonderd, onderloopen. Daartoe zou behooren het gedeelte van hare oppervlakte, waarop de Oude Kerk staat, dat voor het hoogst gelegen terrein van Delfland doorgaat.
Het volgend reglement van orde, waarmede ik de uittreksels uit de resolutiën van Veertigen voorshands zal besluiten, werd den 27sten Decr. 1581 vastgesteld, om het beleid der justitie en politie dezer stad te bevorderen en te regelen. Dat de Heeren Schepenen en die van de Wet drokke besognes hadden en hun ambt geene sinecure was, behoeft hier niet nader te worden aangetoond, evenmin als het bevestiging behoeft, dat de overheidspersonen hier ter stede voormaals hunne respectieve ambtsbedieningen zoo goed als om niet waarnamen, althans geen salaris of wedde genoten, die aan de beslommeringen van hun officie geëvenredigd was. Alleen die van den Geregte (Schout en Schepenen) werden behoorlijk voor hunne bemoeiingen schadeloosgesteldGa naar voetnoot(*); de magistraat daarentegen (Burgemeesteren en Vroetschappen) genoot geene eigenlijke bezoldiging en bijna geene emolumenten, uitgenomen presentie-gelden, gelijk die nu nog voor de leden van den Raad in zwang zijnGa naar voetnoot(†). ‘Alsoo de Vroetschappen deser stad de justitie, tot gerieff van partijen ende van allen dengenen, die voor regt te doen hebben, begeren te vorderen (bevorderen) ende ordre te stellen opten vergaderingen van Schepenen opten ordinaris regtdagen, alsook van Burgemrn. en Schepenen opten maandagen, omme op allen voorvallende saken, roerende den politiën deser stad metten anderen (met elkander) te helpen adviseeren; soo hebben de Vroedschappen voornt. gearresteerd de poincten | |
[pagina 61]
| |
(punten) hierna volgende ende geresolveert, dat die onverbreekelijke ende sonder dissimulatieGa naar voetnoot(*) onderhouden sullen worden. In den eersten, dat mijnheere den Schout alle poort- ende gastgedingenGa naar voetnoot(†) doen luyden sal bij (door) een van sijn dienaars ofte bij den Camerbewaarder mette cleynste klocke van 't Stadhuys, nadat die klocke dat laaste quartier voor tien uyren geslagen sal hebben. Ende dat van nu voortaan Schepenen sullen gehouden wesen te compareren tot alle gewoonlijke regtdagen binnen deser stede, 's morgens alleer die klocke van 't Stadhuys tien uyren geslagen sal hebben, ende dat binnen de Camer van Schepenen, opte verbeurte van haar (hun) presentiegeld voor dengenen, die voor tien uyren geslagen niet en sullen binnen de Camer sijn. Item, dat soo wie van Schepenen voor elf uyren niet en compareert op de voorsz. regtdagen, soowel in der Vierschare, als in der Camere, sal verbeuren, boven sijn presentiegeld, twee stuyvers, ende die niet en komt voor half twaalf uyren sal verbeuren drie stuyvers, ende wie heel wegblijft sal verbeuren ses stuyvers. Item, alsoo t'allen Dynsdagen namiddag binnen der voorsz. Camer ordinaris regtdag is, sullen Schepenen van gelijken gehouden wesen te compareren voor de uyren, daartegens (waarop) de vergaderinge geleyt (beleid) sal worden, op verbeurte van haar presentiegeld, ende die geheel agterblijft, sonder consent, sal verbeuren ses stuyvers. Item, dat soo wie van Schepenen een wettelijcke (wettige) oorsake soude mogen hebben om niet te compareren voor de voorsz. uyre, ofte dat hij den gehelen regtdag hem soude mogen absenteeren, sal in sulcken gevalle gehouden wesen sijn saken te kennen te gevenGa naar voetnoot(§) aan twee personen van 't collegie van Schepenen, die den selven haarhuyden versoek sullen mogen consenteeren, indien daar redenen toe dienen. Ende sullen soowel Burgemrn. als Schepenen gehouden sijn allen maandagen, als het buyten vacantiën wesen sal, in der Schepenen Camere te verschijnen voor de clocke tien uyren ende een half geslagen sal sijn, op verbeurte van haar presentiegeld, ende wie van hem voor elf uyren geslagen daar niet en is, sal boven de verbeurte van sijn presentiegeld verbeuren nog drie stuyvers, ende die geheel agterblijft, sal verbeuren ses stuyvers. Item alle die boeten, die uyt saken voorsz. sullen vallen, sullen geappliceerd (aangewend) worden, als hierna volgt, te weten: het presentiegeld tot profijte van de stad, ende sullen de verdere boeten wesen tot profijte van den presenten.’ | |
[pagina 62]
| |
Het komt mij waarschijnlijk voor, dat de ten profijte van de stad door Schout en Schepenen verbeurde presentiegelden hun college ten bate kwamen in den vorm van subsidie of hulpgeld voor het zoogen. geeselbeursje, waarover ik in de Delftsche courant van 27 Januari 1871 iets mededeelde. Het zoogen. ‘Burgemrs-casken’, ook wel ‘secreet-’ of stadslaadje geheeten, dat vooral diende, om daaruit vereeringen, fooien, douceurs en ‘kleine diversen’ te betalen, schijnt daarvoor niet te zijn aangesproken, maar den stads-thresorier werd gelast, uit stads-kas een zeker bedrag voor dien ‘pot’ te verstrekken. Evenwel is mij slechts een enkel voorbeeld voorgekomen van het slaan van een mandaat of ordonnantie van betaling voor zulk een doel, waarvan het onbehoorlijke ruim twee eeuwen te voren reeds door den machtigsten potentaat van zijn tijd werd veroordeeld. Te Utrecht toch werd de gewoonte, volgens welke na de executie van misdadigers de Heeren van den gerechte, mitsgaders andere officieren (stadsambtenaren), te zamen ‘in een maeltijt plagen te vergaderen’, door Keizer Karel V ‘geaboleerd’ of afgeschaft, ‘alsoe tselve nyet seer looffelicken (loffelijk, prijzenswaardig) ofte behoorlicken’ scheen te wezen, en, in de plaats van een couvert aan den disch, telkens aan elk der daartoe gerechtigden zeker ‘sallaris’ uitgereikt, dat voor de aanzienlijksten onder hen een schelling bedroeg; voor de anderen minder, naar verhouding hunner respectieve bedieningen. Dat geschiedde daar in 1542, terwijl het oude gebruik hier ter stede nog in 1699 bestond, waar men op de gezondheid van de ‘justitia’ menigen beker ledigde of liever, gelijk men zich toen in mythologischen stijl placht uit te drukken, op het altaar van Themis de gaven van Bacchus offerde, welke, met die van Ceres vereenigd, de bloedige tooneelen van de executiën deden wijken voor de liefelijkste harmonie, welke het vereenigde tweetal, Comus en Momus, die onafscheidelijke gezellen van den god des wijns en van de godin van de vruchten der aarde, plachten te verwekken. Hoeveel bloed er ook op het schavot, voor het Stadhuis opgericht, mocht vloeien, meen ik toch te mogen aannemen, dat het weinig of niets beduidde bij de stroomen druivennat, die de kelen van Schout en Schepenen op hun justitiemaal, ‘tot recreatie ofte verquickinge’ van het gemoed gehouden, besproeiden. Zoo heeft elke periode hare eigenaardigheden en het Fransche spreekwoord: Chaque âge a ses plaisirs, is zoowel op den menschelijken leeftijd als op dien der volken van toepassing. Mr. J. Soutendam. |
|