Levenswoorden.
Gewoonlijk gelooven wij de handelingen naar onze beginselen te richten, terwijl wij in werkelijkheid de beginselen naar onze handelingen richten.
*
Wij hebben er nooit berouw over, dat wij te weinig gegeten hebben.
Jefferson.
Vele wegen stonden voor u open; gij naamt dien weg en gaat hem nog. Soms blijft gij staan, ziet om u, denkt en begrijpt, dat het zulk een weg zijn moest, welke voor u bestemd was.
Lanzky.
Het is gemakkelijker zich een zinnelijk genot te ontzeggen, dan maat daarin te houden.
*
Wij voelen 't altijd, wanneer anderen ons kwetsen, maar wij gevoelen 't niet altijd, wanneer wij anderen kwetsen.
*
De weelde slaat spoedig over tot uitersten, omdat de een altijd wat hebben wil, dat een ander niet heeft.
*
De mensch, die alleen lijden kan, staat in ontwikkeling gelijk met het dier, dat uit een ongeluk niets maken kan. De menschelijke kracht begint daar, waar gij doorziet, begrijpt, beheerscht, wat gij lijdt, en van uzelf iets maakt. Wanneer gij lijdelijk lijdt, zijt gij aan uw ongeluk medeplichtig.
Auerbach.
Als gij toornig zijt, tel tot tien, vóórdat gij spreekt; als gij zeer toornig zijt, tel tot honderd.
Jefferson.
Het is niet goed, dat de meesten zoo vluchtig in het boek des levens lezen, en altijd vooruitjagen naar de plaats, waar hun grootste zaligheid geschreven staat; zij kunnen in dat snelle bladeren wel eens het blad overslaan, waarnaar zij verlangen, of het zonder genot doorloopen, omdat zij op een nog schooner rekenen. Geef ieder oogenblik zijn recht - dat is het eerste vereischte, om gelukkig te worden.
Wallis.
Gelukkig worden - dat zou nog wel gaan, maar men wil gelukkiger zijn dan anderen - en dat is altijd moeilijk, omdat wij anderen voor gelukkiger houden, dan zij zijn.
Montesquieu.