Wilhelm Jensen. Twee Koningskinderen uit de achttiende eeuw. Naar het Hoogduitsch door S.J. Andriessen, 2 dln. Schiedam, H.A.M. Roelants.
Bijna eene eeuw terug in onze tijdrekening verplaatst ons deze roman van den gunstig bekenden auteur, naar het landgoed Schwetzingen in de Neder-Beiersche Palts aan den Rijn. Ongeveer een honderdtal Fransche aristocraten, door de revolutie uit hun vaderland verdreven, heeft aldaar bij den milden keurvorst Karl Theodoor een veilig toevluchtsoord gevonden. Onder eene aaneenschakeling van feestdagen zetten zij, op kosten van hun gullen gastheer, het oude, weelderige Versailleaansche leventje voort, in afwachting van met de Duitsche vorsten op te trekken naar Parijs en daar aan de heerschappij der sans-culottes paal en perk te stellen.
Met merkwaardig talent, niet zonder fijne ironie, teekent ons de auteur de wuftheid en karakterloosheid der hooge standen in die dagen, ook bij sterke en ontwikkelde geesten. Die emigranten, ze hebben niet het minste besef van de levenwekkende kracht der nieuwe beginselen, die in hun vaderland tot het bewustzijn komen van het volk; van den nieuwen geest, die komt oordeelen over hunne zonden en die hunner vaderen. Ook onder de Duitsche vorsten, wereldlijke en geestelijke, autocratische willekeur en eene politiek van wantrouwen en naijver, die hun straks, in den strijd tegen de legioenen der republiek, vernedering en schande bereiden zal. Naar hunne welbekende methode, visschende in troebel water en alle middelen voor heilig houdende, die leiden kunnen ad majorem Dei gloriam, woelen en wroeten de trawanten van Rome. De auteur schildert hier, met het penseel van een degelijk historiekenner, een kort maar gewichtig en veelbewogen tijdperk uit de geschiedenis van ons werelddeel.
In den roman maken drie vorstenkinderen, bastaards, de hoofdpersonen uit, waarvan er twee, van hunne jeugd af aan in kommervolle omstandigheden, door eigen energie en aangeboren gaven zich weten op te heffen tot de plaats, waarop ze, volgens hunne afkomst, aanspraak mochten maken. Hunne karakters zijn typisch en treffend geteekend, evenals die van alle personen - en het zijn er vele - van dit nog al volle werk. Maar ze zijn in de school des levens gevormd en hebben, door velerlei ervaringen en leed, een schoon levensdoel gevonden, zij het ook op eene bescheiden plaats.
Velerlei zijn de gebeurtenissen en toestanden, die beschreven worden, maar ze staan alle met elkander in verband en vormen een kunstvaardig geheel, wat zeker als geene geringe verdienste den auteur mag worden toegerekend, die daarenboven een talent van vertellen bezit, dat boeit en bekoort. De wel wat wonderlijke en ongemeene lotgevallen van enkele der handelende personen mogen niet onmogelijk geacht worden in een onstuimigen tijd als waarin het verhaal ons verplaatst. Boven De pastorie van Ellernbroek en Van ouden Stam, twee karakterromans van Jensen, vroeger in dit tijdschrift aangekondigd, stellen wij dezen, als een o.i. echt historisch-romantisch letterproduct van blijvende waarde. Zij, wier smaak door de lichtere lectuur van den dag nog niet overprikkeld is, zullen met dit oordeel instemmen en in deze lectuur voldoening vinden. De vertaling schijnt ons toe goed geslaagd te zijn.
H.
T.P.