De Tijdspiegel. Jaargang 45
(1888)– [tijdschrift] Tijdspiegel, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |
Naar St.-Helena en Schoenbrunn.I.
| |
[pagina 138]
| |
en de lenigheid van zijn talent gaat het Taine tot zekere hoogte als den Engelschen reiziger, die in zijn zakboekje schreef: ‘Alle vrouwen in dit dorp zijn rossig.’ Een enkel feit levert hem den grondslag voor eene algemeene wet en alle andere feiten moeten dan vallen onder de wet, die a priori was vastgesteld. Op den 15den Januari 1880 zou Taine in de Fransche Académie den zetel innemen, die vóór hem de plaats was van Louis de Loménie en vóór dezen o.a. van Claude de l'Estoile, D'Alembert, Charles Nodier en Prosper Mérimée. De beroemde scheikundige, wijlen Jean Baptiste Dumas, als ‘directeur de l'Académie Française’ geroepen, Taine's lofrede op De Loménie te beantwoorden, verkondigde zijne verdiensten in de volgende schoone taal: ‘Ce qui éclate dans toutes vos productions, à côté de vos sympathies pour les talents élevés et de votre respect pour la dignité humaine, c'est un savoir immense, un travail que rien ne décourage; une langue offrant tour à tour la chaleur de l'émotion, la clarté du bon sens, la libre allure de l'improvisation, la précision du géomètre et le trait du critique. Ces belles et grandes qualités littéraires et morales, réunion de la mémoire ornée de l'érudit, de la sagacité du philosophe et même de l'agrément du bel esprit, assurent un long avenir à vos oeuvres. Né près de vastes forêts, vous avez conservé une indépendance de doctrine, qui rappelle les procédés robustes d'un bûcheron des Ardennes, pénétrant, la hâche à la main, à travers tous les fourrés, écrasant du pied ronces et broussailles, abattant ici le chêne trapu à la vaste ramure, ailleurs le sapin élancé à la flèche aiguë et cherchant à frayer de toutes parts des routes larges, droites et claires.’ Maar later tot de dissertatie over de fabelen van Lafontaine komende, waarmede Taine aan de École Normale in hetzelfde jaar promoveerde als Edmond About en Francisque Sarcey (1848), viel Dumas hem als volgt aan: ‘On est moins convaincu, monsieur! lorsque vous ajoutez en conclusion de cette remarquable étude: l'homme est un animal d'espèce supérieure, qui produit des philosophies et des poèmes, à peu près comme les vers à soie font leurs cocons et comme les abeilles font leur ruche.’ A peu près. Die drie woordjes bepalen den afstand tusschen genoemde natuurverschijnselen en de individueele uitingen van den menschelijken geest. ‘Eenige duizenden jaren geleden’, aldus gaat Dumas voort, ‘stond de mensch geheel naakt, alleen met zijn verstand tot wapen, aan het zeestrand, liet met vermetele nieuwsgierigheid den blik weiden over de onmetelijke vlakte, die hem aantrok, en nam de vurige schijf waar, die 's morgens schijnbaar uit de golven opduikt, om er 's avonds in neer te dalen; in dien tusschentijd volbrachten bij en zijdeworm hun eentonigen arbeid. Heden ten dage legt de mensch, beheerscher der | |
[pagina 139]
| |
zee, alsof het een spel ware, de reis om de wereld in weinige weken af; de hemellichamen volbrengen hun loop naar sterrenkundige berekeningen, terwijl de zijdeworm, werktuiglijk den kop heen en weer bewegende, voortspint aan zijn eng verblijf en de bij van dezelfde was dezelfde cel bouwt, die steeds denzelfden meetkunstigen vorm vertoont, zonder dat het instinct van het diertje vatten kan, aan welke wetten die vorm gebonden is.’ Met de inspanning van een bijziende enkele feiten te veel op de keper beschouwende, schijnt Taine zich soms geene rekenschap te kunnen geven van hunne ware beteekenis en neemt het minst gewichtige voor hem zóódanige afmetingen aan, dat het meest belangrijke erdoor op den achtergrond raakt; uitsluitend bronnen raadplegende, tegen welker zuiverheid gewichtige bedenkingen in het midden zijn gebracht, heeft hij eene studie over NapoleonGa naar voetnoot(*) geleverd, waaromtrent Châteaubriand, de legitimist, de verdediger van het oude régime, de hardnekkige tegenstander van het Keizerrijk, de schrijver, die in zijn Bonaparte et des Bourbons den veroveraar de geweldigste verwenschingen naar het hoofd slingerde, ook nu nog zou verklaren: ‘Le monde appartient à Bonaparte. Ce que le ravageur n'avait pu achever de conquérir, sa renommée l'usurpe. Vivant il a manqué le monde; mort, il le possède. Vous avez beau réclamer, les générations passent sans vous écouter. L'antiquité fait dire à l'ombre du fils de Priam: “Ne juge pas Hector d'après sa petite tombe. L'Iliade d'Homère, les Grecs en fuite, voilà mon sépulcre; je suis enterré sous toutes ces actions.” Bonaparte est une figure composée des lubies du poète, des devis du soldat et des contes du peupleGa naar voetnoot(†)’. Het komt mij voor, dat de belangrijkste beschuldiging, die Taine tegen den Keizer inbrengt, aldus luidt: ‘Napoléon au lieu de subordonner sa personne à l'Etat, subordonne l'Etat à sa personne’Ga naar voetnoot(§). De heer Brunetière merkt hieromtrent op: ‘Son ambition a fini par se confondre avec un intérêt ultérieur et supérieur à elle-même, comme son amour-propre et son orgueil avec la gloire de sa seconde patrie’, en Prins Napoleon beweert, ‘dat zijn oom van twaalf tot vijftien uur per dag werkte en nooit tijd voor uitspanning ontstal aan de volkszaak. Weelde versmadende, sliep hij menigmaal op den blooten grond, snelde rusteloos van het eene einde van Frankrijk of van Europa naar het andere, aarzelde nooit en deinsde nimmer terug, waar het algemeen belang in het spel was. Hij bespaarde op de civiele lijst ter wille van de schatkist. Zijn leven werd door één denkbeeld beheerscht, één gedachte schonk bezieling aan al zijne daden, de gedachte aan Frankrijk's grootheid, de hartstochtelijke begeerte, Frankrijk voortdurend te doen toe- | |
[pagina 140]
| |
nemen in macht en aanzien. Op den laatsten dag van zijne wondervolle loopbaan, toen hij ten tweeden male afstand had gedaan van de regeering, toen de Bourbons zich reeds vertoonden achter de geallieerden, toen tal van generaals en ministers reeds met den vijand onderhandelden, om fortuin en positie te redden, was Napoleon de éénige, die nog aan het vaderland dacht. Terwijl het kanon van de Pruisen, die Aubervilliers aantasten, reeds dondert over de vlakte, flikkert zijn genie weer op. De Pruisen onder Blücher hebben zich op zestig mijlen afstand van hunne basis van operatie gewaagd, het Engelsche leger twee dagmarschen achter zich latende. Napoleon, die zich op Malmaison bevindt, biedt aan, zich als generaal aan het hoofd van het leger te stellen en de Pruisen te overvallen, die ternauwernood 60000 man kunnen stellen tegenover de 75000 Franschen onder Davoust. Hij belooft, na hen voor hunne vermetelheid gekastijd te hebben, zich naar de Vereenigde Staten te zullen begeven, om er zijn leven te eindigen. Hij laat de paarden zadelen, trekt zijne uniform aan, ontbiedt Generaal BekerGa naar voetnoot(*), verpandt zijn krijgsmanswoord, dat hij na de zekere zegepraal het opperbevel onmiddellijk zal nederleggen, en Beker snelt naar Parijs, om dit vaderlandlievend en geniaal voorstel over te brengen aan het Voorloopig Bewind. Beker werd ontvangen door Fouché, die alleen het woord voerde en antwoordde namens zijne zwijgende ambtgenooten. Indien Napoleon, in plaats van tijd te verspillen, om den strijd te hervatten, onmiddellijk scheep ware gegaan op een der Fransche fregatten, die hem te Rochefort wachtten, zou hij aan de Engelsche kruisers ontsnapt zijn, die toen de haven nog niet geblokkeerd hadden, en St.-Helena ontgaan. Aldus offerde hij Frankrijk op aan persoonlijk belang!’ Ik heb deze verdediging van Prins Napoleon gekozen als uitgangspunt voor het eerste gedeelte van mijn opstel, omdat zij zich eigenaardig vastknoopt aan het slot van eene vroegere studie, getiteld MalmaisonGa naar voetnoot(†). Beker komt op Malmaison terug met het laconieke antwoord: ‘De plichten, die de Commissie jegens het vaderland te vervullen heeft, veroorloven haar niet het voorstel en de hulp van Keizer Napoleon aan te nemen.’ Dat antwoord lezende, zegt Napoleon eenvoudig: ‘Die lieden hebben geene veerkracht. Begeven wij ons in ballingschap.’ De paarden werden ontzadeld en de uniform verwisseld voor burgerkleeding. De rijtuigen komen voor; 's Keizers gevolg wordt in tweeën gesplitst. Het eerste gedeelte, bestaande uit Graaf en Gravin De Montholon, hun kind, de Graven De Las Cases, vader en zoon, benevens verscheidene ordonnans-officieren, gaat over Orleans en Châteauroux naar Rochefort. Eene open calêche is bestemd voor Napoleon en de Gene- | |
[pagina 141]
| |
raals Beker, Bertrand en Savary. De warmte was op dien 29sten Juni 1815 drukkend; de tocht ging door de bosschen van Butart en Rocquencourt over St.-Cyr naar Rambouillet, waar het gezelschap tegen het vallen van den nacht aankwam. (Wij komen later op Rambouillet terug, om te verhalen, onder welke omstandigheden Maria Louise en de Koning van Rome daar ruim een jaar te voren vertoefden op weg naar Weenen.) Over Châteauroux, Vendôme, Tours en Poitiers werd de reis zonder stoornis voortgezet tot Saint-Maxent, waar het volk te hoop liep en de nationale garde paspoorten verlangde te zien. Aan het feit, dat Napoleon niet herkend werd, en aan de kloeke houding van Generaal Beker was het te danken, dat de tocht tot Niort kon worden vervolgd, waar bijna twee dagen halt gehouden werd wegens het onthaal, dat den Keizer te beurt viel, zoowel van de troepen als van den prefect, die hem uitnoodigde, zijn bescheiden logement te verwisselen voor het gebouw der prefectuur. Dat oponthoud intusschen gaf Generaal Beker aanleiding, Napoleon onder het oog te brengen, dat dralen gevaarlijk kon worden en dat het verschijnen van Engelsche kruisers voor Rochefort het vertrek naar de Vereenigde Staten onmogelijk zou maken. De Keizer liet zich overreden en verliet noode Niort, om, door eene afdeeling ruiterij geëscorteerd, voor het vallen van den avond Rochefort te bereiken. Hier wachtte hem eene warme ontvangst; Savary beweert, dat het volk, onder de vensters van zijn verblijf post vattende, niet tevreden was, vóórdat hij zich vertoond had. Napoleon had veel voor Rochefort gedaan. Jarenlang had hij laten werken aan het uitmalen der moerassen rondom de stad; hij had haar laten verfraaien en zijne pogingen waren met gunstigen uitslag bekroond; de inwoners waren er dankbaar voor en schroomden niet, dat te toonen. Den 4den Juli bereikten de reizigers, die Malmaison langs een anderen weg hadden verlaten, Rochefort en 's avonds Joseph, koning van Napels. Napoleon trachtte steeds tijd te winnen en vleide zich met de hoop, dat er kans voor hem was, zoolang Louis XVIII de Tuilerieën nog niet betrokken had en de soldaten zich tooiden met de driekleurige kokarde; daarenboven vernam hij van Joseph, dat het Loire-leger, hetwelk ongeveer 80000 man telde, zich vóór hem verklaard had. Met de gedachte bezield, dat hij zich niet had te bekreunen om zijne abdicatie, omdat men de rechten van den Koning van Rome met voeten getreden had, kwam hij een oogenblik in verzoeking, zich aan het hoofd van de troepen te stellen, maar nadenken bracht hem daarvan terug. Hij begreep, dat Frankrijk den strijd moede was, dat geheel Europa zich zou wapenen en dat hij niet kon afdalen tot den rang van partijhoofd. Maar waar een veilig verblijf te vinden? Hoe Amerika te bereiken? Men kwam met allerlei plannen, het een al gevaarlijker dan het andere. Een Fransch zeeman, Besson, gezagvoerder op een Deensch koopvaardijschip, wilde hem voor eene geringe som, ten behoeve van de reederij, aan boord nemen, verbergen en | |
[pagina 142]
| |
onmiddellijk onder zeil gaan naar de Vereenigde Staten. Het contract was reeds geteekend, maar toen het erop aankwam, vond Napoleon, dat dergelijk schuilgaan zijn roem zou verduisteren. De Admiraal Martin gaf den raad, in een bootje de Seudre op te varen, te paard de landtong over te steken, die de Charente van de Gironde scheidt, en zich dan te Royan aan boord te begeven van eene korvet, waarover de bekwame en dappere Baudin het bevel voerde. Nog was er sprake van vertrek met een snelzeilend visschersvaartuig, maar den 8sten Juli bracht Generaal Beker den Keizer onder het oog, dat er niet langer mocht gedraald worden, en 's avonds vertrok hij per rijtuig naar Fouras aan den mond der Charente; de sloep van de Saale bracht hem aan boord van dat fregat, terwijl de officieren van zijn gevolg op de Medusa scheep gingen, hetwelk niet zonder moeite geschiedde wegens den hevigen tegenwind. Het gevaar werd dreigend: men was gereed te Rochefort de witte vlag te hijschen, het voorloopig bewind had opgehouden te bestaan, de zaal van de Kamer van Afgevaardigden was door de Pruisen gesloten en Louis XVIII, vergezeld van Marmont, Oudinot, Victor, Macdonald en Clarke, in triomf op de Tuilerieën teruggekeerd. Napoleon voorzag, dat de batterijen van het eiland Aix hem weldra niet meer zouden beschermen, en besloot zich te verlaten op Engeland's grootmoedigheid. In den nacht van 9 op 10 Juli vaardigde hij Savary en De Las Cases af naar Kapitein Maitland, gezagvoerder van de Bellérophon, om hem mede te deelen, dat Napoleon, na de ramp van Waterloo afstand gedaan hebbende van de regeering, zich te Rochefort bevond met het doel naar Amerika te vertrekken en dat Frankrijk's Voorloopig Bewind ten zijnen behoeve aan Wellington vrijpassen had gevraagd, die wellicht reeds op de Engelsche kruisers waren aangekomen. Maitland beweerde van alles onkundig te zijn en alleen te weten, dat Napoleon den slag van Waterloo verloren had. Hij beloofde zijn chef, Admiraal Hotham, die in de baai van Quibéron lag, van een en ander kennis te zullen geven en noodigde Savary en De Las Cases uit, het antwoord af te wachten. Op de vraag van den laatste aan Kapitein Maitland, wat hij zou doen, indien de Keizer op een der Fransche fregatten, op een Fransch koopvaardijschip of op een onzijdig vaartuig trachtte te vertrekken, antwoordde deze: ‘Als de Keizer met een Fransch fregat zee kiest, zal ik het aanvallen en nemen, als ik kan; in dat geval is hij krijgsgevangen. Vertrekt hij op een Fransch koopvaardijschip, dan neem ik dat en de Keizer is evenzeer mijn gevangene. Zeilt hij uit op een neutraal vaartuig, dan zal ik het visiteeren en mijn chef, den Admiraal, kennis geven van mijne bevinding. Het slot van het onderhoud was, dat Maitland den bemiddelaar in overweging gaf, Napoleon aan te raden naar Engeland te gaan en zich onder bescherming te stellen van de Engelsche wet. Savary en De Las Cases gaven te kennen, niet gemachtigd te zijn, deze quaestie te behandelen. Zij | |
[pagina 143]
| |
vertrokken, om Napoleon, aan boord van de Saale, verslag te geven van hun wedervaren. Den ganschen avond over hunne mededeelingen nagedacht hebbende, gaf hij 's nachts aan Savary last, Kapitein Philibert, commandant van het schip, uit te noodigen, maatregelen te nemen, om onmiddellijk te vertrekken. Philibert antwoordde, dat hij geheime instructies had, om te blijven, waar hij was, voor het geval dat, naar zijne meening, de fregatten gevaar liepen. Toen deed Kapitein Ponée, die op de Medusa het bevel voerde, het heldhaftig voorstel, met het vallen van den avond het anker te lichten, de Bellérophon aan te vallen en, met opoffering van de Medusa, het Engelsche oorlogsschip te beletten te manoeuvreeren; de Saale zou dan, met Napoleon aan boord, zee kunnen kiezen. De Keizer, die diep getroffen was over zóóveel toewijding, sloeg het voorstel af, dat trouwens onuitvoerbaar bleek door de houding van Philibert. Van de Fransche fregatten viel alzoo niets meer te hopen. In verband met een bezoek van Joseph en brieven uit Parijs verliet Napoleon de Saale en ging naar het eiland Aix, waar hij door de infanterie en de mariniers met geestdrift begroet werd. Maar er moest een besluit genomen worden, want overal wapperde de witte vlag en de koningsgezinde bevolking zou wel eens eene dreigende houding kunnen aannemen. Toen werd er weer over de visschersbooten gedacht; in den avond van 13 Juli lagen ze gereed op de reede van Aix en weldra was een gedeelte van het gevolg aan boord; maar degenen, die achter zouden blijven, zoowel als zij, die den Keizer zouden vergezellen, lieten zich zóózeer door droefheid overmeesteren, dat Napoleon, dit tooneel niet langer kunnende aanzien, uitriep: ‘Laten wij er een einde aan maken en ons aan de Engelschen overgeven. Wij kunnen hun toch niet ontsnappen!’ Den volgenden morgen werd De Las Cases, thans door Generaal Lallemand vergezeld, opnieuw afgevaardigd naar Maitland, die verklaarde nog zonder antwoord te zijn van Admiraal Hotham, maar niettemin bereid, Napoleon aan boord van de Bellérophon te ontvangen en over te brengen naar Engeland. ‘Wat mijn persoonlijk gevoelen betreft,’ zei Maitland, ‘geloof ik, dat de Keizer in Engeland, waar het hoofd van den Staat en het ministerie geen willekeurig gezag uitoefenen, de behandeling zal ondervinden, waarop hij aanspraak heeft.’ De Las Cases en Lallemand brachten Napoleon het antwoord over en daar men nu algemeen van opinie was, dat men zich op Engeland kon verlaten, besloot de Keizer, den Prins van Wales (sedert 10 Januari 1811 Prins-Regent) te schrijven en den volgenden dag op de Bellérophon scheep te gaan, waarbij zich nog eene Engelsche korvet, de Slany, gevoegd had. De beroemde brief aan den Prins-Regent luidde als volgt: ‘Altesse royale, En butte aux factions, qui divisent mon pays et à l'inimitié des plus grandes puissances de l'Europe, j'ai terminé ma carrière politique et je vais, comme Thémistocle, m'asseoir aux foyers du peuple brittannique. Je me mets sous la protection de ses lois, | |
[pagina 144]
| |
que je réclame de votre Altesse, comme le plus puissant, le plus constant et le plus généreux de mes ennemis.’ Generaal Gourgaud werd belast met het overbrengen van dezen brief en vertrok met de Slany. Op Zaterdag 15 Juli kwam Beker Napoleon, die bezig was zich te kleeden, meedeelen, dat er te Rochefort iemand was aangekomen met volmacht, hem te laten arresteeren. Er was dus geen oogenblik meer te verliezen. Alvorens met zijn gevolg aan boord te gaan van de brik Épervier, die hem naar de Bellérophon zou voeren, nam Napoleon afscheid van Generaal Beker, die hem wilde vergezellen tot op het oorlogsschip, maar de Keizer sloeg dat af, zeggende: ‘Ik weet niet, wat de Engelschen van zins zijn; als zij mijn vertrouwen beschamen, zou men u beschuldigen, mij aan mijne vijanden te hebben overgeleverd.’ Met zijn kijker gewapend, wachtte Maitland met ongeduld de komst van zijn doorluchtigen gast af. Toen de brik in het gezicht was, liet hij eene sloep uitzetten, waarin Napoleon overging. Van dat oogenblik af was hij niet meer vrij en werd hij de gevangene van onverzoenlijke vijanden; de Fransche matrozen schenen het te begrijpen, toen zij hun ‘Vive l'Empereur!’ deden klinken over het water en weenende den man zagen verdwijnen, wien de wereld te klein was. De Las Cases wachtte Napoleon af op de scheepstrap en stelde hem Kapitein Maitland voor, waarop de Keizer, zijn steek afnemende, met vaste stem zeide: ‘Ik stel mij aan boord van uw schip onder de bescherming der Engelsche wetten.’ Hij was omgeven door de Generaals Bertrand en Montholon (met hunne vrouwen en vier kinderen), Savary en Lallemand, de twee Graven De Las Cases, benevens negen officieren van minderen rang en negen en dertig dienstboden. De voornaamsten van het gevolg bleven op de Bellérophon, de anderen gingen over op de korvet Mirmidon, gezagvoerder Kapitein Gambier. Tegen drie uur kwam Admiraal Hotham met de Superbe van 74 stukken opdagen. Hij bracht Napoleon een bezoek en noodigde hem voor den volgenden dag bij zich aan boord. Alvorens, hieraan gevolg gevende, de Bellérophon te verlaten, vertoefde hij nog eenige oogenblikken op het dek, waar de mariniers hem militaire eer bewezen; hij commandeerde eenige handgrepen en liet hen de bajonet kruisen; toen dit niet werd uitgevoerd, zooals de Franschen het gewoon zijn, verwijderde hij de bajonetten met beide handen, greep het geweer van een soldaat uit het achterste gelid en deed den troep den handgreep voor. Op het admiraalschip werd de état-major door den bevelhebber aan Napoleon voorgesteld; Hotham liet hem de batterijen zien en noodigde hem uit, op de Superbe te blijven, omdat dit schip ruimer en gemakkelijker was ingericht dan de Bellérophon. Het aanbod werd echter afgeslagen uit hoffelijkheid jegens Kapitein Maitland. Op 17 Juli lichtten de Bellérophon en de Mirmidon het anker, om koers te zetten naar Engeland. Daar er weinig wind was, duurde de reis betrekkelijk lang; op 23 Juli kreeg men Ouessant in het gezicht | |
[pagina 145]
| |
en kwam den volgenden morgen om acht uur te Torbay aan. Gedurende den tocht had men Napoleon ‘Sire’ genoemd en het hoofd ontbloot, als hij op het dek verscheen; hij had zich kalm en gelaten getoond en geene gelegenheid laten voorbijgaan, om Kapitein Maitland iets aangenaams te zeggen. Weldra verscheen Gourgaud, die zijne zending niet had kunnen volbrengen; men had hem niet toegestaan, de Slany te verlaten; den brief van den Prins-Regent had hij moeten afgeven. Dit was een slecht voorteeken. Aldra kreeg Maitland, eerst van Lord Keith en daarna van de admiraliteit, bevel niemand op zijn schip toe te laten en daarna om naar Plymouth te stevenen; dáár kwamen twee Engelsche fregatten, rechts en links van de Bellérophon, voor anker en vernam De Las Cases reeds, dat de Keizer naar St.-Helena zou worden gevoerd. Het was vooral The Times, die de openbare meening tegen Napoleon en zijne aanhangers in het harnas joeg. In het nommer van 13 Juli 1815 las men: ‘De koning had te Parijs met kracht van wapenen moeten binnenrukken, de voornaamste oproerlingen aan het gerecht moeten overleveren en hen laten ophangen op de Place de Grève, te beginnen met Labédoyère en te eindigen met Benjamin ConstantGa naar voetnoot(*). Dit ware in de toekomst de eenige waarborg voor de rust van Frankrijk en van Europa. Een vorst, die zich door verraders omringt, bereidt zijn eigen val voor; hij moet slechts vertrouwen stellen in erkende koningsgezinden en voorgoed afrekenen met den geest van verzet; in de gegeven omstandigheden is strengheid de ware politiek.’ En verder: ‘De ex-tiran is eindelijk in onze handen gevallen. Bonaparte is gedwongen geworden, zich over te geven aan Kapitein Maitland; hij is een misdadiger, die zijn land ontvluchtte, om te trachten zich in een ander te redden, meenende alzoo zich buiten bereik van de wet te stellen. Kan er nog eenige twijfel bestaan omtrent hetgeen wij met hem moeten aanvangen? Hij moet uitgeleverd worden aan zijn beleedigden souverein. En als dat niet geschiedt, dan kan hij altijd nog in Engeland terechtstaan als moordenaar van Kapitein Wright.’ De organen van het ministerie-CastlereaghGa naar voetnoot(†) mochten zich zoo kras uitlaten, als zij wilden, zij konden niet beletten, dat het verlangen, om Napoleon te zien en toe te juichen, steeds grooter werd. Walter Scott verhaalt: ‘De zee in de nabijheid van de Bellérophon was overdekt met vaartuigen; het was onmogelijk, ze alle op den voorgeschreven | |
[pagina 146]
| |
afstand, eene kabellengte, van het schip te houden. De menschen, die er zich in bevonden, liepen gevaar overzeild of gedood te worden, want zij werden meermalen, om hun schrik aan te jagen, met schoten begroet, maar men verkoos eene soort van zeegevecht boven de kans de gelegenheid te missen den Keizer te zien.’ Den 30sten Juli kwam Sir Henry Bunbury, een der onder-secretarissen van Staat, met Lord Keith aan boord, om Napoleon, namens het Ministerie, de volgende mededeeling voor te lezen: ‘Comme il peut être convenable au général Buonaparte d'apprendre sans un plus long délai, les intentions du gouvernement britannique à son égard, votre seigneurie lui communiquera l'information suivante: Il serait peu conforme à nos devoirs envers notre pays et envers les puissances alliées de laisser au général Buonaparte le moyen ou l'occasion de troubler de nouveau la paix de l'Europe. C'est pourquoi il devient absolument urgent qu'il soit restreint dans sa liberté personnelle, autant que peut l'exiger ce premier et important objet. L'île de Sainte-Hélène a été choisie pour sa future résidence. Son climat est sain et la situation locale permettra, qu'on l'y traite avec plus d'indulgence, qu'on ne pourrait le faire ailleurs, vu les précautions indispensables qu'on serait obligé d'employer pour s'assurer de sa personne. On permet au général Buonaparte de choisir parmi les personnes, qui l'ont accompagné en Angleterre, à l'exception des généraux Savary et Lallemand, trois officiers lesquels avec son chirurgien aurant permission de l'accompagner à Sainte-Hélène et ne pourront point quitter l'île sans la sanction du gouvernement britannique. Le contre-amiral Sir Georges Cockburn qui est nommé commandant en chef du cap de Bonne Espérance et des mers adjacentes, conduira le général Buonaparte et sa suite à Sainte-Hélène et recevra des instructions détaillées, touchant l'exécution du service. Sir Georges Cockburn sera probablement prêt à partir dans peu de jours; c'est pourquoi il est désirable que le général Buonaparte fasse, sans délai, le choix des personnes, qui doivent l'accompagner.’ Nadat men Napoleon, als een veroordeelde, wien zijn vonnis voorgelezen is, gevraagd had, of hij iets in het midden te brengen had, zeide hij met groote zelfbeheersching: ‘Ik heb mij verlaten op de gastvrijheid der Engelsche natie; ik ben geen krijgsgevangene en al ware ik dat, dan zou ik nog aanspraak maken op eene behandeling overeenkomstig het volkenrecht. Als passagier ben ik aan boord van een uwer schepen gekomen, na met den commandant te hebben onderhandeld. Had hij mij gezegd, dat hij mij als gevangene zou beschouwen, dan ware ik weggebleven. Ik vroeg hem, of hij mij op zijn vaartuig wilde ontvangen en overbrengen naar Engeland. Hij antwoordde bevestigend, bewerende, duidelijke bevelen te hebben van de regeering. Heeft men mij dan een strik gespannen? St.-Helena staat gelijk met een doodvonnis. Ik zou het er geene drie maanden uithouden; ik ben | |
[pagina 147]
| |
gewoon 20 mijlen daags af te leggen. Wat zou er van mij worden op eene kleine rots aan het einde der wereld? Botany Bay is verkieselijker dan St.-Helena. En welk voordeel zou mijn dood u opleveren? Ik ben geen souverein meer. Welk gevaar kan erin liggen, dat ik als ambteloos burger in Engeland leef, onderworpen aan bepalingen, die de regeering wenschelijk zou kunnen achten?’ Lord Keith en Sir Henry Bunbury deden den Keizer opmerken, dat hunne zending zich bepaalde tot het voorlezen van het document. Napoleon ging voort: ‘Herinnert u, wie ik was en welke plaats ik bekleedde onder de vorsten van Europa. De een vroeg mij om bescherming, een ander schonk mij zijne dochter, allen zochten mijne vriendschap. Alle mogendheden, Groot-Britannië uitgezonderd, dat mij als eersten consul erkend had, begroetten mij als keizer. Uwe regeering heeft geen recht, mij Generaal Buonaparte te noemen. Ik ben vorst of consul en verlang als zoodanig behandeld te worden. Op Elba was ik evengoed souverein als Louis XVIII in Frankrijk. Ieder had zijne eigen vlag, zijne schepen en troepen. De mijnen, het dient erkend, waren niet zoo talrijk. Ik had zeshonderd manschappen, hij tweemaal honderdduizend. Ik heb hem verslagen en onttroond. Dit alles behoeft geene reden te zijn, om mij, een der souvereinen van Europa, van mijn rang te berooven. Neen, naar St.-Helena ga ik niet. Ik ben geen Hercules, maar gij zult er mij niet heenvoeren. Liever laat ik hier het leven. Gij hebt mij aangetroffen als vrij man; verplaatst mij weer in den toestand, waarin gij mij vondt, of laat mij naar Amerika gaan.’ Omtrent deze taal van Napoleon merkt een legitimistisch schrijverGa naar voetnoot(*) op: ‘'s Keizers woorden geven rijke stof tot overdenking. Vooreerst straalt er de tact in door, waarmede hij de rol, die hij in de geschiedenis wil spelen, voorbereidt. Zijn brief, in graniet gegrift door het karakter van antieke verhevenheid, dat hij aan zijn stijl wist te geven, is geschreven voor de nakomelingschap, die hem lezen zal over de schouders heen van den Prins-Regent. Van het oogenblik af, dat hij op het eiland Aix den voet aan wal zette, feitelijk de gevangene der Engelschen, wist hij met het meesterschap, hem in de dagen van macht eigen, zóódanig licht te laten vallen op eene onvermijdelijke daad, dat men den zwaardvechter der oudheid te zien krijgt, die nog groot is, als hij ter aarde stort. Maar dat is nog niet alles. Op het oogenblik, waarop hem zijn degen in het verwoed duel met Engeland ontvalt, hernieuwt hij den strijd met het woord, om hem op St.-Helena voort te zetten met de pen, als hij Groot-Britannië prijs geeft aan de verwenschingen der nakomelingschap. Op de Bellérophon wordt de banvloek, waaraan later dagelijks eene beschuldigende klacht zal worden toegevoegd, het eerst uitgesproken. Maar het meest teekenachtige en het merkwaardigste in zijne taal is dat late beroep op wet, recht | |
[pagina 148]
| |
en billijkheid, een beroep vol leering in den mond van dien man van geweld en onbegrensde macht.’ Na zijn onderhoud met Lord Keith en Sir Heny Bunbury vertoonde Napoleon zich, als naar gewoonte, op het dek van het schip. Hij was volmaakt kalm, terwijl zijne lotgenooten der wanhoop ten prooi schenen. Savary en Lallemand waren beducht, dat Engeland hen zou uitleveren; evenals Ney en Labédoyère waren zij uitgesloten van de amnestie, door de regeering van Louis XVIII aan anderen verleendGa naar voetnoot(*). De massa vaartuigen van allerlei vorm en grootte, die zich op de reede van Plymouth vertoonden en wier aantal soms tot duizend op eenmaal steeg, baarden der Engelsche regeering zorg; daar Napoleon verklaard had, niet naar St.-Helena te willen gaan, vreesde men, dat hij zou trachten te ontkomen. Twee fregatten moesten nu de Bellérophon bewaken en de schildwachten werden verdubbeld. De Keizer zelf dacht er een oogenblik over, op andere wijze het lot te ontkomen, dat hem wachtte, en in den avond van 3 Augustus verklaarde hij aan De Las Cases, dat hij zich het leven wilde benemen, om aan alle moeielijkheden een einde te maken en zijn metgezellen gelegenheid te geven, naar hunne haardsteden terug te keeren. De Las Cases wees Napoleon op zijne dagorder van 22 Floréal an X, naar aanleiding van een geval van zelfmoord door een soldaat van de consulaire garde: ‘Le premier consul ordonne qu 'il soit mis à l'ordre de la garde, qu 'un soldat doit savoir vaincre la douleur et la mélancolie des passions; qu 'il y a autant de vrai courage à souffrir avec constance les peines de l'âme, qu 'à rester fixe sur la muraille d'une batterie. S'abandonner au chagrin sans résister, se tuer pour s'y soustraire, c'est abandonner le champ de bataille avant d'avoir vaincu.’ Napoleon liet zich overreden en besloot zich tijdens zijn verblijf op St.-Helena aan den arbeid te wijden. Den 4den Augustus kreeg de commandant van de Bellérophon bevel, het kanaal op te zeilen in oostelijke richting en zich naar Star Point te begeven, waar ook de Northumberland zou komen, die den gevangene zou overnemen, daar de Bellérophon te oud was, om zee te bouwen, en daarenboven onvoldoende geproviandeerd. Den volgenden dag stelde de Keizer nog een protest op, waarvan het slot aldus luidde: ‘La foi britannique se trouvera perdue dans l'hospitalité du Bellérophon. J'en appelle à l'histoire; elle dira qu 'un ennemi qui fit vingt ans la guerre au peuple anglais vint librement dans son infortune chercher un asile sous ses lois. Quelle plus éclatante preuve pouvait-il lui donner de son estime et de sa confiance? Mais comment répondit-on, en Angleterre, à une telle magnanimité? On feignit de tendre une main | |
[pagina 149]
| |
hospitalière à cet ennemi et quand il se fut livré de bonne foi, on l'immola.’ Te Star Point aangekomen, zag men weldra de Northumberland opdagen, twee fregatten met troepen, die als zoodanig op St.-Helena dienst moesten doen, benevens de Tonnant met de admiraalsvlag in top. Op dit laatste schip bevonden zich Lord Keith en Sir George Cockburn, die op de Northumberland het bevel zou voeren. Weldra kwamen zij aan boord van de Bellérophon den Keizer een afschrift brengen van de door hen ontvangen instructies. Deze hielden o.a. in, dat Napoleon en zijn gevolg den volgenden dag ontwapend zouden worden, hunne bagage gevisiteerd en hun geld in bewaring genomen. De Keizer bezat slechts 350,000 franken in goud en het diamanten halssnoer, dat Koningin Hortense hem gedwongen had aan te nemen, vóórdat hij Malmaison verliet. Dit laatste werd aan De Las Cases toevertrouwd, die het onder zijne kleeren wist te verbergen, terwijl het goudgeld zoodanig onder het dienstpersoneel ter bewaring verdeeld werd, dat er 80,000 franken overbleven, om bij de visitatie te worden vertoond. Napoleon koos Bertrand, De Las Cases en Montholon uit, om hem te vergezellen; dit werd ten slotte ook aan Gourgaud vergund, doordien de Engelsche admiraals erin toestemden, De Las Cases als gewoon burger te beschouwen. Wat zijn degen betrof, Napoleon nam zich voor slechts voor geweld te zullen wijken, als men hem dien verkoos te ontnemen. Het oogenblik, om de Bellérophon te verlaten, naderde. Om één uur (7 Augustus) liet de Keizer aan Lord Keith, die hem met zijne sloep wachtte, weten, dat hij gereed was. Hij omarmde Savary en Lallemand, die zich door hun gevoel lieten overmeesteren, en zeide: ‘Leeft gelukkig, vrienden! wij zullen elkander niet weerzien, maar mijne gedachten zullen steeds met u zijn en met degenen, die mij gediend hebben. Brengt mijne beste wenschen aan Frankrijk over.’ Onder het geroffel der trommen, met vasten tred tusschen de soldaten doorloopende, die, op het achterdek geschaard, voor hem het geweer presenteerden, schonk Napoleon een vriendschappelijken groet aan Kapitein Maitland, die even ontroerd was als de Franschen. ‘Wil men zich erover verwonderen,’ verklaarde deze verdienstelijke zeeman later, ‘dat een Engelsch officier ingenomenheid aan den dag legde met den man, die Engeland zooveel leed berokkende, dan neme men in aanmerking, dat Napoleon in hooge mate de gaaf bezat, om zich aangenaam te maken; ik geloof, dat er weinig menschen zullen gevonden worden, die, als ik eene maand aan zijn disch gezeten hebbende, niet met leedwezen, zelfs met medelijden zouden vervuld worden met hem, die, zóó hoogen rang bekleed hebbende, in den toestand gebracht werd, waarin ik hem voor het laatst zag.’ De Franschen, die verlof hadden gekregen Napoleon te volgen, schenen trotsch en gelukkig; de anderen gaven lucht aan hunne smart. | |
[pagina 150]
| |
Op dat oogenblik zeide De Las Cases tot Lord Keith: ‘Gij ziet, Milord, dat de weenenden degenen zijn, die achterblijven.’ Behalve Napoleon, Lord Keith en Sir George Cockburn bevonden zich in de sloep Bertrand, Montholon en Gourgaud. Toen de boot op het punt was, de Northumberland te bereiken, zei Lord Keith op eerbiedigen toon: ‘Generaal, op Engeland's bevel vraag ik uw degen.’ De blik, dien de Keizer bij deze woorden op den Engelschen admiraal wierp, maakte, dat deze zijne vraag niet durfde herhalenGa naar voetnoot(*). TaineGa naar voetnoot(†) geeft de volgende beschrijving van een portret van Napoleon: ‘Regardez maintenant, dans le portrait de Guérin, ce corps maigre, ces épaules étroites dans l'uniforme, plissé par les mouvements brusques, ce cou enveloppé par la haute cravate tortillée, ces tempes dissimulées par les longs cheveux plats et retombants; rien en vue que le masque, ces traits durs, heurtés, par de forts contrastes d'ombre et de lumière, ces joues creusées, jusqu 'à l'angle interne de l'oeil; les pommettes saillantes, ce menton massif et proéminant; ces lèvres sinueuses, mobiles, serrées par l'attention; les grands yeux clairs, profondément enchâssés dans de longues arcades sourcilières, ce regard fixe, oblique, perçant comme une épée, ces deux plis droits, qui depuis la base du nez montent sur le front comme un froncement de colère contenue et de volonté raidie. Ajoutez-y, ce que voyaient ou entendaient les contemporains, l'accent bref, les gestes courts et cassans, le ton interrogateur, impérieux, absolu, et vous comprendrez, comment, sitôt qu 'ils l'abordent, ils sentent la main dominatrice, qui s'abat sur eux, les courbe, les serre et ne les lâche plus!’ Napoleon verschilde than veel in voorkomen van den man, wiens door Guérin geschilderd portret, sedert 29 Vendémiaire An VII, bij de Bibliothèque Nationale te Parijs berust. Wij moeten ons hem voorstellen, zooals hij door Paul Delaroche werd afgebeeld, afstand van de regeering doende te FontainebleauGa naar voetnoot(§). Het hoofdhaar was nog ravenzwart, de oogopslag levendig en vol uitdrukking, het gelaat wel bleek, maar toch een model van antieke schoonheid, de korte gestalte echter wat al te gezet. Hij droeg de uniform van Fransch infanterie-generaal in actieven dienst: groene jas met witte omslagen, wit vest en korte witte broek, witte zijden | |
[pagina 151]
| |
kousen en lage schoenen met ovale gouden gespen. Op zijne borst prijkten de ijzeren kroon en het legioen van eer. Bertrand stapte het eerst aan boord van de Northumberland en ging eenige passen achterwaarts, om plaats te maken voor Napoleon, die hem steeds met eerbied vervulde en dien hij nooit ophield als zijn meerdere te beschouwen. Den voet op het dek gezet hebbende, ontblootte de Keizer het hoofd en werd op de Northumberland met dezelfde eerbewijzen ontvangen als vroeger op de Bellérophon. Terwijl dit schip en de Tonnant naar Plymouth terugkeerden, ging de Northumberland op 8 Augustus 1815 onder zeil naar St.-Helena. Op de hoogte van kaap Hogue bracht Napoleon een laatsten groet aan de Fransche kust, die men van verre zien kon. Gedurende de reis was hij kalm en uiterst voorkomend, zoowel voor zijne landgenooten als voor de Engelschen, die wel weigerden hem sire of keizer te noemen en hem met den titel van generaal of excellentie aanspraken, maar hem toch met groote hoffelijkheid behandelden. Treurig en eentonig gingen de dagen voorbij. De hitte was drukkend en de zee onstuimig. Napoleon sliep slecht en stond 's nachts dikwijls op, om den tijd met lezen te korten. Over dag was hij doorgaans in zijne hut en wandelde 's avonds veel op het dek. Op den 9den September wist De Las Cases hem over te halen, een en ander over het beleg van Toulon te dicteeren en daarna over den veldtocht in Italië. Den 23sten September om twaalf uur passeerde het schip de linie. De zee, die Napoleon thans bevoer, was niet de bevriende zee, die hem van de haven van Corsica, van de zandvlakten van Aboukir, van de rotsen van Elba gedragen had naar de landouwen van Provence; het was de vijandelijke oceaan, die, na hem in Duitschland, Frankrijk, Portugal en Spanje tot slagboom te zijn gesteld, thans voor hem openstond, om zich achter hem te sluiten. Verdiept in zijne herinneringen en nog hoop puttende uit het verledene, bemerkte hij nauwelijks, dat hij de linie passeerde, en dacht niet aan de hand, die de banen beschreef, langs welke de planeten gedwongen zijn, haar eeuwigen loop te volbrengenGa naar voetnoot(*). De tocht nam weldra een einde. Honderd tien dagen na het vertrek van Parijs, op den 14den October, kwam bij het ondergaan der zon St.-Helena in het gezicht. ‘Il est au fond des mers, que la brume enveloppe,
Un roc hideux, débris des antiques volcans.
Le destin prit des clous, un marteau, des carcans,
Saisit, pâle et vivant, ce voleur de tonnerre,
Et, joyeux, s'en alla sur le pic centenaire
Le clouer, excitant par son rire moqueur
Le vautour Angleterre à lui ronger le coeur!’Ga naar voetnoot(†)
| |
[pagina 152]
| |
Op het dek geklommen, ontdekte de Keizer ternauwernood de zwarte stip op de onmetelijke watervlakte; hij nam een kijker en richtte dien op de spanne gronds in de verte, als eertijds op eene sterkte, door de golven van een meer omspoeld. James-town vertoonde zich in eene lijst van puntige rotsen aan zijn oog en uit zijne plooien scheen de loop der kanonnen zich te richten op den toeschouwer. Toen Napoleon na den slag van Wagram, in de kerk der Capucijnen te Weenen, bij het licht der flambouwen het graf der Habsburgers bezocht, kon hij niet voorzien, dat zijne vrouw en zijn zoon ook daar hunne laatste rustplaats zouden vinden, terwijl hijzelf, door de eerste vergeten en door den laatste betreurd, op een eiland in den Atlantischen Oceaan de plaats zou aanwijzen, waar hij wenschte, dat zijn graf zou worden gedolven. (Slot volgt.) P.J. van Eldik Thieme. |
|